Bijlage 1 (inclusief aanbiedingsbrief) Aan: staten Gemeenteraden in Noordoost Fryslân en provinciale Van: Versie: Onderwerp: Bestuur Bedrijfsvoeringsorganisatie Mobiliteitsbureau Noordoost Fryslân 24 maart 2017 Ontwerpbegroting vervoersysteem 2017-2018 Inleiding Deze memo geeft een toelichting op de ontwerpbegroting 2017-2018 voor het vervoersysteem in Noordoost Fryslân. Deze wordt toegestuurd aan de raden en staten, voor het indienen van zienswijzen. Het is een gezamenlijke begroting voor het gehele vervoersysteem in Noordoost, dus voor zowel het mobiliteitsbureau, als de mobiliteitscentrale en het vervoer. Omdat de nieuwe werkwijze rond het vervoer start in 2017 is het een gecombineerde begroting voor 2017 en 2018. Ontwerpbegroting 2017-2018 Pagina 1 van 5 Onzekerheden in de vervoerkosten Voor u ligt de ontwerpbegroting voor 2018 en het huidige jaar 2017. In 2017 starten we met een nieuwe werkwijze rond de organisatie van het vervoer. Een van de wijzigingen is dat er een mobiliteitsbureau komt, welke namens de partners, opdrachtgever wordt voor de mobiliteitscentrale en de vervoerders. Om dit juridisch te regelen is het mobiliteitsbureau opgericht als bedrijfsvoeringsorganisatie op grond van de Wet gemeenschappelijke regeling. Deze Wgr schrijft voor dat voor 15 april een ontwerpbegroting aan de raden en staten moet worden voorgelegd, waarop zij zienswijzen kunnen indienen. Dat moment is nu, maar het nieuwe vervoersysteem draait nog niet. Dit betekent dat de nu voorliggende ontwerpbegroting onzekerheden kent in de variabele kosten voor het vervoer. Onzekerheden in de vervoerkosten De kosten voor het vervoer zijn afhankelijk van de vraag. Wat de vraag over heel 2017 zal zijn is nu nog niet bekend. De vraag naar vervoer is bepaald op basis van een representatieve week in 2016. Ook zijn de kosten afhankelijk van de (efficiënte) gecombineerde planning van de mobiliteitscentrale van het Wmo-vervoer, leerlingenvervoer en Opstapper-vervoer. Een eerste conceptplanning (roosters voor de vervoerders) is nu opgesteld door de mobiliteitscentrale. De planning zal zich gaandeweg verder ontwikkelen. De nieuwe werkwijze houdt in dat nu centraal gepland wordt met het oog op een efficiëntere planning. Dit is nieuw en in heel Nederland is hier nog maar in een enkele regio ervaring mee opgedaan. Een goede communicatie kan leiden tot meer bekendheid, en daarmee meer vraag. Daarnaast kunnen beleidskeuzes leiden tot minder vraag, bijvoorbeeld de beoogde kanteling naar meer zelfredzaamheid en OV-gebruik. Dit alles leidt ertoe dat de begroting gezien moet worden als een eerste aanzet tot de inschatting van de vervoerkosten. We zien 2017 vooral als een leerjaar waarin we het nieuwe vervoersysteem opzetten en zo goed mogelijk willen laten functioneren. Dit betekent ook dat we in 2017 volop inzetten op risicobeheersing door het mobiliteitsbureau. Een van hun hoofdtaken is immers het professioneel contractbeheer. Daar is dit een onderdeel van. Op deze manier willen we voor eind 2017 een goede inschatting kunnen maken van de nieuwe manier van werken en het effect daarvan op de variabele vervoerkosten. Budgetneutraal Bij de keuze voor een nieuw vervoersysteem is de verwachting uitgesproken dat de kosten van het nieuwe systeem in beginsel budgetneutraal zijn, als het gaat om de regiekosten en de vervoerkosten. Die kosten zijn er immers nu ook. Hierbij wordt vaak het bedrag van grofweg € 4 miljoen genoemd voor de gezamenlijke kosten van de mobiliteitscentrale en de vervoerders. De kosten voor gezamenlijk beheer en ontwikkeling (mobiliteitsbureau) zijn benoemd als extra kosten bij de start. De ‘kosten gaan voor de baten uit’ zoals benoemd bij de keuze voor het nieuwe vervoersysteem, in april 2016. De kosten voor het mobiliteitsbureau verdienen zich op termijn terug door het doorontwikkelen van het systeem en zo het behalen van extra efficiëntie. Voorkomen moet worden dat we appels en peren vergelijken. De eerdergenoemde € 4 miljoen zijn de gerealiseerde kosten in 2015 rekening houdend met de reizigersbijdrage, exclusief BTW. Inmiddels ligt er een begroting voor 2017 met een gezamenlijk budget voor het Wmo-vervoer, leerlingenvervoer en Opstapper-vervoer van grofweg € 4.538.900, inclusief BTW en rekening houdend met de reizigersbijdrage. Pagina 2 van 5 Dit is vergelijkbaar met het ‘subtotaal regie + vervoer’ in de ontwerpbegroting 2018 van € 4.530.000. De eerste berekeningen laten zien dat de verwachte kosten in 2018 net binnen het beschikbare totaalbudget valt. Afhankelijk van de daadwerkelijke vraag naar vervoer en prijsverschillen met de huidige contracten, kan dit voor de individuele partners leiden tot meer of minder kosten. We hadden gehoopt met een voordeel in de aanbesteding de kosten voor het mobiliteitsbureau op voorhand te kunnen dekken. Zoals de vervoerkosten nu zijn doorgerekend, is dit niet gelukt. Dit wordt veroorzaakt door enerzijds de keuzes in de aanbesteding en anderzijds trends in het vervoer: In de aanbesteding zijn keuzes gemaakt, bijvoorbeeld bij de voertuigeisen vanwege duurzaamheid, of voor toegankelijke (rolstoel)bussen in plaats van taxi’s vanwege de kwaliteit en flexibiliteit in het systeem, welke leiden tot hogere kosten door bijvoorbeeld de opslag op rolstoelbussen. Ook is in de aanbesteding gekozen voor het contracteren van meerdere vervoerders, om zo ruimte te bieden voor de lokale en regionale vervoerders (en te voorkomen dat er 1 vervoerder alle vervoer toebedeeld krijgt). Door het stellen van een maximum aan het aantal te winnen percelen heeft geleid tot soms hogere prijzen. Het effect hiervan is dat de vervoerkosten circa een € 100.000 hoger uitvallen. In verhouding tot de prijzen in de huidige contracten zijn de vervoerskosten gestegen vooral van het Wmo-vervoer. Landelijk zien we een stijging van de kosten. Vervoerders schrijven tegen een hogere prijs in. Daarnaast is in de aanbesteding een minimumprijs gehanteerd, op advies van de sociale partners in de taxibranche - FNV Taxi, CNV Vakmensen en KNV Taxi – welke samen het Aanbestedingsinstituut Mobiliteit (AIM) hebben opgericht. Aandachtspunt zijn de eerdergenoemde onzekerheden in het bepalen van de vervoerkosten. Vooralsnog is de conclusie dat de kosten voor de mobiliteitscentrale (regie) en de vervoerders binnen de het beschikbare totaalbudget vallen, uitgezonderd de gezamenlijke beheer- en ontwikkelkosten van het mobiliteitsbureau. Inclusief BTW De ontwerpbegroting die nu voorligt, is inclusief BTW. Een deel hiervan is compensabel of via het BTW compensatiefonds, of via de omzetbelasting. Omdat we te maken hebben met een nieuwe werkwijze, is niet helemaal duidelijk wat wel en niet terug te vorderen is, en door wie. De onzekerheid zit vooral rond de BTW op het vervoer en de reizigersbijdrage en in hoeverre het aanbieden van dit vervoer wordt gezien als een bedrijfsmatige activiteit. Als het wordt gezien als een dienst die wordt verricht tegen een vergoeding, wordt dit gezien als een economische activiteit. De vergoeding bij het leerlingenvervoer is te gering en de BTW op het leerlingenvervoer is daarom niet compensabel. Voor het Wmo-vervoer verschilt de opvatting van de belastingdienst per regio. De BTW op het Wmo-vervoer is in de ontwerpbegroting 2018 geraamd op grofweg € 140.000. Op korte termijn gaan wij hierover samen met een fiscaal adviseur in gesprek met de belastingdienst. En hopen hier meer informatie over te hebben voor de bespreking in de raden en staten, zodat de portefeuillehouders dit desgewenst mondeling mee kunnen nemen. Verdeling kosten: transparant & eerlijk Uitgangspunt bij de verdeling van de kosten over de partners dat dit transparant en eerlijk gebeurt. De begroting van het vervoersysteem moet dit inzicht geven. Ook moet de begroting inzicht geven over de verdeling van de kosten over de verschillende onderdelen in het systeem: het vervoer, de mobiliteitscentrale en het mobiliteitsbureau. Binnen het vervoer is het van belang dat de verdeling over de vervoersvormen inzichtelijk is omdat op dit moment bij de gemeenten nog wordt gewerkt met gescheiden budgetten van het leerlingenvervoer en het Wmo-vervoer. Pagina 3 van 5 Verdeling kosten over vervoersvormen Het bepalen van de verdeling van de kosten over de vervoersvormen in het nieuwe systeem is ook nieuw. Een eerste analyse laat een behoorlijke verschuiving van de kosten tussen het Wmo-vervoer en het leerlingenvervoer zien. Er is een toename van de kosten van het Wmo-vervoer en een afname van het leerlingenvervoer. Dit komt voort uit de aanbesteding: de kosten voor het leerlingenvervoer zijn lager en die voor het Wmo-vervoer hoger dan de huidige contracten. Daarnaast sluit het aan bij de verwachtingen gezien de demografische ontwikkelingen (ontgroening en vergrijzing). We willen nog nader onderzoeken wat het effect van de nieuwe manier van werken is bij de bepaling van de verdeling van de kosten van het vervoersysteem over de verschillende vervoersvormen. Verdeling kosten over partners In het verlengde van de verdeling van de kosten over de vervoersvormen, lopen we tegen eenzelfde vraagstuk aan bij het verdelen van de kosten over de partners. Afgesproken is dat iedereen evenveel profiteert van, of bijdraagt aan het nieuwe vervoersysteem. En dat de verdeling zo weinig mogelijk begrotingsverschillen bij de partners te weeg brengt. Er zijn verschillende methoden mogelijk om deze verdeling te bepalen in het nieuwe systeem. Deze willen we verder onderzoeken om te bepalen wat het effect van de nieuwe manier van werken op deze verdeling is en welke methodiek het beste bij de afspraken aansluit. Vooralsnog zijn we bij de verdeling van de kosten uitgegaan van het aandeel in de realisatiekosten van het vervoer in 2016 om de bevoorschottingsbedragen zoals in deze notitie opgenomen, te bepalen. Procesafspraken De komende maanden onderzoeken we bovenstaande punten en bekijken we wat de eerste resultaten zijn als het systeem daadwerkelijk draait. Het mobiliteitsbureau heeft een belangrijke taak in het monitoren en beheersen van de risico’s rond het nieuwe vervoersysteem. Concrete procesafspraken: Onderzoeken terugvorderen BTW voor bespreking in raden en staten. Ophalen zienswijzen bij raden en staten. Onderzoeken aandachtspunten en of dit nog tot wijzigingen in de begroting 2018 of bevoorschottingsbedragen van de partners leidt. Opnemen resultaat onderzoek in tussentijdse rapportage na de zomer, en informeren partners tijdig voor vaststellen individuele begroting 2018. BEVOORSCHOTTINGSBIJDRAGEN PER PARTNER Afgesproken is in de regeling ‘Bedrijfsvoeringsorganisatie Mobiliteitsbureau’ dat alle partners elk kwartaal hun bijdrage bevoorschotten. Bevoorschotting 2017 De verdeling over de partners is gebaseerd op het aandeel in de realisatiekosten van het vervoer in 2016. Het zijn de kosten inclusief BTW, rekening houdend met de reizigersbijdrage. Op 15 april wordt als voorschot de kosten van het mobiliteitsbureau opgevraagd. In de tweede helft wordt twee maal 50% van de kosten van de mobiliteitscentrale en de vervoerders (regie + vervoer) als voorschot opgevraagd. Bij de jaarrekening 2017 worden eventuele verschillen verrekend. Pagina 4 van 5 Concept - bevoorschotting 2018 Voor de bijdragen van de partners geldt het onderstaande voorstel als een eerste concept. De verdeling over de partners is in dit concept vooralsnog gebaseerd op het aandeel in de realisatiekosten van het vervoer in 2016. Het zijn de kosten inclusief BTW, rekening houdend met de reizigersbijdrage. Elk kwartaal wordt 25% van deze kosten als voorschot opgevraagd. Wanneer het nader onderzoek leidt tot wijzigingen in de bevoorschottingsbedragen, wordt dit tijdig in de tussentijdse rapportage na de zomer aangeven. Bij de jaarrekening 2018 worden eventuele verschillen verrekend. Pagina 5 van 5