Thema 6: Gaswisseling en uitscheiding HAVO 5 Boek: Biologie voor jou Deel: HAVO B deel 2 Het ademhalingsstelsel van de mens • Het ademhalingsstelsel van de mens bestaat uit de volgende onderdelen: • Neusholte met reukzintuig • Luchtpijp • Bronchiën • Bronchiolen • Longblaasjes met longhaarvaten Het ademhalingsstelsel van de mens • De neusholte met het reukzintuig. – De neusharen houden grote stofdeeltjes tegen. – Het neusslijmvlies is bekleed met trilhaarepitheel Het slijm bevochtigt de binnenstromende lucht. – Aan het slijm blijven ziekteverwekkers kleven. – Door de bewegingen van de trilhaarcellen wordt het slijm naar de keelholte verplaatst. – Het bloed in de bloedvaten in het neusslijmvlies verwarmt de binnenstromende lucht. – Het reukzintuig keurt de binnenstromende lucht. Het ademhalingsstelsel van de mens • Longblaasjes met longhaarvaten. – De binnenkant van de longblaasjes is bekleed met een laagje vocht. – Alle longblaasjes samen hebben een groot gaswisselingsoppervlak – Door de dunne wand van de longblaasjes is er een kleine diffusie-afstand. – Zuurstof en koolstofdioxide diffunderen vanuit de longblaasjes in de haarvaten en andersom. Het transport van zuurstof en koolstofdioxide • De zuurstof in het bloed wordt voor het grootste gedeelte gebonden aan hemoglobine in de rode bloedcellen. • Een hemoglobinemolecuul bestaat uit het eiwit globine en vier heemgroepen, die elk een ijzeratoom bevatten. • Elk ijzeratoom is in staat een zuurstof-molecuul te binden. Hierdoor ontstaat oxyhemoglobine (HbO2). Het transport van zuurstof en koolstofdioxide • Ondanks dat zuurstof bijna meteen wordt gebonden aan hemoglobine ontstaat er toch een verschil in zuurstofspanning tussen het vocht in de longblaasjes en het bloedplasma > de diffusie blijft doorgaan. • Pas wanneer de hemoglobine vrijwel helemaal is verzadigd met zuurstof kan de zuurstofspanning van het bloedplasma gelijk worden aan die van het vocht in de longblaasjes. Het transport van zuurstof en koolstofdioxide • Bij dissimilatie in cellen komt koolstof-dioxide vrij. • In organen vindt door spanningsverschil diffusie plaats van CO2 naar het bloed in de haarvaten. • Een deel wordt door het bloedplasma vervoerd en een ander deel wordt opgenomen door rode bloedcellen en gebonden aan hemoglobine. • In de longhaarvaten laat het hemoglobine de CO2 los en komt weer terecht in het bloedplasma > diffusie naar de longblaasjes. Longventilatie • De spieren die te maken hebben met de longventilatie, de ademhalingsspieren: • De buitenste tussenribspieren: kunnen het borstbeen en de ribben omhoog en naar voren trekken. • De binnenste tussenribspieren: kunnen het borstbeen en de ribben omlaag trekken. • De middenrifspieren: kunnen het middenrif afplatten. Longventilatie • Het borstvlies en het longvlies kunnen niet van elkaar afgaan, maar kunnen wel langs elkaar heen schuiven. Hierdoor wordt voorkomen dat ruwe plotselinge bewegingen van het bovenlichaam leiden tot scheurtjes in het tere longweefsel. • Borstvlies: vergroeid met ribben, binnenste tussenribspieren en middenrif. • Longvlies: vergroeid met longen. Longventilatie Rustige inademing: • De buitenste tussenribspieren trekken de ribben en het borstbeen omhoog. • De middenrifspieren platten het middenrif af. De druk in de buikholte stijgt > buikwand gaat iets naar voren. • Het volume van de borstholte wordt daardoor vergroot. • Het longvlies volgt de beweging van het borstvlies. Longventilatie • De longen ondergaan een volume vergroting • De luchtdruk in de longblaasjes wordt lager dan de druk van de buitenlucht. • Lucht stroomt de longen in. Longventilatie Rustige uitademing: • De buitenste tussenribspieren en de middenrifspieren ontspannen zich. • Door de veerkracht van de zijwanden van de borstholte en de elasticiteit van het longweefsel keren de ribben en het borstbeen terug naar hun oorspronkelijke stand • Door de druk in de buikholte keert het middenrif terug naar zijn koepelvormige stand. Longventilatie • De longen ondergaan een volumeverkleining • De luchtdruk in de longblaasjes wordt hoger dan de druk van de buitenlucht. • Lucht stroomt de longen uit. Longventilatie • Diepe inademing > spieren in de hals trekken zich ook samen, waardoor de ribben en het borstbeen nog verder omhoog en naar voren komen. • Diepe uitademing > de binnenste tussenribspieren trekken de ribben en het borstbeen omlaag. Spieren van de buikwand trekken zich samen. Door de hoge druk in de buikholte wordt het middenrif omhooggeduwd. Ademvolume • Ademvolume: de hoeveelheid lucht die bij een rustige ademhaling wordt in- en uitgeademd. • Vitale capaciteit: de hoeveelheid lucht die maximaal per ademhaling kan worden ververst. De vitale capaciteit omvat: – Het ademvolume – Het inspiratoir reservevolume – Het exspiratoir reservevolume. Totaal longvolume = vitale capaciteit + restvolume Ademfrequentie • De ademfrequentie wordt geregeld door het ademcentrum in de hersenstam. • Chemoreceptoren in d wand van de halsslagaders en aorta nemen de pCO2 waar. • De chemoreceptoren worden beïnvloed door de pO2 van het bloed. • De grote hersenen kunnen de snelheid en de diepte van de ademhaling bewust veranderen. • Hyperventilatie: door emotie kan te snel en te diep worden geademd. CARA • Cara is een verzamelnaam voor astma, bronchitis en longemfyseem. • Astma • Bronchitis • Longemfyseem De lever • Functies van de lever: – – – – – – Koolhydraatstofwisseling Eiwitstofwisseling Vetstofwisseling Vorming en afbraak van cholesterol Afbraak van rode bloedcellen Ontgifting De lever • De stroomrichting van stoffen in een leverlobje: – Centraal ligt de vertakking van de leverader – In de hoekpunten liggen vertakkingen van de galgang, de leverslagader en de poortader. – Bloed komt van de hoekpunten terecht in de ruimten tussen de levercellen en stroomt dan naar het midden van het leverlobje. – Gal stroomt van de levercellen naar de hoekpunten van een leverlobje. De nieren • Functies van de nieren: – Uitscheiding van afvalstoffen, lichaamsvreemde stoffen en overtollige stoffen uit het bloed. De verwijderde stoffen samen , noemen we urine. – Constant houden van de osmotische waarde van het interne milieu. De nieren • Delen van de nier: – – – – Nierschors Niermerg Nierbekken Niereenheden (nefronen) liggen in nierschors en niermerg De nieren • Niereenheid: – – – – – – Aanvoerend nierslagadertje Nierkapsel Afvoerend nierslagadertje Nierbuisje Verzamelbuisjes Nieradertje De nieren • Bij terugresorptie worden nuttige stoffen aan de voorurine onttrokken. • Terugresorptie: door actief transport worden opgeloste nuttige stoffen uit de voorurine in het bloed en het omringende mergweefsel opgenomen. Hierdoor wordt de osmotische waarde van het niermerg hoger dan die van het nierschorsweefsel. De nieren • De urinewegen: – Urineleiders – Urineblaas – Urinebuis