nectar paragraaf 9.3 vwo - Hulp bij leren

advertisement
NECTAR BIOLOGIE VWO 2 PAR. 9.3 JE ADEMT
Hoe haal je adem?
 Voor het in- en uitademen maak je je borstholte afwisselend groter en
kleiner
 Doordat de longen met een vlies in de borstholte vastzitten
 Inademen door ribademhaling/borstademhaling:
1. Tussenribspieren trekken samen; de ribben kantelen omhoog
2. Borstkas wordt breder
3. Longen worden groter
4. Luchtdruk wordt kleiner
5. Lucht stroomt naar binnen
 Inademen door middenrifademhaling/buikademhaling:
1. Middenrifspieren trekken samen, middenrif wordt platter
2. Borstkas wordt naar beneden toe groter
3. longen worden groter
4. luchtdruk wordt kleiner
5. Lucht stroomt naar binnen
 Uitademing door ribademhaling/borstkasademhaling:
1. Tussenribspieren ontspannen; de ribben zakken omlaag
2. Borstkas wordt smaller
3. Longen worden kleiner
4. Luchtdruk wordt groter
5. Lucht stroomt naar buiten
 Uitademen door middenrifademhaling/buikademhaling:
1. Middenrifspieren ontspannen; middenrif wordt boller
2. Borstkas wordt kleiner
3. Longen worden groter
4. Luchtdruk wordt groter
5. Lucht stroomt naar buiten
Hoe gaat lucht in en uit de longen?
 De luchtpijp splitst zich in twee vertakkingen, de bronchiën
 De bronchiën vertakken zich in luchtpijptakjes
 Aan het eind van de luchtpijptakjes zitten de longblaasjes
 In de longblaasjes gebeuren twee dingen:
 Zuurstof in de longblaasjes gaat naar het bloed
 Koolstofdioxide gaat uit het bloed, naar de longblaasjes
 De uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide heet gaswisseling
 Gaswisseling kan snel verlopen omdat:
 De longblaasjes een groot oppervlak hebben
 De wand van de longblaasjes dun is
 Rondom de longblaasjes veel haarvaten zitten
 De lucht in de longblaasjes steeds ververst wordt
Hoe wordt je ademhaling geregeld?
 Tijdens het sporten verbruiken je spiercellen meer energie
 Hiervoor nemen ze zuurstof op uit het bloed
 In je bloedvaten zitten koolstofdioxide-zintuigcellen:
 Deze zijn gevoelig voor de veranderingen in de hoeveelheid
koolstofdioxide in je bloed
 Wanneer het koolstofdioxidegehalte in het bloed stijgt, geven de
zintuigcellen impulsen naar de hersenstam. De hersenstam zorgt er
dan voor dat je dieper gaat ademen
 De ademfrequentie neemt ook toe; je haalt vaker adem
Hoeveel lucht adem je in en uit?
 Het longvolume hangt af van leeftijd, geslacht en bouw
 Het ademvolume wordt gemeten door een spirometer
 Uit de spirometer komt een spirogram
 Als je meer lucht inademt stijgt de lijn
 Hoe steiler de lijn, hoe beter je conditie is
 Liters lucht die je maximaal kan uitademen: vitale capaciteit (VC)
 De hoeveelheid lucht die in de longen achterblijft: restvolume (Vrest)
 Het restvolume en de vitale capaciteit vormen samen de totale
longvolume (TLC)
 Het volume in rust noem je het rustvolume (Vrust)
Waarom moet je door je neus ademhalen?
 De longblaasjes zijn heel teer
 Daarom wordt de lucht in de luchtpijp, neusholte, en bronchiën
schoongemaakt en vochtig gemaakt
 Neusharen houden het grove stof tegen
 Slijmcellen maken slijm. Aan het slijm blijven stofjes en
ziekteverwekkers plakken
 Trilhaartjes zwiepen het slijm naar je keelholte. Daarna hoest je
het uit of slik je het door.
Download