Termenlijst Muziek

advertisement
Termenlijst Muziek
Onderstaande termen moeten gekend worden voor het CE Muziek. Betekenissen en omschrijvingen zijn te vinden
in het tekstboek van Muziek op Maat. Voor de hand liggende termen (zoals bijvoorbeeld de namen van de
intervallen) zijn niet opgenomen.
Term
A Capella
Accelerando
Actienotatie
Adagio
Afterbeat
Agnus Dei
Akkoordfuncties
Albertijnse bas
Aleatoriek
Allegro
Allemande
Alt
Andante
Antifoon
Arco
Aria
Arpeggio
Arrangement
Articulatie
Ballad
Ruimte voor eigen notitie (zie register MOM)
Uitvoeringspraktijk: langzaam.
Toevalsmuziek (alea = dobbelsteen). De componist legt het raamwerk vast; de
uitvoerende kunstenaar vult dat raamwerk onder eigen verantwoordelijkheid in (John
Cage).
Uitvoeringspraktijk: snel.
Uitvoeringspraktijk: ‘gaande’, rustig.
Gezang waarin bij beurten twee koren (koorhelften) zingen.
Bewerking van een compositie voor een ander instrument of een andere uitvoering.
Algemeen: een lovesong met een matig tot laag tempo.
De Countryballad heeft meestal een zeer laag tempo – over het algemeen in ¾
maat – en gaat onvermijdelijk over de ellende van de onbeantwoorde liefde. Er
worden eenvoudige akkoorden, melodieën en traditionele Amerikaanse instrumenten
in gebruikt zoals de steelgitaar, harmonica en akoestische gitaar.
De R&B-ballade ontstond uit de R&B en vond haar eigen unieke expressie in
Motown (afkorting van ‘motortown’, de stad Detroit). Het is een lovesong in rustig
tempo; bij voorkeur uitgevoerd met een groep strijkers en in een gewone 4/4 maat.
De Rockballad is een lovesong met een zware achtergrondbeat. De instrumentatie,
motieven en vocale stijl zijn afgeleid van de traditionele rock’n’roll, maar zij worden
gepresenteerd in een matig of laag tempo.
Band
Bariton
Bas
Big Band
Blue note
Blues
Bolero
Boogie-woogie
Bourdon
Bourrée
Break
Bridge
Cadens
Canon
Cantate
Cantus firmus
Chaconne
Chanson
Chorus
Chromatiek
Close Harmony
MUZIEK OP MAAT - TERMENLIJST
1
Cluster
Coda
Coloratuur
Combo
Concertino
Een naspel / een afsluitend verlengstuk van een compositie [Lat. Staart]
Een met virtuoze passages versierd fragment van een vocale partij.
Onderscheid in een concerto de volgende drie zaken: het concerto grosso (het
begeleidende ensemble), de solisten, en het concertino (de combinatie van de solisten
en de basso continuo groep).
Concerto grosso
Consonant
Couplet
Coupletlied
Courante
Coverversie
Credo
Crescendo
Da capo al fine
Dal segno al fine
Danslied
Decrescendo
Diminuendo
Directe zang
Hiervan spreekt men in het Gregoriaans als er geen sprake is van antifonaal- of
responsoriaal gezang.
Dirty intonation
Dissonant
Divertimento
Een meerdelige, instrumentale compositie, waarvan de muziek ongecompliceerd en
makkelijk te beluisteren is (divertimento: vermaak, ontspanning). Een divertimento is
ook een tussenspel in een fuga.
Dodecafonie
Dominant
Akkoord dat spanning draagt. Die spanning lost, gewoonlijk, op in een Tonicaakkoord.
Doorgecomponeerd lied
Draailier
Dubbelkoor
Eerste violen
Een snaarinstrument (enigszins lijkend op een vedel) waarvan de snaren worden
aangewreven door de ruw gemaakte rand van een schijf die met een slinger in
draaiende beweging wordt gezet (Middeleeuwen, Volksmuziek).
De groep violen van een ensemble of orkest die vooral de melodie speelt. In werken
met een strijkerbezetting speelt de groep violen gewoonlijk twee verschillende
partijen. De eerste vioolpartij heeft veel van het melodisch materiaal. De tweede
vioolpartij heeft daarentegen veel van de tegenmelodieën te spelen en begeleidt
samen met de andere strijkers de hoofdmelodie.
Elektronische muziek
Estampie
f
ff
Fade-out
Fermate
Frans rondo
Franse Ouverture
Frasering
Fuga
Gaillarde
Gamba’s
Gavotte
Gebroken drieklank
Gelijketegenbeweging
Generale pauze
Hiervan spreek je als aan het einde van een song de muziek geleidelijk aan
‘weggedraaid’ worden.
Naam van een familie van strijkinstrumenten die zich net als de violen ontwikkeld
hebben uit de vedels. Sommige typen gamba’s bleven tot in de 18 e eeuw populair.
Hierna is het instrument ‘uitgestorven’.
en (onder gelijke beweging en parallelle beweging wordt hetzelfde verstaan)
Een algemene rust in alle partijen van koor en/of orkest gewoonlijk in de
onmiddellijke nabijheid van een dramatisch of monumentaal hoogtepunt.
Gevarieerd coupletlied
MUZIEK OP MAAT - TERMENLIJST
2
Gigue
Glissando
Gloria
Grave
Hele-toonstoonladder
Hemiool
Heterofonie
Homofonie
Hoofdthema
Hoofdvorm
Hymne
Imitatie
Inégalité
Interpretatie
Intro
Isoritmiek
Italiaanse Ouverture
Jazzband
Kerktoonladders
Kreeftengang
Kromhoorn
Kwartet
Kyrie
Largo
Legato
Leidtoon
Lento
Liedvorm
Uitvoeringspraktijk: ernstig.
Een compositietechniek waarbij een melodisch gegeven tegelijk klinkt met variant van
dat melodisch gegeven.
Het aanvangsthema van een in sonatevorm geschreven muziekstuk; ook spreekt men
wel van een hoofdthema i.t.t. bijvoorbeeld het tegenthema.
Ritmiek die niet geordend is in maten, maar in steeds herhaalde patronen.
zie Modaliteit
Cilindrisch geboord dubbelrietinstrument met een merkwaardig j-vormig gebogen buis
(vgl. schalmei en hobo)(14e, 15e, en 16e eeuw).
Uitvoeringspraktijk: heel langzaam.
Toon die naar de grondtoon leidt.
Uitvoeringspraktijk: langzaam, slepend.
Mf
Mp
Majeur(ladder)
Mazurka
Melisme
(Melismatisch)
Meno
Menuet
Metrum
Mezzo-sopraan
Mineur
Minimal Music
Mis
Modaliteit
Moderato
Modulatie
Mosso
Motet
Motief
Motiefverwerking
Musical
Musique concrète
Muzikale zin
Nazin
Obligaat
Ondes Martenot
Opera
In de vocale muziek een groep tonen die op één lettergreep van de tekst gezongen
wordt: komen in liedmelodieën veel melismen voor dan noemt men deze
melismatisch. Het tegenovergestelde – liedmelodieën met overwegend per lettergreep
één (andere) toon – noemt men syllabisch.
De wijze waarop lichte en zware maatdelen elkaar afwisselen; de term wordt vaak
gebruikt als min of meer synoniem met maat.
Uitvoeringspraktijk: gemiddeld tempo; niet te snel, niet te langzaam.
Tipboek 63
Zie voorzin
MUZIEK OP MAAT - TERMENLIJST
3
Operette
Opmaat
Oratorium
Ordinarium
Organum
11e Eeuw en hoogstwaarschijnlijk hier en daar ook veel vroeger: (primitieve) vorm
van meerstemmigheid: tegen een bestaande melodie wordt in kwarten en kwinten
een tweede stem gezongen. Zie ook blz. 13 van het Bronnenboek.
Orgelpunt
Orkestlied
Ostinate bas
Overgangsdynamiek
P
Pp
Paarsgewijze
stemvoering
Parallelle ladders
Partituur
Passacaglia
Passie
Pavane
Pentatoniek
Periodieke zinsbouw
Piu
Pizzicato
Poco
Polonaise
Polyfonie
Polyritmiek
Portatief
Portato
Presto
Proprium
Protestlied
Psalter
Recitatief
Refrein
Requiem
Responsorium
Riff
Ritenuto
Rondo
Rubato
Tipboek blz. 82.
Tipboek blz. 89/90
Klein draagbaar orgel (Middeleeuwen).
Uitvoeringspraktijk: snel.
Een gewoonlijk trapeziumvormig tokkelinstrument (Middeleeuwen).
Onderscheid recitatief secco en recitatief accompagnato.
Noemt men in het Gregoriaans een gezang waarbij solistische fragmenten afwisselen
met ‘antwoorden’ van het koor.
Aanduiding dat het tempo vrij plotseling en/of vrij sterk moet worden vertraagd (afk.
rit.)
Zie Frans Rondo en Weens Rondo.
Aanduiding dat met niet (strak) in de maat dient te spelen, maar naar eigen smaak en
inzicht, voortdurend kleine verbredingen en versnellingen aan moet brengen.
Rumba
Sf
Samengestelde liedvorm
Sanctus
Sarabande
Scat vocal
Schalmei
Scherzo
Sequens
Serenade
Serialisme
Voorloper van de hobo (dus blaasinstrument met een dubbelriet).
Een virtuoos en grillig instrumentaal werk.
Lett. Avondmuziek. Oorspronkelijk bedoeld als een blijk van hulde uitgevoerd in de
open lucht.
De seriële muziek is gebaseerd op reeksen. De reeksen hebben niet alleen betrekking
op de toonhoogte zoals in de dodecafonie, maar ook op de duur van de tonen, de
articulatie, de dynamiek, de klankkleur, enzovoort (Olivier Messiaen, Pierrre Boulez).
Seriële muziek
Sinfonia
MUZIEK OP MAAT - TERMENLIJST
4
Soloconcert
Sonate
Sonatine
Song
Sopraan
Soundtrack
Sourdine
Staccato
Stretto
Strijkorkest
Suite
Swing
Syllabisch
Symfonie
Syncope
Tactus
Tango
Tenor
Terrassendynamiek
Tertsverwantschap
Thema
Tonica
Trio
Triosonate
Tutti
Unisono
Variatie (op…)
Vedel
Vergroting
Verkleining
Verse
Volkslied
Voorzin
De in vele fuga’s voorkomende passage waarin het thema canonisch behandeld
wordt. In de verschillende stemmen worden de thema’s zo snel na elkaar ingezet, dat
zij elkaar gaan ‘overlappen’.
Zie melisme.
Een ritmisch figuur bestaande uit het, onvoorzien, wegvallen van een ritmisch of
metrisch accent dat men wel verwachtte.
Term uit de mensurale notatie, aanduidende de eenheid van beweging, welke
overeen kwam met het rustig op en neer gaan van de hand.
Akkoord waarin alle harmonische spanningen oplossen; rustpunt in een harmonisch
gebeuren; akkoord met een karakter van een slotakkoord.
276. Ook noemt men het B-gedeelte van een menuet een trio.
Eén van de belangrijkste vormen van kamermuziek uit de Barok; een meerdelige
compositie voor twee hoge instrumentale partijen en een laag klinkende melodische
baspartij, waartussen akkoorden gespeeld op een akkoordinstrument (de combinatie
van de laatste twee noemt men (basso) continuo). Bijv.(!) twee violen
(bovenpartijen), gamba (baspartij), klavecimbel (akkoorden). In dit voorbeeld vormen
de gamba en de klavecimbel de continuo.
In de vroege Middeleeuwen de verzamelnaam voor alle strijkinstrumenten.
In de zinsbouw treffen wij de motieven en/of motiefverwerkingen in regelmatig
terugkerende vaste groeperingen aan. De standaardzin telt acht maten. De eerste vier
maten vormen de voorzin – gedurende de voorzin loopt normaliter de muzikale
spanning op. Het vijfde tot en met het achtste maat noemt men de nazin – in deze
nazin ontlaadt zich de muzikale spanning tot een rustpunt.
Walking bass
Wals
Weens rondo
MUZIEK OP MAAT - TERMENLIJST
5
Download