Introductie in de Astrologie, Al-Biruni pagina 43-48 19 februari 2013 Al-Biruni vertelt ons in zijn Introductie in de Astrologie over het beeld dat hij door observatie van het universum heeft verkregen. Om te beginnen staat het voor hem vast dat het universum, net als een ui, opgebouwd moet zijn uit verschillende schillen met als centrum de aarde. De aarde is volgens hem omhuld in een schil waarin de maan beweegt. Dit geheel is weer omvat in een schil waarin Mercurius beweegt. De schillen die op deze zelfde manier nóg meer naar buiten zichtbaar worden, zijn ná die van Mercurius in volgorde van binnen naar buiten die van Venus, de zon, Mars, Jupiter, Saturnus en de sterren. Daarbuiten spreekt hij over een laag van absolute stilstand, eeuwigheid en leegte die volgens hem nog nooit aangetoond is maar door de Hindu’s het Brahmanda wordt genoemd. Vervolgens gaat hij dieper in op hoe het centrum van dit geheel, de aarde, volgens hem in elkaar zit. Dat het water niet heel de aarde bedekt, is volgens Al-Biruni te danken aan het reliëf van de aarde dat het water in het gareel houdt, wat mogelijk is doordat aarde volgens hem ‘zwaarder’ is dan water. Wanneer water dan in de tussenruimtes van de aarde kruipt, wordt het op zó’n manier met lucht vermengd, dat het water zijn natuurlijke kracht weer bezit wanneer het de tussenruimtes uitkomt. Aarde en water werken dus samen en vormen een bolvormig geheel dat door een laag lucht is omvat. Expliciet noemt hij dat we het reliëf van de aarde ten opzichte van de straal van de aarde mogen verwaarlozen en daarmee de aarde een bol mogen noemen. Over het aardse systeem merkt hij verder nog op dat de buitenste laag, de lucht, op sommige plekken al in contact komt met de bewegingsschil van de maan waardoor er in de luchtlaag door wrijving, veroorzaakt door de beweging van de maan, warmte ontstaat. Na het uiteenzetten van het aardse systeem, gaat Al-Biruni verder in op de hemelbol als geheel en het verschil tussen de sterren en de andere hemellichamen. Álle schillen om de aarde draaien volgens Al-Biruni in westelijke richting om de aarde. Deze beweging noemt hij gharbiyyah of ‘eerste beweging’ omdat die de beweging is die het duidelijkst waarneembaar is voor mens en dier. Verder is er nog een ‘tweede beweging’, sharqi in de oostelijke richting waaraan alleen de planeten en de zon, dus niet de sterren, ieder op hun eigen manier onderhevig zijn. Deze beweging vindt plaats bínnen het totaal dat geheel onderhevig is aan de eerste beweging. Zo heft de tweede beweging de eerste beweging niet op, maar zorgt de tweede beweging slechts voor fluctuaties binnen de eerste beweging. Door de afwezigheid van deze tweede beweging voor de sterren, staan de sterren stil ten opzichte van elkaar, maar nemen de planeten telkens een andere positie ten opzichte van elkaar aan. Ten slotte merkt Al-Biruni op dat er twee soorten horizonnen zijn. De ene is de zichtbare horizon, hissi, die we als mens zien wanneer we om ons heen kijken. De andere noemt hij ‘de ware horizon’ of de haqiqi, die parallel loopt met de zichtbare horizon maar door het centrum van de aarde gaat.