MUSICA CUBANA – The Sons of Buena Vista Ontwapenende bescheidenheid Het is al weer acht jaar geleden dat de wereld kennis maakte met een innemend muziekgezelschap onder de naam “Buena Vista Social Club”. Een groep voor velen tot dan toe onbekende heren van respectabele leeftijd en die ons op verpletterende wijze liet kennismaken met de prachtige muziek uit hun jeugdjaren. De subtiliteit en vitaliteit van hun muziek maakten diepe indruk. Het succesalbum kreeg een visuele dimensie door het portret dat cineast Wim Wenders in 1998 van het curieuze muziekgezelschap schilderde. In filmzalen werden de gegroefde gezichten meters groot geprojecteerd. De rimpels en andere ouderdomskwalen onderstreepten de doorleefdheid van de muziek. De ontwapenende bescheidenheid en innemendheid van de heren waren vertederend. Het deed de laatste restjes angst voor het grote communistische gevaar dat Cuba zou zijn als sneeuw voor de zon verdwijnen. Maar het album en de documentaire deden meer. Het heeft bij velen het beeld geschetst dat dít en alleen dit de enige echte authentieke muziek van Cuba zou zijn. Bij velen is ook het beeld gerezen als dat Cuba een soort muzikaal museum zou zijn. Niets is minder waar. Wim Wenders is zich daar terdege van bewust geweest en wil met een nieuwe documentaire een brug slaan tussen dit gevestigde beeld uit Cuba´s muzikaal verleden en het levendige muzikale heden. De vele gezichten van de Cubaanse muziek In muzikaal opzicht heeft Cuba naast het gegroefde oude mannengezicht ook het gezicht van een jongeling, de jeugdpuistjes voorbij, met piercings door het gelaat en een baseballcap op. En tussen deze twee uitersten natuurlijk de gezichten van alle leeftijdsklassen daartussenin. Gezichten overigens, die uiteenlopen van stijlvol elegant tot modieus of een tikkeltje ondeugend. Met MUSICA CUBANA weet Wim Wenders deze beeldspraak daadwerkelijk om te zetten in beelden en muziek. Volgens het hem inmiddels wel toevertrouwde recept brengt hij op indringende wijze het leven en streven van vertegenwoordigers uit verschillende etappes in de ontwikkeling van de Cubaanse muziek voor het voetlicht. Van een Pío Leiva, die in de jaren vijftig schitterde in de belangrijkste big bands van die tijd, tot muzikanten van Los Van Van die eind jaren zeventig, begin jaren tachtig met elektrische instrumenten de Cubaanse muziek nieuwe wegen liet inslaan, tot Felix, Joan en Edgar Telmay die laten horen dat inmiddels ook de rap zijn intrede op het eiland heeft gedaan. Die leugenachtige Pio Als gevolg van hun succes met de Buena Vista Social Club werd de aandacht eerst gefocust op de piano van Rubén Gonzalez. Ibrahim Ferrer en Omara Portuondo deden het ook goed bij het publiek. Onder de vlag van de Buena Vista Social Club mochten ook zij soloalbums met een romantisch repertoire uitbrengen. Het is op deze albums dat duetten te horen zijn met een andere krachtige stem uit het verleden. Een stem die niet was te horen op het oorspronkelijk Buena Vista Social Club-album, namelijk die van el Montunero de Cuba, Pío Leiva. Een zanger, geboren in 1917 in Morón (Camagüey) en die in de jaren vijftig vele prachtige opnamen maakte met het orkest van Bebo Valdés. Al eerder, in 1979, was hij als één van grote artiesten uit het verleden van stal gehaald voor die monumentale opnamen van de Estrellas de Areito. Daarna werd het stil rond deze artiest die door Miguel Ojeda muzikaal vereeuwigd werd in het humoristische liedje "Pío Mentiroso" (die leugenachtige Pío). Pío zou Pío niet zijn of hij had zijn muzikale antwoord klaar om met deze aantijging af te rekenen: "Cariñoso si, mentiroso no" (hartelijk ja, leugenachtig nee). Zoals de meesten van zijn generatie is hij een natuurtalent. Zonder enige vorm van muzikale scholing weet hij al op jeugdige leeftijd met zangtalent en improvisaties de aandacht naar zich toe te trekken. Op enig moment gaat hij in een lokaal orkest percussie spelen en komt uiteindelijk achter de microfoon te staan. Niet zonder succes en in 1950 trekt hij naar Havana om een graantje mee te pikken in de daar als nooit tevoren bloeiende uitgaansleven. Er opereerden talloze grote orkesten die de vele chique nachtclubs, cabaretten en casino’s cachet moesten geven. Pío Leiva vond aansluiting bij de orkesten van onder meer Beny Moré, Obdulio Morales en het Conjunto Caney. Uit die periode dateert ook zijn eerste samenwerking met Compay Segundo. Later volgden de nodige soloalbums en ook zijn optreden in talloze televisieshows heeft veel aan zijn populariteit bijgedragen. Het is vervolgens de film "Buena Vista Social Club" van Wim Wenders die hem in 1998 opnieuw voor het voetlicht brengt. En nu dan krijgt hij in "MUSICA CUBANA" zelfs een hoofdrol aangemeten. Vernieuwers In de film figureren ook leden van het fameuze Los Van Van. Deze formatie onder leiding van Juan Formell is een belangrijke schakel geweest in de vernieuwing van de Cubaanse muziek. De Cubaanse revolutie had in de jaren zestig de hele muziekindustrie op zijn kop gezet. De jaren zeventig worden gekenmerkt door allerlei experimentele richtingen. Deze experimenten maakten dat in de jaren tachtig de elektrische instrumenten hun definitieve entree in de Cubaanse populaire muziek konden maken. Het was Juan Formell die samen met José Luis "Changüito" Quintana in die periode met een nieuwe (deels elektrische) instrumentatie en uit een mengeling van jazz, funk, son, rumba en nog andere ritmes een soort progressieve son-muziek ontwikkelt, de zogenoemde "songo". Los Van Van zou daarmee jarenlang onaantastbaar het populairste dansorkest van Cuba worden. Deze songo van Los Van Van bleek een goede drager voor allerlei vernieuwingen in de Cubaanse muziek. En dat brengt ons bij nieuwe richtingen waarvan de Chiki-Chaka Girls exponenten zijn. Uitersten Tussen de gloriejaren van de Cubaanse muziek waar Pío Leiva schitterde met op Amerikaanse leest geschoeide big bands en de bijdrage van de Chiki-Chaka Girls bevindt zich een halve eeuw. Hun bijdrage en die van Cubaanse rappers Felix, Joan en Edgar Telmary zijn het toonbeeld van de souplesse van de Cubaanse muziek. Moeiteloos weet deze muziek met nieuwe stromingen mee te bewegen zonder haar roots uit het oog te verliezen. Zoiets vergt creativiteit en geeft aan het geheel de nodige kwaliteit en diepgang. Als concept is dit niet nieuw. Afgelopen jaren heeft met name de formatie “Orishas” op dit vlak baanbrekend werk verricht. Hun werk heeft op Cuba navolging gevonden. Wim Wenders Dat Ry Cooder in zee ging met cineast Wim Wenders voor een documentaire over de Buena Vista Social Club was niet vreemd. De paden van beide heren hadden elkaar al eerder gekruist met de roadmovie "Paris, Texas" (1984). Vlak voordat Ry Cooder in 1996 het Cuba-project oppakte, had hij met Wim Wenders gewerkt aan "The end of the violence". Wenders wou het Cuba-avontuur van Cooder wel meemaken, maar moest "The end of the violence" nog afmaken. Ondertussen zond Ry Cooder hem een eenvoudig cassettebandje met ongemixte registraties van de muzikale schatten die hij op Cuba had aangetroffen. Wim Wenders luisterde maandenlang gefascineerd naar het bandje. Toen Ry Cooder in 1998 opnieuw naar Cuba ging voor opnamen voor het soloalbum van Ibrahim Ferrer, was Wenders meteen van de partij. Ondertussen waren al wereldwijd 8,7 miljoen albums van de Buena Vista Social Club over de toonbank gegaan, waarvan in Nederland alleen al 300.000. Een Grammy Award was in 1997 onvermijdelijk. Kortom, de Buena Vista Social Club was al voor hij aan de documentaire begon een daverend succes. En het kon niet anders, of zijn documentaire zou in goede aarde vallen. En dat deed het, zeker bij de liefhebbers van de Cubaanse muziek. Fictie en documentaire In weerwil van al het succes ontmoette de documentaire ook de nodige kritiek. Zo werd hem gebrek aan diepgang, een overdaad aan sentiment, gebrek aan originaliteit en het werken met clichés verweten. Wenders stond pal achter zijn product. Het was de weerslag van zijn eerste kennismaking met Cuba, haar cultuur en haar muziek. Een bijzondere ervaring voor wereldburger Wenders. Hij proefde een andere samenleving, economisch zwak maar vol levenslust en rijk aan cultuur. Het was deze zeer persoonlijke ervaring die hij in poëtische beelden wou vangen. Het was nimmer zijn intentie er een mooi geschoten educatieve rolprent van te maken. En gecharmeerd door wat hij allemaal had meegemaakt, verkondigde hij vrijwel meteen nadat hij de documentaire had voltooid te zullen terugkomen voor een nieuwe film en daar meer tijd voor te zullen nemen. Hij heeft woord gehouden. Na ruim de tijd te hebben genomen mag het resultaat er ook zijn. “Musica Cubana - The Sons of Buena Vista" balanceert opnieuw tussen fictie en documentaire en schetst een actueel beeld over het leven en de muziek van Cubaanse artiesten. Door: Otto van Helden / Lago Latino