Uploaded by eudaimonia

OncologieREADERJOECE

advertisement
11
Tumoren
Het woord ‘tumor’ wordt veel gebruikt als er over kanker gepraat
wordt. Toch geeft dit woord vaak verwarring. Tumor betekent letterlijk
‘zwelling’. Dit kan een zwelling zijn door een ontsteking of een
bloeding. Maar met een tumor kan ook een zwelling van nieuw
gevormde cellen bedoeld worden. Deze nieuwgevormde cellen
kunnen goedaardig zijn. De zorgvrager heeft dan geen kanker, maar
een goedaardig gezwel. Pas als de nieuwe cellen kwaadaardig zijn,
heeft de zorgvrager kanker.
Een tumor is een gezwel, bestaande uit nieuw weefsel dat er niet hoort te zijn. Een
andere naam voor een dergelijk gezwel is neoplasma.
Goedaardige tumor
Een goedaardig (benigne) gezwel heeft vaak een kapsel om de nieuw gevormde cellen heen. De
weefsels die om de tumor heen liggen worden wel opzij geduwd, maar niet geïnfiltreerd. Wel kan
deze tumor hinderlijk tegen andere weefsels aan liggen, pijnlijk zijn en door de ligging andere
klachten veroorzaken. De tumor wordt dan verwijderd. Het lichaam krijgt de ongecontroleerde
celdeling weer onder controle. Een tumor die goedaardig is, zaait zich niet uit. Een goedaardige
tumor kan wel kwaadaardig worden. Dan kan hij zich wel uitzaaien.
Kwaadaardige tumor
Wat gebeurt er nu precies bij kanker? Op ieder moment van de dag worden in ons lichaam
nieuwe cellen aangemaakt en worden oude cellen vervangen. Dit is een natuurlijk proces. De
cellen ontstaan door middel van celdeling. De deling van cellen wordt goed geregeld en
gecontroleerd. De informatie die hiervoor nodig is, ligt vast in de genen. Genen zitten in bijna elke
lichaamscel en bevatten informatie die wij van onze ouders hebben geërfd. Dit erfelijk materiaal
heet DNA. Bij kanker worden te veel cellen aangemaakt en deze zijn slecht van kwaliteit.
Daarnaast verdringen deze foute cellen de goede cellen. De goede cellen kunnen daardoor hun
functie niet meer goed uitoefenen.
Een kwaadaardig (maligne) gezwel groeit dwars door allerlei weefsels heen. Deze weefsels
raken daardoor beschadigd en kunnen niet goed meer functioneren. De groei van
een kwaadaardige tumor is snel en ongecontroleerd. Daarnaast kan het gezwel zich door het
lichaam heen verspreiden. Bij een kwaadaardige tumor kunnen cellen losraken en deze kunnen
zich via de lymfe- en/of bloedbaan verspreiden. We noemen dat metastasering of uitzaaiing.
1
Drs JFW Vermeulen
Gradaties in kwaadaardigheid
Sommige tumoren zijn minder kwaadaardig dan andere tumoren. Dat houdt verband met de aard
van de kankercel. Voor het ontstaan van een kankercel zijn vaak meerdere ‘foutjes’ nodig. Een
cel waarin al een paar foutjes zijn ontstaan deelt zich wel te vaak, maar toch nog tamelijk
langzaam. Deze cellen lijken nog heel veel op de cellen waaruit ze zijn ontstaan. Zulke tumoren
zaaien meestal pas laat uit. Een tumor met dergelijke cellen noemen we een goed
gedifferentieerde tumor. Goed gedifferentieerde tumoren kan men vaak redelijk goed behandelen
door ze operatief te verwijderen. Ook is de kans vrij groot dat men deze tumoren ontdekt, voordat
ze zijn uitgezaaid. Een nadeel van deze tumoren is dat ze minder goed reageren op bestraling of
op cytostatica, omdat deze middelen vooral snelle groei afremmen.
Een slecht gedifferentieerde tumor daarentegen bestaat uit cellen waarin zo veel fout is, dat deze
cellen zich heel snel delen. Ze lijken in de verste verte niet meer op de cellen waaruit ze zijn
ontstaan. Soms zijn ze al uitgezaaid op het moment dat ze worden ontdekt.
Hierdoor is het vaak niet mogelijk genezing te bewerkstelligen door operatieve verwijdering van
de tumor. Deze tumoren hebben een slechte prognose. Het voordeel is dat ze vaak wel goed
reageren op bestraling en cytostatica. De zorgvrager zal er niet door genezen, maar vaak kan de
tumor zo ver worden teruggedrongen dat het leven verlengd kan worden of dat de klachten die
door de tumor ontstaan kunnen verminderen.
In de tabel ‘Eigenschappen van tumoren’ worden de eigenschappen van goedardige en
kwaadaardige tumoren behandeld.
EIGENSCHAPPEN VAN TUMOREN
2
Goedaardig
Kwaadaardig
De cellen van de tumor lijken op de
cellen van het weefsel waaruit ze zijn
ontstaan.
De cellen van de tumor lijken niet meer op
de cellen van het weefsel waaruit ze zijn
ontstaan.
Ze groeien meestal vrij langzaam.
Ze groeien vaak snel.
Ze houden zich aan anatomische
grenzen. Ze duwen bij het groeien het
omliggende weefsel opzij. Dit weefsel
wordt daardoor samengedrukt,
waardoor het lijkt of er een kapsel om
de tumor zit.
Ze houden zich niet aan anatomische
grenzen, maar groeien met uitlopers in alle
weefsels in de omgeving in; men noemt dit
infiltratie in het omringende weefsel. Deze
infiltratieve groei kan ook bloedvaten en
zenuwen betreffen.
Ze zijn meestal gemakkelijk te
verwijderen door ze uit het kapsel te
pellen.
Ze zijn moeilijk te verwijderen door de vele
uitlopers, die meestal niet waarneembaar
zijn.
Ze zaaien niet uit.
Ze zaaien bijna altijd uit.
Drs JFW Vermeulen
Metastasering
Een metastase is een dochtergezwel. Een ander woord voor metastasering is uitzaaiing. Dit
woord wordt vaak gebruikt in de dagelijkse omgang.
Uitzaaiing via de lymfebanen
De eerste vorm van metastasering is via de lymfebanen, dit noemen we lymfogene metastasen.
Cellen die loslaten, worden via de lymfe afgevoerd naar de dichtstbijzijnde lymfeklier. In de
lymfeklier zal de kwaadaardige cel aangevallen worden door de lymfocyten, die de kankercel
onschadelijk kunnen maken. Als de kwaadaardige cel echter sneller deelt dan dat de lymfocyten
deze kan afbreken, ontstaat een lymfekliermetastase. Bij veel tumoren worden al in een vrij vroeg
stadium lymfekliermetastasen gevonden in de regionale lymfeklieren.
Onder de regionale lymfeklieren worden de klieren verstaan waar de lymfe van dat orgaan het
eerst naartoe gaat. De regionale klieren van de borst bevinden zich bijvoorbeeld in de oksel.
Uitzaaiingen via de afvoerende bloedvaten
De tweede vorm van metastasering ontstaat als afgebroken celgroepjes worden vervoerd via de
venen, de afvoerende bloedvaten van de tumor. In dit geval spreekt men van hematogene
metastasen of ook wel over metastasen op afstand, omdat deze metastasen ver van de
oorspronkelijke tumor terechtkomen. Hematogene metastasen ontstaan meestal later dan de
lymfekliermetastasen.
De plaats waar deze metastasen terechtkomen, wordt bepaald door de organen waar het
veneuze bloed het eerst aankomt. Verschillende soorten tumoren veroorzaken dus metastasen
op verschillende plaatsen in het lichaam. Zie ook de tabel ‘Locaties van hematogene
metastasen’.
LOCATIES VAN HEMATOGENE METASTASEN
3
Soort tumor
Locatie van metastase
Tumoren van
de maag en de
darmen
Metastaseren naar de lever, omdat het veneuze bloed van de maag
en darmen via de poortader eerst naar de lever gaat.
Tumoren van
het kleine
bekken en de
lever
Metastaseren naar de longen. Het veneuze bloed van deze organen
stroomt via de vena cava, de rechterhartboezem en rechterkamer van
het hart naar de longen.
Tumoren van
de longen
Metastaseren naar de botten en de hersenen. Het veneuze bloed van
de longen gaat via de linkerboezem en de linkerkamer van het hart
naar de aorta, en via de aorta naar de organen. In de botten en in de
hersenen blijven de kwaadaardige cellen gemakkelijk steken en ze
vormen daar dan nieuwe tumoren.
Drs JFW Vermeulen
Bij lichamelijk onderzoek kunnen tumorcellen door palpatie loslaten en zich verspreiden.
Als een tumor uitgezaaid is, krijgt de dochtertumor niet de naam van het orgaan waar het naar
uitgezaaid is. Dus als een zorgvrager dikke-darmkanker heeft en er zit een dochtergezwel in de
lever, dan noemen we dat geen leverkanker. De zorgvrager heeft dan nog steeds darmkanker
met uitzaaiingen (darmkankercellen) in de lever. De ziekte krijgt de naam van de plaats waar de
kanker is begonnen. De darmkanker noemen we dan de primaire tumor.
Andere manieren van uitzaaien
Er zijn nog andere manieren waarop losgelaten kwaadaardige cellen nieuwe tumoren kunnen
vormen. Zoals het uitzaaien naar de vrije buikholte of naar de pleuraholte. In het eerste geval
ontstaat een peritonitis carcinomatosa, oftewel een door carcinoom veroorzaakte ontsteking van
het buikvlies. In het tweede geval ontstaat een pleuritis carcinomatosa, oftewel een door
carcinoom veroorzaakte ontsteking van de longvliezen. Bij beide vormen van metastasering
ontstaan honderden kleine tumortjes die zich op de vliezen vastzetten. De tumortjes prikkelen de
vliezen die hierop reageren door veel vocht te produceren. Bij de peritonitis kunnen zich liters
vocht in de buikholte ophopen. Dit vocht, ascites genaamd, doet de buik opzetten, maar duwt
ook het diafragma omhoog waardoor de ademhaling wordt bemoeilijkt. Bij pleuritis hoopt het
vocht zich op tussen beide longvliezen (pleuravocht), waardoor de longen te weinig ruimte
overhouden. In beide gevallen kan men door een punctie vocht laten aflopen, wat de
benauwdheid doet afnemen. Helaas wordt het vocht in de pleuraholte en de buikholte vaak weer
heel snel aangemaakt, zodat de verlichting maar van tamelijk korte duur is. In deze gevallen kan
de arts overwegen om een blijvende ascitesdrain te plaatsen, zodat het ascitesvocht continu kan
worden verwijderd. Dit kan een blijvende verlichting geven voor de zorgvrager. In de thuissituatie
wordt de ascitesdrain geflushed door de thuiszorg.
Carcinoom en sarcoom
We kunnen de kwaadaardige tumoren in drie groepen indelen, naar de soort cellen waaruit ze
ontstaan:
1. carcinomen, bijvoorbeeld coloncarcinoom en prostaatcarcinoom. Deze cellen gaan uit van
dekcellen (epitheel, soms endotheel);
2. sarcomen, bijvoorbeeld chondrosarcomen (kraakbeen), rhabdomyosarcomen (skelet). Deze
ontstaan in het steunweefsel, zoals het bot (osteosarcomen);
3. kanker van de bloedbereidende organen: leukemie, ziekte van Kahler, maligne lymfomen.
Oorzaken van kanker
Er wordt heel veel onderzoek gedaan naar hoe kanker ontstaat. Een
aantal factoren is inmiddels wel bekend. Sommige factoren spelen
samen een rol. Het blootstaan aan bepaalde prikkels en de erfelijke
aanleg zijn daar een voorbeeld van.
j de uitwendige oorzaken van kanker zijn chemische stoffen belangrijke veroorzakers. Bij
chemische stoffen moet je denken aan:
•
•
•
•
•
4
geneesmiddelen, onder andere cytostatica
voedselverontreiniging
industriële verontreiniging: asbest, plastic
sigaretten, meeroken
milieuverontreiniging
Drs JFW Vermeulen
Er zijn ook andere uitwendige gevaren om ons heen die het krijgen van kanker beïnvloeden,
zoals straling (ultraviolette straling, röntgenstraling).
Kanker komt vaker voor bij oudere mensen. Naast leeftijd speelt voeding een rol. Uit onderzoek is
bekend dat er een verband lijkt te bestaan tussen het krijgen van dikke-darmkanker en het eten
van veel dierlijke vetten. De kans op het krijgen van deze kanker wordt groter als men veel vetten
en weinig vezels eet. Goede voeding verkleint de kans op het krijgen van darmkanker, maar sluit
het niet helemaal uit.
Het geslacht speelt een rol bij sommige vormen van kanker. Er zijn geslachtsgebonden vormen
van kanker, zoals borstkanker, baarmoederhalskanker en prostaatkanker. Blanke mensen zijn
gevoeliger voor bepaalde typen huidkanker. Bij mensen met een meer gepigmenteerde huid
komen bijvoorbeeld veel minder melanomen (tumoren van de huid) voor.
Een vreemd voorwerp in het lichaam kan een tumor veroorzaken. Uit dierproeven bleek dat
vooral plastic van invloed is op het ontstaan van een sarcoom. Voor borstprotheses wordt
gebruikgemaakt van siliconenprotheses.
Chronische ontstekingen vormen ook een verhoogd risico op het ontstaan van kanker,
bijvoorbeeld:
•
•
•
•
•
darmkanker kan ontstaan door darmontstekingen (colitis ulcerosa en ziekte van Crohn);
longkanker kan ontstaan door astma en bronchitis;
cervixcarcinoom kan ontstaan door baarmoederhalsontsteking;
huidkanker en leukemie kunnen ontstaan door aids;
gastro-oesofageale reflux: het terugstromen van de inhoud van de maag in de slokdarm.
Bij ongeveer 90% van alle zorgvragers met longkanker is de kanker het gevolg van roken. Er zijn
echter ook steeds meer aanwijzingen dat passief roken gevaarlijk is. Meeroken vergroot de kans
op het krijgen van longkanker. Longkanker komt vaker voor bij zorgvragers die astma of
bronchitis hebben. Overmatig alcoholgebruik geeft meer kans op carcinomen in het hoofdhalsgebied, vooral in combinatie met roken.
Bij sommige vormen van kanker is de ziektegeschiedenis belangrijk. Je moet hierbij denken aan:
•
•
•
•
vrouwen bij wie borstkanker in de familie voorkomt (moeder of een of meerdere zussen);
vrouwen die eerder zijn behandeld voor een goedaardige borstafwijking;
zorgvragers met goedaardige darmgezwellen (darmpoliepen);
zorgvragers die eerder kanker hebben gehad (borstkanker, darmkanker).
Erfelijkheid
Bij een aantal mensen is de erfelijkheid de doorslaggevende factor voor het krijgen van kanker.
Er zijn bijvoorbeeld families waarbij in een aantal opeenvolgende generaties borstkanker
voorkomt en dan vooral op jonge leeftijd. Deze vrouwen kunnen, in overleg met hun huisarts,
advies vragen bij een klinisch genetisch centrum. Daar wordt dan met behulp van
familieonderzoek en DNA-onderzoek gekeken hoeveel risico de vrouw loopt op het krijgen van
borstkanker. Sommige vrouwen moeten dan beslissen of ze preventief hun borsten laten
verwijderen. Je kunt je voorstellen hoe ingrijpend deze beslissing is voor een jonge vrouw die op
dat moment (nog) geen kanker heeft.
5
Drs JFW Vermeulen
Sterfte door kanker
Jaarlijks overlijden er bijna 45.000 mensen aan kanker. In 2011
kregen 100.600 mensen kanker, ongeveer 4% meer dan in 2010
(96.500). Huidkanker komt het meest voor met 14.400 gevallen in
2011, gevolgd door kanker van de borst (14.100), darm (13.300),
longen en luchtpijp (11.700) en prostaat (11.400). Vooral het aantal
gevallen van huidkanker was in 2011 veel hoger dan in 2010 (+ 1500).
Het aantal nieuwe kankerpatiënten stijgt al jaren met ongeveer 3% per jaar. Naar verwachting zal
de groei de komende decennia nog doorzetten. Dit is onder andere het gevolg van de alsmaar
stijgende levensverwachting. Daarnaast bereiken steeds meer mensen uit de naoorlogse
geboortegolf een leeftijd waarop kanker veel voorkomt.
Mannen sterven het meest aan longkanker. Vrouwen sterven het meest aan borstkanker. Ook de
kans om te herstellen van kanker verschilt enorm per soort kanker. Men houdt bij hoeveel
mensen er nog leven vijf jaar na het ontdekken van de kanker. We noemen dit het
vijfjaarsoverlevingspercentage. Zo zien we grote verschillen. Zie de tabel ‘Overlevingspercentage
na vijf jaar bij de meest voorkomende vormen van kanker’.
OVERLEVINGSPERCENTAGE NA VIJF JAAR BIJ DE MEEST VOORKOMENDE
VORMEN VAN KANKER
Soort kanker
Overlevingspercentage na vijf jaar
alvleesklierkanker
7%
longkanker
13%
slokdarmkanker
10%
baarmoederhalskanker
72%
hersentumoren
20%
borstkanker
76%
Kanker komt meer voor bij oudere mensen dan bij jongeren. Maar bepaalde soorten kanker
komen ook meer voor in sommige landen. In westerse landen komt bijvoorbeeld veel darmkanker
voor. Dit komt doordat de voeding in deze landen
6
Drs JFW Vermeulen
Preventie
Preventie van kanker is heel belangrijk. Het opsporen en onschadelijk maken van
kankerverwekkende stoffen is een belangrijke taak van de kankerbestrijding. Maar er is een groot
aantal risicofactoren dat je zelf kunt beïnvloeden. Door voorlichting te geven proberen
patiëntenverenigingen, overheid en organisaties zoals de Nederlandse kankerbestrijding (het
Koningin Wilhelmina Fonds), wordt geprobeerd het kanker bevorderende gedrag van mensen te
beïnvloeden. Op veel verpleegafdelingen zie je folders liggen van deze organisaties.
Meneer De Jong (58 jaar) is getrouwd en heeft drie kinderen. Hij werkt al dertig jaar in een
staalfabriek. Meneer De Jong is een zware roker. Hij rookt vier pakjes zware shag per week. Hij
wil nu gezonder gaan leven. Hij stopt met roken en fietst iedere dag samen met zijn vrouw een
rondje. Meneer De Jong wordt snel moe en hij hoest veel. Op een nacht krijgt hij een erge
hoestbui, waarbij hij bloed ophoest. De volgende dag stuurt de huisarts meneer De Jong meteen
door naar het ziekenhuis. Al snel blijkt dat hij longkanker heeft. Hij kan niet meer geopereerd
worden. Na drie maanden overlijdt meneer De Jong thuis. In de tabel ‘Zorgvrager met
kwaadaardige tumor in de longen’ wordt dit verder uitgewerkt.
ZORGVRAGER MET KWAADAARDIGE TUMOR IN DE LONGEN
Kenmerken van
kanker
Toelichting
Voorbeeld
Een tumor
(gezwel) kan
goed- of
kwaadaardig
zijn.
Bij een kwaadaardig gezwel
spreken we van kanker.
Meneer De Jong heeft een
kwaadaardige tumor in zijn
longen. Deze kanker kan
uitzaaien (metastaseren).
Er zijn
risicofactoren bij
het ontstaan van
kanker.
Er zijn uitwendige factoren zoals:
Meneer De Jong heeft
jarenlang blootgestaan aan
sterk vervuilde lucht tijdens
zijn werk.
Hij heeft veel gerookt.
•
•
•
lucht- en waterverontreiniging
asbestcontact
straling
Er zijn andere factoren die te
beïnvloeden zijn:
•
•
•
niet roken
vezelrijke voeding
weinig alcohol
Er zijn ook factoren die niet te
beïnvloeden zijn:
•
•
•
Per soort kanker
verschillen de
sterftecijfers.
7
ras
erfelijkheid
geslacht
De Nederlandse Kankerbestrijding
houdt bij hoeveel mensen er
jaarlijks kanker krijgen.
Drs JFW Vermeulen
Meneer De Jong is
overleden aan longkanker.
Preventie
Er wordt bijgehouden hoeveel
mensen er nog leven vijf jaar nadat
de kanker werd ontdekt.
De overlevingskansen van
longkanker zijn slecht.
De Nederlandse kankerbestrijding
en de overheid doen veel aan
voorlichting om mensen bewust te
maken van het belang van een
gezonde leefstijl.
Meneer De Jong was
gestopt met roken, omdat
hij wist hoe ongezond het
was.
Symptomen van kanker
Bij kanker horen verschillende symptomen. Sommige symptomen
komen bij bijna alle vormen van kanker voor, andere horen specifiek
bij een soort kanker.
Met welke symptomen de zorgvrager te maken krijgt hangt af van een aantal factoren, zoals:
•
•
•
•
het soort kanker
het stadium waarin de ziekte zich bevindt
de bijverschijnselen van de behandeling
de plaats(en) waar zich de metastasen ontwikkelen
De symptomen van een groeiende tumor zijn in het beginstadium meestal vaag. De zorgvrager
denkt bijvoorbeeld dat hij griep heeft of aan vakantie toe is. Veel algemene klachten kunnen ook
door andere ziekten veroorzaakt worden, zoals een ontsteking. Als de zorgvrager uiteindelijk naar
de huisarts gaat, zal deze niet altijd direct aan een tumor denken. Zo gaat er soms veel tijd
overheen voordat de zorgvrager doorgestuurd wordt naar het ziekenhuis voor verder onderzoek.
De meeste vormen van kanker uiten zich eerst in algemene symptomen zoals:
•
•
•
•
•
•
•
8
moeheid
lusteloosheid
verminderde eetlust
misselijkheid
bloedarmoede
verkoudheid
onverklaarbare koorts
• onverklaarbare gewichtsverandering
• zwelling die niet na enige tijd weer verdwijnt
• hoesten en heesheid die niet na zes weken over is
• nieuwe en veranderde moedervlekken
• slikklachten
• plasklachten bij mannen (prostaatcarcinoom)
• verandering van ontlastingspatroon
Drs JFW Vermeulen
Tumoren kunnen een groot aantal verschillende klachten tot gevolg hebben, zoals:
•
pijn door de tumor: pijn treedt meestal pas laat op en vaak zijn de tumoren dan al groot of
uitgezaaid. Dit komt doordat de tumoren vaak groeien op plaatsen waar weinig pijnzenuwen
zitten. Pijn ontstaat dan pas als het orgaan zo sterk door de tumor opzwelt, dat er spanning op
het kapsel komt te staan. Ook kan pijn ontstaan doordat de tumor in het kapsel van het orgaan
groeit, of in de vliezen die om het orgaan heen zitten (kapsels en vliezen hebben meestal veel
pijnzenuwen). Een voorbeeld is een longtumor die pijn geeft bij de ademhaling, zodra deze in
de longvliezen groeit. Als een tumor in een zenuw groeit, ontstaat heftige pijn die erg moeilijk
te behandelen is. Dit gebeurt vaak pas als de tumor door het orgaan heen is gegroeid, dus bij
grotere tumoren. Een voorbeeld is een pancreastumor die in de zenuwen in de buik ingroeit. In
dit stadium is de tumor vaak al zo ver doorgegroeid, dat hij niet meer kan worden geopereerd.
Pijn door een kwaadaardige tumor wordt ook wel oncologische pijn genoemd. Oncologische
pijn is vaak een combinatie van nociceptieve en neuropathische pijn.
specifieke klachten die ontstaan doordat het orgaan in zijn functie wordt belemmerd: een
voorbeeld is een slokdarmtumor die de passage van voedsel door de slokdarm belemmert.
Mensen klagen dan dat het eten niet wil zakken. Een ander voorbeeld is een darmtumor waar
de darminhoud moeilijk doorheen kan stromen, zodat obstipatie ontstaat. Ook heel bekend is
het afsluiten van een luchtwegtak door een longtumor. Hierdoor ontstaat vaak een
longontsteking;
het voelen van een pijnloze knobbel: voorbeelden zijn een knobbel in de borst of in de testikel.
Een vergelijkbare klacht is een pijnloos wondje in de huid dat maar niet genezen wil;
algemene klachten: zoals afvallen, slechte eetlust, er slecht uitzien en vermoeidheid. Deze
klachten kunnen bij elke ziekte optreden, en zijn dus niet specifiek voor een bepaalde
aandoening. Bij kanker treden deze klachten vaak pas laat op, meestal pas als de tumor is
uitgezaaid.
•
•
•
Bij de volgende symptomen denkt de arts meestal meteen aan een vorm van kanker:
•
•
•
•
•
een knobbel in de borst
opgezette lymfeklieren
sinds korte tijd slecht zien of scheelzien
een veranderd ontlastingspatroon
bloed ophoesten
ZORGVRAGER MET LEUKEMIE
•
•
•
•
•
Symptomen
Soort kanker
Voorbeeld
Algemene symptomen:
vermoeidheid
verminderde eetlust
vermagering
verkoudheid
bleek zien
Deze symptomen kunnen bij
alle vormen van kanker
voorkomen, in meerdere of
mindere mate.
Ook kunnen de symptomen
wijzen op een andere ziekte.
Soms treden de klachten op
als de ziekte al heel lang
bestaat.
Maartje heeft last van
vermoeidheid en ze
vermagert.
Deze symptomen horen bij een
bepaald soort kanker.
Het symptoom maakt het
gemakkelijker om de soort
kanker op te sporen.
Maartje heeft geen
specifieke
symptomen.
Haar moeder stuurde
haar toch snel naar
de huisarts.
Specifieke symptomen:
zwelling in de lies of
hals
• bloed bij de
ontlasting
•
9
Drs JFW Vermeulen
•
•
in kleur of grootte
veranderde
moedervlek
bloed ophoesten
en/of langdurige
verkoudheid
Behandeling en therapie
Mensen die (mogelijk) kanker hebben, ondergaan vaak een hele reeks
van onderzoeken. Er zijn onderzoeken die nodig zijn om de diagnose
maligniteit te stellen en onderzoeken die nodig zijn voordat een
behandelplan kan worden opgesteld.
Diagnostische onderzoeken
Bij verdenking op een maligne aandoening wordt meestal eerst geprobeerd een afbeelding van
de tumor te maken, bijvoorbeeld met röntgenfoto’s, een echo-onderzoek of een CT-scan. Daarna
moet de diagnose bevestigd worden met een biopsie. Vaak neemt men een biopsie tijdens een
kijkonderzoek of scopie. De bevestiging van diagnose maligniteit is altijd een PA-diagnose.
Een PA-diagnose houdt in dat de patholoog-anatoom een stukje tumorweefsel bekijkt onder de
microscoop.
Zo kan hij uitmaken of het kwaadaardig is, en of het een goed gedifferentieerde tumor of een
slecht gedifferentieerde tumor betreft.
Stageringsonderzoek
Zodra de diagnose maligniteit is gesteld, moet onderzocht worden hoever de ziekte zich heeft
uitgebreid, met andere woorden: men wil het stadium van de ziekte vaststellen. Het onderzoek
hiertoe noemt men wel een stageringsonderzoek. Een veelgebruikt systeem om de uitbreiding
van de ziekte aan te geven is het TNM-systeem, zie de tabel ‘Het TNM-systeem’.
HET TNM-SYSTEEM
10
T staat voor de grootte
van de tumor en in
hoeverre de tumor in
omliggende organen is
ingegroeid.
Hierbij onderscheidt men vier graden: T1, de gunstigste, wil
zeggen dat de tumor heel klein is en niet buiten het orgaan
is gegroeid. T4, de meest ongunstige, wil zeggen dat de
tumor heel groot is en buiten het oorspronkelijke orgaan in
de omliggende organen geïnfiltreerd is. Bij een tumor met T4
is het vaak onmogelijk de tumor operatief te verwijderen.
N staat voor het aantal
lymfeklieren waarin zich
tumorweefsel bevindt.
Hierbij onderscheidt men drie graden: N0 wil zeggen dat er
geen lymfekliermetastasen zijn gevonden. N1 wil zeggen dat
er weinig lymfekliermetastasen zijn en N2 wil zeggen dat er
veel ernstig aangetaste lymfeklieren zijn.
Drs JFW Vermeulen
M staat voor
metastasen op afstand.
Hiermee doelt men op uitzaaiingen via de bloedstroom naar
andere organen.
Hierbij onderscheidt men twee graden: M0, er zijn geen
metastasen op afstand gevonden en M1, er zijn wel
metastasen op afstand gevonden.
Aan de hand van de onderzoeken waarbij de T, de N en de M worden vastgesteld, bepaalt men
het stadium waarin de ziekte zich bevindt. Men onderscheidt vier stadia. Stadium 1 is meestal
goed te behandelen en heeft daarom een redelijk goede prognose. Wordt bij een zorgvrager een
ziekte vastgesteld in stadium 4, dan zijn de mogelijkheden van behandeling veel minder en is de
prognose meestal slecht. Nadat het stadium van de ziekte is vastgesteld, kan de arts de
mogelijkheden van behandelen gaan bespreken
Behandeling van zorgvragers met maligne
tumoren
Behandelingen voor maligne aandoeningen zijn doorgaans heel ingrijpend. Elke vorm van
behandeling wordt van tevoren door de arts met de zorgvrager doorgesproken. Het is uiteindelijk
de zorgvrager die beslist wat er wel of niet zal gebeuren.
Als verpleegkundige zul je soms de zorgvrager moeten helpen, door de informatie die de
zorgvrager van de arts heeft gekregen nog eens door te spreken. Veel mensen hebben moeite
met het verwerken van de vele medische gegevens en zij kunnen vaak moeilijk een beslissing
nemen. De consequenties van zijn eigen beslissingen zijn voor de zorgvrager vaak slecht te
overzien. Nadere uitleg kan helpen bij het besluit welke therapie voor de zorgvrager de beste is.
Neem er de tijd voor om dit met de zorgvrager door te nemen. Zorg ervoor dat je zelf goed op de
hoogte bent van de gangbare behandelingen en zorg er ook voor dat je weet wat die
behandelingen voor een zorgvrager betekenen. Als de zorgvrager weet wat hij bij een
behandeling kan verwachten, is hij beter in staat tot een weloverwogen beslissing te komen. De
behandeling hangt altijd heel sterk af van het soort tumor en het stadium waarin de ziekte zich
bevindt.
Globaal zijn er vier manieren van behandelen:
1.
2.
3.
4.
opereren
bestralen (radiotherapie)
cytostatica (chemotherapie)
hormoontherapie
Opereren
Bij curatief opereren probeert men al het kwaadaardige weefsel te verwijderen. Of dit mogelijk is,
hangt af van de plaats waar de tumor zit, de algehele lichamelijke conditie van de zorgvrager en
van het antwoord op de vraag in hoeverre de tumor in andere organen is ingegroeid.
Een tumor in de hersenen is altijd moeilijk te verwijderen, maar bijvoorbeeld ook een tumor in de
alvleesklier die door de maagwand heen is gegroeid, is moeilijk weg te halen. Bij het verwijderen
van een maligne tumor moet er namelijk altijd rekening mee worden gehouden dat de tumor met
uitlopertjes in het omliggende weefsel groeit. Er moet dus ruim worden geopereerd. Ook worden
bijna altijd de regionale lymfeklieren weggehaald. Als er metastasen op afstand zijn vastgesteld,
dan is het niet mogelijk al het tumorweefsel via een operatie te verwijderen. Als er dan toch wordt
geopereerd, noemt men dit palliatief opereren. In dat geval wordt geopereerd om lokale klachten
van de tumor op te heffen, bijvoorbeeld een operatie om de slokdarm weer doorgankelijk te
maken, of een stoma aanleggen bij een darmtumor die de darm afsluit.
11
Drs JFW Vermeulen
Bestralen (radiotherapie)
Radiotherapie bestrijdt de groei van tumorcellen door straling. Met behulp van radioactieve
straling worden de tumorcellen vernietigd. Helaas worden omliggende, gezonde cellen ook
beschadigd. Voordat de straling begint, wordt zeer nauwkeurig berekend op welke plaats de
tumor ligt en waar de straling heen moet. Dit is om te voorkomen dat er te veel gezond weefsel
beschadigd wordt. De tumor wordt van verschillende kanten bestraald voor een zo groot mogelijk
effect. De zorgvrager krijgt op de plaats van de bestraling strepen op zijn lichaam, zodat bij iedere
behandeling de straling op de juiste plaats komt. Deze strepen mogen niet verwijderd worden.
itwendige en inwendige bestraling
Er bestaat uitwendige bestraling en inwendige bestraling. De eerste vorm werd al
beschreven. Inwendige bestraling is een nieuwe ontwikkeling en is nog niet in alle ziekenhuizen
mogelijk. Bij deze behandeling wordt er in de tumor een katheter geplaatst, die wordt aangesloten
op een radioactieve bron. Zo komt de straling direct in de tumor terecht en wordt beschadiging
van omliggende cellen voorkomen. Inwendige bestraling wordt onder andere toegepast bij
longkanker en prostaatkanker.
Er zijn vervelende bijwerkingen bekend van bestraling. De zorgvrager kan er erg misselijk van
worden en langdurig last houden van braken. Ook treedt er vaak vermoeidheid op, die nog
maanden kan aanhouden. Als de zorgvrager op zijn hoofd wordt bestraald, treedt er haaruitval
op. De huid die bestraald wordt, kan op den duur pijnlijk en rood worden. Helaas kun je hier als
verpleegkundige niet veel aan doen. De huid is erg gevoelig en wrijven en zalven heeft een
averechts effect.
50% Van alle radiotherapie is palliatief. De therapie brengt dan geen genezing, maar moet
klachten verminderen. Vooral bij pijn door botmetastasen kan bestraling verlichting geven.
Sommige vormen van kanker kunnen alleen met radiotherapie behandeld worden. Een voorbeeld
hiervan is een hersentumor die op een plaats zit waar de chirurg niet bij kan. Cytostatica helpen
in dit geval ook niet, zodat alleen radiotherapie overblijft.
Soms is radiotherapie een aanvulling op een andere therapie. De zorgvrager wordt dan eerst
geopereerd om de tumor grotendeels te verwijderen. De resterende tumorcellen worden dan
bestreden met radiotherapie. Radiotherapie verkleint de kans op metastasen. Het kan ook
voorkomen dat de zorgvrager eerst radiotherapie krijgt om de tumor los te maken van
omliggende weefsels of om de tumor kleiner te maken. Pas dan kan de tumor chirurgisch
verwijderd worden.
Het nadeel van bestralen is dat ook snel delende cellen in de omgeving worden gedood. Hierdoor
ontstaan de complicaties van het bestralen, namelijk:
•
•
•
•
•
12
Tijdelijk verminderde celdeling in het beenmerg, waardoor allereerst een tekort aan witte
bloedcellen ontstaat. Het gevolg hiervan is verminderde afweer, waardoor de zorgvrager
gevaar loopt om allerlei infecties te krijgen, die moeilijk te behandelen zijn. Ook kunnen er
tekorten aan rode bloedcellen en/of aan bloedplaatjes ontstaan, met als gevolg respectievelijk
bloedarmoede en kans op blauwe plekken en bloedingen.
Tijdelijke aantasting van het darmslijmvlies, met als gevolg vaak diarree, misselijkheid en
slechte eetlust.
Haaruitval, doordat de celdeling in de haarwortel tijdelijk is verminderd. Dit gebeurt meestal
alleen als het hoofd wordt bestraald.
Gevaar voor de productie van eicellen en zaadcellen in de geslachtsorganen. Steriliteit kan
hiervan het gevolg zijn.
Irritatie van de huid door verminderde talg- en zweetproductie. De huid wordt minder elastisch
en erg gevoelig.
Drs JFW Vermeulen
Om deze complicaties van het bestralen tegen te gaan, probeert men zo veel mogelijk bestraling
op een zo klein mogelijk gebied te geven. Hoe nauwkeuriger de plaats bepaald kan worden, hoe
minder kans op de genoemde schadelijke effecten. Een andere manier om de schadelijke
effecten tegen te gaan is door de bestraling in porties, verdeeld over de tijd, toe te dienen. De
zorgvrager krijgt dan verschillende bestralingskuren.
Cytostatica
Chemotherapie is de behandeling van kanker met cytostatica.
Cytostatica zijn celdodende medicijnen. Net als bij bestraling doden cytostatica vooral de cellen
die in deling zijn.
Het belangrijkste verschil tussen bestralen en cytostatica is dat bestraling alleen werkt op de
plaats waar de bestraling plaatsvindt, terwijl cytostatica via het bloed in alle organen van het
lichaam terechtkomen. Chemotherapie is de behandeling die zich richt op kankercellen die zich in
het gehele lichaam kunnen voordoen. Chemotherapie kan curatie (genezend) worden gegeven
en palliatief. Soms wordt er chemotherapie gegeven uit voorzorg. In het lichaam kunnen na een
operatie of bestraling nog kankercellen zitten. Deze uitzaaiingen zijn nog niet altijd te ontdekken.
Door de chemotherapie worden ze vernietigd.
Chemotherapie heeft niet alleen invloed op de kankercellen, maar ook op gezonde cellen in het
lichaam. Met name gezonde cellen die snel groeien kunnen negatief reageren op een
chemokuur. Voorbeelden hiervan zijn:
•
•
•
slijmvliescellen van de mond (kapotte mond),
slijmvliescellen van het maag-darmstelsel (maag-darmklachten)
haarcellen (haaruitval)
Het toedienen van cytostatica gebeurt meestal in kuren, zodat normale weefsels weer de
gelegenheid krijgen zich te herstellen. Een andere methode om bijwerkingen tegen te gaan, is het
combineren van verschillende cytostatica. Hierdoor kan men lagere doses van elk middel geven.
Hierdoor treden minder bijwerkingen op, maar wordt toch meer effect op de tumor verkregen.
De meest gevreesde complicatie van cytostatica is de zogenaamde depressie van het beenmerg.
Dit veroorzaakt tekorten aan witte bloedcellen, waardoor infecties ontstaan. Voor de aanvang van
een kuur worden de witte bloedcellen geteld. Pas als het aantal witte bloedcellen hoog genoeg is,
kan een volgende kuur worden gegeven.
Hormoontherapie
Zorgvragers met tumoren die gevoelig zijn voor hormonen, zoals mammacarcinoom en
prostaatcarcinoom, kunnen worden behandeld met hormoontherapie. Hormoontherapie is
eigenlijk een anti-hormonale therapie. De zorgvrager met hormoongevoelige tumoren krijgt een
behandeling die de productie en/of werking van hormonen in het lichaam juist tegengaat. De
hormoontherapie kan op twee manieren worden gegeven:
•
•
13
Operatief: de organen die de hormonen aanmaken, zoals bijvoorbeeld de eierstokken
(produceren het hormoon oestrogeen), worden operatief verwijderd.
Medicamenteus: toedienen van hormonen, antihormonen of aromataseremmers (Aromatase
speelt een belangrijke rol bij de aanmaak van oestrogenen bij vrouwen na de overgang. Een
aromataseremmer legt de werking van aromatase stil). Medicamenteuze hormoontherapie
gebeurt door middel van een inectie, als tablet, of met een neusspray.
Drs JFW Vermeulen
In de tabel ‘Manieren van hormoontherapie’ wordt ingegaan op adjuvante, neo-adjuvante en
palliatieve behandeling van hormoontherapie.
MANIEREN VAN HORMOONTHERAPIE
Adjuvante
behandeling
Een adjuvante behandeling wordt toegevoegd aan een curatieve
(genezende) behandeling, zoals na een operatie of bestraling.
Deze hormoontherapie is bedoeld om de kans op genezing te
vergroten. Curatief.
Neo-adjuvante
behandeling
Deze vorm van behandeling wordt gegeven vóór de plaatselijke
behandeling, bijvoorbeeld voor een operatie of bestraling. Het doel
van de neo-adjuvante behandeling is de tumor beter behandelbaar
te maken voor de curatieve ingreep en eventuele uitzaaiingen
elders in het lichaam te vernietigen. Als een tumor kleiner is
geworden door de hormoontherapie kan een minder ingrijpende
operatie nodig zijn.
Palliatieve
behandeling
Deze vorm van behandeling is een verzachtende behandeling en
gericht op het remmen van de ziekte en het verminderen van
klachten, zoals pijnklachten.
Hormoontherapie wordt meestal langere tijd gegeven en kan maanden tot jaren duren.
Andere behandelingen:
Immunotherapie
Immunotherapie is een behandeling met medicijnen die een afweerreactie tegen kankercellen
stimuleert. Monoklonale antilichamen zijn medicijnen die de groei van kankercellen op
verschillende manieren kunnen remmen.
Stamceltransplantatie
Stamceltransplantatie is een ondersteunende behandeling. Een aantal zorgvragers krijgt
chemotherapie en/ of radiotherapie in een hoge dosering toegediend. Deze behandeling
vernietigt naast zieke cellen ook gezonde cellen in de beenmergholte. Daarom worden na een
behandeling met een hoge dosis chemotherapie en/of radiotherapie gezonde, goedwerkende
stamcellen aan de zorgvrager toegediend. Dit kunnen stamcellen van de zorgvrager zelf zijn of
van een donor. Stamcellen worden vóór de behandeling afgenomen. De gezonde stamcellen
zorgen voor herstel van het beenmerg.
Hyperthermie
Bij een behandeling met hyperthermie (verhoogde temperatuur) wordt het kwaadaardige gezwel
verwarmd tot een temperatuur van 40 à 45 °C. Gezonde cellen zijn bestand tegen deze
temperatuur, maar kankercellen worden hierdoor aangetast. Een deel van de kankercellen gaat
dood door de hyperthermie. Andere kankercellen worden gevoeliger voor een andere
behandeling (meestal radiotherapie, soms chemotherapie). Hyperthermie wordt daarom altijd
toegepast in combinatie met radiotherapie of chemotherapie.
Palliatieve therapie
Als curatieve therapie niet meer mogelijk is, kan met de zorgvrager worden overlegd over de
mogelijkheden van palliatieve therapie. Als door palliatieve therapie de tumor en de uitzaaiingen
14
Drs JFW Vermeulen
kleiner worden, of het uitzaaien tegengehouden kan worden, dan kan het leven soms met enkele
jaren verlengd worden. Complicaties van uitzaaiingen kunnen soms verminderd worden als
gevolg van palliatieve therapie. Hierdoor kan de kwaliteit van het leven van de zorgvrager
verbeterd worden.
Een mogelijke palliatieve behandeling is een operatie om zo veel mogelijk tumorweefsel te
verwijderen, veelal gevolgd door bestraling en/of chemotherapie. Als uit het PA-onderzoek
(Pathologisch Anatomische onderzoek, oftewel een weefselonderzoek) blijkt dat de tumor
oestrogeengevoelig is, dan kan de behandeling speciaal daarop gericht worden. Als de
zorgvrager nog niet in de postmenopauze is, kunnen de ovaria worden uitgeschakeld,
bijvoorbeeld door deze operatief te verwijderen. Is de zorgvrager al wel in de postmenopauze,
dan kunnen zonder meer medicijnen met antioestrogene werking worden gegeven. Door deze
behandeling worden de tumorgroei en de groei van uitzaaiingen soms tijdelijk opgehouden.
Overige geneeswijzen
We hebben tot nu toe de behandelingen van de reguliere geneeskunde besproken. Er zijn
zorgvragers die daarnaast veel vertrouwen hebben in alternatieve geneeswijzen. Deze kunnen
een aanvulling op de behandeling zijn. Denk bijvoorbeeld aan een bepaald dieet en
homeopathische middelen. Als een zorgvrager alternatieve geneesmiddelen gebruikt, geef dit
dan door aan de arts. Deze kan dan beoordelen of deze geneesmiddelen een negatief effect
hebben op de reguliere behandeling. Dit is bijna nooit het geval en de zorgvrager kan dan
doorgaan met de alternatieve geneesmiddelen. Het gebruikmaken van deze mogelijkheden geeft
de zorgvrager ook het gevoel dat hij zelf alle kansen benut en zelf mee kan werken aan zijn
herstel. De zorgvrager kan zich beter voelen en dat heeft weer een positief effect op het verloop
van de ziekte.
In de tabel ‘Zorgvrager met kanker’ wordt ingegaan op de behandeling en therapie, het doel en
het soort kanker.
ZORGVRAGER MET KANKER
•
•
•
•
Behandeling en
therapie
Doel
Soort kanker
Onderzoeken
zoals:
Onderzoeken of de
zorgvrager kanker
heeft en waar de
kanker zich bevindt.
Het stadium bepalen
waarin de kanker zich
bevindt.
Het hangt van het soort kanker af welke
onderzoeken er worden gedaan.
Alle tumorweefsel
verwijderen.
De tumor deels
verwijderen als
palliatieve
behandeling.
Bij verschillende vormen van kanker kan
een operatie uitgevoerd worden,
bijvoorbeeld bij borstkanker,
prostaatkanker, tumoren in het
spijsverteringskanaal en huidtumoren.
lichamelijk
onderzoek
röntgenfoto’s
echografie
CT-scan
Operatie
15
Drs JFW Vermeulen
16
Radiotherapie
Het vernietigen van
kankercellen.
Bij tumoren die op een plaats zitten waar
niet geopereerd kan worden en die niet
reageren op cytostatica.
Radiotherapie is soms een aanvulling op
chirurgische ingreep en/of
chemotherapie.
Chemotherapie
Het vernietigen van
kankercellen.
Bij kankercellen die zich door het gehele
lichaam kunnen verspreiden, zoals
leukemie en de ziekte van Hodgkin.
Chemotherapie wordt ook wel ter
aanvulling op andere therapieën
gegeven, bijvoorbeeld bij borstkanker.
Overige
geneeswijzen
Het versterken van
het zelfhelend
vermogen van de
zorgvrager.
Deze middelen kunnen bij iedere vorm
van kanker gebruikt worden.
Drs JFW Vermeulen
Verplegen van zorgvragers met kanker
De verpleging van een zorgvrager met kanker stelt hoge eisen aan de
verpleegkundige. Vaak heeft de zorgvrager al een moeilijke weg
doorlopen, voordat de eigenlijke behandeling begint. Soms zijn
ingrijpende onderzoeken nodig voor het vaststellen van de diagnose.
De behandeling is vaak ingrijpend. Chemotherapie en radiotherapie
hebben vaak algehele malaise tot gevolg. Chirurgische ingrepen
geven soms een verminkend resultaat. Na de medische behandeling
in het ziekenhuis hebben sommige zorgvragers nog een lange en
moeilijke weg te gaan. Behandelingen zoals chemotherapie en
radiotherapie worden soms in de thuissituatie of in een verpleeghuis
voortgezet. De zorgvrager krijgt soms een spuitpomp mee voor
pijnbestrijding en soms wordt in deze situatie ook chemotherapie per
infuus toegediend.
Het anamnesegesprek
Bij het afnemen van de verpleegkundige anamnese is het van essentieel belang dat je naast de
zakelijke en medische gegevens ook naar de psychische en sociale gegevens van de zorgvrager
informeert.
Mogelijke uitingen van angst en machteloosheid zijn:
•
•
•
•
•
zichtbaar verdriet en zichtbare verslagenheid
agressief gedrag, boosheid en/of opstandigheid
dwingend en/of eisend gedrag
humoristisch, nonchalant, onverschillig gedrag
het stellen van veel vragen over de situatie en om adviezen hierbij
Geef de zorgvrager de ruimte om zich uit te spreken en over zijn angst te praten. Vraag hem wat
hij al over zijn situatie weet en wat hij ervan verwacht. Stel eventueel directe vragen, zoals:
‘Maakt u zich zorgen over de situatie?’
Geef eerlijke informatie, maar houd er wel rekening mee dat de zorgvrager soms niet in staat is
om te luisteren. Maak bij je voorlichting over onderzoek of behandeling gebruik van fotoboeken
om informatie concreet te maken. Angstige mensen zijn vaak niet in staat om schriftelijke
informatie op te nemen. Geef ook informatie over gespreksgroepen voor mensen met kanker,
waarin zij met lotgenoten kunnen praten over kanker, ziek zijn en (over) leven. Folders zijn op te
vragen bij een Integraal Kankercentrum of bij de Nederlandse Kankerbestrijding.
De zogenaamde Integrale Kankercentra zijn opgericht om tot een optimaal geprotocolleerde
kankerbehandeling te komen. Ze worden gefinancierd door de overheid en geven veel
foldermateriaal uit.
Kijk voor meer informatie op: www.iknl.nl en www.kanker.nl.
17
Drs JFW Vermeulen
Ondersteunen bij pijn
De meeste zorgvragers met kanker krijgen vroeg of laat te maken met pijn.
Pijnanamnese
Oncologische pijn is vaak een combinatie van nociceptieve en neuropathische pijn.
Bij oncologische pijn spelen secundaire factoren zoals angst en depressie een belangrijke rol
bij de beleving van pijn.
Mensen met kanker lijden vaak langdurig ernstige pijn. Gedurende het ziekteverloop kan zowel
de (medische) toestand van de zorgvrager als zijn pijnbeleving veranderen.
Voor een adequate pijnbestrijding is het nodig de mate van de pijn die de zorgvrager ervaart, in
kaart te brengen en observaties te blijven verrichten. Er zijn verschillende hulpmiddelen voor de
observatie ontwikkeld, zoals pijnanamneseformulieren en pijnschalen. Met deze schalen kun je
precies bijhouden hoe de zorgvrager zijn pijn ervaart door de scores regelmatig bij te houden (in
een ‘pijndagboek’). In sommige instellingen wordt de pijnscore tweemaal daags opgenomen en
op de temperatuurlijst geregistreerd. Ga in jouw instelling na wat gebruikelijk is en volg het
pijnprotocol.
Doorbraakpijn
De richtlijn van de European Oncologie Nursing Society (EONS), definieert doorbraakpijnals
volgt:
Doorbraakpijn is een voorbijgaande exacerbatie van pijn die spontaan optreedt, of optreedt in
relatie met een specifieke voorspelbare of onvoorspelbare uitlokkende factor, ondanks relatief
stabiele en voldoende gereguleerde achtergrondpijn.
Kortom doorbraakpijn is een plotseling optredende, hevige pijn of toenemende pijn die optreedt
naast een bestaande pijn. De pijn komt plotseling op en de zorgvrager ervaart de pijn als erg
hevig, ondanks dat hij wordt behandeld met pijnmedicatie.
Rescuemedicatie
De medicatie die wordt gebruikt voor de behandeling van doorbraakpijnen wordt ook
wel rescuemedicatie genoemd. De meest gebruikte rescuemedicatie zijn de snel- en
kortwerkende opioïden. Rescuemedicatie is bedoeld om te gebruiken bij plotselinge verergering
van de pijn. Daarnaast kan rescuemedicatie, in overleg met de arts, preventief worden gebruikt
bij de verzorging. Overleg met de arts of je een rescuemedicatie mag gebruiken en of de
dosering van het langwerkend opioïd aangepast moet worden.
Bron: Pallialine
Kijk voor meer informatie over pijn bij kanker
op www.pallialine.nl, www.behandelaar.pijnbijkanker.nl en www.patienten.medischeoncologiegro
ningen.nl.
Pijnbestrijding
Het is belangrijk om vooraf goede afspraken te maken met de arts over:
•
•
•
18
welke pijnbestrijdingsmiddelen de zorgvrager mag hebben;
om de hoeveel tijd medicatie gegeven mag worden;
bij welke pijnscore de medicatie verhoogd mag worden.
Drs JFW Vermeulen
Een zorgvrager met kanker kan langdurig en vaak pijn hebben, waardoor hij zich slechts moeilijk
op iets anders kan concentreren. Je kunt hem helpen de pijn beter te beheersen door hem
ontspanningsoefeningen aan te leren en door hem afleiding aan te bieden. Denk daarbij aan
muziek, lectuur of boeken ingesproken op cd, computerspellen, televisie enzovoort. Het richten
van de aandacht op prettige dingen, gebeurtenissen, geuren of geluiden kan ervoor zorgen dat
de zorgvrager een prettige associatie ervaart. Men noemt dit de geleide fantasietechniek. Pijn
kan door vermoeidheid verergerd worden. Het is dus belangrijk om voor een goed slaapwaakritme te zorgen.
Ondersteunen bij voeding
Zorgvragers met kanker hebben vaak weinig eetlust. Als verpleegkundige moet je daarom extra
aandacht aan de voeding besteden. Vaak wordt het dienblad met eten weer meegenomen en
wordt er gerapporteerd dat de zorgvrager geen trek had. Dit is niet voldoende. Je moet ook
nagaan waarom de zorgvrager geen trek heeft en proberen te achterhalen hoe je zijn eetlust kunt
stimuleren. Het is belangrijk dat verpleegkundigen en de ziekenhuisdiëtiste de SNAQscorelijst (Short Nutritional Assessment Questionnaire) van de zorgvrager met kanker bijhouden.
Aan de hand van de uitslag van deze scorelijst kan de diëtiste actie ondernemen in de vorm van
het geven van bijvoeding.
Als de zorgvrager door therapieën zoals bestraling of chemotherapie niet in staat is om te eten,
dan moet je dit bespreken in je team of met het voedingsteam, als dit in de instelling aanwezig is.
Een voedingsteam kan bestaan uit een arts, een apotheker, een verpleegkundige en een diëtist.
Zij kunnen de tekorten opsporen en deze helpen aanvullen. Daartoe moeten dan alternatieven
voor normale voeding aangeboord worden, zoals sondevoeding, voedingsinfusen of complete
voedingsdrankjes. Motiveer en stimuleer de zorgvrager hierbij en geef zo nodig informatie.
Soms vraagt de zorgvrager om alternatieve voedingswijzen. Wijs dit niet af, maar bespreek de
situatie met de zorgvrager en verwijs hem eventueel naar de behandelend arts. De zorgvrager
heeft het recht om zelf hierover te beslissen. Wijs hem op documentatie over voeding van het
KWF, op te vragen via de site www.kwf.nl.
Als het eten voor de zorgvrager werkelijk een last wordt, dan kan hij weigeren om te eten. Vaak
speelt hierbij een rol dat hij geen uitweg meer ziet (hij heeft slechte vooruitzichten en het lijden
wordt ondraaglijk). Je mag de zorgvrager dan niet tot eten dwingen; hij heeft het recht hierover
zelf te beslissen.
Ondersteunen bij behandeling
Radiotherapie en chemotherapie hebben soms nare gevolgen voor de zorgvrager, zoals:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
19
misselijkheid en braken
diarree
gewichtsverlies
lymfe-oedeem
haaruitval
huidproblemen
gehoorstoornissen
gevoelsstoornissen in handen en voeten en problemen met de fijne motoriek
stomatitis
oligurie (zeer geringe urineproductie)
verhoogde kans op bloedingen en infecties
algehele malaise
Drs JFW Vermeulen
Informeer de zorgvrager hierover en instrueer hem wat hij er zelf tegen kan doen. Enkele van de
belangrijkste adviezen zijn:
•
•
•
•
•
•
voldoende drinken (2 tot 2,5 liter per dag) en bij misselijkheid en/of braken, diarree of oligurie
regelmatig kleine porties eten;
in geval van diarree bepaalde voedingsmiddelen vermijden;
bij stomatitis: goede mondverzorging volgens de richtlijnen voor mondverzorging bij chemo- en
radiotherapie;
het laten aanmeten van een pruik om de kaalheid en/ of huidverkleuringen te camoufleren;
verwondingen voorkomen, bijvoorbeeld elektrisch scheren in plaats van met een mesje en een
zachte tandenborstel gebruiken in plaats van een harde bij een verhoogd risico op bloedingen;
de lichaamstemperatuur in de gaten houden en contact vermijden met mensen die verkouden
of grieperig zijn.
Omgaan met cytostatica
Voor het werken met cytostatica zijn veel beschermende maatregelen ingesteld. Als
verpleegkundige kom je in contact met deze giftige stoffen en daarom moet je weten hoe je
gevaren voor jezelf kunt voorkomen.
De urine, de feces, het zweet en het braaksel van de zorgvragers die kuren, bevatten resten van
de cytostatica. Daarom moet je, als je daarmee in contact komt, altijd handschoenen en schort
aandoen. Bij het aanprikken van de infusen met cytostatica draag je ook altijd handschoenen en
een schort. In sommige gevallen moet je ook een mondmasker en een speciale bril op.
De lege infuuszakken en toedieningssystemen moeten in speciale afvalcontainers worden
gedeponeerd. Dit zijn nog maar een paar algemene maatregelen. Op de oncologieafdelingen zijn
protocollen waarin per soort cytostatica aangegeven staat welke voorzorgsmaatregelen je moet
treffen.
Cytostatica kunnen schade toebrengen aan de gezondheid van personen, vooral als deze
regelmatig en langdurig ermee in aanraking komen, zoals artsen en verpleegkundigen.
Het Nederlands Kankerinstituut - Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis heeft daarvoor richtlijnen
uitgebracht.
Urine en ontlasting
De zorgvrager kan gewoon van het toilet gebruikmaken. Alle uitscheidingsproducten mogen via
het riool afgevoerd worden. Voorkom spetteren of morsen. De zorgvrager kan de volgende
maatregelen nemen:
•
•
•
•
•
zo veel mogelijk gebruikmaken van hetzelfde toilet;
proberen zittend te plassen;
eventuele druppels op de bril deppend verwijderen met droog toiletpapier;
het toilet na gebruik tweemaal doorspoelen, met het deksel dicht;
na toiletgebruik de handen wassen.
Braaksel
Extra voorzichtigheid is geboden, met name als de zorgvrager het cytostaticum als tablet,
capsule of in drankvorm krijgt toegediend.
Tot twee uur na inname is een groot deel van het cytostaticum nog niet de maag gepasseerd en
is dus nog in het braaksel aanwezig. De zorgvrager kan de volgende maatregelen nemen:
•
20
zo veel mogelijk gebruikmaken van hetzelfde toilet;
Drs JFW Vermeulen
•
•
•
•
eventuele druppels op de bril deppend verwijderen met droog toiletpapier;
het toilet na gebruik tweemaal doorspoelen, met het deksel dicht;
ander zo veel mogelijk wegwerpmateriaal gebruiken, zoals een plastic draagtas in een emmer.
De draagtas direct na gebruik weggooien in een aparte, dubbele plastic vuilniszak;
na braken de handen wassen.
Schoonmaken
Draag latex wegwerphandschoenen.
Gebruik zo veel mogelijk wegwerpschoonmaakdoekjes.
Toilet, urinaal of ondersteek minimaal eenmaal per dag schoonmaken met allesreiniger.
Bad- en wasgelegenheid minimaal eenmaal per dag schoonmaken met allesreiniger.
Deponeer handschoenen en gebruikte doekjes bij het afval in een aparte, dubbele plastic
vuilniszak.
• Was je handen.
•
•
•
•
•
Wasgoed
Draag latex wegwerphandschoenen.
Verzamel het wasgoed in een aparte, goed afsluitbare plastic zak.
Apart laten wassen in de wasmachine (eerst een koud voorwasprogramma).
Deponeer latex wegwerphandschoenen bij het afval in een aparte, goed afsluitbare plastic
vuilniszak.
• Was je handen.
•
•
•
•
Morsen van uitscheidingsproducten
Draag latex wegwerphandschoenen.
Dep het gemorste vocht op met keuken- of toiletpapier.
Trek bevuilde kleding uit en haal het bevuilde beddengoed af.
Deponeer eventuele vaste uitwerpselen in het toilet. Wees voorzichtig, voorkom spatten.
Maak de bevuilde plek driemaal schoon met koud water. Dep droog met keuken- of
toiletpapier.
• Reinig de plek daarna met allesreiniger. Gebruik wegwerpschoonmaakdoekjes.
• Deponeer latex wegwerphandschoenen en doekjes bij het afval in een aparte, goed afsluitbare
plastic vuilniszak.
• Was je handen.
•
•
•
•
•
Afval
Onder afvalmateriaal wordt verstaan al het materiaal dat de zorgvrager gebruikt heeft. Denk
hierbij aan latex wegwerphandschoenen, een volle urineopvangzak, onderleggers, keukenpapier,
toiletpapier, tissues.
•
•
•
•
•
Draag latex wegwerphandschoenen.
Gooi afvalmateriaal direct weg in een aparte, dubbele plastic vuilniszak.
Deponeer latex wegwerphandschoenen bij het afval.
Sluit deze goed af en deponeer deze bij het normale huisafval.
Was je handen.
Lichamelijk contact
Veel vragen gaan over intiem contact, zoals het knuffelen of het geven van een zoen. Voor zover
men weet, leidt dit niet tot schadelijke effecten. Het is niet bekend of en in welke mate cytostatica
opgenomen worden in het sperma of het slijmvlies van de vagina. De zorgvrager moet daarom bij
het vrijen, gedurende de risicoperiode, altijd een condoom gebruiken.
21
Drs JFW Vermeulen
Voorkomen van zwangerschap
Chemotherapie kan aangeboren afwijkingen veroorzaken. Het is daarom raadzaam voor
vrouwelijke en mannelijke zorgvragers om tijdens en na de behandeling met chemotherapie
zwangerschap te voorkomen door anticonceptie te gebruiken. Over het algemeen is het advies
minstens een periode van een halfjaar aan te houden. Indien er een vermoeden van
zwangerschap is, moet de arts direct op de hoogte worden gebracht.
Figuur 11 De urine en feces van zorgvragers die chemotherapie krijgen, bevatten resten van
cytostatica.
Volgens de Wet BIG behoort het bereiden van cytostatica niet tot de bekwaamheid van
verpleegkundigen. Dit is vaak de taak van de ziekenhuisapotheker.
De oncologieverpleegkundige
Een oncologieverpleegkundige is een gespecialiseerde verpleegkundige op het vakgebied van
de oncologie. Na je diploma tot basisverpleegkundige kun je je via een interne opleiding in het
ziekenhuis verder specialiseren tot oncologieverpleegkundige.
Als oncologieverpleegkundige krijg je te maken met hoog complexe zorg rondom curatieve en
palliatieve zorg bij een zorgvrager op de oncologieafdeling. Je begeleidt de oncologische
zorgvrager en zijn naasten in het oncologisch proces.
Een oncologieverpleegkundige werkt vaak op een oncologiedagbehandeling. Op deze
dagbehandeling krijgen oncologische zorgvrager hun chemotherapie toegediend. De
oncologieverpleegkundige is verantwoordelijk voor het aanhangen en afkoppelen van de
cytostatica. Dit is een gespecialiseerde handeling die alleen een verpleegkundige met een
oncologie-aantekening mag doen. Ten slotte worden oncologieverpleegkundigen ook betrokken
bij de polikliniek ter ondersteuning van de oncoloog (arts gespecialiseerd in oncologie).
Verpleegkundige zorg voor en na de operatie
Een aantal zorgvragers met kanker wordt geopereerd. We gaan hier in op de specifieke zorg bij
zorgvragers met kanker die een operatie ondergaan. Bij een aantal operaties treedt er nog een
extra probleem op, omdat de operatie een verminkend effect heeft. Een voorbeeld hiervan is een
operatie bij zorgvragers die een tumor in het gezicht hebben. Sommige zorgvragers moeten na
de operatie (een deel van) hun neus missen. Bij kanker in de mond ontstaan grote wonden
waarbij (een deel van) de tong wordt verwijderd. Dit levert problemen op voor het innemen van
voedsel en voor het praten.
Met behulp van plastische chirurgie kan geprobeerd worden om deze vervelende complicaties zo
veel mogelijk te beperken. De zorgvrager kan in een sociaal isolement terechtkomen door deze
veranderingen in zijn uiterlijk. Sommige zorgvragers durven niet meer naar buiten uit angst voor
nare reacties. Help de zorgvrager over zijn angst heen door hem te stimuleren om al tijdens zijn
verblijf in het ziekenhuis naar buiten te gaan. Zo kan de zorgvrager langzaam wennen aan
reacties op zijn veranderde uiterlijk. Bied de zorgvrager begeleiding van een maatschappelijk
werker aan.
Een andere verminkende operatie is een operatie waarbij een lichaamsdeel wordt verwijderd,
zoals een arm of een been bij botkanker. Hiervoor geldt dat er in sommige gevallen een prothese
aangemeten kan worden. De zorgvrager heeft wel een blijvende handicap.
22
Drs JFW Vermeulen
Verpleegkundige zorg bij chemotherapie
Zorgvragers die chemotherapie krijgen, kunnen last krijgen van bijwerkingen. In welke mate
deze bijwerkingen optreden, hangt af van de soorten en hoeveelheden cytostatica die een
zorgvrager krijgt.
Door de chemotherapie voelen veel zorgvragers zich vaak extreem moe en lusteloos. Leg de
zorgvrager uit dat dit normaal is en dat deze klachten meestal weer verdwijnen als de
behandeling gestopt is. Voldoende rust is in deze periode noodzakelijk. Soms blijft de
vermoeidheid nog maanden tot jaren na de behandeling bestaan. Als de zorgvrager behoefte
heeft aan uitoefening van zijn hobby’s kan hij daarmee doorgaan.
Misselijkheid is een veelvoorkomend symptoom bij chemotherapie. Het is belangrijk de
zorgvrager daar vooral tijdig medicatie tegen te geven. Verder helpt het de zorgvrager als hij
meerdere keren per dag kleine beetjes eet. Licht verteerbaar voedsel bevalt het best. De
zorgvrager kan beter geen scherpe kruiden en koolzuurhoudende dranken gebruiken. Houd een
daglijst bij waarop je noteert hoeveel de zorgvrager eet en drinkt. Meet de urineproductie en
noteer hoe vaak de zorgvrager ontlasting heeft. Weeg de zorgvrager dagelijks. Deze waarden
geven je een goed beeld van de voedingstoestand van de zorgvrager.
Cytostatica tasten de slijmvliezen aan, dus ook het slijmvlies van de mond. Goede
mondverzorging kan kloofjes of zweertjes in de mond voorkomen. Help de zorgvrager met het
volgende:
•
•
•
•
vier tot zes maal daags de mond spoelen met kamillethee of water;
de mond spoelen met NaCl 0,9% spoelvloeistof en/of chloorhexidine 0,2% volgens voorschrift
van de mondhygiënist;
de tanden poetsen met een zachte borstel;
de lippen invetten met vaseline.
Complicaties
Bij zorgvragers die behandeld worden met chemotherapie is een aantal complicaties te
verwachten. Dit komt doordat de cytostatica invloed hebben op het beenmerg. Door de
cytostatica worden er tijdelijk te weinig bloedcellen gemaakt en dat kan problemen opleveren,
zoals:
•
•
•
leukopenie
trombopenie (te weinig bloedplaatjes)
anemie (bloedarmoede)
Leukopenie is een vermindering van het aantal witte bloedlichamen. De zorgvrager moet
daarom beschermd worden tegen infecties. Hiervoor is een aantal regels belangrijk:
•
•
•
•
•
•
zorg voor isolatieverpleging in de eerste fase van de chemotherapie;
zorg voor een goede lichamelijke hygiëne en een goede mondverzorging;
was de handen voor en na ieder contact met de zorgvrager, ook bezoek hoort dit te doen;
vermijd contacten met verkoudheid, griep en waterpokken;
stilstaand water bevat bacteriën, verschoon daarom het water in bloemenvazen iedere dag;
werk steriel met insteekopeningen van infusen en katheters.
Ondanks alle voorzorgsmaatregelen kan de zorgvrager toch een infectie oplopen. Een van de
symptomen van een infectie is koorts. Neem daarom drie keer per dag de temperatuur van de
zorgvrager op. Bij koorts waarschuw je de arts.
Er kunnen spontane bloedingen optreden bij een te laag trombocytengehalte in het bloed. Vooral
bloedneuzen en bloedingen in de mond komen hierbij voor. Als de zorgvrager een wondje heeft,
druk het wondje dan langer dicht. Leg de zorgvrager uit dat hij vallen en stoten zo veel mogelijk
23
Drs JFW Vermeulen
moet voorkomen. Wees voorzichtig met scherpe voorwerpen. Observeer of de zorgvrager
bloedingen heeft en let op of deze toenemen. Waarschuw een arts als dit het geval is. Bij
aanhoudende bloedingen krijgt de zorgvrager trombocyten via een infuus. Geef geen injecties als
er andere toedieningsvormen voor medicatie zijn. De zorgvrager moet axillair getemperatuurd
worden om bloedingen bij de anus te voorkomen. Geef, om dezelfde reden, de zorgvrager ook
geen klysma’s en zetpillen.
Als er een tekort aan rode bloedcellen is, krijgt de zorgvrager last van moeheid, bleekheid en
duizeligheid. Observeer de zorgvrager op deze klachten. Als de klachten verergeren, geef je dit
door aan de arts. Bij ernstige klachten krijgt de zorgvrager een bloedtransfusie.
Verpleegkundige zorg bij radiotherapie
Door de bestraling worden ook gezonde cellen aangetast. Hierdoor kunnen zorgvragers last
krijgen van bijwerkingen. Welke dat zijn, hangt af van de plaats van de bestraling. Als een
zorgvrager geen last krijgt van bijwerkingen, wil dat niet zeggen dat de behandeling goed of juist
slecht aanslaat. Een verschijnsel waar iedereen last van krijgt, is ernstige vermoeidheid. Deze
vermoeidheid kan nog maanden nadat de radiotherapie is gestopt, aanhouden. Het lichaam
verbruikt extra energie om de vernietigde kankercellen op te ruimen en om cellen die zijn
aangetast te herstellen. Daarnaast brengen de diagnose en bestraling onzekerheid met zich mee,
wat ook energie kost. Raad de zorgvrager aan extra rust te nemen.
Het haar valt alleen uit als het direct met de straling in contact komt. Als er een kans is dat de
zorgvrager kaal wordt van de bestraling, kun je het bestellen van een pruik bespreken. Niet
iedere zorgvrager zal hiervan gebruikmaken. Sommige zorgvragers dragen liever een hoed of
petje. De haaruitval is meestal maar tijdelijk.
De bestraling kan invloed hebben op de huid. Deze kan rood worden en daarna donkerder. Soms
ontstaan er blaren die kapotgaan. Door er scheurlinnen op te doen, drogen de blaren in. De huid
en ook de blaren genezen meestal binnen enkele weken. Een goede verzorging voor de
bestraalde huid bestaat verder uit:
•
•
•
•
•
•
niet wassen met zeep
de huid droog deppen
schurende en stugge kleding voorkomen
geen pleisters gebruiken en niet met mesjes ontharen
dagelijks poederen met ongeparfumeerd talkpoeder
In overleg met arts zalf aanbrengen tegen brandwonden
Als de zorgvrager in het hoofd-halsgebied bestraald wordt, worden de speekselklieren mee
bestraald. De zorgvrager zal last krijgen van een droge mond. De smaak en reuk worden minder.
Eten en drinken kunnen de zorgvrager gaan tegenstaan. Doordat er minder speeksel is, neemt
de kans op een ontsteking toe. Geef hiervoor dezelfde behandeling als bij de zorgvrager die een
stomatitis heeft ten gevolge van de chemotherapie. Ook hier geldt dat voorkomen beter is dan
genezen. De zorgvrager zal zijn voeding moeten aanpassen. Zachte voeding zonder scherpe
kruiden is het minst pijnlijk. Voeding die lauw is, verdraagt de zorgvrager beter dan hete voeding.
Schakel de diëtist in als de zorgvrager problemen krijgt met eten. Als eten niet meer lukt, zal de
zorgvrager sondevoeding krijgen.
Radiotherapie kan van invloed zijn op de vruchtbaarheid van zowel de vrouw als de man. Bij
vrouwen worden soms de eierstokken mee bestraald bij bijvoorbeeld de behandeling van
baarmoederkanker. De eierstokken verliezen hun functie en de vrouw wordt onvruchtbaar. De
hormoonproductie door de eierstokken vervalt ook en de vrouw raakt in de overgang. Als een
vrouw hier veel klachten van krijgt, geef dit dan door aan de arts. Bij de man is het meestal
mogelijk om de zaadballen te beschermen tegen de bestraling, omdat deze buiten de buik liggen.
Zo wordt voorkomen dat de man onvruchtbaar wordt. Sommige zorgvragers zullen prijs stellen op
de begeleiding van een maatschappelijk werker. Bied deze hulp dus aan.
24
Drs JFW Vermeulen
Mevrouw Wijnands (43 jaar) ligt bij jou op de afdeling. Ze heeft slokdarmkanker. Ze is
ongeneeslijk ziek. Mevrouw Wijnands is getrouwd en heeft drie thuiswonende kinderen. Mevrouw
Wijnands praat op een avond met jou over haar ziekte. Ze wil van jou weten of jij zorgvragers
kent met dezelfde ziekte die zijn genezen. Ook zegt ze dat ze denkt dat ze nog lang kan leven.
Ze denkt dat ze over enkele weken wel weer naar huis kan. Jij vraagt je af of mevrouw goed
geïnformeerd is en vraagt dit aan de arts. Deze zegt dat hij mevrouw uitgelegd heeft hoe haar
prognose is. Mevrouw Wijnands wil hier niets van weten. Je bespreekt deze situatie in het
multidisciplinair overleg en daar wordt besloten dat de maatschappelijk werker met mevrouw
Wijnands gaat praten.
In de tabel ‘Zorgvrager met slokdarmkanker’ worden problemen, oorzaken en doelen behandeld
bij een zorgvrager met slokdarmkanker en welke verpleegkundige acties gedaan kunnen worden.
ZORGVRAGER MET SLOKDARMKANKER
Probleem
Oorzaak
Doel
De
zorgvrager
kan de
informatie
over zijn
ziekte niet
goed
begrijpen.
De zorgvrager
krijgt te veel
informatie ineens.
De zorgvrager is
goed geïnformeerd
over zijn ziekte.
De
zorgvrager
ontkent dat
hij ernstig
ziek is.
De zorgvrager zit
in een
rouwproces en
kan de waarheid
(nog) niet onder
ogen zien.
De
zorgvrager
kan niet
(voldoende)
eten.
Verpleegkundige
actie
•
•
•
•
•
•
Pijn bij het
slikken.
Stomatitis.
Misselijkheid.
De zorgvrager
accepteert de ernst
van zijn ziekte.
•
•
De zorgvrager heeft
een goede
voedingstoestand.
•
•
•
•
•
•
25
Drs JFW Vermeulen
De informatie
meerdere keren
geven.
Inschatten hoeveel
informatie de
zorgvrager kan
verwerken.
De zorgvrager
laten verwoorden
wat hij over zijn
ziekte weet.
De zorgvrager
laten verwoorden
hoe hij zich voelt
en proberen te
laten inzien waar
hij mee bezig is.
Begeleiding van
maatschappelijk
werk aanbieden.
Goede
mondverzorging.
Aangepaste
voeding.
Medicatie tegen
misselijkheid
geven.
Sondevoeding
geven.
Diëtist inschakelen.
De
zorgvrager
heeft last van
haaruitval.
Door
radiotherapie of
chemotherapie
kan de zorgvrager
kaal worden.
De zorgvrager
maakt gebruik van
de mogelijkheid om
een pruik te laten
aanmeten als hij dat
wil.
De
zorgvrager
kan
huidirritatie
krijgen.
Door de
bestraling kan de
huid beschadigd
raken.
De huid van de
zorgvrager blijft
intact.
•
•
Goede
huidverzorging:
•
•
•
•
•
26
Drs JFW Vermeulen
De zorgvrager
voorbereiden op de
haaruitval.
Een pruik laten
aanmeten.
geen zeep
gebruiken
geen pleisters
gebruiken
geen mesjes
gebruiken
schurende kleding
voorkomen
dagelijks
talkpoeder
gebruiken
Download