sociale stratificatie = geïnstitutionaliseerde sociale ongelijkheid socilae klassenformatie ONSTSTAAN = omvorming van een klasse als categorie sociale ongelijkheid = ongelijke toegang binnen het economische systeem 1. overvloed tot een klasse als een BLUMBERG groep van met elkaar 2. schaarste interagerende mensen onderbuw: sociale sluiting = social economische systeem, closure = proces waarbij manier waarop mensen groepen hun positie vrijwaren door de ECEONOMISCHE KLASSE in hun materiële -> SOCIALE KLASSE levensonderhoud toegang tot hun voorzien machtsbronnen af te schermen voor outsiders kapitalisten, arbeiders, grondbezitters mediate structuration: mobiliteitskansen structuratie = proces bovenbouw: religie, waarbij economische recht, staat en de media klassen in een proces arbeidsverdeling op de van dagdagelijkse werkvloer noblesse oblige handelingen sociale principe: tov welvaart klassen worden hiërarchische structuur en macht staan ook proximate structuration bedrijf verplichtingen MARX zelfde economische gemeenschappelijke systeem consumptiepatronen nature vs nurture strategische omstandigehden die onvervangbaarheid, doing gender specifieke technische leefiwijze, belangen en klasse an sich gender vs sex cultuur bepalen deskundigheid, autonoom werken hoe groter de vijandig tov andere economische macht is vingerende familiestelsel politieke, militaire, juridische en ideologishce macht van vrouwen groepen SOCIALE STRATIFICATIE waarover de vrouw beschikt, hoe meer economische bewegingsvrijheid zij klasse fur sich: klasse benadering BLUMBERG zal hebben om an sich maar beslissingen te nemen met betrekking tot haar ONGELIJKHEID OP BASIS communiceren en VAN GESLACHT hebben contact met persoonlijkheid andere groepen (geen vijandigheid) culturele en 1. vergelijkbare ideologische factor levenskansen controle over materiële 2. voortvloeien uit het goederen bezit van goederen of van de mogelijkheid tot fysieke kracht het verkrijgen van een conflicttheorie COLLINS fysieke inkomen slavernij 3. de waarde van die aantrekkelijkheid goederen of kasten: ordening van mogelijkheid tot mesnen op basis van verwerven van inkomen eer (prestige), wordt bepaald door de gebaseerd op een werking van de religeuze LANDBOUWSAMENLEVINGEN goederen of verantwoording van arbeidsmarkt sociale stratificatie groep mensen met standen: heer-vazal gelijke positie op de relatie binnen de beroepsloopbaan van een individu WEBER goederen en arbeidsmarkt en dus gelijke levenskansen intragenerationele mobiliteit STATUS: betrekking op SOCIALE MOBILITEIT positie ouders vs positie intergenerationele kinderen mobiliteit INDUSTRIELE SAMENLEVING sociale eer, macht gebaseerd op KLASSE overtuigingskracht van mensen, erkenning van de hogere kwaliteiten !! is maar een klein aspect door de gemeenschap draagt bij tot de stabiliteit van de vs functionele verklaring samenleving KLASSE: macht gebaseerd op bezit of IS STRATIFICATIE !! er is geen zuivere vaardigheid NOODZAKELIJK? meritocratie BELANGENGROEP: macht gebaseerd op afspraken tussen mensen, wat zich kan uitten in coalities en wetgevingen/statuten Marx: groepsvorming MARX vs WEBER Weber: hele marktsituatie roldifferentiatie tussen de aandeelhouders en degenen die het bedrijf autoriteit leiden klassen = conflictgroepen = DAHRENDORF quasigroepen : latente belangen, posities vallen in clusters samen belangengroepen: latente belangen worden manifeste belangen power elite = heeft MILLS gelijkheid en individualisme eenzelfde sociale origine, delen identiteit, hebben tal van informele bindingen BOURDIEU belang cultureel kapitaal sociale verdeling van eer. ongelijke verdeling van symbolische macht