Samenvatting vragen communicatievaardigheden. Wat is zakelijke communicatie? 1.WAT IS ZAKELIJKE COMMUNICATIE? Zie kennis;vaardigheden en attitudes op pg 12. 2. SCHETS HET COMMUNIOCATIEMODEL VAN R. JACOBSON. Context Zender Boodschap Code Ontvanger Contact Zender : De persoon die de communicatie van start laat gaan. Ontvanger : De persoon aan wie de communicatie gericht is. Boodschap : De inhoud van de boodschap tussen de zender en de ontvanger Code : Taal als code Contact : De relatie tussen de zender en de ontvanger , de soort relatie is bepalend voor hoe men communiceert. Dit is ook het referentiekader waarin de communicatie voorkomt , een goede relatie tussen zender en ontvanger zijn nodig voor goede communicatie. 3. SCHETS HET COMMUNICATIEMODEL MET DE NIEUWE ELEMENTEN Context Zender Ontvanger Boodschap Coderen decoderen Code Bedoeling Contact Ruis Medium (Ontvanger) (Zender) - Medium/kanaal : Het middel dat men gebruikt om iemand te informeren. - Bedoeling : Iemand informeren, aan te sporen en te overtuigen - Ruis : Een slechte communicatie/elementen die de communicatie negatief beïnvloeden. - Feedback : wederkerigheid van de informatie - Coderen : je gedachten in taal omzetten - Decoderen : je gedachten ( woorden ) proberen te begrijpen. 4. OP WELKE 2 BASISFUNCTIES VAN TAAL IS HET COMMUNICATIEMODEL VAN R. JAKOBSON GEBASEERD ? Op informatieoverdracht en sociale profilering 5. SCHETS HET 3E COMMUNICATIEMODEL. Waardering Perceptie Inhoud Relatie - Inhoud : Boodschap - Relatie : Rollen die zender en ontvanger tov elkaar hebben (Hierarchisch gelijkwaardig) - Perceptie : Wordt de inhoud op een correcte manier geintrepeteerd?; Houden zender en ontvanger rekening met de rol die zij ten opzichte van elkaar hebben ? - Waardering en respect : Dat is er enkel maar tov elkaar als er tijdens de communicatie rekening wordt gehouden met waardering en respect. 6. WAARIN VERSCHILT DIT COMMUNICATIEMODEL ZOVEEL MET DE 2 ANDERE ? - Er is ruimte voor menselijk contact. - Er wordt belang gehecht aan de interpretatie 7. GEEF EEN VOORBEELD VAN PERCEPTIE. Wat vind jij de moeilijkste taal : Engels of Duits? 8. GEEF 5 RELEVANTE VERSCHILLEN TUSSEN SPREEKTAAL EN SCHRIJFTAAL. Spreektaal Schrijftaal Direct contact Indirect contact Eenmalig : geheugen is harde schiijf Meermalig : op papier Zender bepaalt : - Luisterdwang - Luistertempo - Luistermoment - Productief bepaald Ontvanger - bepaalt : Leesvrijheid Leestempo Leesmoment Receptief bepaald Meer kans op ruis Enkel externe ruis als de bron gestoord wordt Informeler Heel formeel 9. GEEF ENKELE VOORBEELDEN VAN NON-VERBALE COMMUNICATIE BIJ EEN MONDELING EXAMEN. - Intonatie - Houding - Verzorgd voorkomen - Mimiek 10. GEEF ENKELE VOORBEELDEN VAN NON-VERBALE COMMUNICATIE BIJ EEN SCHRIFTELIJK EXAMEN - Lay-out - Typografische verzorging - Kleur - Papierformaat 11. GEEF DE DRIE SOORTEN COMMUNICATIE BIJ ZAKELIJKE COMMUNICATIE VANUIT HET STANDPUNT VAN DE ONTVANGER ▪ Intrapersoonlijke communicatie : ontvanger = zender ,bv : logboek ,telefoon memo’s ▪ Interpersoonlijke communicatie : Minstens 2 personen betrokken, doorgaans verwacht men onmiddellijke feedback. ▪ Massacommunicatie : Zender brengt een boodschap over aan een heel groot aantal ontvangers,dit maakt feedback nagenoeg onmogelijk en de zender weet niet of de boodschap goed aangekomen is. bv. Het nieuws 12.GEEF DE DEFINITIE VAN ZAKELIJKE COMMUNICATIE. Zakelijke communicatie is een vorm van communicatie waarbij de boodschap altijd betrekking heeft op contacten en transacties van commerciële aard. Zender en ontvanger kennen elkaar meestal enkel beroepshalve of ze treden op als vertegenwoordiger van hun bedrijf,organisatie of dienst. 13. WAT BESTUDEERD DE SOCIOLINGUÏSTIEK? Het verschill tussen communicatie van onder andere mannen en vrouwen . Maar deze bestudeert ook hoe communicatie kan verschillen op basis van een aantal sociale factoren ,zoals sekse,sociale klasse enzo.. 14. WAARDOOR WORDT DE KEUZE VAN EEN BEPAALD REGISTER/ALGEMEEN NEDERLANDS,DIALECT,TUSSENTAAL BEPAALD? Deze keuze wordt vooral bepaald door de werksituatie,de omstandigheden en de sociale achtergrond van de spreker. 15. BESPREEK DE TERM TUSSENTAAL. • Wat is tussentaal ? Tussentaal is de benaming van de informele spreektaal in Vlaanderen , die geen dialect is maar ook geen algemeen nederlands.Er zijn nog andere benamingen voor tussentaal in de omloop,zoals verkavelingsnederlands. • Waar is deze ontstaan ? Tussentaal is ontstaan bij Vlamingen die zich wilden distantiëren van het dialect maar geen algemeen nederlands konden of wilden hanteren. • De term tussentaal suggereert dat er één informele omgangstaal zou bestaan voor heel vlaanderen. Dat is echter niet het geval , want er zijn veel regionale verschillen. • Waarom wordt er gepleit voor de herwaardering van de standaardtaal? Omdat de variatie in het Nederlandse taalgebied steeds groter wordt en dit niet gunstig is voor de communicatie. • Welke zijn de redenen? Een taal die gebruikt wordt om met de bevolking te communiveren moet uniform en betrouwbaar zijn. De standaardtaal is vereist bij formele situaties. De volwaardige rol van nederlands als beleidstaal moet behouden worden.Ook om anderstaligen niet te misleiden. Enkele courante voorbeelden : Hoe noemde gij? U en uw ipv jij en jouw 16. LEG UIT : PLEONASMEN ? Je zegt wat al in een ander woord ligt opgesloten. Bijv : Ze stelde de vergadering uit tot een andere datum. Ze stelde de vergadering uit. tot een latere datum 17. EEN DUBBELE ONTKENNING? Met een dubbele ontkenning zeg je onbewust het tegengestelde van wat je bedoelt. Bijv . Met die klant hebben we nooit geen problemen gehad. 18.TAUTOLOLOGISCHE COMBINATIES? Je zegt iets tweemaal met woorden van dezelfde betekenis. Bijv. : Zoals bijvoorbeeld in deze zin. Deze tautologieën zijn wel correct in vaste uitdrukkingen. Bijv . Zeker en vast 19.BARBARISME? Zijn woorden die al dan niet vervorm zijn overgenomen van een vreemde taal , op een wijze die in strijd is met het Nederlandse taaleigen. Men verdeelt ze onder : germanismen , anglicismen of gallicismen volgens de invloed van de vreemde taal. Voorbeelden : ▪ Germanisme : Mecanieker----> Mecanicien ▪ Anglicisme : Frontpagina --->Voorpagina ▪ Gallicisme : Zich aan iets interesseren 20. CONTAMINATIE? Een contaminatie is het doorheen halen van twee juiste synoniemen woorden of uitdrukkingen waardoor een verkeerd geheel ontstaat. Vb : Hij behoort al jaren tot één van onze beste klanten. P.37 ( zinsniveau) 21.WAT IS EEN SAMENTREKKING ?. Als je 2 zinnen samenvoegt kan je meestal een zinsdeel uit de tweede zin laten wegvallen. 22.WAT IS EEN BEKNOPTE BIJZIN? Het is een bijzin zonder persoonsvorm en zonder onderwerp. In de plaats van de persoonsvorm staat meestal een te+ infinitief of een (on)vooltooid deelwoord. Regel : het verzwegen onderwerp van de beknopte bijzin moet gelijk zijn aan het onderwerp van de hoofdzin. 23. LEG UIT : NAAMWOORDSTIJL. Naamwoordstijl staat voor het overvloedig gebruik van zelfstandige naamwoorden afgeleid van werkwoorden , waardoor je tekst eerder abstract,formeel,minder dynamisch en veel omslachtiger wordt. Informatie overbrengen via werkwoorden betekent een meer dynamische en levendige stijl. 24. WELKE SOORT VRAGEN MOET JE STELLEN BIJ EEN SAMENVATTING ? Je stelt vragen die beginnen met wie,wat,welke,wanneer,hoe? Vermijd ja/nee vragen. Houd steeds de kerngedachte van de tekst voor ogen . 25.HOE VIND JE DEZE HOOFDVRAGEN EN KERNANTWOORDEN? Aan de hand van voorkeursplaatsen : eerste zin , tweede zin en de laatste zin van een paragraaf of alinea. Aan de hand van structuuraanduiders : begin of einde van de inleiding ,tussenkopjes,vragen in de tekst zelf. Aan de hand van verwijzingen,Signaaltekens en signaalwoorden. 26.HOE STELT MEN EEN SCHEMATISCHE SAMENVATTING OP? Eerste fase : Formuleer hoofdvragen exact en bondig. Tweede fase : Orden de kernantwoorden op een schematische manier en formuleer ze exact en kernachtig. 27. WAAR MOET DE SCHRIJVER VAN EEN RAPPORT STEEDS GOED OP LETTEN? Schat de doelgroep juist in. Denk in dat verband aan het referentiekader. en Rapporteer enkel wat echt nodig is. Beantwoord zeker de vragen wie,wat,waarom wanneer. Denk aan de lezer en zorg voor een overzichtelijke structuur Denk aan de schrijftips. 28. WAAROM MOET JE ONMIDDELLIJK DE BIBLIOGRAFISCHE GEGEVENS VAN EEN BRON NOTEREN? Zo kan je achteraf makkelijk de literatuurlijst samenstellen . 29.BEOORDELEN, SELECTEREN EN VERWERKEN VAN GEGEVENS. VAN WELKE THEMA-AFHANKELIJKE STRUCTUREN KAN JE GEBRUIK MAKEN IN JE RAPPORT? ➢ Probleemstructuur ➢ Handleidingstructuur ➢ Vergelijkingsstructuur ➢ Maatregelstructuur ➢ Onderzoekstructuur ➢ Onderzoekstructuur ➢ Evaluatiestructuur ➢ Ontwerpstructuur 30.WANNEER PLEEG JE PLAGIAAT? Als je afbeeldingen of tekst overneemt zonder bron Als je de bron niet vermeld in de literatuurlijst Als je het laat blijken dat de tekst van jou afkomstig is Als je hele groot deel van het rapport overneemt aan informatiebron,ook al vermeld je deze bron. 31.MET WAT DIEN JE REKENING TE HOUDEN BIJ HET OPSTELLEN VAN EEN RAPPORT? Planning : de projectgroep maakt afspraken rond taken,deadlines,opmaak en stijl. Coördinatie : één persoon houdt het overzicht,bewaakt de deadlines en de eenvormigheid qua opmaak en stijl. De coördinator fungeert als een soort eindredacteur. Betrokkenheid : iedereen moet optimaal aan het geheel kunnen bijdragen en ook gemotiveerd zijn om dat te doen. Eenvormigheid : de lezer mag aan de opmaak en de stijl niet zien dat er meerdere personen aan geschreven hebben. 32.WELKE ONDERDELEN KRIJGEN EEN NUMMERING ? Inleiding midden en besluit. 33.WELKE ONDERDELEN WORDEN ZICHTLOOS GEPAGINEERD? De titelpagina, de samenvatting heet woord vooraf, de inhoudsopgave en de lijst van illustraties beginnen telkens met een nieuwe pagina zonder aanduiding , maar deze tellen wel mee in de nummering. 34. HOE NOEM JE DE VERSCHILLENDE DELEN IN HET ENGELS? Titelpagina van de samenvatting : Abstract Het woord vooraf : Preface Inhoudsopgave : Table of contents Inleiding : Introduction Lijst van illustraties : List of illustrations Inleiding : Introduction Besluit : Conclusion Literatuurlijst : List of references Verklarende woordenlijst : Glossary ; Symbolenlijst : List of symbols afkortingen : Abbreviations Bijlagen : Appendix 35.WELKE INFORMATIE MOET JE STEEDS TERUG VINDEN OP DE OMSLAG? Wie, Wat,Waar en Wanneer. 36.. GEEF 6 KENMERKEN WAARAAN DE TITEL VAN EEN RAPPORT MOET VOLDOEN. ❖ De titel mag niet te kort,maar ook niet te lang zijn. Gebruik geen volledige zin. ❖ Vermijd overbodige woorden zoals : Verslag van ../ Rapport over… ❖ Vermijd afkortingen en formules. ❖ De titel moet de inhoud van het werk nauwkeurig weergeven . ❖ De titel mag NIET eindigen op een punt. ❖ De hoofdtitel kan door een ondertitel worden gevolgd. 37.WAT IS HET ONDERSCHEID TUSSEN EEN OMSLAG EN EEN TITELPAGINA? De titelpagina mag dezelfde vorm hebben als de omslag,maar het kan ook enkel bestaan uit de titel in het midden van het blad. 38. WAT IS DE BEDOELING EN DE INHOUD VAN DE SAMENVATTING? De samenvatting is om een snel idee te krijgen waarover het rapport gaat. De bedoeling is een korte kernachtige tekst die aangeeft wat de opdracht is,hoe je deze hebt aangepakt en welke resultaten je hebt bereikt. De ideale samenvatting is maar 1 blad lang en wordt pas na het afwerken van het rapport geschreven. 39.WANNEER SCHRIJF JE DE SAMENVATTING? Deze wordt pas geschreven als het rapport af is. 40.GEEF 2 FORMELE KENMERKEN VAN EEN WOORD VOORAF. Het mag in de ik-vorm geschreven worden. Behandelt zaken die niets met de tekst te maken hebben Zoals : Info over de opdrachtgevers,aanleiding van het nut vh rapport,… 41.WELKE VIER ZAKEN KAN JE IN HET WOORD VOORAF BEHANDELEN? Informatie over de opdrachtgevers : naam en functie van de projectbegeleider en zijn medewerkers (project)/ naam en functie van de promotor en stagebegeleider (eindwerk). De aanleiding en het nut van het project Naam van het stagebedrijf ( enkel voor een eindwerk) Dankbetuigingen aan eventuele medewerkers ( vermeld de belangrijkste personen eerst) Zorg voor een goede variatie in deze dankbetuigingen . 42. BESPREEK HET STRUCTURELE BOUWPLAN : WELKE 5 BELANGRIJKE HOOFDSTUKKEN KUNNEN IN HET “MIDDEN” worden verwerkt? ❖ Het theoretische kader ( verwerking van jouw theoretische kennis in verband met de opdracht) ❖ en/of literatuurstudie. ❖ Beschrijving van de onderzoeksmethode ❖ Analyse van de gegevens ❖ Bespreking van de resultaten ( met terugkoppeling naar de literatuurstudie) 43.BESPREEK HET STRUCTURELE BOUWPLAN. De hoofdtekst van het midden moet je logisch en overzichtelijk structureren en indelen in hoofdstukken ,paragrafen,subparagrafen en alinea’s. De hoofdstukken,paragrafen en subparagrafen nummeer je volgens het decimale systeem. Na het laatste cijfer zet je nooit een punt. 44.WAAROM IS HET ESSENTIEEL OM JE BRONNEN IN DE TEKST TE VERMELDEN ? Omdat een wetenschappelijke publicatie moet voldoen aan de eis van controleerbaarheid. Het volstaat dus niet om deze enkel in je literatuurlijst op te nemen. 45.LEG HET VERSCHIL UIT TUSSEN CITEREN,PARAFRASEREN EN VERWIJZEN Citeren : een citaat is het letterlijk aanhalen van iemands geschreven woorden in de oorspronkelijke taal. Verwijzen : In een verwijzing wordt de uitspraak van de auteur in eigen woorden samengevat. Parafraseren : In een parafrase wordt de uitspraak van de auteur in eigen woorden samengevat,maar in de tekst wordt de oorspronkelijke auteur vermeldt. 46. HOE KAN JE VEEL INFORMATIE IN DE TEKST BEKNOPT,OVERZICHTELIJK EN AANSCHOUWELIJK WEERGEVEN? Met behulp van figuren en tabellen. 47.BESPREEK DE DRIE SOORTEN DIAGRAMMEN. Een cirkeldiagram :om de delen van een geheel te tonen. Een staafdiagram ( om de waarden te vergelijken ) Een lijndiagram of een grafiek om chronologische evolutie te tonen. 48. WANNEER GEBRUIK JE EEN TABEL? geven. Om grote hoeveelheden gedetailleerde gegevens overzichtelijk en bondig weer te 49.ALS JE FIGUREN EN TABELLEN IN JE TEKST OPNEEMT MOET JE ZORG BESTEDEN AAN ? De identificatie,nummering,commentaar en de typografische verzorging. Nummering gebeurt op 2 manieren : doorlopend (fig.1… fig.20) of per hoofdstuk (fig 1.1 … fig 3.5). Als je de illustraties ontleent hebt, vermeld je de bron tussen ronde haakjes onder de titel. zoals bij tekstnoten. 50.WAT IS EEN VERKLARENDE VOETNOOT EN BESPREEK DE TYPOGRAFISCHE VERZORGING. Een verklarende voetnoot geeft bijkomende uitleg over een woord/onderwerp. ❖ Geef in de tekst zelf een cijferaanduiding in het superscript. ❖ Bij word onderaan het blad automatisch een horizontale lijn tussen de hoofdtekst en de verklarende voetnoot getrokken. ❖ In de verklarende voetnoot zelf : herhaal het cijfer in superscript, geef na het cijfer een verklaring/uitweiding gebruik geen interlinie ,gebruik geen kleiner lettertype dan in de hoofdtekst. ❖ Gebruik een interlinie tussen de verschillende voetnoten. 51. WELKE GEGEVENS MOET JE IN EEN BESLUIT VERWERKEN ? Een objectieve en kernachtige beschrijving van hoe je de doelstellingen die je in de inleiding formuleerde bereikt hebt. Een samenvattende analyse van de feiten die in de hoofdtekst aan bod komen , zodat je een duidelijke conclusie kunt formuleren. Ga uit van vaststellingen en van zowel positieve als negatieve ervaringen. Daarna kan je het rapport vervolledigen met toekomstperspectieven en je eigen persoonlijke leerproces. 52.WAAROM MOET JE DEZE LIJSTEN( VERKLARENDE WOORDENLIJST-SYMBOLENLIJST-LIJST MET AFKORTINGEN) IN JE rapport opnemen en welke informatie bevatten ze ? Deze lijsten stel je op als service voor de lezer. Uiteraard bevatten ze enkel de begrippen,symbolen en afkortingen die typisch zijn voor het werkveld. 53. WAT IS DE MOGELIJKE INHOUD VAN EEN BIJLAGE? Mogelijke inhoud : Tabellen met onderzoeksgegevens die niet direct van belang zijn om de tekst te kunnen volgen. Tabellen en figuren waarnaar in de tekst verschillende keren naar verwezen moet worden Aanvullende berekeningen Formulieren Kopieën van brieven en andere documenten wegens hun authentieke karakter Een logboek Computerprogramma’s Flowcharts Technische fiches van producten 54.BESCHRIJF DE WERKWIJZE HOE JE BIJLAGEN CONCREET IN JE RAPPORT OPNEEMT. Verwijs in je tekst met duidelijke omschrijving naar elke bijlage Orden ze chronologisch en geef ze een nummer en titel Laat het onderdeel bijlagen starten met een inhoudsopgave waarin je het nummer en de titel van elke bijlage vermeld. 55.WAT DOE JE BIJ EEN EINDWERK ALS JE EEN HEEL GROOT AANTAL BIJLAGEN HEBT? In dit geval laat je deze het best apart inbinden .Naar dit bundeltje verwijs je dan in de inhoudsopgave van je eindwerk. Dit tweede deel van je eindwerk moet ook voorzien zijn van een inhoudsopgave met nummer en titel van elke bijlage. 56 WAT BETEKENT BIN ? Belgisch instituut voor normalisatie. 57.?? 58.WAT IS HET DOEL VAN DE INHOUDSOPGAVE? Een inhoudsopgave geeft de lezer een eerste indruk van de inhoud en de structuur van een rapport , maar moet de lezer ook toelaten de informatie op een snelle manier terug te vinden. 60.WANNEER PLAATS JE ILLUSTRATIES BETER IN BIJLAGE? Als deze te groot zijn . 61.WELKE INFORMATIE OVER HET BEDRIJF BEVAT EEN BRIEFHOOFD? Een briefhoofd de volgende dingen over het bedrijf : Naam ,adres,logo,telefoonnummer,emailadres,faxnummer,rekeningnummer,inschrijvingsnummer in het handelsregister,btw-identificatienummer,het bankrekeningnummer,de vestigingsplaats. Het briefhoofd is 50mm hoog. 62.HOE NOTEER JE HET TELEFOON- EN FAXNUMMER BIJ CORRESPONDENTIE IN HET BINNENLAND/ NAAR HET BUITENLAND.? Binnenland : Het netnummer wordt van het abonneenummer gescheiden door een spatie. Bij een even abonneenummer worden de cijfers opgesplitst per 2 gescheiden door een spatie,bij een oneven nummer wordt er eerst een paar van 3 gevormd. Buitenland : Bij internationaal telefoonverkeer gaat de nummer vooraf door een + , een spatie en het landnummer. 63.WAT WORDT SINDS JANUARI 2008 VOOR BANKNUMMERS GEBRUIKT? De International bank account number ( IBAN )en bank identifier number (BIC). 64.WAAROVER MOET JE GOED INFORMEREN ALS JE EEN PRODUCT OF DIENST KOOPT? Je moet alles weten over de kwaliteit, de hoeveelheid , de prijs de betalingsvoorwaarden, de leveringsvoorwaarden en de servicedienst. 65.HOE KAN JE DOCUMENTATIE OVER EEN PRODUCT OF DIENST INWINNEN? Geregeld vakgerichte handelsbeurzen bezoeken Reclame advertenties en mailings grondig lezen en vergelijken De aangeraden producten bij diverse firma’s vergelijken Informatie aanvragen bij de leveranciers Via het internet op zoek gaan 66.HOE KAN JE INFORMATIE VAN EEN PRODUCT OF DIENST INWINNEN? De prijslijst of catalogus aanvragen. Het advies van de vertegenwoordiger vragen . De verkoopsvoorwaarden en een monster vragen. 67.WANNEER KAN DE LEVERANCIER AFWIJKEN VAN DE ALGEMEEN GELDENDE VERKOOPSVOORWAARDEN? Bij een prijsaanvraag van bepaalde goederen. 68. WANNEER GA JE EEN BEMONSTERDE OFFERTE AANVRAGEN? Bij de aankoop van : voedingsproducten,textiel,grondstoffen en chemische producten. 69. WAT IS HET VOORDEEL BIJ EEN GEVRAAGDE OFFERTE? De belangstelling voor het product , de dienst of installatie is er al. 70 ONLEESBAAR. 71.WELKE INFORMATIE MOET DE OFFERTE ZEKER BEVATTEN ? Alle inlichtingen die de koper ,nodig heeft om een beslissing te nemen. 72.WELKE 5 ELEMENTEN KAN EEN OFFERTE IN DE PRAKTIJK BEVATTEN ? Info over technische gegevens Info over de prijs Het ontwikkelingstraject van het product De algemene verkoopsvoorwaarden Een voorstelling van het bedrijf ( bij nieuwe klanten ) 73.WANNEER MOET JE DE ALGEMENE VERKOOPSVOORWAARDEN AAN DE KLANT MEEDELEN ? Het is belangrijk dat je in alle contacten met de klant de algemene verkoopsvoorwaarden bondig,volledig,nauwkeurig en overzichtelijk meedeelt. 74.HOE MOET JE DE ALGEMENE VERKOOPSVOORWAARDEN OPSTELLEN ? Bondig,volledig,nauwkeurig en overzichtelijk 75.HOE KAN JE DEZE BEKENDMAKEN? Veel ondernemers vermelden ze bij de offerte;bestellen de factuur ,je kan deze ook bekend maken in je winkel,bureau of werkplaats waar je de klanten ontmoet. 76. WAT IS EEN VRIJBLIJVENDE OFFERTE ? Als de leverancier vrij wil zijn om zijn voorwaarden aan de werkomstandigheden te kunnen aanpassen. 77.WAT IS EEN VASTE OFFERTE? Bij een vaste offerte is de leverancier verplicht om tegen de gestelde voorwaarden te leveren. 78.HOE KAN JE DE GELDIGHEIDSDUUR VAN EEN OFFERTE IN TIJD EN OMVANG BEPERKEN? Met formules zoals : deze offerte is 20 dagen geldig. 79.GEEF VIJF VOORBEELDEN VAN VERKOOPSVOORWAARDEN. De leveringstermijn Het vervoer van het product Verwerking van klachten Aansprakelijkheid De bevoegde instanties 80.WELKE INFORMATIE VIND JE OP EEN BESTELLING TERUG ? Hierop staat duidelijk wat en hoeveel er besteld wordt. De algemene verkoopsvoorwaarden staan vermeld op de achterkant van de bestelbon. 81.WAT VOEG JE BIJ EEN BESTELBON UIT BELEEFDHEID? Het is beleefd om bij de bestelbon een kort begeleidend briefje te geven. 82 VOORBEELD HIERVAN Als bijlage vindt u onze bestelbon nr. … voor … Wij danken u voor een correcte uitvoering. 83. HOE WERK JE ZO EEN BRIEF UIT ? Zo een brief werk je uit als bestelbrief. Je moet in het begin van de brief echter wel vermelden dat je de bestelling reeds op een andere manier hebt overgemaakt. 84.UIT WELKE 3 DELEN BESTAAT HET SCHERM VAN EEN E-MAIL? Deze bestaat uit een menugedeelte, koppelgedeelte en een boodschapgedeelte. 85.BESPREEK DE VOLGENDE DELEN VAN HET KOPGEDEELTE: Van Gebruik een professioneel e-mailadres Aan Dubbelchecken bij het verzenden van de mail CC enkel in cc indien nodig (Carbon copy) BCC Lezen ,niet beantwoorden en niet doorsturen ( blind cc) Onderwerp Inhoud, boodschap samenvatten Bijlage Titel geven aan deze bijlage,verwijzen naar de bijlage,zeggen wat je van de geadresseerde verwacht. 86.BESPREEK DE DELEN VAN HET BOODSCHAPGEDEELTE : AANSPREKING,BOODSCHAP,SLOT,GROET,HANDTEKENING,DISCLAIMER. De aanspreking 1.in formele mails , zie zakelijke brief 2. Bij vervolgmails en minder belangrijke mails De boodschap Beknopter dan zakelijke brief Met tussenhaakjes werken indien te lang Gebruik alinea’s met witregels Maximaal 6 regels per alinea Behandel 1 onderwerp per mail De slotgroet formeel met vriendelijke groet Bij vervolgmail minder formeel, vermijd mvg De handtekening Voor en familienaam Functie binnen het bedrijf Naam bedrijf Telefoon binnen het bedrijf De disclaimer Zorgt ervoor dat derden hieraan geen rechten kunnen ontlenen of het bedrijf aansprakelijk kunnen stellen. 87.WAT MAG JE NIET DOEN ALS JE EEN E-MAIL SCHRIJFT EN VERSTUURT? Zet de ontvanger niet op het verkeerde been. Wees niet gemakzuchtig Vermijd niet-zakelijke mail 88.HOE KAN JE DE STRUCTUUR IN EEN MAILBOX AANBRENGEN ? Maak gerichte mappen waarin je de mails onderbrengt,dit geeft een beter overzicht. Je kan deze onderverdelen volgens onderwerp,klant of actie. Zet ook een cijfer voor de naam van je map. XX. GEEF DE SOORTEN VERGADERINGEN . Een informatieve vergadering Een besluitvormende vergadering Een probleemoplossende vergadering Een brainstorming Een onderhandeling XX. WELKE SOORTEN DEELNEMERS HEB JE IN EEN VERGADERING? De voorzitter De notulist De gewone deelnemers 89.WAT ZIJN DE TAKEN VAN EEN VOORZITTER VOOR DE VERGADERING? Het doel van de vergadering bepalen De deelnemers bepalen Datum en tijdstip bepalen De tijdsduur bepalen en inschatten per agendapunt De geschikte accommodatie zoeken De ingekomen stukken selecteren die aan orde moeten komen De agenda en de voorbereidende stukken opstellen Eventuele gasten uitnodigen De uitnodiging opstellen en versturen Goede afspraken maken met de notulist 90.?? 91.DE VOORZITTER MOET OP DE HOOGTE ZIJN VAN DE VIJF STEMMOGELIJKHEDEN , LEG UIT Voor ; Tegen ; Onthouding ; Blanco;ongeldig 92. WELKE 2 STEMPROCEDURES HEB JE? Stemmingen over personen Stemmingen over zaken 93.WAT ZIJN DE 2 BELANGRIJKSTE TAKEN VAN EEN DEELNEMER VOOR EEN VERGADERING ? Het lezen van de voorgaande agenda Het lezen van de uitnodiging en de komende agendapunten 94.GEEF VIER BELANGRIJKE TAKEN VAN EEN VOORZITTER TIJDENS EEN VERGADERING. Goed luisteren,tactvol en flexibel zijn Voor een goede sfeer zorgen Afspreken hoe besluiten zullen genomen worden De vergadering gestructureerd afwerken binnen de voorziene tijd 95.GEEF DE DRIE BELANGRIJKSTE TAKEN VAN EEN VOORZITTER NA DE VERGADERING Het doornemen van het verslag van de secretaris Zorgen dat dit tijdig verzonden wordt De afspraken controleren 96. GEEF DE DRIE BELANGRIJKSTE TAKEN VAN EEN GEWONE DEELNEMER NA DE VERGADERING Het uitvoeren van de taken Het lezen van het verslag Het verdedigen van de besluiten naar buitenstaanders toe