Professionele Bachelor Lager Onderwijs Campus Noord 2 Oudesteenweg 81 2060 Antwerpen 03 613 14 05 http://praktijkweb.kdg.be LESVOORBEREIDING naam: school: Thaïs Vandoninck doestage: 2 nr: opleidingsgroep: Vrije basisschool De Bunt Ekeren leerjaar: 5 Ev (uur) van: 13.35 mentor: Evelyn Smet aantal lln: 20 leergebied: WO leerdomein: Mens en natuur lesonderwerp: Bloed en bloedsomloop (deel 2) nagekeken door: datum: tot: 18 F1 15-03-2016 15.30 op: Beginsituatie De leerlingen weten wat we allemaal kunnen met ons lichaam. Ze kennen de verschillende zintuigen en hun functie. Ze leerden al verschillende gezondheidstips en weten ook wat een gezondheidstip is. Ze kennen het spijsverteringsstelsel en de longen. Hiervan kennen ze de functie en de onderdelen. Iedere dag ervaren de leerlingen hun bloedsomloop, maar ze zijn hun hier niet of weinig van bewust. Tijdens de eerste les rond de bloedsomloop leerden ze hun eigen hartslag meten, de functie van de bloedsomloop benoemen en het verband met andere lichaamsstelsels. Daarnaast ontdekte ze enkele gezondheidstips voor het hart. Kerndoelen De leerlingen kunnen de verschillende onderdelen van de bloedsomloop benoemen en aanduiden. De leerlingen kunnen de werking van het hart en de bloedsomloop uitleggen. De leerlingen kunnen de functie van het hart en de bloedsomloop benoemen. Situering Leerplan Wereldoriëntatie (2010), VVKBaO: 0.6 Kinderen drukken zich zo verstaanbaar mogelijk uit en benoemen waar mogelijk de dingen correct. 0.12 Kinderen kunnen uit een aantal vaststellingen zelf conclusies trekken. 0.13 Kinderen kunnen informatiebronnen op een doeltreffende manier hanteren. 7.6 Kinderen zien in dat mensen, dieren of planten op een eigen manier trachten in leven te blijven. o Belangrijke organen die betrokken zijn bij levensprocessen (bv. ademhaling, bloedsomloop, spijsvertering, voortplanting) kunnen lokaliseren, benoemen en hun functie op een eenvoudige wijze kunnen verwoorden. 7.14 Kinderen zien in dat leefgewoonten de gezondheid kunnen bevorderen of schaden en handelen er naar. o Gezonde en ongezonde leefgewoonten in verband kunnen brengen met wat ze Aantal bijlagen 2 weten over het functioneren van het eigen lichaam (voldoende beweging, rust en hygiëne, gezonde voeding, vermijden van overbelasting …). 7.15 Kinderen trachten door hun gedrag gezondheidsrisico’s te vermijden. Bronnen Kussé, P., Bossaert, A., Sebrechts, D., … & Van Steenbergen, J. (2009). Mikado wereldoriëntatie bronnenboek 5 - 6. Kapellen, België: Pelckmans. p 68 – 69. Kussé, P., Sebrechts, D., Van Den Bosch, J., … & Van Steenbergen, J. (2009). Mikado wereldoriëntatie leerwerkboek 5. Kapellen, België: Pelckmans. p 104 - 105. Kussé, P., Bossaert, A., Sebrechts, D., … & Van Steenbergen, J. (2009). Mikado wereldoriëntatie handleiding 5. Kapellen, België: Pelckmans. p 172 - 173. Grégoire, L., van Straaten-Huygen, A., & Trompert, R. (2011). Anatomie en fysiologie van de mens. Amersfoort, Nederland: ThiemeMeulenhoff. p 92. Werkpunt Ik probeer tijdens deze les de inhoud zo duidelijk mogelijk over te brengen. Ik probeer het zo simpel mogelijk te houden en in kindertaal. Door mijn vooropleiding ken ik hier veel van en is de theorie vanzelfsprekend voor mij. Het is een uitdaging om dit zo duidelijk mogelijk over te brengen bij de leerlingen. Aantal bijlagen 2 Duur 5’ Leerinhoud (WAT) Onderwijsactiviteit (HOE) 1. Herhaling vorige les Onderwijsleer-middelen (WAARMEE) Billie De leerlingen kunnen onderdelen van het bloedvatenstelsel benoemen. De leerlingen kunnen gezondheidstips voor het hart beschrijven. De leerlingen kunnen de conclusie omtrent de hartslag formuleren. De leerlingen kunnen hun hartslag correct meten. Bloedvaten: Netwerk van vaten dat bloed doorheen het lichaam brengt. Overal in het lichaam te vinden. Te zien op onze armen, handen, in en onder de ogen,…. Hart = orgaan dat ervoor zorgt dat het bloed door de bloedvaten kan stromen. Bloed = neemt voedingsstoffen en zuurstof naar alle organen in het lichaam en brengt de afvalstoffen weg voor uitscheiding. Hartslag meten: Aan de pols: twee vingers op de pols leggen en gedurende 20 seconden tellen. Dit getal vermenigvuldigen met 3 en dan weet je uw hartslag per minuut. Aan de hals: twee vingertoppen links aan het strottenhoofd, zachtjes drukken, en weer 20 seconden tellen. Doe het getal maal 3 en dan weet je uwe hartslag per minuut. Hartslag = hoe snel je hart klopt om al het bloed door je lichaam te laten stromen. Vlak na een inspanning is de hartslag veel hoger, maar deze herstelt zich na een tijdje. De hartslag versnelt omdat er meer zuurstof naar de organen moet gaan en dit moet ook sneller gebeuren. Daarom past ook de ademhaling aan. De hartslag verandert met de leeftijd. Gezondheidstips: Regelmatig sporten verhoogt de conditie. Goede nachtrust zorgt voor rust van het hart. Gezond eten, niet te vet. Voorkomen van het dichtslibben van je bloedvaten. Te veel zout zorgt voor een slechte bloeddruk. Drugs en tabak vermijden want dat geeft schade aan de bloedvaten. Goed gewicht behouden dan moet het hart minder hard werken. Onderzoek van het hart gebeurt met een stethoscoop (beluisteren) of een ECG. Een hartspecialist heet een cardioloog. Activiteit: Onderwijsleergesprek aan de hand van vragen over wat de leerlingen gisteren geleerd hebben. Leerkracht: Hier zijn Billie en ik weer. Wat weten jullie nog van gisteren over hem? We hebben het gehad over? Inderdaad de bloedsomloop. En wat is dat? Oké prima, we hebben allemaal bloedvaten doorheen heel ons lichaam, zoals hier bij Billie. Wat hoort er nog bij de bloedsomloop? Inderdaad, het hart. En wat zit er in het hart en de bloedvaten? Het bloed inderdaad, wat doet het bloed? Wow jullie weten nog veel! Hoe konden we onze hartslag meten? Wie doet het eens voor? En wat is dat je hartslag? Weet er nog iemand hoe de specialist heet dat je hart onderzoekt? Prima! We hadden ook nog gezien hoe je kan vermijden om naar de dokter te moeten met je hart. Wat waren de gezondheidstips? Oké super! Dan gaan we nu eens wat dieper in onze bloedsomloop kruipen. De bronnenboeken en leerwerkboeken mogen worden uitgedeeld. 5’ 2.1 Locatie hart, bloedvaten longen en spijsverteringsstelsel De leerlingen kunnen het hart aanwijzen op hun eigen lichaam. De leerlingen kunnen de longen aanwijzen op hun eigen lichaam. Leerlingen Billie Duur Leerinhoud (WAT) Onderwijsactiviteit (HOE) Onderwijsleer-middelen (WAARMEE) De leerlingen kunnen aanwijzen op hun eigen lichaam waar er zich bloedvaten bevinden. De leerlingen kunnen delen van het spijsverteringsstelsel aanwijzen op hun eigen lichaam. Het hart: onder de borst in het midden, meer naar links hellend. Longen: achter de borst, bovenste gedeelte van het bovenlichaam, links en rechts. Longen en het hart worden beschermd door de ribbenkast. Bloedvaten: bevinden zich doorheen het volledige lichaam. Sommige zijn langs buiten zichtbaar zoals op je arm, handen,…. Spijsverteringsstelsel: bestaat uit mond, slokdarm, maag, darmen, lever, galblaas en anus. Vormt eigenlijk een lang kanaal vanaf mond tot aan anus. Buiten de mond en de slokdarm bevindt elk orgaan zich in de onderbuik, onder het middenrif. Activiteit: Leerlingen staan recht achter hun bank en wijzen aan wat de leerkracht vraagt. Daarnaast beantwoorden ze de vragen van de leerkracht. Leerkracht: Ga maar allemaal achter jullie stoel staan. We hebben net gezegd dat we ons hart nodig hebben, maar waar ligt dat? Wijs het eens aan. (duidt hart aan bij Billie) Oké en de bloedvaten, waar kunnen die allemaal liggen? (duidt de bloedvaten aan bij Billie) Wat was er nog belangrijk of staat er in verbinding met de bloedsomloop? Wijs maar aan. (duidt de longen aan bij Billie) En wat stond er nog in verbinding met de bloedsomloop? (duidt maag en darmen aan bij Billie) Super! Onze longen en ons hart zijn dus eigenlijk heel belangrijk voor ons lichaam te laten werken. Hoe zorgt ons lichaam ervoor dat deze organen niet makkelijk schade krijgen van buitenaf? Klopt door de ribbenkast. Waar is die? (wijst de ribbenkast aan bij Billie) Super! Ga maar terug zitten. 45’ 2.2 Delen van het bloedvatenstelsel van dichterbij bekeken De leerlingen kunnen de bouw van het hart benoemen. De leerlingen kunnen het verloop van de grote bloedsomloop vertellen. De leerlingen kunnen het verloop van de kleine bloedsomloop vertellen. De leerlingen kunnen het verschil tussen een ader en een slagader benoemen. De leerlingen kunnen het verschil tussen een ader en een slagader verklaren. Het hart bestaat uit een rechterboezem, rechterkamer, linkerboezem en linkerkamer. Tussen de boezem en de kamer is er een klep om te voorkomen dat het bloed kan terugvloeien. In de rechterboezem komt een ader aan, vanuit de rechterkamer vertrekt de longslagader. In de linkerboezem komt de longader aan, vanuit de linkerkamer vertrekt de belangrijkste slagader (= de aorta). Grote bloedsomloop: Het bloed stroomt vanuit de linkerkamer door de aorta, slagaders en haarvaten naar de verschillende organen (hersenen, darmen, lever, nieren en de rest van het lichaam). Daarna stroomt het bloed verder in de verschillende aders terug naar het hart. Het bloed stroomt het hart binnen via de rechterboezem. Kleine bloedsomloop: Het bloed stroomt van de rechterkamer via de longslagader naar de longen. Van de longen komt het bloed terug via de longader naar de linkerboezem. Een slagader vertrekt vanuit het hart naar de organen. Een slagader heeft een dikkere wand omdat hier een grote kracht op de bloedstroom staat dat afkomstig is van het hart. Leerwerkboek p. 104 Bronnenboek p. 69 Billie Smartboard Youtube Afbeelding slide 1 Duur Leerinhoud (WAT) Onderwijsactiviteit (HOE) Een ader vertrekt vanuit de organen naar het hart. Een ader heeft een dunnere wand en heeft kleppen zodat het bloed niet kan terugstromen. Activiteit: De leerlingen bekijken filmpjes met uitleg over de grote en de kleine bloedsomloop, met de verschillen tussen aders en slagaders en over de bouw van het hart. Er wordt klassikaal gelezen in het bronnenboek en het leerwerkboek wordt ook klassikaal aangevuld. Leerkracht: We kijken nu eerst een filmpje. Je zal er misschien wel wat dingen in herkennen dat jullie gisteren al gezien hebben. Zet het eerste filmpje op. Heeft er iemand opmerkingen bij dit filmpje of al vragen? Wat vonden jullie het belangrijkste uit dit filmpje? Dan kijken we nu nog een filmpje. Zet het tweede filmpje op. Heeft er iemand opmerkingen bij dit filmpje of vragen? Wat vonden jullie het belangrijkste uit dit filmpje? Neem nu het bronnenboek op pagina 69. Wie leest er het eerste stukje van het hart eens voor? En dan het tweede stukje? Zet het interactieve hart op het bord. Hier zie je het hart. We gaan eens op elk stukje duwen. Welk was dit? (wijst de rechterboezem aan en drukt erop). Bespreekt zo elk deeltje van het hart. Oké wie leest in het bronnenboek het stukje over de bloedvaten? Goed, we hebben dus al enkele keren het verschil tussen aders, slagaders en haarvaten gehoord. Wie kan het eens in zijn eigen woorden uitleggen? Goed zo. De slagaders hebben een dikkere wand en waarom? Super! Deze bloedvaten moeten de kracht van het hart kunnen opvangen. En de aders wat hadden die? Inderdaad kleppen zodat het bloed niet terugstroomt. Wat denken jullie nu, zouden we het best onze hartslag meten aan een ader of een slagader? En waarom? Inderdaad in de slagader voel je rechtstreeks de kracht van het hart dus daar kan je best je hartslag meten. We vullen in ons werkboek eerst de delen van het hart aan. Wijst de afzonderlijke delen aan en vraagt, wat is dit? Ik onthoud dat de boezems hier liggen omdat je boezem altijd vanboven hangt. En dan daarboven, wat zien we daar? Inderdaad verschillende bloedvaten. Wie kan de haarvaten een aanduiden? En de ader? En de slagader? Oké. Probeer eens zelf de bloedsomloop aan te vullen. Verbetert dit klassikaal. Wat zeiden ze in het filmpje welke bloedsomlopen we hebben? Inderdaad we hebben een grote en een kleine bloedsomloop. Waarvoor dient die grote bloedsomloop? Heel goed. Om zuurstof en voedingsstoffen in het hele lichaam te krijgen. Maar hoe loopt die? (zet slide 1 open) Vanuit de linkerkamer stroomt het bloed door de aorta zo naar het hele lichaam. Daarna komt het bloed weer binnen in het hart via de rechterboezem. Het bloed is al zijn zuurstof verloren. Dus nu weten we allemaal waarvoor de kleine bloedsomloop dient? Inderdaad, via deze bloedsomloop komt er terug zuurstof in het bloed. (zet slide 2 open) Dus het bloed dat geen zuurstof meer heeft gaat van de rechterboezem naar de rechterkamer, dan gaat die via de longslagader naar de longen waar er zuurstof wordt opgenomen en koolstofdioxide afgegeven. Via de longader gaat het bloed weer naar de linkerboezem en dan naar de linkerkamer om zo weer te beginnen aan de grote bloedsomloop. Wie wil dit eens vertellen in zijn eigen woorden? We beginnen met de grote bloedsomloop. Je mag het komen aanduiden op het bord. (verbetert wanneer het nodig is) En dan nu een kandidaat voor de kleine bloedsomloop? Super goed! We kijken nog eens in ons leerwerkboek. Neem een groene balpen, we tekenen de kleine bloedsomloop. Wie komt dit doen? En dan met een blauwe pen de grote bloedsomloop. Speeltijd Oké, allemaal uitgeblazen? We gaan eens kijken of jullie de bloedsomlopen niet vergeten zijn. We maken opdracht 4d. We beginnen met de grote bloedsomloop, wie vertelt deze eens aan mij? (schrijft deze in het kort op het bordboek). En de kleine bloedsomloop? (schrijft dit ook in het bordboek). Jullie mogen ook aanvullen en pijltjes tekenen op het schema. Leerwerkboek: zie bijlage 1 Bronnenboek: zie bijlage 2 Link filmpje 1: https://www.youtube.com/watch?gl=BE&v=pULytfpp5Dc Onderwijsleer-middelen (WAARMEE) Duur Leerinhoud (WAT) Onderwijsactiviteit (HOE) Onderwijsleer-middelen (WAARMEE) Link filmpje 2: http://www.schooltv.nl/video/het-hart-je-hart-is-zo-groot-als-een-vuist/ Link interactief hart: http://users.telenet.be/whitethor/mm/hart.htm 25’ 2.3 Functies van de verschillende delen De leerlingen kunnen de functies van de verschillende delen van de bloedsomloop benoemen. Leerwerkboek p. 105 Bronnenboek p. 68 - 69 Bordboek Smartboard De leerlingen kunnen het verband tussen de bloedsomloop en de ademhaling benoemen. De leerlingen kunnen het verband tussen de bloedsomloop en het spijsverteringsstelsel benoemen. Kleine bloedsomloop: zuiveren van het bloed, koolstofdioxide wordt afgegeven in de longen en zuurstof wordt opgenomen in het bloed. De longen krijgen ook voedingsstoffen om te kunnen werken. Grote bloedsomloop: de organen krijgen zuurstof en voedingsstoffen en kunnen ook afvalstoffen afgeven aan het bloed. Hart: krachtige spier die ervoor zorgt dat het bloed door het lichaam pompt. Ader: een bloedvat dat het bloed van de organen en de rest van het lichaam terugbrengt naar het hart. Slagader: bloedvat dat het bloed vanuit het hart naar de organen en de rest van het lichaam brengt. Haarvaten: heel fijne bloedvaten ter hoogte van de organen. Ze hebben zulke dunne wanden dat voedingsstoffen, zuurstof en afvalstoffen doorheen de wanden kunnen. Verband tussen de ademhaling en de bloedsomloop: het bloed brengt zuurstof dat wordt opgenomen door te ademen naar al de lichaamsdelen. De afvalstoffen worden van de organen via het bloed naar de longen gebracht om ze te kunnen uitademen. Verband tussen het spijsverteringsstelsel en de bloedsomloop: het bloed brengt de voedingsstoffen die opgenomen worden door het spijsverteringsstelsel naar de spieren en de organen. Activiteit: De leerlingen maken opdracht 5a in duo’s en denken wanneer ze tijd hebben na over opdracht 5b. Achteraf worden de opdrachten klassikaal verbeterd. Leerkracht: Jullie mogen nu proberen per 2 opdracht 5 te maken. Je kan uw bronnenboek gebruiken voor informatie dat je niet weet. Dus je ziet links een woord en rechts een functie, jullie moeten deze 2 met elkaar verbinden. Er blijft 1 term over. Verbindt eerst even met potlood dan moet je straks niet schrappen, maar kan je gommen. Loopt rond en begeleidt. Dan zullen we samen eens verbeteren. De kleine bloedsomloop, wat hebben jullie gevonden? Correct b, Tijdens deze omloop wordt get bloed gezuiverd. … (maakt zo heel de oefening) Wie kan me het verband tussen de bloedsomloop en de ademhaling eens vertellen? Schrijft: bloed brengt zuurstof opgenomen in de longen naar alle lichaamsdelen. En dan die met het spijsvertering? Schrijft: bloed brengt voedingsstoffen opgenomen door het spijsverteringsstelsel naar de spieren en organen. Leerwerkboek: zie bijlage 1 10’ 2.4 Evaluatie De leerlingen kunnen een synthese maken van wat ze hebben geleerd. Lesinhoud: zie lesfase 1, 2.1, 2.2 en 2.3. Activiteit: Klassikaal herhalen van de geziene leerstof aan de hand van een quiz Leerkracht: Jullie mogen terug in de groepjes waar jullie gisteren in hebben gewerkt gaan zitten. We gaan nog eens een quiz doen. Neem een blaadje en je mag gewoon de letter van het juiste antwoord noteren. Succes! We gaan verbeteren. (Gaat bij elke vraag dieper in op het antwoord, wat moest het wel zijn? Waarom denken jullie Smartboard Ppt Billie Duur Leerinhoud (WAT) Onderwijsactiviteit (HOE) Onderwijsleer-middelen (WAARMEE) dit?...) 3. Levensverhaal van het hart en leuke weetjes De leerlingen kunnen enkele weetjes over het hart appreciëren. De leerlingen kunnen eigen ervaringen vertellen over het hart of bloedsomloop. Weetjes: zie bronnenboek (bijlage 2) Activiteit: We lezen klassikaal het levensverhaal van het hart, diepzeeduiken en cijfers over het hart in het bronnenboek. Daarna mogen de leerlingen vertellen over eigen ervaringen. Leerkracht: Oké leg alles maar weg. Kom maar allemaal wat dichter bij elkaar zitten. Dan vertel ik nog wat leuke weetjes over het hart. Leest de weetjes voor. Vraagt na elk weetje: wat denken jullie hierover? Is er nog iemand die iets wil vertellen over een eigen ervaring dat te maken heeft met het hart of de bloedsomloop? Dan mogen jullie nu naar huis vertrekken. Tot morgen! Bronnenboek p. 68 Bordschema Er wordt gebruik gemaakt van het bordboek, dit is hetzelfde als het leerwerkboek (zie bijlage 1). Daarnaast wordt er ook gebruik gemaakt van een PowerPointpresentatie (zie bijlage 3). Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 11/03/16& * * * * A. Aders hebben een dikke wand, slagaders hebben een dunne wand. B. Aders hebben een dunne wand, slagaders hebben een dikke wand. * * A. Zuurstof en voedingsstoffen naar het hele lichaam brengen. B. Bloed zuiveren en nieuw zuurstof opnemen in het bloed. C. Zorgt dat het bloed wordt rondgepompt in het lichaam. D. Het is een klein netwer k bloedvaten in de A. B. Dit is waar. Dit is niet waar. organen. 1& 11/03/16& * * A. Aders stromen naar het hart toe, slagaders stromen weg van het hart. B. Aders stromen weg van het hart, slagaders stromen naar het hart toe. A. VERMIJD DRUGS EN TABAK B. REGELMATIG SPORTEN C. GOEDE NACHTRUST D. VEEL ETEN * * A. B. A. B. Dit is waar. Dit is waar. Dit is niet waar. Dit is niet waar. * * A. Aders hebben een dikke wand, slagaders hebben een dunne wand. B. Aders hebben een dunne wand, slagaders hebben een dikke wand. 2& 11/03/16& * * A. Zuurstof en voedingsstoffen naar het hele lichaam brengen. B. Bloed zuiveren en nieuw zuurstof opnemen in het bloed. C. Zorgt dat het bloed wordt rondgepompt in het lichaam. A. B. D. Het is een klein netwer k bloedvaten in de Dit is waar. Dit is niet waar. Dit is de … bloedsomloop. organen. * * A. Aders stromen naar het hart toe, slagaders stromen weg van het hart. B. Aders stromen weg van het hart, slagaders stromen naar het hart toe. A. VERMIJD DRUGS EN TABAK B. REGELMATIG SPORTEN C. GOEDE NACHTRUST D. VEEL ETEN Wat is het dan wel? * * A. B. Dit is waar. A. B. Dit is waar. Dit is niet waar. Dit is niet waar. 3&