g.02 A. Toetsdoelstellingen 1. Je kunt in een afbeelding aanwijzen grote en kleine hersenen de hypofyse schildklier hart halsslagader aorta longen luchtpijp lever galblaas nieren bijnieren urineblaas urinebuis (plasbuis) urineleider slokdarm maag twaalfvingerige darm dunne darm dikke darm milt endeldarm alvleesklier baarmoeder eierstokken prostaat zaadballen middenrif de borstholte de buikholte de bekkenholte Je kunt 2. organen noemen die in de borstholte te zien zijn aan de voorkant 3. organen noemen die in de borstholte meer naar achteren liggen 4. organen noemen die in de buikholte te zien zijn van voren 5. organen noemen die in de buik tegen de achterkant aan liggen 6. organen noemen die in de bekkenholte liggen B. Reader Afbeeldingen in de reader die je kunt gebruiken vind je door te bladeren door de reader. Gebruik in ieder geval: fig. 6.1; 7.6; 17.1; 17.4; 18.2; 19.1; 21.1; 22.1; 22.4; 25.2; 27.4; 31.5. Van deze figuren moet je de nummers kunnen benoemen. C. Opgaven 1. Teken de organen in de volgende drie afbeeldingen - begin met het middenrif - houd het schematisch 2. Noem alle organen die boven het middenrif liggen. 3. Noem alle organen die onder het middenrif liggen. 4. Noem alle organen waar er in het lichaam twee van zijn. 5. Noem alle organen waar er in het lichaam maar één van is. 6. Noem de organen die duidelijk rechts van het midden liggen. 7. Noem de organen die duidelijk links van het midden liggen I. De organen die van de voorkant te zien zijn: als je huid, ribben, borstbeen en buikspieren wegdenkt, waar kijk je dan van voren direct tegenaan? Rechts Links II. De organen (en de grote bloedvaten) meer in de diepte (deze organen liggen achter de organen van tekening I en zijn daarom in tekening I niet te zien) Rechts III. Organen vanaf de rugzijde Links Links Rechts D. Casus met vragen 1. Dhr. van der B. heeft een sterk vergrote schildklier. Vooral de rechterhelft is sterk opgezet. Wijs bij jezelf en bij een ander aan waar dan de voornaamste zwelling zit. Zoek op internet een afbeelding van een struma. 2. Mevr. L. heeft een aandoening van het afdalende deel van de dikke darm. Wijs aan waar je denkt dat de pijn waarschijnlijk zit. 3. Dhr. F. heeft een sterk vergrote milt. Zo groot dat de arts de milt kan voelen zitten - hij wordt niet meer helemaal door de ribben bedekt. Zoek in de reader een afbeelding met de milt. Wijs daarna aan bij jezelf hoe groot de milt dan is. Zoek ook op internet een afbeelding van een vergrote milt.