Gelderse Gezondheidswijzer Quickscan gezonde leefomgeving Factsheets november 2016 INHOUD Factsheet 1. Leefbaarheid Factsheet 2. Bewegen Factsheet 3. Groen Factsheet 4. Luchtkwaliteit – Roet (EC) Factsheet 5. Luchtkwaliteit – Fijn stof (PM10) Factsheet 6. Geluid Factsheet 7. Bodem Factsheet 8. Industrie en omgeving Factsheet 9. Veehouderijen en omgeving Factsheet 10. Externe Veiligheid Factsheet 11. Hitte Colofon Titel document: Gelderse Gezondheidswijzer Ondertitel: Quickscan gezonde leefomgeving, Factsheets Versie: 1, Definitief Datum: 16 november 2016 Auteur(s): Mark Groen, Marloes ten Dam, Anja Boekenoogen (RHDHV), Moniek Zuurbier (GGD Gelderland Midden) Factsheet 1. Leefbaarheid 1. Gezondheidseffecten Sociale verbindingen zijn belangrijk voor de gezondheid en het welzijn. Een sociaal netwerk kan sociale steun (emotionele steun of bijvoorbeeld concrete hulp bij dagelijkse activiteiten) bieden. Wanneer het gaat over sociale verbindingen tussen buurtgenoten, dus niet familie- of werkgebonden contacten, wordt vaak gesproken over sociale cohesie: de mate van verbondenheid en solidariteit tussen buurtgenoten. Uit onderzoek blijkt dat gemeenschappen met meer sociale cohesie gezonder zijn dan gemeenschappen met minder cohesie. • Mensen die veel sociale steun krijgen hebben een hogere kans om langer te leven; • Sociale cohesie en sociale steun beschermen tegen hart- en vaatziekten en hebben een positieve invloed op de psychische gezondheid; • De afwezigheid van een sociaal netwerk leidt tot eenzaamheid, wat weer kan leiden tot een minder goede gezondheid. Ouderen hebben over het algemeen minder toegang tot hulpbronnen en sociale steun dan jongere volwassenen. Contacten in de wijk en onderlinge verbondenheid leveren een positieve bijdrage aan het welzijn van ouderen. 2. Indicatoren Het is lastig om de sociale kwaliteit van een gebied weer te geven, aangezien het sociale gedrag van bewoners en hun beoordeling van de omgeving worden beïnvloedt door veel factoren. De indicator ‘Leefbaarheid’ zegt iets over de mate waarin de woonomgeving aansluit bij de eisen en wensen die er aan worden gesteld en kan worden gezien als een verbinding tussen het fysieke en het sociale domein. De sociale component is het belangrijkst voor de leefbaarheid. Goede sociale verbindingen verbeteren de leefbaarheid in een buurt. De best beschikbare indicator voor de leefbaarheid is de leefbaarheidsscore zoals weergegeven door de Leefbaarometer. De Leefbaarometer geeft informatie over leefbaarheid en leefbaarheidsontwikkeling in alle buurten en wijken in Nederland. In de Leefbaarometer wordt uitgegaan van de volgende definitie: “Leefbaarheid is de mate waarin de omgeving aansluit bij de eisen en wensen die er door de mens aan worden gesteld”. 3. Data De leefbaarheid wordt in beeld gebracht via de Leefbaarometer via http://www.leefbaarometer.nl/kaart/#kaart. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van 100 kenmerken van de woonomgeving, onderverdeeld in 5 dimensies (woningen, bewoners, veiligheid, voorzieningen en fysieke omgeving). De Leefbaarometer geeft de Leefbaarheidssituatie weer in 9 klassen, variërend van zeer onvoldoende tot uitstekend. 4. Richtinggevende ambitie Gelderland streeft in de hele provincie op buurtniveau naar minimaal een leefbaarheidsklasse ‘goed’. De richtinggevende ambitie is om tot ‘uitstekend’ te komen. GGW 1: Leefbaarheid versie 1, november 2016 5. Score bepalen Voor Leefbaarheidssituatie is de score te bepalen door het ruimtelijk schaalniveau in te stellen op ‘buurten’ en op een buurt te klikken. Zeer onvoldoende, ruim onvoldoende of onvoldoende -2 Zwak, voldoende of ruim voldoende -1 Goed Zeer goed Uitstekend 0 1 2 Aandachtspunt is om ook de kaart leefbaarheidsontwikkeling te bekijken. Hieruit blijkt of er recent veranderingen in de leefbaarheidssituatie zijn opgetreden. 6. Mogelijkheden en voorbeelden voor gezonde inrichting van de leefomgeving Het ontwerp van de fysieke ruimte heeft invloed op hoe mensen de omgeving gebruiken/zich gedragen en op hoe mensen hun woonomgeving beoordelen en waarderen. De woonomgeving kan bijdragen aan de sociale verbindingen tussen bewoners door vanzelfsprekende, terloopse contacten te bevorderen. Korte, herhaalde contacten en het zien van buurtbewoners (en hun handelen) in de openbare ruimte, maken dat buurtbewoners elkaar gaan herkennen en sociaal kunnen plaatsen en zich daardoor veiliger voelen in hun omgeving. Ook de kwaliteit van de omgeving en het onderhoud zijn belangrijk. Over het algemeen kan een aantrekkelijke, goed onderhouden, als veilig ervaren, wandelvriendelijke buurt met open ruimtes (zoals parken, gemeenschappelijke tuinen) en functiemenging (wonen, werken, onderwijs, recreatie, openbaar vervoer e.a. buurtvoorzieningen), het contact tussen buurtbewoners bevorderen en gemeenschapsgevoel versterken. 7. Meer informatie Op de kaart van de Leefbaarometer is ook informatie over de verschillende dimensies van de leefbaarheid terug te vinden. Deze dimensies geven meer inzicht in de verschillende aspecten van leefbaarheid en waar op kan worden ingezet. Het betreft de volgende dimensies: • Woningen: de samenhang tussen tevredenheid en de woningvoorraad. Homogene wijken met kleine woningen of flats en een hoge woningdichtheid worden als minder prettige leefomgeving beschouwd. Dit hangt vaak ook samen met minder gevoel van veiligheid en minder bewegen. Goedkopere woningen hebben vaak ook een minder goed binnenmilieu wat gezondheidsklachten kan veroorzaken, zoals luchtwegklachten, allergieën en geluidhinder. • Bewoners: leeftijdsopbouw, samenstelling huishouden en verhuizingen worden in de Leefbaarometer gebruikt om aan te geven hoe homogeen en samenhangend de wijk is, maar geven ook informatie over waar de sociale kracht zit en welke gezondheidsproblemen te verwachten zijn. Homogeniteit van een buurt brengt risico’s met zich mee die een invloed op gezondheid kunnen hebben. Voorbeeld: buurten met alleen nog maar ouderen die elkaar weinig kunnen steunen, wat kan leiden tot een tekort aan mantelzorg. • Veiligheid: Dit kan bijvoorbeeld leiden tot eenzaamheid of depressie. Jaarlijks lopen meer dan 100.000 mensen letsel op als gevolg van geweld. Een veilige omgeving zorgt voor minder stress, depressie en angststoornissen, minder hart- en vaatziekten en meer lichamelijke activiteit. onveiligheid of het gevoel hebben dat het onveilig is in de buurt, kan mensen belemmeren in hun sociale bezigheden. Bij ouderen met een lage sociaal economische status blijken onveiligheidsgevoelens zelfs te leiden tot ADL-problemen, waarschijnlijk door minder bewegen. Er is ook een relatie tussen gezondheid en het vertonen van crimineel gedrag: van de 600 veelplegers in Amsterdam bijvoorbeeld blijkt 70% een (psychische) aandoening te hebben. • Voorzieningen: de aanwezigheid van goede en bereikbare voorzieningen draagt op vele manieren bij aan de gezondheid. De aanwezigheid van treinstations vergroot de mobiliteit. GGW 1: Leefbaarheid versie 1, november 2016 • Een goed zorgaanbod verlaagt de drempel voor noodzakelijke zorg. Sociaal-culturele voorzieningen dragen bij aan participatie en zelfontplooiing. Scholen vergroten de toekomsten ontwikkelingsmogelijkheden en trekken jonge gezinnen aan. Fysieke omgeving: de fysieke (milieu-)factoren worden ook al in de andere factsheets meegenomen voor de gezondheidskwaliteit en komen tevens tot uitdrukking in andere indicatoren. In de Leefbaarometer worden ze echter gebruikt in de specifieke context van leefbaarheid. Op de kaart van de Leefbaarometer is, naast de leefbaarheidssituatie op een bepaald moment, ook de leefbaarheidsontwikkeling in een bepaalde periode in te zien (7 klassen, variërend van grote achteruitgang tot grote vooruitgang). GGW 1: Leefbaarheid versie 1, november 2016 Factsheet 2. Bewegen 1. Gezondheidseffecten Volgens de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) moeten Volwassenen vijf dagen per week minimaal dertig minuten bewegen. Goed bewegen wordt gekenmerkt door hijgen en een verhoogde hartslag. Voor op gewicht blijven, of afvallen, moet meer worden bewogen. Voor kinderen is bewegen extra belangrijk, omdat ze daardoor goed groeien, niet te zwaar worden, hun spieren ontwikkelen en minder snel ziek worden. Daarom moeten kinderen iedere dag minstens 60 minuten bewegen. Onder bewegen valt sporten, maar bijvoorbeeld ook spelen met vriendjes of fietsen naar school. Meer concreet zijn de volgende positieve effecten van bewegen bekend: Verlaagd risico op het ontstaan van: - Hart en vaatziekte - Beroerte - Depressie - Diabetes mellitus type 2 - Dikke darm kanker - Borstkanker - Osteoporose Gunstige invloed op o.a.: - Bloeddruk - Cognitief functioneren - Overgewicht - Cholesterol - Depressie 2. Indicatoren Er is een veelvoud van factoren in de fysieke omgeving die uitnodigen om te bewegen: 1. Fietswegen-netwerk 2. Wandelpaden-netwerk 3. Buitenspeelruimte 4. Aanwezigheid van openbaar groen 5. Aanwezigheid van sportacomodaties (binnen/buiten/zwembaden) 6. Loopafstand van voorzieningen 7. Aanwezigheid van ontmoetingsplekken 8. Verkeersveiligheid Vanwege hun relevantie en beschikbaarheid van gegevens wordt voor deze factsheet uitgegaan van de gemiddelde afstand van woningen tot openbaar groen uitgedrukt in kilometers. Onderdeel van dit openbaar groen zijn ook de buitenspeelruimtes. De bruikbaarheid van deze indicator om de bewegingsvriendelijkheid van een omgeving vast te stellen is echter beperkt omdat ook de overige factoren een belangrijke rol spelen. Beweging in het dagelijks leven begint er bijvoorbeeld mee dat er geen barrières zijn om de deur uit te gaan. De ‘wandelbaarheid’ van een wijk omvat daarom niet alleen afstanden, maar ook bijvoorbeeld aantrekkelijkheid en veiligheid. GGW 2: Bewegen versie 1, november 2016 3. Data De meest actuele gegevens die beschikbaar zijn komen uit 2010 (CBS). De cijfers zijn zowel op gemeenteniveau als op wijkniveau beschikbaar door de selectie aan te passen. http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=80306ned&D1=74-86,90111&D2=5757&D3=0,2,4-6&HDR=G2,G1&STB=T&VW=T. (Kies “pas selectie aan”, tabblad “regio’s”, “gemeenten per jaar” en kies de betreffende gemeente als totaal en de betreffende buurt(en)). 4. Richtinggevende ambitie Beweegvriendelijkheid is een omgevingskwaliteit die de gezondheid kan bevorderen. Het kan echter niet worden omgedraaid: er kan niet worden gesteld dat het ontbreken van beweegfaciliteiten leidt tot gezondheidsschade. Dit hangt namelijk sterk af van het gedrag en de keuzes van een individu. Daarom is voor bewegen geen drempelwaarde aan te geven. Uitgangspunt is dat het gemiddelde van stad of dorp ook in de buurten wordt bereikt en dat de helft van dat gemiddelde het hoogste ambitieniveau is. Op het gebied van bewegen liggen veel kansen, maar om een omgeving beweegvriendelijker te maken is maatwerk nodig. Het is belangrijk om lokale ambities uit te werken. Het vraagt om beleid voor de ontwikkeling van meerdere aspecten in een omgeving op verschillende niveaus. Een hulpmiddel voor verder onderzoek is bijvoorbeeld een buurtonderzoek met vragenlijsten. 5. Score bepalen De score voor de afstand tot openbaar groen (in kilometers) is sterk afhankelijk van het gemiddelde van de stad of het dorp waarvoor deze wordt ingevuld. Onderstaand is de score aangegeven voor Apeldoorn. 1,5x gemiddeld of meer 0,8 of meer -2 0,6-0,7 -1 Gemiddelde van de stad 0,5 0 0,3-0,4 1 De helft of minder 0 - 0,2 2 6. Mogelijkheden en voorbeelden voor gezonde inrichting Locatieonderzoek op basis van een integrale benadering van bodem, water en groen; Fijnmazig, attractief en veilig net van fietspaden en looproutes; Voldoende op verschillende doelgroepen gerichte attractieve, goed bereikbare en veilige speelen sportplaatsen en gebruiksgroen; Voldoende fietsenstallingen; Stimulering om auto te laten staan, bijvoorbeeld door parkeerregime; Voorzieningen op loopafstand; Aanwezigheid van ontmoetingsplekken; Verkeersveiligheid in woonwijken. 7. Meer informatie - http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/lichamelijke-activiteit/watzijn-de-mogelijke-gezondheidsgevolgen-van-lichamelijke-activiteit - https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/sport-en-bewegen/regionaalinternationaal/beweegnorm - https://www.vumc.nl/afdelingen/over-vumc/nieuws/spotlight/ - https://www.spotlightproject.eu/ GGW 2: Bewegen versie 1, november 2016 Factsheet 3. Groen 1. Gezondheidseffecten Een groene omgeving heeft op verschillende manieren een positief effect op de gezondheid. Uit diverse onderzoeken komen de volgende effecten naar voren bij mensen die in een groene omgeving wonen: Men voelt zich gezonder Men gaat minder vaak naar de huisarts met angst- of depressieve klachten Er komen minder hart- en vaatziekten voor Er is minder gebruik van slaapmedicatie, antidepressiva, kalmeringsmiddelen Het geboortegewicht is minder laag Heeft een gunstig effect op de bloeddruk bij zwangeren Het leervermogen gaat vooruit op scholen in de nabijheid van groen Kinderen vertonen minder gedragsproblemen Kinderen bewegen meer en brengen minder tijd door met tv kijken, computergames e.d. Bepaalde groepen blijken overigens meer te profiteren van groen in de omgeving dan andere. Dat geldt voor kinderen, jongeren, ouderen en mensen met een lage sociaal-economische status. Dit komt waarschijnlijk doordat deze bevolkingsgroepen gemiddeld meer tijd doorbrengen in hun directe woonomgeving, waardoor ze ook meer profiteren van het groen in de omgeving. Indirecte gezondheidseffecten Groen kan ook indirect een positieve invloed hebben op de gezondheid: • Groen geeft schaduw en heeft een isolerende werking. Op een hete zomerdag kan het wel 10 tot 15 graden koeler zijn onder een boom dan in de zon. • Gevelgroen en groene daken hebben een isolerende werking; 's zomers werkt een begroeide muur verkoelend en 's winters beschermen groenblijvende klimplanten een gebouw tegen kou en slagregens. • Groen beschermt tegen wind. • Meer groen draagt in perioden van extreme hitte bij aan minder hitteoverlast in steden. • Voldoende waterbergend vermogen van de bodem zorgt bij extreme hoeveelheden neerslag voor minder wateroverlast. 2. Indicator Groen is een omgevingskwaliteit die de gezondheid kan bevorderen. Het kan echter niet worden omgedraaid: er kan niet worden gesteld dat het ontbreken van groen leidt tot gezondheidsschade. Groen heeft grofweg twee kwaliteiten die de gezondheid bevorderen: 1. Zichtgroen. 2. Beweging bevorderend of gebruiksgroen. Onderzoek suggereert dat zichtbaarheid van groen een rol speelt in het positief beïnvloeden van de gezondheid. Dit kunnen uiteenlopende soorten van gebiedstypen/bodemgebruik zijn. Het gaat dan onder andere om het absolute percentage geografisch zichtbaar groen. Weilanden dragen bijvoorbeeld in mindere mate bij aan bewegingsbevordering, maar hebben klaarblijkelijk wel een effect op gezondheid. In veel gevallen is ook de kwaliteit voor bewegingsbevordering in min of meerdere mate van belang. Denk bijvoorbeeld aan een bos of een park waar men kan wandelen. Voor bewegingsbevordering telt voornamelijk het openbaar groen dat voor publiek toegankelijk is: bossen, parken, plantsoenen. Dit wordt reeds behandeld in de factsheet GGW Bewegen. De voorgestelde indicator voor groen is daarom het percentage groen in de buurt. GGW 3: Groen versie 1, november 2016 3. Data Er is weinig data beschikbaar om het percentage groen te bepalen in buurten of wijken. Alleen in de klimaateffectatlas wordt deze aangegeven in een zestal verschillende klassen: http://www.ruimtelijkeadaptatie.nl/nl/klimaateffectatlas Deze kaart geeft de landgebruiksfractie groen per buurt weer. Hiervoor is een selectie gemaakt uit het bestand Top10NL (2014). Voor de buurtindeling is het bestand CBS buurten 2013 gebruikt. Onder het tabblad “Hitte” kan bij “effect” het “aandeel groen” worden aangevinkt. Er staan daar zes klassen groen. In de score voor groen zijn de hoogste twee klassen (67-83% en 83-100%) samengevoegd tot een score >67%. 4. Richtinggevende ambitie De provincie en haar partners streven samen een gezonde leefomgeving na waarin groen en de beleving van groen een belangrijke plaats heeft. De ambitie is het groen meer toegankelijk maken voor gebruik en beleving. Een zo hoog mogelijk percentage openbaar groen is daarom richtinggevend. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de ambitie lokaal ook afhankelijk kan worden gesteld van de mate van verstedelijking. 5. Score bepalen De score kan per buurt worden afgelezen van de kaart zoals aangegeven onder punt 3. Data. 0 – 17% -2 17-33% -1 33 – 50% 0 50 – 67% 1 >67% 2 6. Mogelijkheden en voorbeelden voor gezonde inrichting - Locatieonderzoek op basis van een integrale benadering van bodem, water en groen; - Groenvoorzieningen opnemen in ruimtelijke plannen; - Gebruiksgroen binnen 300 meter; - Looproutes naar ingangen van parken verbeteren; - Voldoende zichtgroen; - Fijnmazig, attractief, makkelijk toegankelijk en veilig net van fietspaden en looproutes; - Voldoende op verschillende doelgroepen gerichte attractieve, goed bereikbare en veilige speelen sportplaatsen en gebruiksgroen; - Participatie: betrek burgers bij de ontwikkeling en het beheer van groenvoorzieningen. Punten van aandacht bij aanleg van groen: - Geen/beperkt pollen en niet giftig groen; - Gemakkelijk te beheren groen; - Goed onderhoud van groen; - Sociaal veilige inrichting groen; - Betrekken van het ‘kleine’ groen in de buurten, de straatbomen, de monumentale bomen, sportvelden, begraafplaatsen, heemtuinen, stadsboerderijen, de amateurtuincomplexen en de particuliere tuinen. 7. Meer informatie - GezondOntwerpWijzer http://www.atlasleefomgeving.nl/web/gow/groen-en-water - ‘Een groene gezonde wijk’ http://www.springzaad.nl/litdocs/een_groene_gezonde_wijk.pdf - Groen dichterbij: http://www.groendichterbij.nl/hoegroengoeddoet - Klimaateffectatlas http://www.ruimtelijkeadaptatie.nl/nl/klimaateffectatlas GGW 3: Groen versie 1, november 2016 Factsheet 4. Luchtkwaliteit – Roet (EC) 1. Gezondheidseffecten Luchtverontreiniging leidt tot gezondheidsklachten en vroegtijdige sterfte. Gezondheidsklachten die worden gerelateerd aan luchtverontreiniging zijn onder andere hoesten, benauwdheid, verminderde longfunctie, hart- en vaataandoeningen, diabetes, neurologische aandoeningen, laag geboortegewicht en vroeggeboorten. Ongeveer 5% van de ziektelast in Nederland wordt veroorzaakt door luchtverontreiniging, zo ook in Gelderland. De omvang van het volksgezondheidprobleem door luchtkwaliteit is daarmee vergelijkbaar met die door overgewicht (5%), maar groter dan die door overmatig alcoholgebruik (3%) of het eten van te weinig fruit of groente (2%). Uit onderzoek blijkt dat wonen of naar school gaan langs een drukke weg gepaard gaat met meer gezondheidseffecten. Dat komt doordat de kleinste deeltjes fijn stof, die vooral afkomstig zijn van wegverkeer (ook wel ultrafijn stof genoemd), het meest schadelijk zijn voor de gezondheid. Inademing van lage concentraties kan al leiden tot gezondheidseffecten: er is geen ‘veilige’ drempelwaarde waarbij gezondheidsrisico’s uitgesloten zijn. Door lokale maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren is onder de normen nog veel gezondheidswinst te behalen. In het rapport ‘Naar een gezonde lucht in Gelderland’ (2015) wordt een overzicht gegeven van de impact van luchtkwaliteit op de gezondheid in Gelderland en de gezondheidswinst die met lokale maatregelen te behalen is. 2. Indicatoren Op lokaal niveau is roet het belangrijkste in relatie tot gezondheid. Als er op lokaal niveau iets verandert aan de verkeerssituatie, dan kan de invloed op de gezondheid het beste worden ingeschat door naar het effect op de roetconcentratie te kijken. Mobiliteitsmaatregelen hebben een grotere invloed op de roetconcentraties dan op PM10 en PM2,5. Bovendien is roet per massa-eenheid toxischer. Roet (EC) is een verzamelnaam voor de zwarte koolstofdeeltjes met een diameter van 10 tot 300 nanometer. De belangrijkste luchtkwaliteitsnormen in Nederland zijn opgesteld voor fijnstof en stiksofdioxide. Voor roet bestaat geen wettelijke norm. 3. Data De kaart voor roet (2013 1) is te vinden op de website van de provincie Gelderland via http://kaarten.gelderland.nl/viewer/app/thema_luchtkwaliteitperbuurt. Op de kaart ziet u wat de luchtkwaliteit is op buurtniveau. Door in de betreffende buurt te klikken is de daadwerkelijk berekende waarde in die buurt af te lezen. 4. Richtinggevende ambitie De provincie en haar partners streven er samen naar dat de lucht in Gelderland op lange termijn schoon is, vanwege het belang van een gezonde leefomgeving (Omgevingsvisie Provincie Gelderland, maart 2015). Omdat er voor roet geen norm is, is de richtinggevende ambitie afgeleid uit de resultaten van berekeningen voor heel Gelderland uit 2013. Hieruit blijkt dat in de landelijke gebieden de concentratie roet het laagste is en gelegen tussen de 0,7 en 0,5 μg/m3. De gemiddelde concentratie van roet in Gelderland is 0,8 μg/m3. Voor de Gelderse Gezondheidswijzer wordt voorgesteld dat in ieder geval het gemiddelde van Gelderland overal haalbaar moet zijn. De richtinggevende ambitie wordt daarom gesteld op 0,65 μg/m3. Daarnaast is het belangrijk hoge (roet)blootstellingen te voorkomen. Dit kan door geen 1 de score en ambitie zijn gebaseerd op gegevens van 2013. Najaar 2016 komen kaarten met luchtkwaliteitsgegevens van 2015 beschikbaar en worden de ambitie en scoretabel herzien. GGW 4: Luchtkwaliteit – Roet (EC) versie 1, november 2016 toename van het aantal (nieuwe)woningen en andere gevoelige bestemmingen langs drukke wegen toe te staan. 5. Score bepalen Van de kaart voor roet (EC) is de huidige concentratie (in μg/m3) in de buurt af te lezen door op de betreffende buurt te klikken. >0,95 -2 0,85 – 0,95 -1 0,75 – 0,85 0 0,65 – 0,75 1 <0,65 2 6. Mogelijkheden en voorbeelden voor gezonde inrichting Gemeenten hebben zelf veel mogelijkheden om door middel van fysieke maatregelen of door maatregelen gericht op bewustwording en gedragsverandering (nudging) lokaal de luchtkwaliteit te verbeteren en daardoor gezondheidswinst te bereiken. In de rapporten ‘Naar een gezonde lucht in Gelderland’(VGGM, 2015) en ‘Luchtkwaliteit en gezondheidswinst’ (RIVM, 2015) wordt een groot aantal maatregelen genoemd. Voorbeelden van maatregelen zijn: - Ontmoedigen van autogebruik en stimuleren van het gebruik van fiets en OV; - Voorkomen dat nieuwe gevoelige bestemmingen (waaronder woningen) binnen 300m van de snelweg en 50m van drukke binnenstedelijke en provinciale wegen gebouwd worden; - Verkeersstromen verleggen en gevoelige bestemmingen ontzien (bundelen, ordenen, inpassen); - Verschoning van het verkeer stimuleren, bijvoorbeeld door het instellen van milieuzones; - Verlaging van de maximum snelheid op rondwegen. GGW 4: Luchtkwaliteit – Roet (EC) versie 1, november 2016 Factsheet 5. Luchtkwaliteit – Fijn stof (PM10) 1. Gezondheidseffecten Luchtverontreiniging leidt tot gezondheidsklachten en vroegtijdige sterfte. Gezondheidsklachten die worden gerelateerd aan luchtverontreiniging zijn onder andere hoesten, benauwdheid, verminderde longfunctie, hart- en vaataandoeningen, diabetes, neurologische aandoeningen, laag geboortegewicht en vroeggeboorten. Ongeveer 5% van de ziektelast in Nederland wordt veroorzaakt door luchtverontreiniging, zo ook in Gelderland. De omvang van het volksgezondheidprobleem door luchtkwaliteit is daarmee vergelijkbaar met die door overgewicht (5%), maar groter dan die door overmatig alcoholgebruik (3%) of het eten van te weinig fruit of groente (2%). Fijn stof kan bij inademing in de luchtwegen en longen terecht komen en daardoor tot negatieve gezondheidseffecten leiden, onder andere op hart- en longfuncties. 1 a 2% van de spoedopnamen voor long-, hart- of vaataandoeningen in Nederland wordt toegeschreven aan fijn stof en langdurige blootstelling aan fijn stof kan leiden tot meer dan een jaar korter leven. In Nederland zijn verkeer en veehouderijen de belangrijkste bronnen van fijn stof. Bij pluimveebedrijven wordt het meeste fijn stof uitgestoten, gevolgd door varkensbedrijven en rundveebedrijven. Nieuwe gegevens van fijn stof laten zien dat, in Gelderland, agrarische gebieden zijn waar een duidelijke verhoogde concentratie is van fijn stof t.o.v. het gemiddelde (Lucht op de kaart, 2016). De GGD heeft berekend dat dit nu al gevolgen heeft voor de levensverwachting en gezondheid van de bevolking in die gebieden. Landbouwstof is beladen met allerlei biologische agentia, zoals bacteriën, virussen, parasieten, schimmels en endotoxinen. De gezondheidseffecten van het fijn stof uit de landbouw zijn daarom anders dan die van het verkeersgerelateerde fijn stof. Ook het versterkende effect dat fijn stof en endotoxinen op elkaar uitoefenen is bepalend. Inademing van lage concentraties kan al leiden tot gezondheidseffecten: er is geen ‘veilige’ drempelwaarde waarbij gezondheidsrisico’s uitgesloten zijn. Door lokale maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren is onder de normen nog veel gezondheidswinst te behalen. In het rapport ‘Naar een gezonde lucht in Gelderland’ (2015) wordt een overzicht gegeven van de impact van luchtkwaliteit op de gezondheid in Gelderland en de gezondheidswinst die met lokale maatregelen te behalen is. 2. Indicatoren Vanwege de grovere fractie van het landbouwstof wordt voor veehouderijen PM10 als indicator gehanteerd. Nieuwe gegevens van fijn stof laten zien dat, in Gelderland, agrarische gebieden zijn waar een duidelijke verhoogde concentratie is van fijn stof t.o.v. het gemiddelde (Lucht op de kaart, 2016). Voor fijn stof (PM10 en PM2,5) zijn Europese normen vastgesteld. In Nederland wordt vrijwel overal aan de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 (40 μg /m3) voldaan. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft, op basis van gezondheidskundige overwegingen, advieswaarden geformuleerd die lager zijn dan de huidige grenswaarden (20 μg/m3 voor PM10). 3. Data De kaart voor fijn stof (2013) is te vinden op de website van de provincie Gelderland via http://kaarten.gelderland.nl/viewer/app/thema_luchtkwaliteitperbuurt . Vink het vakje Fijnstof PM10 aan. Op de kaart ziet u wat de luchtkwaliteit is op buurtniveau. GGW 5: Luchtkwaliteit – Fijn stof (PM10) versie 1, november 2016 4. Richtinggevende ambitie De provincie en haar partners streven er samen naar dat de lucht in Gelderland op lange termijn schoon is, vanwege het belang van een gezonde leefomgeving (Omgevingsvisie Provincie Gelderland, maart 2015). In gebieden met verhoogde concentraties veegerelateerd fijn stof (PM10) wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke verlaging van de fijn stof-concentratie. Voor alle andere gebieden wordt er geen verdere toename toegestaan (minimaal “stand still”). Voor de Gelderse Gezondheidswijzer wordt voorgesteld om in ieder geval te voldoen aan de advieswaarde van de WHO voor PM10 (20 μg/m3). De ambitie wordt gesteld op 18 μg/m3 of lager omdat dit laagste waarde is en daarmee aan het “stand still”-principe wordt voldaan. 5. Score bepalen Van de kaart voor fijn stof (PM10) is de huidige concentratie (in μg/m3) in de buurt af te lezen door op de betreffende buurt te klikken. >24 -2 22-24 -1 20-22 0 18-20 1 <18 2 6. Mogelijkheden en voorbeelden voor gezonde inrichting • Minimaal 250 meter afstand tussen bedrijf en gevoelige bestemmingen. Zie daarvoor factsheet Afstand tot veehouderijen. • Gesloten stalsystemen in combinatie met adequate afzuiging hebben de voorkeur in gebieden waar ook bewoning plaatsvindt. De open stallen hebben dan weer de voorkeur boven de uitloopstallen. • Neem in vergunningen de verplichting op om ALARA/BBT toe te passen, in plaats van het vergunnen volgens milieurecht en normopvulling toe te staan. 7. Meer informatie • Lokale GGD. • Provincie Gelderland: Gelders Plussenbeleid. GGW 5: Luchtkwaliteit – Fijn stof (PM10) versie 1, november 2016 Factsheet 6. Geluid 1. Gezondheid Geluid is na luchtverontreiniging de milieufactor met de meeste gezondheidseffecten. Geluid is voor mensen van groot belang. Het kan heel prettig zijn als het om natuur of muziek gaat, maar hinderlijk als het langdurig hard en ongewenst is. Als geluid ongewenst is noemen we het lawaai. Wegverkeerslawaai heeft het grootste aandeel bij ongewenst geluid. Qua hinderbeleving scoren de brommers/scooters hoog. Blootstelling aan geluid vanaf 42 dB(A) Lden kan al leiden tot (ernstige) hinder, slaapverstoring, verstoring van de dagelijkse activiteiten en stressreacties. Chronische blootstelling aan geluidniveaus vanaf 50 dB(A) verhoogt het risico op hoge bloeddruk en hart- en vaatziekten. Gezondheidseffecten zijn ook afhankelijk van: Nachtelijke geluidniveaus: al bij niveaus vanaf 30 dB(A) zijn er effecten op de slaap; De frequentie van geluid en impuls- of piekgeluid; Cumulatie van geluid van verschillende bronnen. Belangrijk is te beseffen dat naast de geluidbelasting ook persoonlijke en contextuele factoren een rol spelen bij de gezondheidseffecten. Bijvoorbeeld de geluidgevoeligheid, verwachtingen, de houding tegenover een bron, de frequentie van gebeurtenissen, groen in de wijk (prettiger uitzicht) en de aanwezigheid van geluidluwe plekken (keuzemogelijkheid). 2. Indicatoren Wegverkeer is de belangrijkste bron van ernstige geluidhinder (30%), gevolgd door vliegverkeer (14%) en railverkeer (7%) en industrie (3%, RIVM, 2011). Voor verschillende bronnen zijn er verschillende grenswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde is ca. 3% ernstig gehinderden en slaapverstoring door de Wet geaccepteerd. Bij weg- en railverkeer is er een enorme marge tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffing. Voor railverkeer is dat Lden=55-68 dB. Voor wegverkeer is de voorkeursgrenswaarde Lden=48 dB. In stedelijk gebied is de maximale ontheffing 63 dB, in buitenstedelijk gebied is dat Lden=53 dB. In de Omgevingswet (vanaf 2019) zal een vergaande vereenvoudiging van de normstelling plaatsvinden. Omdat wegverkeer de belangrijkste bron is van geluidhinder en gegevens over cumulatie ontbreken, wordt wegverkeerslawaai als indicator gehanteerd. Als de verwachting is dat andere bronnen in het gebied een belangrijke invloed hebben, is het van belang dit in de gebiedsbeschrijving op te nemen. 3. Data Omdat geluidhinder door wegverkeer als belangrijkste bron wordt beschouwd, wordt voor de GGW de kaart Geluid wegverkeer 2011 (Lden) gehanteerd. Deze is te vinden in de kaartenbibliotheek van de atlasleefomgeving onder thema geluid (http://www.atlasleefomgeving.nl/kijken). De kaart is te vinden door het thema geluid te selecteren en door vervolgens de kaart ‘geluid wegverkeer 2011 (Lden)’ te kiezen. Klik vervolgens op kaarten tonen om de kaart weer te geven en zoom naar het plangebied. Op de kaart ziet u hoe hoog de geluidbelasting door het wegverkeer in 2011 was op de door u gekozen locatie. De geluidbelasting wordt uitgedrukt in de gemiddelde geluidbelasting over een etmaal (Lden). Het kan zijn dat er op uw locatie meer geluidgegevens beschikbaar zijn bij uw gemeente. Deze kunnen ook worden gehanteerd. GGW 6: Geluid versie 1, november 2016 4. Richtinggevende ambitie De richtinggevende ambitie van de provincie Gelderland is gericht op het realiseren van een rustige woon- en leefomgeving waar wegverkeer geen of slechts beperkte invloed heeft op de gezondheid van inwoners. De provinciale ambitie is daarom het geluidsniveau als gevolg van wegverkeer in de woon- en leefomgeving op maximaal 42 dB Lden te krijgen (zonder aftrek volgens art. 110 Wgh1). 5. Score Wat is in de huidige situatie gemiddeld het geluidniveau als gevolg van wegverkeer (Lden) binnen het plangebied? Maak zo nodig een inschatting aan de hand van de meest voorkomende klassen binnen het plangebied. Voor de score moet worden uitgegaan van het geluidniveau zonder aftrek volgens artikel 110 Wet geluidhinder. De score wordt bepaald aan de hand van de meeste voorkomende klassen ter plaatse van woningen of andere gevoelige gebouwen2 in het plangebied en niet over het gehele plangebied. >55 -2 51-55 -1 49-50 0 45-48 1 <45 2 6. Mogelijkheden en voorbeelden voor gezonde inrichting - Verminderen geluidhinder door communicatie over geluidbeleid en maatregelen; - Samenwerken in wijkteams met insteek integrale wijkaanpak (groen, geluid, lucht, bereikbaarheid, sociaal e.d.), waarbij gezondheid nadrukkelijk wordt benoemd; - Verminderen geluidproductie of veranderen verkeersstromen (vracht + brommers) nabij gevoelige bestemmingen, volgens principe bundelen, ordenen, inpassen - Stille gebieden en verkeersmaatregelen (bijv. beperken snelheid); - Geluidisolatie, stil wegdek; - Ontmoedigen autogebruik en stimuleren gebruik fiets en OV; - Afstand vergroten tot en afschermen van de geluidbron; - Oriëntatie van gebouwen en woonruimten (zie voorbeeld afbeelding 1); Afbeelding 1. Dwarse oriëntering versus parallelle plaatsing, rood/oranje is geluidbelast - Geluidluwe gevel en buitenruimte (zie voorbeeld afbeelding 2 en 3); 1 Volgens art. 110g Wgh mag de berekende geluidbelasting vanwege het wegverkeer worden gecorrigeerd voordat wordt getoetst aan de grenswaarden in de Wgh. Dit artikel is gebaseerd op de aanname dat het verkeer in de toekomst 2 dB stiller wordt. Deze afname blijkt in de praktijk (nog) niet te worden gerealiseerd. Daarom passen we deze aftrek niet toe. 2 Andere gevoelige gebouwen volgens Art. 1.2 Besluit geluid hinder: onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven. GGW 6: Geluid versie 1, november 2016 Afbeelding 2. Voorbeelden van een gunstige gebouwvorm bij een hoge geluidbelasting Afbeelding 3. Geluidbelaste straatzijde (links) en geluidluwe achterzijde (rechts) plan Wibautstraat A. B. C. Praktische oplossing Functiemenging Oriëntatie / gebouwvorm Afscherming en absorptie bij buitenruimten D. Woningplattegrond E. Materialen gevel Concrete maatregel Leefgebied verplaatsen naar afgeschermd gebied Verlaging geluidbelasting (dB) Leefgebied verplaatsen naar zijgevel 3 Leefgebied verplaatsen naar achtergevel 15 Loggia 15 tot 25 Extra gevel 8 tot 15 Dichte borstwering 2 tot 4 Balkonsituatie 2 tot 5 Slaapkamer geluidluw Buitenruimte geluidluw Absorptie Afscherming F. Creëren geluidsstil omgevingsgebied Park met fontein Binnentuinen Daktuinen 7. Meer informatie 1. CROW: Factsheet gezonde leefomgeving (2012); 2. CROW: Verkeersmaatregelen tegen verkeerslawaai (2010); 3. CROW: Ruimtelijke ordening en bouwgeörienteerde maatregelen (dec. 2010); 4. Gezond in… Gebiedsindicatoren (Platform31, Pharos, http://www.gezondin.nu 5. www.gezondontwerpwijzer.nl; 6. Informatieblad Groen en Geluid (GGD-en); 7. Gezondheidsmonitor GGD. GGW 6: Geluid versie 1, november 2016 Factsheet 7. Bodem 1. Gezondheidseffecten De aanwezigheid van een bodemverontreiniging betekent niet altijd dat de mensen die gebruik maken van de verontreinigde bodem ook gezondheidsrisico’s lopen. Dit komt omdat de blootstelling van de gebruikers aan de in de bodem voorkomende stoffen over het algemeen heel laag is. Gebruikers van de bodem kunnen op de volgende wijze worden blootgesteld: a) Door het inslikken van grond (grondingestie). Deze blootstellingsroute is voornamelijk voor kinderen, die meer ‘hand-mond’ gedrag vertonen, een belangrijke blootstellingroute. Ook bij (moes)tuinieren komt door het intensieve contact met de bodem grondingestie voor. b) Door inademing van vluchtige stoffen, zoals vluchtige gechloreerde organische koolwaterstoffen (VOCl), die uitdampen uit de bodem. Hierbij is voornamelijk uitdamping vanuit de bodem in de woning van belang. Bij uitdamping in de buitenlucht verdunnen de stoffen zich zeer snel en zal over het algemeen geen relevante blootstelling optreden. c) Door consumptie van gewassen geteeld op verontreinigde bodem. Minder belangrijke blootstellingsroutes zijn het drinken van verontreinigd drinkwater, huidopname door direct contact en het gebruik van verontreinigd grondwater, bijvoorbeeld als sproeiwater voor de (moes)tuin. 2. Indicatoren Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het allereerst van belang te kijken naar de beoogde functie van de bodem. Bij de aanleg van een weg of parkeerterrein is de bodemkwaliteit ter plaatse in relatie tot gezondheid nauwelijks relevant. Maar bij de ontwikkeling van woningbouw of de aanleg van een volkstuinencomplex kan een eventueel aanwezige bodemverontreiniging leiden tot gezondheidsrisico’s. Voor gevoelige bodemfuncties, zoals ‘wonen met tuin’, ‘moestuinen’ en ‘plaatsen waar kinderen spelen’ kan in eerste instantie worden getoetst aan de Achtergrondwaarden. Als de concentraties van stoffen in de bodem lager zijn dan de Achtergrondwaarden is er sprake van schone bodem. Mocht er sprake zijn van een verontreinigde bodem dan dient deze bodem duurzaam geschikt te zijn voor de beoogde functie. Voor gevoelige bestemmingen dienen de concentraties in de bodem te worden getoetst aan de lokale of generieke maximale waarden. Indicatoren voor bodem zijn weergegeven in onderstaand figuur en worden verder toegelicht onder het kopje Data. GGW 7: Bodem versie 1, november 2016 In de bodemwet- en regelgeving is vastgelegd hoe de bodemkwaliteit moet worden beoordeeld. Voor bestaande verontreinigingen worden de bodemconcentraties getoetst aan wettelijke normen, de zogenaamde streef-, tussen- en interventiewaarden. De achtergrondwaarde (of streefwaarde) is de waarde voor stoffen zoals ze van nature voorkomen in de bodem. Bij concentraties boven de interventiewaarde, waarbij het grondvolume meer dan 25 m3 is of het grondwatervolume meer dan 100 m3, is sprake van een ernstige bodemverontreiniging. In een dergelijk geval moet worden beoordeeld of er sprake is van risico’s voor mens of milieu en of spoedige sanering nodig is. 3. Data De bodemkwaliteit kan worden beoordeeld door de in bodem aangetoonde concentraties (uit bodemonderzoeken) in te voeren in modellen ontwikkeld door het RIVM, waarmee het risico voor mens en milieu van een bodem kan worden bepaald. Deze informatie is echter niet eenvoudig voor handen. Daarom wordt hier verwezen naar het bodemloket: www.bodemloket.nl/kaart Hier kunt u eenvoudig de situatie ten aanzien van bodem in buurten en wijken inzien, behalve voor de gemeenten Arnhem en Nijmegen. Deze gemeenten hanteren een eigen informatiesysteem welke toegankelijk is via de gemeentelijke website. 4. Richtinggevende ambitie De provincie en haar partners streven er samen naar dat de bodem in woongebieden in Gelderland ten minste voldoet aan de functie wonen. Vanwege het belang van een gezonde leefomgeving is de richtinggevende ambitie van de provincie dat in alle woongebieden de achtergrondwaarde wordt behaald. Uitgangspunt hierbij is dat woongebieden waar gesaneerd is, die waarde ook wordt behaald. 5. Score bepalen Op de kaart is de status van bodemonderzoek weergegeven. De gearceerde gebieden zijn bepalend voor de score. Omdat de tabel scores geeft voor ‘delen van de buurt’, wordt de verspreiding (grote van het oppervlak) van de verontreiniging bepalend. Aandachtspunt hierbij is dat ook de mate en aard van de verontreiniging van belang zijn voor gezondheid. Voor de gemeenten Arnhem en Nijmegen is een vergelijkbare onderverdeling te maken aan de hand van de gemeentelijke informatie. Gehele buurt: bruin (onderzoek uitgevoerd, verder onderzoek kan noodzakelijk zijn) of deels: licht blauw (historische activiteit bekend) Deel van de buurt: bruin (onderzoek uitgevoerd, verder onderzoek kan noodzakelijk zijn) Deel van de buurt: paars (onderzoek uitgevoerd, geen noodzaak tot verder onderzoek of sanering) Geen relevante informatie in de buurt Deel van de buurt: groen (gesaneerd) -2 -1 0 1 2 6. Mogelijkheden en voorbeelden voor gezonde inrichting - Duurzaam bodembeheer - Goede voorlichting aan bodemgebruikers (bv bij moestuinen) - Rekening houden met de bodem in ruimtelijke planvorming 7. Meer informatie - Lokale GGD - Gezondheidseffectscreening, Gezondheid en milieu in ruimtelijke planvorming, T. Fast e.a., 2012 - Rijksinformatie: wet- en regelgeving (Wbb, Besluit Bodemkwaliteit) - www.bodemloket.nl GGW 7: Bodem versie 1, november 2016 Factsheet 8. Industrie en omgeving 1. Gezondheidseffecten Bedrijven zijn voor de emissies buiten het terrein in de regel gebonden aan de milieuwetgeving, bijv. het Activiteitenbesluit of een vergunning. De meeste bedrijven voldoen aan de voorschriften, waarmee immissies beperkt zijn tot een door de wetgever geaccepteerd niveau. Het gaat dan om emissies naar de lucht, bodem en (grond)water en verder geur en geluid. De belangrijkste gezondheidseffecten van industrie treden als gevolg van emissies naar de lucht, geur en geluid. Lucht Bedrijven die toxische en/of carcinogene stoffen emitteren naar de lucht zorgen vaak voor onrust in de omgeving, ook al wordt aan de normen voldaan. Er is een groot aantal stoffen waarvoor gezondheidskundige advieswaarden bestaan. Bij levenslange blootstelling onder die advieswaarde wordt geen effect verondersteld. Helaas zegt de emissie niets over de blootstelling op leefniveau. Geur Voor de geuremissies van niet-agrarische bedrijven geldt (ernstige) hinder als het belangrijkste aspect. Geurhinder kan leiden tot allerlei reacties variërend van het sluiten van ramen en deuren (slechter binnenklimaat) tot sociaal isolement. Geluid Voor geluidemissies geldt feitelijk dat ook het hinderaspect de meeste effecten veroorzaakt. Geluidhinder van bedrijven wordt (nog) bepaald door het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (Lar;LT) en maximale niveaus (Lamax). Voor windturbines geldt een aparte normering. Langdurige blootstelling aan hoge geluidniveaus geeft kans op (ernstige) hinder, slaapverstoring, verhoging bloeddruk en bij hoge niveaus (>55 dB(A)) ook hart- en vaatziekten. Bij gezoneerde terreinen is de geluidbelasting van alle bedrijven samen op de zonegrens maximaal 50 dB(A). Op woningen in de zone kan een hogere waarde worden vastgesteld van maximaal 55 dB(A) (in uitzonderingen 60 of 65 dB(A)). Bij 50 dB(A) is er 4% ernstig gehinderden en ernstige slaapverstoring treedt op bij 41 dB(A) in de nacht. 2. Indicator Een goede ruimtelijke ordening voorkomt hinder en gevaar. Dit kan door voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen). In de handreiking Bedrijven en Milieuzonering staan uitgebreide lijsten met richtafstanden voor alle typen bedrijven. In de regel zijn het bedrijven vanaf categorie 3.2 die tot een zekere mate van hinder of gezondheidseffecten kunnen leiden op één of meerdere van bovengenoemde aspecten. Om die reden wordt de afstand tot bedrijven vanaf categorie 3.2 als indicator aangehouden. 3. Data Voor deze factsheet is een kaart gemaakt waarop alle bedrijven in de categorie 3.2 en 4 in Gelderland zijn weergegeven (http://kaarten.gelderland.nl/viewer/app/gezondheidswijzer). Deze kaart is gebaseerd op de informatie uit het milieu informatiesysteem van de Gelderse Omgevingsdiensten. Bedrijven met een hogere milieucategorie dan 4 zijn vanuit ruimtelijk oogpunt reeds geplaatst op gezoneerde industrieterreinen, waarbij in de regel de afstanden tot woonbebouwing of andere gevoelige bestemmingen reeds goed zijn geregeld. GGW 8: Industrie en omgeving versie 1a, januari 2017 4. Richtinggevende ambitie De provincie en haar partners streven er samen naar dat de bedrijven voldoen aan de vergunde grenswaarden. Voor categorie 4 bedrijven geldt hiervoor als grootste afstand 300m. Om hinder zoveel mogelijk te beperken wordt een afstand van 500m als hoogste richtinggevende ambitie gesteld. 5. Score bepalen Bepaal op buurt-niveau of er woningen zijn gelegen binnen de contouren van 100, 300 en 500 meter. Als een woning geheel of gedeeltelijk de grens van 300m afstand raakt, kan deze worden beschouwd als zijnde 300m (dus score 0). <100m -2 100-300m -1 300 m 0 300-500m 1 >500m 2 6. Mogelijkheden en voorbeelden voor gezonde inrichting van de leefomgeving Gemeenten hebben zelf veel mogelijkheden om door middel van fysieke maatregelen of door maatregelen gericht op bewustwording en gedragsverandering (nudging) lokaal de luchtkwaliteit te verbeteren en daardoor gezondheidswinst te bereiken. Voorbeelden zijn: Brongerichte maatregelen: verhogen schoorsteen, toepassen gaswassers, naverbranding afgassen, hogere emissiesnelheid rookgassen, e.d.; Geurbeleid en goede communicatie; Gebiedsgericht geluidbeleid; Overnachtingsplaatsen vrachtwagens niet naast woonwijken; Vergroten afstand woningen en gevoelige objecten tot risicovolle locaties of verlagen woningdichtheid; Goed rampenbestrijdingsplan; Verbetering veiligheid transportroutes. 7. Nadere informatie Bedrijven en Milieuzonering VNG: https://vng.nl/onderwerpenindex/milieu-enmobiliteit/externe-veiligheid/bedrijven-en-milieuzonering Bedrijven en Milieuzonering Kennissite: http://www.milieuzonering.info GGW 8: Industrie en omgeving versie 1a, januari 2017 Factsheet 9. Veehouderijen en omgeving 1. Gezondheidseffecten De gezondheidsrisico’s voor omwonenden van veehouderijen hangen samen met fijn stof (PM10), endotoxinen (celwandbestanddelen van bepaalde bacteriën) en geur. Van vee-gerelateerd fijn stof en endotoxinen is bekend dat deze tot gezondheidseffecten kunnen leiden zoals luchtwegklachten. Geurbelasting kan leiden tot (ernstige) hinder en andere gezondheidsklachten zoals misselijkheid en hoofdpijn. Het risico op het optreden van deze effecten wordt voorkomen door het beheersen van de emissies van deze factoren. Veehouderijen zijn tevens een bron van infectieziekten van dieren die besmettelijk zijn voor de mens. Dit worden zoönosen genoemd. Het risico van zoönosen is echter een ander soort risico omdat het moeilijk voorspelbaar is en omdat het risico niet is uit te drukken in getallen. Er moet vooral gestreefd worden naar risicobeheersing door het minimaliseren en monitoren van de infectiedruk. Aangetoonde relaties tussen veehouderij en volksgezondheid zijn: In vee-dichte gebieden komt meer longontsteking voor; In vee-dichte gebieden hebben COPD patiënten vaker en ernstiger gezondheidsproblemen; In vee-dichte gebieden komt minder astma voor. 2. Indicatoren De best beschikbare indicatoren voor de verwachte gezondheidseffecten van veehouderijen zijn: De afstand van woningen en gevoelige functies tot de veehouderij; Geur; Agrarische fijnstof (PM10). Op basis van de op dit moment (mei 2016) bekende publicaties en onderzoeken adviseert de GGD dat binnen een straal van 250 meter het voorzorgsprincipe leidend zou moeten zijn 1. Dit betekent bij nieuwbouw en planontwikkeling geen intensieve veehouderij in een straal van 250 meter van gevoelige bestemmingen bouwen én geen gevoelige bestemmingen binnen 250 meter van intensieve veehouderijen bouwen. Er zijn binnen deze afstand hogere concentraties fijn stof, endotoxinen en vee-specifieke MRSA-bacteriën gemeten met mogelijk negatieve gezondheidseffecten (Infoblad, Nijdam 2011). Over het algemeen geldt: hoe groter de afstand tussen een veehouderij en een gevoelig object hoe beter. Het effect op gezondheid als gevolg van fijnstof (PM10) wordt reeds bepaald volgens factsheet 5. Dit wordt hier verder niet meegenomen. Voor geur wordt in de Nederlandse wetgeving verschil gemaakt tussen stedelijk en landelijk gebied, dit heeft te maken met de perceptie van de omgeving. Bij woonfuncties achten we meer dan 12% geurhinder onacceptabel; bij gemengde functies zijn hogere geurpercentages denkbaar, maar hoger dan 20% geurhinder is onacceptabel. Dit geldt voor zowel de voorgrond- (individueel bedrijf), als ook voor de achtergrondbelasting (cumulatief). Dit betekent een maximale achtergrondconcentratie in de bebouwde kom van 5 Odour Units (OU)/m3 en een maximale achtergrondconcentratie in agrarisch gebied van 10 OU/m3 voor alle diertypen. Geurconcentraties zijn niet in een gemeenschappelijke database beschikbaar. Berekeningen worden over het algemeen per vergunning gedaan. 1 In het milieubeleid wordt het voorzorgsprincipe vaak als volgt uitgelegd: als er een ingreep plaatsvindt of plaats gaat vinden waarvoor sterke aanwijzingen bestaan dat deze ernstige effecten heeft op het milieu, moeten maatregelen volgen ook al is er nog sprake van wetenschappelijke onzekerheid. GGW 9: Veehouderijen en omgeving versie 1a, januari 2017 Tenslotte is voor de geurhinder in veel gevallen de afstand tot intensieve veehouderijen een goede maat. Om overlap in de beoordeling te voorkomen, wordt daarom alleen uitgegaan van het afstandscriterium zoals hiervoor beschreven. 3. Data De afstand tot veehouderijen wordt inzichtelijk gemaakt op de website van de provincie Gelderland bij kaarten onder het thema Gezondheid (http://kaarten.gelderland.nl/viewer/app/gezondheidswijzer). Voor deze kaart is een selectie gemaakt van alle niet-grondgebonden veehouderijen. Melkveehouderijen zijn hier derhalve buiten gelaten omdat voor deze bedrijven zowel geur als de verspreiding van dierziekten nagenoeg niet relevant zijn. Van de niet-grondgebonden veehouderijen zijn alleen bedrijven geselecteerd met 20 diereenheden of meer. Bedrijven met minder diereenheden zijn over het algemeen te klein om enige hinder in of risico voor de omgeving op te leveren. 4. Richtinggevende ambitie De minimale richtinggevende ambitie van de provincie is dat er geen toename van woonbebouwing of andere gevoelige bestemmingen binnen 250 m afstand tot veehouderijen plaatsvindt. De hoogste ambitie is dat dit niet binnen 500 m gebeurt. Verdubbeling van het afstandscriterium moet leiden tot meer zekerheid en een grotere toekomstbestendigheid voor gevoelige functies. 5. Score bepalen Aan de hand van de kaart kan worden afgelezen of woonbebouwing (zijnde geen bedrijfswoningen) binnen de aangegeven afstanden aanwezig is. Als een woning wordt doorsneden door een 250 m contour kan deze tot de categorie 0 worden gerekend. <100 -2 100 - 240 -1 240-260 m 0 260 – 500 m 1 >500 m 2 6. Mogelijkheden en voorbeelden voor gezonde inrichting van de leefomgeving Gesloten stalsystemen, in combinatie met adequate afzuiging, hebben de voorkeur in gebieden waar ook bewoning plaatsvindt. De open stallen hebben dan weer de voorkeur boven de uitloopstallen; Bij korte afstand tussen veehouderij en bewoning is het extra belangrijk dat goede hygiënemaatregelen en uitstoot-beperkende maatregelen worden toegepast; Neem in vergunningen de verplichting op om ALARA/BBT2 toe te passen, in plaats van het vergunnen volgens milieurecht en normopvulling toe te staan. 7. Meer informatie Provincie Gelderland: Plussenbeleid; Lokale GGD; Kenniscentrum Infomil: http://www.infomil.nl/onderwerpen/landbouw-tuinbouw/gezondheiddd 2 ALARA = As Low As Reasonably Achievable. BBT = Beste Beschikbare Technieken GGW 9: Veehouderijen en omgeving versie 1a, januari 2017 Factsheet 10. Externe veiligheid 1. Gezondheidseffecten Tijdens de productie, opslag, verwerking en transport van gevaarlijke stoffen kunnen zich ongevallen voordoen. Gelukkig komt dit heel weinig voor, maar als het gebeurt kunnen de effecten groot zijn: verwonding, vergiftiging en sterfte. Bij externe veiligheid gaat het om: voorkomen van slachtoffers als zich een incident voordoet; gevoelens van onveiligheid. Externe veiligheid wordt uitgedrukt in de kans dat ongevallen zich voordoen en de omvang van de gevolgen. De omvang van de gevolgen wordt uitgedrukt in een overlijdensrisico. In het veiligheidsbeleid worden alleen normen gehanteerd voor letale effecten, namelijk voor overlijdensrisico’s en dus niet voor risico’s in verband met calamiteiten met giftige stoffen. In het externe veiligheidsbeleid is vastgelegd dat er in eerste instantie wordt gestreefd naar het terugdringen van het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat op een bepaalde plek buiten de inrichting een dodelijk slachtoffer valt. De overheid wil mensen die wonen op een plek waar een niet-geaccepteerd risico op overlijden heerst, meer veiligheid bieden. Aandacht voor externe veiligheid bij ontwikkeling van de leefomgeving draagt bij aan een betere volksgezondheid. Mensen voelen zich hierdoor veiliger en de aandacht kan er toe leiden dat overlast en ongevallen kunnen worden voorkomen die kunnen ontstaan doordat in de omgeving gevaarlijke stoffen worden opgeslagen, geproduceerd, gebruikt en vervoerd. 2. Indicatoren Volgens het beleid van de rijksoverheid gaat het bij externe veiligheid altijd om situaties waarbij gevaarlijke stoffen en/of vliegtuigen nabij luchthavens betrokken zijn. Andere calamiteiten, zoals bijvoorbeeld een dijkdoorbraak, vallen niet onder het beleidsterrein van externe veiligheid. Bij externe veiligheid wordt een onderscheid gemaakt in: externe veiligheid voor inrichtingen en buisleidingen externe veiligheid voor transport van gevaarlijke stoffen externe veiligheid voor luchthavens Luchthavens worden in deze factsheet niet betrokken omdat de veiligheid bij luchthavens in Gelderland vooral betrekking heeft op de veiligheid rond start- en landingsbanen, waardoor de relatie met de leefomgeving zeer beperkt is. Voor inrichtingen zijn grenswaarden vastgesteld voor het plaatsgebonden risico (PR). Dit wordt weergegeven in de vorm van contouren voor de kans op een ongeval: de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen komen. Transport van gevaarlijke stoffen vindt plaats over de weg, het spoor, het water en door buisleidingen. Tijdens het transport kunnen dingen mis gaan waardoor de gevaarlijke lading kan ontbranden of exploderen of waardoor er bijvoorbeeld giftige gassen ontsnappen via een lek of breuk. In het algemeen geldt dat die infrastructuur op de risicokaart vermeld staat waarvan er bekend is dat er een overschrijding van de wettelijke norm is. Deze norm is het plaatsgebonden risico 10-6. 3. Data Inrichtingen voor opslag van gevaarlijke stoffen en indien relevant met een 10-6 contour voor het Plaatsgebonden Risico zijn op verschillende manieren inzichtelijk te maken. Alleen in de Atlas Leefomgeving (http://www.atlasleefomgeving.nl/kijken) is deze informatie eenvoudig weer te geven samen met de wegen waarop transport van gevaarlijke stoffen lijdt tot een overschrijding van de norm. Hiervoor kunnen in de kaartenbibliotheek onder het thema “Veiligheid” de kaarten GGW 10: Externe veiligheid versie 1, november 2016 “Inrichtingen gevaarlijke stoffen”, “Plaatsgebonden risico (10-6 contour)” en “Transport over de weg” (Rijks- en provinciale wegen met route gevaarlijke stoffen) worden geselecteerd. Naast bovengenoemde indicator kan er mogelijk gebruik worden gemaakt van data die lokaal, bij gemeenten, beschikbaar is over dit onderwerp. 4. Richtinggevende ambitie Voor een veilige leefomgeving is het van belang dat er geen (beperkt) kwetsbare objecten (kinderdagverblijven, scholen , verzorgingstehuizen, ziekenhuizen, maar ook woningen,1) zijn gelegen in de nabijheid van inrichtingen of transportroutes met een zeker risico (de PR 10-6 contour). 5. Score De score kan per buurt worden afgelezen van de kaart zoals aangegeven onder punt 3. Data. (beperkt) kwetsbaar object binnen PR 10-6 contour -2 Routes voor transport voor gevaarlijke stoffen binnen plangebied -1 Geen (beperkt) kwetsbaar object binnen PR 10-6 contour Inrichting zonder contour binnen plangebied Geen inrichting én geen PR 10-6 contour binnen plangebied 0 1 2 6. Mogelijkheden en voorbeelden voor gezonde inrichting van de leefomgeving Omvang productie, opslag of vervoer gevaarlijke stoffen verlagen; Afstand van risicovolle locatie tot woningen en andere gevoelige bestemmingen vergroten; Woningdichtheid binnen het invloedsgebied van de risicobron verlagen; Veiligheid van productieprocessen of transportroutes verbeteren; Voorlichting en planvorming/voorbereiding op incidenten; Verbetering incidentbestrijding; Bouwtechnische maatregelen. Opmerking: De maatregelen bij bullet 1 en 4 zijn planologisch niet te regelen. 7. Meer informatie Risicokaart http://nederland.risicokaart.nl/risicokaart.html Gelderse Signaleringskaart Externe Veiligheid: http://atlas.gelderland.nl/signalering_ev (toegang via de omgevingsdienst) Provincie Gelderland: http://flamingo.prvgld.nl/viewer/app/Vervoeropslag Gezondontwerpwijzer: http://atlas-leefomgeving-acc.geodan.nl/web/gow/externe-veiligheid 1 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn in het kader van het Activiteiten besluit gedefinieerd. Op http://www.infomil.nl/onderwerpen/ruimte/handreiking/milieuthema/ev/gevoelige-functies is na te gaan wat hier onder wordt verstaan. GGW 10: Externe veiligheid versie 1, november 2016 Factsheet 11. Hitte 1. Gezondheidseffecten Blootstelling aan hitte vormt een bedreiging voor de gezondheid. Gezondheidseffecten van hitte variëren van lichte verschijnselen, zoals vermoeidheid en hoofdpijn, tot ademhalingsproblemen en ernstige aandoeningen als hartfalen, met mogelijk levensbedreigende gevolgen. Er zijn ook indirecte effecten van hitte op de gezondheid, bijvoorbeeld door toename van infectieziekten door veranderingen in het klimaat. Gezondheidseffecten door hoge temperaturen zijn met name te verwachten bij ouderen, baby’s, mensen met chronische aandoeningen, personen die bepaalde medicijnen gebruiken en mensen met een lage sociaal economische status omdat zij vaak al een hoge ziektelast (of zwakkere gezondheid) hebben. In steden zijn er plekken die erg opwarmen en ’s nachts niet afkoelen, het zogenaamde stedelijke warmte-eiland (urban heat island, UHI). Wanneer de temperatuur ’s nachts niet daalt, heeft dat extra gevolgen voor de gezondheid; door hoge temperaturen ’s nachts ontstaat slaapverstoring, waardoor mensen niet uitrusten. De buitentemperatuur wordt beïnvloed door de hoeveelheid groen, water, verharding, bebouwing, gebouwhoogtes en bouwmaterialen. De binnentemperatuur wordt naast aspecten van het gebouw (isolatie, zonwering, ligging t.o.v. de zon, aantal ramen en spuimogelijkheden, ligging van (slaap)kamers direct onder het dak), ook beïnvloed door het gedrag van een bewoner (openen/sluiten ramen, gebruik zonwering). Door klimaatverandering zal de gemiddelde temperatuur de komende decennia nog enkele graden stijgen. Er kunnen meer extreme temperaturen gaan voorkomen. Lokale beheersing van opwarming is daarom extra belangrijk. 2. Indicator Het aantal nachten waarin de minimum temperatuur boven de 20 graden blijft wordt in z’n algemeenheid als indicator voor het UHI-effect beschouwd. Omdat dit effect bij onveranderde inrichting van gebieden groter wordt in de toekomst als gevolg van klimaatveranderingen, wordt het aantal nachten waarbij de temperatuur boven de 20 graden blijft in het jaar 2050 binnen een plangebied beschouwd. Deze indicator is alleen van toepassing voor stedelijk gebied. Voor landelijk gebied zijn de gegevens niet beschikbaar en ook niet relevant. In landelijk gebied daalt de temperatuur ’s nachts over het algemeen wel voldoende of wordt in ieder geval niet als gevolg van de inrichting van het gebied vastgehouden. 3. Data De Klimaateffectatlas zet (toekomstige) dreigingen van overstromingen, wateroverlast, droogte en hittestress op de kaart: http://www.ruimtelijkeadaptatie.nl/nl/klimaateffectatlas Onder het tabblad ‘Hitte’ en door het selecteren van het scenario ‘W+2050’ kan bij ‘effect’ de kaart met het aantal nachten boven 20 graden worden weergegeven. De gegevens van de nachttemperatuur in de klimaateffectatlas zijn als volgt bepaald: In Rotterdam is een studie gedaan naar effecten van verharding, groen en gebouwhoogte op de temperatuur ’s nachts. De vastgestelde relaties zijn ge-extrapoleerd naar heel Nederland. De waarde geeft een indicatie, maar kan op lokaal niveau substantieel afwijken van de werkelijkheid door factoren die niet zijn meegenomen in het model. Diverse gemeenten hebben ook hitte-kaarten op straat- en buurtniveau laten maken. Deze kunnen ook worden gebruikt. GGW 11: Hitte versie 1, november 2016 4. Richtinggevende ambitie De ambitie van de provincie Gelderland is gericht op het realiseren van een klimaatbestendige energiehuishouding en een klimaatbestendige inrichting van de leefomgeving in 2050, waarbij hittestress zoveel mogelijk wordt voorkomen. Omdat er voor hitte geen norm is, is de richtinggevende ambitie afgeleid van de huidige situatie. Handhaving hiervan wordt als hoogste ambitie beschouwd. Op basis van de kaarten gaat het hier om gemiddeld enkele dagen. 5. Score bepalen Van de kaart “Hitte” en het scenario W+2050 wordt het aantal nachten dat de temperatuur boven de 20 graden blijft (effect) afgelezen. De hoogste waarde in de buurt is bepalend voor de score. Dit geldt alleen voor binnenstedelijk gebied. 2,5 of meer weken -2 1,5 weken tot 2 weken -1 1 week 4 tot 6 dagen 0 1 1 of 2 tot 3 dagen 2 6. Mogelijkheden en voorbeelden voor gezonde inrichting De temperatuur kan in stad of wijk worden verlaagd door meer groen (schaduw van natuurlijke vegetatie), meer schaduw (overkappingen, galerijen) meer stromend water, andere kleuren materialen (gevel, dak, bestrating), minder bestrating, spreiding van hoogbouw en een stratenplan waarbij de wind zich vrij door de stad kan verspreiden. Het is het vooral van belang maatregelen te formuleren op basis van een integrale benadering van bebouwing, bodem, water en groen. Voorbeelden vergroten hoeveelheid groen en water: - GezondOntwerpWijzer: http://www.atlasleefomgeving.nl/web/gow/groen-en-water - ‘Een groene gezonde wijk’ http://www.springzaad.nl/litdocs/een_groene_gezonde_wijk.pdf - Groen dichterbij: http://www.groendichterbij.nl 7. Meer informatie - Gezondheidseffecten van hitte: http://www.rivm.nl/Onderwerpen/H/Hitte - Kennis over hitte in de stad voor de praktijk in TNO kennismontage Hitte en Klimaat in de stad: https://www.tno.nl/media/4361/kennismontage-hitte-en-klimaat-in-de-stad_2011.pdf - Klimaat en de stad met praktische maatregelen voor gebouw, straat en stad: http://stedelijkwaterbeheer.stowa.nl/Upload/stedelijk%20waterbeheer/KvK_4_Klimaatbestendi ge%20stad_Klimaat%20en%20de%20stad%20(sep14).pdf - http://www.ruimtelijkeadaptatie.nl/nl/klimaateffectatlas GGW 11: Hitte versie 1, november 2016