Coördinatievergadering SGSNBaO Bezinning God heeft je lief… EEN GEZONDE BODEM God is aanwezig in ieder goed mens, die van je houdt, die je de moeite waard vindt, die met je meegaat en bij je blijft als de avond valt. (ter nagedachtenis van Phil Bosmans) Ik zie dat een plant, een boom,… alleen maar groeien, groot en sterk worden in goede, gezonde bodem. Zo is het ook met de mens en met de jonge mens! Hij kan maar groeien, groot en gelukkig worden als hij in goede bodem staat. Het gezin kan zo’n bodem zijn. De school is zo’n bodem. De maatschappij, de publieke atmosfeer is de bodem. Het hangt van zijn voedingsbodem af of iemand menselijk kan groeien of als mens gaat verdorren en afsterven. Een mens neemt het voedsel voor zijn groei naar geestelijke volwassenheid op via de wortels van hoofd en hart. De voedingsbodem van de mens is echter grondig aangetast. Gezinnen en scholen zijn dikwijls kale en saaie vlakten waar de jonge mens niet meer wordt gevormd en de weg naar waarachtig geluk niet meer vindt. Als ik verbitterde, hangende, liggende, lusteloze jonge mensen zie, hun hart vol duisternis, dan voel ik de dorheid, de armoede van de voedingsbodem. Zoals we behoefte hebben aan zuivere lucht, aan helder water, zo hebben we dringend behoefte aan heldere, zuivere gedachten : goedheid, vriendschap, moed, vertrouwen, inzet en belangeloze liefde! Het is erg als bomen sterven in onvruchtbare, dorre grond. Het is een ramp wanneer mensen sterven bij gebrek aan een gezond milieu ! God kijkt je aan door de zachte ogen van ieder mens die begrip voor je heeft. Hij is aanwezig in ieder goed woord dat een troost en een steun voor je is. Hij is de hand op je schouder die je moed geeft en je liefdevol terechtwijst wanneer je donkere wegen gaat. God is aanwezig in de mond die je met liefde kust, het is de warmte van zijn hart die je voelt in elke omhelzing. Als de liefde woont in het hart van de mensen, is het mogelijk dat mensen zinnig over God spreken en elkaar verstaan… ( Uit ‘Menslief, ik wens je vrede en alle goeds’ – Lannoo 2003) ( Uit ‘In liefde weer mens worden’ – Lannoo 1979)