samenvatting van enduring vision

advertisement
1
SAMENVATTING VAN ENDURING VISION
THE ENDURING VISION – HET BOEK, HET UITTREKSEL
PROLOOG
The vision:
1. De visie van het land zelf; Het land bood voor velen mogelijkheden – het was mooi, divers en
kon mensen in leven houden (vruchtbaar).(Verschil Indianen en Europeanen: indianen zagen
land en natuur als spirituele verschijnselen die eng zijn en te respecteren, Europeanen zagen
land als een verschijnsel dat beheerst moest worden.)
2. De visie van het proces van het creëren van een sociale orde; combineren van oude tradities
en nieuwe experimenten. Idealen voor de gemeenschap en de natie in zijn geheel. (Een
goede maatschappij houdt in de Amerikaanse visie individuele vrijheid in – in veel gevallen in
de geschiedenis een dubieus begrip, denk aan slaven).
3. De visie van de gemeenschap; gemeenschappelijkheid in de zin van gezin, dorp, buurt, kerk,
etnische groep etc, maar ook in politieke zin; in hoeverre zijn we elkaar dingen verschuldigd?
4. Visie van vernieuwing; het nieuwe beging – De Nieuwe Wereld.
In dit proloog wordt een geologische en geografische geschiedenis van Amerika gegeven. Amerika
heeft een zeer divers landschap. Europeanen die hiermee in aanraking kwamen zagen niets dan een
onuitputtelijke rijkdom.
Hoofdstuk1: AMERICA BEGINS
In dit hoofdstuk worden drie vragen gesteld:
- welke relatie bestaat er tussen de natuurlijke veranderingen in Noord Amerika en de culturele
veranderingen onder de Indianen (die daar toen woonden)?
- Hoe was de interactie tussen de verschillende gemeenschappen van Indianen en wat waren
de gevolgen daarvan?
- Welke basisovereenkomsten waren er tussen de verschillende Indianen, ondanks hun
onderlinge verschillen die hun vaak scheidden? En hoe zijn deze overeenkomstige waarden
en normen te vergelijken met die van de Europeanen die na 1500 arriveerden?
De eerste Amerikanen waren de Paleo-Indianen die jaagden en uit Siberië kwamen. Zij verspreidden
zich over het land en vestigden zich op plekken die de volgende 12000 jaar gebruikt zouden worden
als basisplaatsen.
Doordat de aarde opwarmde kwam er een gigantische bloei in de flora en fauna en roeiden de hele
grote dieren als mammoeten uit. Indianen beginnen zich meer te richten op kleinere dieren, vis en
planten. Vanaf nu (8000 – 1500 v Chr.) heten de Indianen Archaic people.
Naast hun nieuwe eetgewoontes gingen ze ook meer materialen gebruiken waarmee ze
gebruiksvoorwerpen en wapens konden maken. Er ontstond een handel in dit soort voorwerpen
tussen de verschillende stammen (lange en grote afstanden).
Niet alleen handel in voorwerpen, maar ook in ideeën hoe ze te gebruiken en uitwisseling van
religieuze ideeën. Er ontstonden regionale culturele patronen.
Sommige stammen specialiseerden snel (agrarische gebieden en handelscentra), anderen niet.
Nieuwe banden bleven ondanks de discrepantie bestaan.
In het noorden waren de eskimo’s al redelijk ver in de ontwikkeling met wapens e.d doordat ze
contacten hadden met Siberië.
In het Noordwesten kwamen er verbeteringen in de productie en het conserveren van voedsel,
waardoor de Indianen niet meer seizoensafhankelijk waren en dus zich permanent konden vestigen.
Er ontstonden ‘leading families’ (rijk en aanzien). Geen agrarische cultuur.
In het Zuidwesten concentreerde men zich op irrigatie om zichzelf te kunne voeden van het land. Heel
langzaamaan lukte het om te gaan zaaien; populatie groeide en de cultuur van de Indianen
veranderde: De twee meest invloedrijke nieuwe culturele tradities waren de Hohokam (agrarisch) en
de Anasazi (bekend om architectuur). Het waren beide politieke systemen met leiders etc.
Ook werden de handelscentra groter en uiteindelijk echte steden: Cahokia was een supergroot
centrum met 20 000 inwoners maar is uiteindelijk ten val gekomen als gevolg van ecologische
factoren en algemeen verweer tegen gecentraliseerde autoriteit. Redenen (denkt men):
1. naburige gemeenschappen hadden moeite genoeg voor zichzelf genoeg eten te produceren,
laat staan voor de cahokianen die zelf niets produceerden.
1
2
2. er kwam een tekort aan hout om chaokia te ondersteunen
3. er ontstond een militaire dreiging van binnen en/of buiten Cahokia
4. het handelsnetwerk was ingestort
In ieder geval, rond 1500 n Chr. Leefde er een zeer gevarieerd scala aan culturen in Noord Amerika.
Naast de verschillen ook overeenkomsten en bindende factoren:
- handel van waren, ideeën en geloven
- als gevolg van mislukken van grote leefcentra hebben Indianen hang naar kleine
gemeenschappen
- geloof in dezelfde voorouders
- Indianen verklaarden de oorsprong en het lot van de mens door mythen, verteld door
vertellers tijdens religieuze ceremonies
- Geloof dat alle natuur levend was en doordrenkt van spirituele gaven/machten.
- Basis van hun normen en waarden systeem was ‘geven-en-nemen’ . handel had dus ook een
sociale functie: goodwill kweken
- Sterk gevoel van orde, gereguleerde levensstijl
Conclusie:
Toen Columbus in 1492 Amerika ontdekte, trof hij daar een werkend land. De Indianen kenden alle
ecologische systemen en konden daar zo mee werken dat ze zichzelf in leven konden houden.
Indianen zagen zichzelf als een onderdeel van een natuurlijke en spirituele orde, aan welke ze trouw
wilden zijn
Na 1500 was de nieuwe houding ten opzichte van het land merkbaar; Engelsen namen de boel over,
verdeelden het land in stukken die werden verdeeld over families of individuelen en zo veel waard
waren als ze konden produceren.
De Europeanen hielden geen rekening met uitputting van gewassen e.d en gaven grond niet de
mogelijkheid te vernieuwen.
Hoofdstuk 2:
TRANSATLANTIC ENCOUNTERS AND COLONIAL BEGINNINGS, 1492-1630
Als Columbus in 1492 Amerika ontdekt, wordt het daar een ontmoetingsplek tussen Indianen,
Europeanen en Afrikanen.
In dit hoofdstuk worden de volgende vragen gesteld:
- Hoe beïnvloedde handel en oorlog West-Afrika en West-Europa in de 16e eeuw?
- Welke ontwikkelingen in Europa waren belangrijk voor de totstandkoming van de expansie
naar de Amerikas?
- Waarom kon niemand op tegen het imperiale succes van de Spanjaarden in de vroege 16 e
eeuw en waarom lukte dat wel in de vroege 17e eeuw?
- Waarom verwelkomden Indianen de Europese handelaren soms vriendelijk en soms niet?
Europa:
In de 15e eeuw in Europa: Renaissance; orde, hiërarchie en schoonheid, terug naar de klassieken.
Je zou deze beweging kunnen zien als een reactie op sociale en economische stress in Europa. De
renaissance betekende niet een echte orde; er bleven veel conflicten bestaan tussen staten, religies
en sociale klassen
In Europa van 70-80% boer, maar er kwam steeds meer een markteconomie en een trek naar steden.
Er kwamen gilden die werkzaamheid, prijs etc controleerden.
Het aantal inwoners van Europa groeide hard als gevolg van de economische moeilijkheden. Het
economische stelsel veranderde: van een strikte economische regulatie naar vrije markt economie.
Religie was zeer belangrijk: was je geen christen, jood of moslim, dan geloofde je wel in heksen en
astrologie etc.
1517: Martin Luther: reformatie van de protestanten, 1509-1564: Calvijn (predestinatie).
Overeenkomsten tussen de protestanten: 1. volk moet bijbel zelf kunnen lezen en bestuderen (niet
alleen priesters e.d) 2. simpele en pure beleving van de oude christelijke kerk.
gevolg Luther en Calvijn: Contrareformatie van de katholieken.
Als gevolg van reformatie en contrareformatie was men weer zeer bewust van zijn geloofsovertuiging.
Deze ontwikkeling droeg bij aan het gevoel dat zij zelf superieur waren aan niet christelijke mensen
zoals Indianen en Afrikanen. Het gold als een rechtvaardiging voor wat zij in Amerika allemaal
uitvoerden.
2
3
Engeland:
Ook een reformatie onder King Henry VIII; hij haalde het parlement over om hem hoofd van de kerk te
maken (zoadat hij kon scheiden van zijn vrouw). Vanaf nu heette de kerk in Engeland Anglicaanse
kerk en niet meet Katholiek. Religie was een probleem in Engeland: wat was nu eigenlijk Anglicaans
en wat katholiek? Puriteinen kwamen zo op in Engeland (zij wilden het door de paus misbruikte
Engeland weer puur maken). Deze religie lag dichtbij de Calvijnse beginselen. Kreeg weinig aanhang,
en werd onderdrukt etc. Hierdoor en door slechte economische mogelijkheden zijn puriteinen
misschien na 1620 naar New England gegaan.
Expansie naar Amerika:
Kwam voort uit commerciële overwegingen, meer dan koloniale: handel in zwarte slaven. Eerst was
het nog binnenslands maar al snel werd het een intercontinentaal bedrijf dat slaven weghaalden uit
hun vaderland. Gevolgen: 1. Sommige Afrikaanse leiders die in slaven handelden werden heel rijk
2. de handel werd in Afrika gebruikt om gevangenen en andere ‘ongewilde’ mensen weg te
werken
3. de grootte van de slavenhandel resulteerde in een demografische catastrofe 4.
Afrikaanse slaven kregen nu te maken met extreme vormen van onhumane omstandigheden (New
Slavery = slaaf als bezit in plaats van mens van lage afkomst; zwaar fysiek werk) 5. Ras werd basis
van New Slavery; Slaaf zag er fysiek anders uit (zwart) en was in een onbekende cultuur. Bovendien
was je levenslang een slaaf.
Columbus was de eerste slavenhouder en de eerste ‘conquistador’ (overheerser). Hij creëerde
‘encomiendas’ , waarmee het toegestaan was om Indianen voor je te laten werken. Maar hier werd
niet veel gebruik van gemaakt, want Indianen gingen toch allemaal dood door overwerken, slecht eten
en ziektes uit Europa. Portugal bracht schepen vol met Afrikanen om het werk over te nemen.
Hernán Cortés in 1519: New Spain is geboren door de Aztec-maatschappij in Mexico te verslaan. Dat
was een zeer goed georganiseerde Indianengemeenschap: geciviliseerd en groot, steden.
Gevolgen van de ontmoeting tussen Indianen en Europeanen:
- veel Indianen dood door ziektes
- uitwisseling van producten en eten
verbeterde diëten waardoor populatiegroei
- mixen van bevolkingsgroepen
- enorme handel tussen Spanje en Amerika
Door de welvaart in Spanje als gevolg van de handel met Amerika, trokken ook andere Europeanen
naar Amerika. Rond 1614 hadden Spanje, Engeland, Frankrijk en Nederland bases in Amerika. De
zoektochten naar meer successen zoals bij de overheersing van de Sztec groep door Spanje, zorgde
voor een ver verspreidende ziektes en vele Indianengemeenschappen verdwenen hierdoor.
Een rijtje jaartallen en koloniaal gerommel:
1565: Eerste succesvolle Europeaanse nederzetting; St. Augustine. Dit was bedoeld als een
strategische basis voor de Spanjaarden om Franse en Engelse indringers weg te houden. Vanuit daar
vertrokken religieuze missionarissen .
1598: New Mexico (Spanje)
1541: Jaques Cartier nederzetting St. Lawrence, maar wordt weggejaagd door Indianen (’43)
1598-1604: Fransen voeren handel in Acadia (ze hebben nu door hoe ze met Indianen om moeten
gaan). 1608: eerste succesvolle nederzetting van Frankrijk bij Quebec door Samuel de Champlain. Hij
legde economische en diplomatische contacten met Indianen.
1614: Nederland bouwt Fort Nassau
1626: New Amsterdam
Nederlanders leefden op de pelzenhandel.
Engeland wilde om twee redenen naar Amerika:
- om doorweg naar Azië te vinden en bovendien goud onderweg
- om Spanje dwars te zitten
Engeland (Raleigh) wilde nederzetting in Roanoke Island. Eerst ging het goed, maar Engelsen deden
zelf niets aan oogsten e.d , waardoor Indianen boos werden. 1586: Engeland vermoordt Indiaanse
leider aldaar (Winginia), daarna zijn er geen Engelsen meer gezien (lost colony) – onduidelijk wat er
gebeurd is. Les die hier te leren valt:
- zelfs goed gefinancierde kolonisatiepogingen kunnen falen
- kolonisten moeten meer proviand meenemen voor de winter
- conflict met Spanje staat kolonisatie voor niet-Spanjaarden in de weg.
3
4
1609: Battle of Lake Champlain – Champlain strategisch belangrijk punt, want het was een zeer rijke
omgeving en een kruispunt van de Hudson rivier en St. Lawrence rivier waar veel mensen dus
langskwamen. Champlain wist hoe hij met Indianen om moest gaan en bood hulp om ze te
beschermen (Montagnais en Alqonquians) tegen de Mohawks Indianen. Bij een confrontatie schiet hij
met geweren: revolutie voor Indianen die dit soort wapens nog nooit gezien. Vanaf nu zouden er
hardere ontmoetingen komen (Indianen kwamen later aan wapens van de Nederlanders).
1604: Engeland en Spanje zitten elkaar niet langer in de weg omdat ze bang zijn voor Nederlanders.
Engeland kan nu rustig gaan koloniseren:
het begin van de Engelse kolonisatie in Virginia, onder leiding van John Smith: hij verzorgde genoeg
eten, behuizing voor de winter, onderhield hygiënische omstandigheden, en militaire discipline. Hij
onderhield ook goede contacten met de Powhatan gemeenschap en met de dochter van de leider
daarvan, namelijk Pocahontas. Maar de verhouding verslechterde: 2 Anglo-Powhatan oorlogen (1e:
1610-1614, 2e: 1622-1632).
Tabak was de grootste handel en economische redding voor Virginia. Maar Engeland maakte er in
1624 wel een Koninklijke kolonie van voor meer economische zekerheid.
1620: Het schip de Mayflower komt aan in Plymouth Bay, met aan boord (o.l.v Thomas Weston)
ongeveer 24 families uit Engeland; deze mensen waren Separist Puritans. Alle mannen aan boord
tekenden de ‘Mayflower Compact’ waarmee de burgerlijke regering was geboren met aan het hoofd
James I, onder de naam The Colony of Plymouth Plantation. De helft van deze pelgrims ging binnen
vier maanden dood, de rest had hun leven grotendeels te danken aan twee Engelssprekende
Indianen (Thanksgiving is zo ontstaan) . De relatie met de Indianen maakte het de mensen in
Plymouth mogelijk economisch zelfstandig te worden.
Conclusie:
Expansie en kolonisatie zorgde voor nieuwe mogelijkheden op het gebied van investeringen en
winsten en het was een mogelijkheid voor nationale macht te hebben. Dus voor landen als Spanje,
Engeland en Nederland bood de Nieuwe wereld veel mogelijkheden. Maar het bood helaas niet veel
goeds voor de afrikanen en de Indianen. Tijdens de 16 e eeuw zorgde de Spaanse overheersing voor
ontelbare verliezen van mensen, extreem geweld en ondergang van politieke, sociale en religieuze
instituties in Mexico en Peru. Ook in Noord Amerika kregen Indianen te maken met situaties als ‘The
Battle of Champlain’ . Het succes van alle ondernemingen van de Europeanen hing af van de stabiele
relaties met ten minste een paar Indianen.
Hoofdstuk 3: EXPANSION AND DIVERSITY: THE RISE OF COLONIAL AMERICA
In de 17e eeuw kwam de eerste grote golf van immigratie. De immigratie had veel invloed op het
ontstaan van verschillende regio’s in Noord-Amerika. Binnen de Engelse koloniën ontstonden: New
England, de Chesapeake, Carolina, en de Middle Colonies. Verschillende factoren bepaalden het
verschil tussen deze regio’s: o.a natuur, motieven van witte immigranten, concentratie van Afrikaanse
slaven.
In dit hoofdstuk worden de volgende vragen gesteld:
- Hoe en waarom ontwikkelden de 4 regio’s van Noord-Amerika zich anders van elkaar in de
17e eeuw?
- Waarom is ‘contractuele dienst’ over gegaan naar ‘rassen slavernij’ in de plantagekolonies en
waarom juist dáár?
- Hoe zou je de Indiaanse – Europese verhouding karakteriseren in de 17e eeuw in de
verschillende koloniale regionen? Hoe verklaar je de overeenkomsten en verschillen?
- Welke factoren droegen bij aan de engelse superioriteit onder de Europese machten bij het
koloniseren van Noord-Amerika tijdens de 17e eeuw?
NEW ENGLAND
In 1620 waren de Separist Puritans (ook wel de pilgrims genoemd) aangekomen in Plymouth
(Virginia). Ze wilden daar de eerst utopische, ideale gemeenschap vormen door gemeenschappen te
bouwen op religieuze ideeën. Onder leiding van Governor John Winthrop. Hij zei: ‘we shall be as a
4
5
city upon a hill, the eyes of all people are upon us’. Een utopische kolonie als alternatief voor het
oude Engeland. De puriteinen geloofden dat er grenzen waren aan commercieel gedrag, maar religie
en winst (economie) zouden samenkomen in hun ideale maatschappij. In eerste instantie was er
weinig Indiaanse weerstand, maar hoe verder ze landinwaarts gingen, hoe meer; de Pequots werden
door de Engelsen rigoureus verslagen, waardoor nieuwe kolonies als Connecticut (1939), New Haven
(1643) tot stand konden komen.
De puriteinen:
- Religie: Zagen zichzelf wel als lid van de kerk van Engeland, maar ze creëerden zelf ook een
systeem van religieuze gemeenschappen die de autoriteit van Engelse bisschoppen niet aanvaarden;
(congegationalism = ze lieten een bredere controle van de kerk toe dan dat de Anglicanen deden: alle
volwassenen moesten bijvoorbeeld naar de kerk en moesten ook betalen en ze stelde hoge eisen aan
hun religieus leiders – zo ontstond ook de eerste publieke scholing; Harvard College werd opgericht
om dominees op te leiden). De hoge standaard die gelegd werd voor het opleiden van religieus leiders
werd The New England Way genoemd.
De puriteinen vonden dat kerk en staat van elkaar gescheiden moesten zijn, maar wel samenwerking.
(Roger Williams vond dat kerk en staat absoluut los van elkaar moesten staan – hij werd verbannen
naar Rhode Island kolonie. Ook Anne Hutchinson had bezwaren, vooral wat betreft de New England
Way, ook zij werd verbannen naar Rhode Island).
- Bestuur en gemeenschap: De grootste dreiging voor Winthrop’s ‘city upon a hill’ was dat de
mensen het idee van de kleine gemeenschappen (intiem) zouden verlaten voor het zoeken naar
individueel geluk; de opkomende handelsmentaliteit paste niet in een religieus Utopia dat sociale
gelijkheid en wederzijds respect voorstond. Ze waren bang dat markteconomie het idee van
gemeenschap binnen een harde, competitieve wereld zou overheersen.
In Engeland: systeem van de lokale overheid was ‘the country court’ die vooral over justitie en
administratie en belasting. Rechters waren altijd rijken en via vriendjespolitiek.
In New England was dat systeem deels overgenomen, maar functioneerde de country court vooral als
‘court of law’ en ‘town meeting’ : er was sprake van decentralisatie van de autoriteiten.
-Het gezin: was belangrijk in New England: goed georganiseerd. Scheiden was mogelijk (in Engeland
bijna niet), waakzaamheid (men keek naar elkaar uit), en nieuwe immigranten vertrouwden op hun
familie (groot en gezond) voor arbeidsinkomsten en oudedagvoorziening.
Het ging allemaal een beetje mis in New England omdat de religieuze doelen (opbrengen van Heiligen
ging niet zo als ze wilden) niet bereikt werden.
De indianen waren ondertussen afhankelijk geworden van de bonthandel met de Europeanen en
bovendien kwamen de Engelse boeren steeds meer op hun gebied: de boeren beïnvloedde het
ecosysteem heel erg: Indianen kregen het moeilijk met jagen, vissen en voedsel verzamelen. Ook
vernietigde het vee van de Europeanen vaak de maïsvelden van de Indianen. Gevolg: oorlog (King
Philipswar – 1675)
Gevolgen van oorlog:
- 40% van de Indiaanse bevolking weg en aldus de weg vrij voor verdere ‘witte’ expansie
- Haat naar indianen nog groter geworden
New England dus steeds materialistische en commerciëler; ging steeds meer lijken op het oude
Engeland.
Er ontstonden hysterische praktijken als heksenvervolging. Dit was een duidelijke uiting van angst als
gevolg van botsende waarden en normen en een veranderende sociale cultuur (gemeenschap vs.
Commercie)
DE CHESAPAKE GEMEENSCHAP (ook in Virginia):
Hier was een sterke scheiding tussen een paar rijke planters met steeds meer slaven en de arme
witte boeren.
De leiders: mensen die na 1645 in Amerika gekomen waren uit Engeland in het bezit van veel geld,
scholing en ambitie. Deze mensen werden later de “First American of Virginia’ genoemd. Ze zouden
de politiek van de volgende twee eeuwen beheersen.
Toekomst van Chesapeake lag in de tabak; zware arbeid, veel mannen, hoog sterftecijfer a.g.v
malaria, dus niet grote bevolkingsgroei. Het ging economisch slecht. Slechte condities dus:
- Bacon’s rebellion: zowel landeigenaren als slaven en arbeiders konden de armoede niet aan.
Ook hier was een sterke spanning met Indianen en immigranten. Er kwam een uitbarsting van
geweld. Bacon leidde 300 immigranten in een oorlog tegen de Indianen, ging over
bonthandel. Wat begon als een oorlog tegen een aantal specifieke Indianen , ging over in een
hetze tegen alle Indianen. Er gebeurde allemaal nare dingen. Dit verhaal is een voorbeeld van
5
6
de uitspattingen van een gemeenschap in stress: economisch opportunisme en racisme
werden vermengd.
Slaven: 1619-1640 kwamen eerste slaven uit Afrika, 1640-1660 : steeds meer slaven werden voor het
leven slaaf, als ook hun kinderen, na 1660 werd officieel in de wet opgenomen dat slvernij een
levenslange, erfelijke raciale status was.
CAROLINA
Hier kwamen steeds meer immigranten die in het Caribische gebied niet meer nodig waren doordat
daar veel slaven naartoe gehaald werden. Anthony Cooper versnelde het settelen door land aan te
bieden aan iedereen die daar ging wonen. Veel mensen hadden daar een marginaal bestaan en
gingen op zoek naar iets dat ze rijk kon maken: rijst. Zo kwam er een koloniale rijstelite . Voor de
rijstplantages waren Afrikaanse slaven heel belangrijk: zij wisten hoe rijst werkte en ze waren vaak
immuun voor malaria: er werden heel veel slaven gehaald. De eesrte zwarte meerderheid was hier.
Om ze onder controle te houden kwamen er zware fysieke straffen (trouwens ook verharding ten
opzichte van de Indianen).
THE MIDDLE COLONIES
New Netherland en New Sweden waren kleine commerciële posten. In 1664 namen de Engelsen het
over en werden het de kolonies: New York, New Jesrey en Pennsylvania. Nieuw Nederland was de
eerste multi-etnische gemeenschap: Duitsers, Fransen, Scandinaviërs etc. Er heerste een get-richattitude. Nederlanders hadden een goede band en handel met Iroquois Indianen in huiden. Zweden
was ook druk met huidenhandel dus nam Peter Stuyvesant die kolonie in.
Nieuw Nederland en Zweden waren belangrijk, want ze waren rijk en hadden floriserende haven.
Bovendien was de etnische en religieuze diversiteit karakteristiek voor de middle colonies. En dat
bleef zo. New Netherland werd in 1664 overgenomen door Engelsen (Charles II , gaf de kolonie aan
zijn broer de Duke of York – zo werd het New York – een koninklijke kolonie, New Jersey ook).
- De Quakers: Quackers zijn extreme gelovigen met als leider/organisator George Fox. De
theologie bestond vooral uit het geloof dat de heilige Geest of het Innerlijke Licht in iedereen
kon komen. In hun diensten zaten de Quackers stil te wachten totdat de Heilige geest iemand
deed spreken. Iedereen was dus gelijk (in Engeland zorgde dit voor problemen: Quackers
namen de hoed niet meer af voor hun superieuren etc). Veel quackers kwamen uit de lage
klassen. William penn leidde een groep Quackers naar Pennsylvania rond 1861 en dit
resulteerde in een zeer succesvolle migratie in Noord-Amerika. Hij stichtte de stad
Philadelphia (City of brotherly Love). Penn ontwierp voor het eerst een stad met een ‘gridplan’
om sociaal gejanus te voorkomen. Het was goed gefinancierd, tolerant, welkom voor alle
industriële settelers en in vrede met de Indianen.
De middle colonies lieten zien dat Brits Amerika baat bij pluralisme had. New York en New Jersey
had goed geïtegreerd met Zweden en Nederlanders en Pennsylvania en Delaware gingen ook goed.
Engelands grootste concurrenten in koloniale bezettingen waren Frankrijk en Spanje, die in plaats van
de Engelse compacte vestigingen grote netwerken en handelsposten en missies op hadden gezet. Ze
gebruikten Indianen als handelspartners en militaire bondgenoten en ze hadden veel meer succes in
het bekeren van de Indianen naar Christendom dan de protestante Engelsen.
De Fransen: Lodewijk de XIVe z’n eerste adviseur was Jean-Baptise Colbert. Hij stond voor
‘mercantilism’ (=hierbij werden ruwe materialen uit Amerika naar Frankrijk gestuurd die ze daar nog
nodig hadden en ook geproduceerde goederen. Op deze manier hoefde Frankrijk niet met anderen
dan zichzelf te handelen). Vooral veel bonthandel.
De Spanjaarden: het lukte de Spanjaarden niet om hun kolonies in Mexico en Texas te verdedigen
door problemen en weinig geld in Europa.
Conclusie:
Tussen 1630 en 1700 is de hele kaart van noord Amerika veranderd. Indianen schikten op de een of
andere manier in een vorm van samenleving met de Europese kolonisten of besloten te vertrekken om
contact te vermijden.
Van alle koloniale machten was Engeland verreweg de sterkste. Wat begon als vier duidelijke
regionen werden er eigenlijk twee: Het Noorden en het Zuiden.
6
7
1. Chesapeake en Carolina werd 1 regio in het zuiden, die gedomineerd werd door
slavenhouders op plantages (tabak).
2. In het Noorden werden de puriteinen van New England hoe langer hoe minder idealistisch en
uiteindelijk verzoenden zij zich met de realiteit van een commerciële economie. Tussen New
England en de zuidelijke regionen zaten de middle colonies met hun etnische en religieuze
pluralisme en zij waren erg gericht op de markteconomie. Ondanks de verschillen werden
deze regionen steeds meer één, samen georiënteerd op commercie en gedomineerd door
koopmannen en handelaren.
Hoofdstuk 4: THE BONDS OF EMPIRE (1660-1750)
In dit hoofdstuk worden de volgende vragen gesteld:
- Waarom was de Britse kolonisatie zoveel succesvoller dan de Franse en Spaanse?
- Wat waren de voor- en nadelen van de Britse handelsgeest voor de kolonies op het vaste
land?
- Hoe veranderde de etnische en radicale samenstelling tijdens de eerste helft van de 18 e eeuw
en wat waren hiervan de oorzaken?
- Wat waren de fundamentele verschillen tussen de Verlichting en de ‘Great Awakening’ en wat
waren de overeenkomsten?
Koning Charles I wilde net als Lodewijk XIV absolute vorst zijn en was heel gemeen. Ook zijn zoon
Charles II ging zo door en stichtte ‘The Dominion of New England’ (hij verenigde Massachusetts, New
Hampshire, Connecticut, Rhode Islands en Plymouth). Sir Edmund Andros werd hiervan gouverneur.
Hij was totalitair en iedereen moest Anglicisme tolereren. Hierdoor werden de protestanten nog meer
bang voor katholieke overname. Toen werden de Duke of York en Charles II ook nog opeens
katholiek. Er was angst alom. De gedachte dat een volgende koning katholiek zou zijn maakte dat een
paar politici Mary (de dochter van Charles II, maar anglicaans) en haar man Willem van Oranje
vroegen te helpen. Zij namen de troon over = Glorious Revolution (1688). Er kwam nu een beperkte
monarchie, ze schaften de Dominion of New England af en democratiseerden de boel. Door het
succes van de Glorious Revolution durfde men in New England Andros of te zetten en in New York en
Maryland gebeurde gelijksoortige dingen.
Door de Glorious Revolution had het politieke klimaat veranderd: religieuze vrijheid was nu
gewaarborgd en er was weer eigen, lokale controle in plaats van bestuur vanuit Londen.
In 1689 keerde Engeland zich geheel tegen Lodewijk XIV, die James II steunde bij zijn claim voor de
Engelse kroon. Er kwamen gigantische oorlogen in zowel Europa en Amerika (Britse Amerikanen
voerden oorlog tegen Franse Amerikanen; hierbij kwamen veel Indianen die Frankrijk hielpen om).
Engeland leed grote militaire verliezen in Amerika en was zwak.
Gevolg: Het gevoel van Britse identiteit en verwantschap aan de kroon werd versterkt. De botsingen
met de Fransen herinnerde de Engelsen aan de loyaliteit van William en Mary. Door hun militaire
zwakte die duidelijk was geworden beseften Anglo-Amerikanen dat de bescherming van de Engelse
Koninklijke marine nodig hadden.
Na vrede in 1713 kwam het tijdperk van de commercie en handel. Engeland, Frankrijk en Spanje
deden allen aan zgn. ‘mercantilism’ : een set maatregelen garandeert winst door een land
zelfvoorzienend te maken, dus door afhankelijk van buitenlandse leveranciers weg te weken, meer te
verkopen dan te kopen etc.
Engeland ontwikkelde ‘Navigation Acts” waarin stond beschreven hoe handel tussen Engeland en
haar kolonies geleid en geregeld moesten worden. De Navigation Act hadden op 4 manieren invloed
op de koloniale economie:
1. alle handel werd in Britse schepen gedaan. Hierdoor werd Engeland de grootste
scheepsmacht en werden de grondvesten gelegd voor Amerikaanse scheepsbouw.
Verstedelijking rond havens die steeds groter werden in Amerika was gevolg.
2. Alle goederen werden eerst aan Engeland verkocht. Zij verkochten het dan weer voor
duurdere prijzen door.
3. aanmoediging van economische verscheidenheid. Het Engelse parlement gebruikte
belastinggeld om premies te betalen aan Amerikanen die dingen als zijde, ijzer, kleuren etc te
produceren. Anders zou Engeland ze van andere landen hebben moeten importeren.
4. De Acts maakten van de kolonies een beschermde markt voor goedkope
consumentenartikelen en andere exportproducten uit Engeland.
7
8
Het verschil tussen Engelse aanpak van het mercantilisme en de Franse en Spaaanse was dat de
laatste twee samenlevingen bleven waarin welvaart in handen bleef van de monarchie, adel en
katholieke kerk. Privé geld was meestal geërfd in de vorm van land in plaats van liquide middelen.
Engeland was daarentegen een mercantilistische commerciële economie geworden waarbij het
meeste geld in handen was van koopmannen die het weer investeerden in commercie en
scheepsondernemingen. Bovendien gebruikte het Engelse parlement de inkomsten van belastingen
voor een groot deel om commercie te stimuleren.
De Britse gebieden in Amerika waren veel rijker dan die van de Fransen en Spanjaarden. Er was een
enorme bevolkingsgroei in die gebieden, zowel door de mensen zelf daar als door verdergaande
immigratie (Britse gebieden waren het aantrekkelijkst en liepen dus ook het snelst ‘vol’). De engelse
kolonisten waren niet blij met zoveel inkomende buitenlanders. (Franklin sprak dit uit en hij was ook
tegen de slavenhandel omdat de groei van zwarten dan ten koste zou gaan van de industriële witten).
Rijkdom was over het algemeen weggelegd voor degene die rijk geboren waren. Anders moest je
maar gewoon hard werken. Boerenbedrijf was moeizaam. Veel jonge mannen vertrokken naar
steden/havens/zee/leger.
Door snelle expansie werd milieu drastisch veranderd. Door wegkappen van bossen werden
temperaturen, grond, wateren allemaal anders.
In steden was er een groot verschil tussen arm en rijk (allebei dominant aanwezig).
Voor de slaven betekende de economische groei niet meer dan dat hun houders ze gezond konden
houden.
1739: the Stono Rebellion: In south Carolina kwamen 20 slaven in opstand, brandden 7 plantages af
en doodden 20 witten, daarna werden ze gepakt en vermoord. Gevolg: er kwam een nieuwe ‘slave
code’ die zou blijven gelden tot de Civil War. Slaven stonden nu onder constante bewaking en
slavenhouders moesten boetes betalen als ze slaven niet genoeg discipline oplegden en ze moesten
rechterlijke uitspraak hebben voordat ze eventueel individuele slaven zouden vrijlaten.
In steden hadden slaven iets meer vrijheid, maar ook daar waren rellen.
Koloniale politiek: er zaten vooral rijken in de politiek en er was op het platteland weinig interesse
voor, in steden meer omdat daar een grote bevolkingsdichtheid was, betere communicatie en
economische situatie was er meer naar (hoop op betere toekomst).
Tijdens de eerste helft van de 18e eeuw bloeide de economie dus en sommige kolonisten werden rijk.
Tegelijkertijd groeide het klassenverschil (rijken gingen zich steeds rijker gedragen). De macht (politiek
en economisch) lag bij de aldaar rijk geworden elite.
Verder ging expansie binnen Amerika door, met daarbij intensieve handel en oorlogen met Indianen.
Rond 1750 had Spanje de macht over het zuidoosten en het zuidwesten. Frankrijk had de mississippi,
Ohio. Misouri River Valleys en rond The Great Lakes en Canada. Beide ‘rijken’ waren dunbevolkt,
waren afhankelijk van Indiaanse goodwill en hulp. Brits Noord-Amerika was compact, rijk, niet veel
Indiaanse bewoners en zeer agressief aan het uitbreiden.
De Verlichting in Amerika:
Brits-Amerika was de meest geletterde gemeenschap in de wereld. Benjamin Franklin was een
zelfgeleerde intellectueel die zijn inspiratie haalde uit Verlichte idealen (vertrouwen in rede, ratio en
skeptisch tegenover geloven die niet op wetenschap en logica gebaseerd zijn). Een bron van
inspiratie was Isaac newton (1687 – zwaartekracht ). Franklin geloofde dat alle echte wetenschap
goed is om ieders leven beter te maken. De centra van verlichting lagen vooral in de steden aan de
kust (waar de laatste boeken en ideeën uit Europa circuleerden). De aanhangers van de Verlichting
zagen vooruitgang als een gradueel proces en het ging uit van ‘the top down’: ze vertrouwden meer
op rede dan op gewone mensen.
John Locke (filosoof) liet veel mensen in dit licht geloven in een rationele religie. Hij zei dat ideeën,
inclusief religie dus, niet aangeboren zijn, maar verkregen door onderzoek van een reflexie op
ervaring. Het bewijs voor het bestaan van god voor deze rationeel gelovigen was de bestudering van
de harmonie en orde van de natuur; dit was het bewijs voor een rationele Creator (God als
horlogemaker en natuur het horloge). De intellectuele zagen hun tijd als een tijd van progressieve
rationaliteit.
8
9
The Great Awakening: Het geloof van de rationalisten in een ordelijke, voorspelbare maatschappij
stond in schril contrast met de realiteit van de dag voor vele ‘gewone’ burgers. Mensen werden door
dodelijke epidemieën opgeschrokken en beseften weer hoe kwetsbaar het leven op aarde kon zijn:
men keerde weer met hun gedacht naar het geloof.
1739 – massale herleving van het Europese Protestantisme in de Britse Amerikaanse koloniën (=
Great Awakening).
Dit was vooral populair bij de mensen die leefden in een orale cultuur (bijna iedereen), gewone volk,
mensen die angst voor zonden hadden en opzoek naar ‘verlossing’ waren. Voor deze mensen was
religie vooral een zaak van emotionele devotie/verbintenis.
In tegenstelling tot de rationalisten, die de menselijke mogelijkheden benadrukten die goed zouden
zijn voor de wereld, benadrukten de dominees van de herleving de leegheid van materieel comfort,
de corruptie van de mens, de noodzaak voor onmiddellijk berouw om Gods genade te krijgen.
George Whitefield (omstreeks 1739 kwam hij op) bekeerde duizenden mensen. Er kwam een grote
scheiding tussen de Old Lights (rationalisten) en de New Lights (herleefde protestanten). De Great
Awakening deed Amerikaanse protestantisme scheuren in Old en New Lights.
Gevolgen van de Great Awakening:
1. invloed van de Quackers, Anglicanen en Congregationalists werd minder, die van de
Presbyterians, Baptisten, en Methodisten werd groter (deze laatste 3 zijn altijd groot gebleven
binnen het Amerikaans Protestantisme).
2. De Awakening had het oprichten van nieuwe Colleges gestimuleerd; de oude waren allemaal
ergens bij aangesloten geweest (religie)
3. De herleving had voor eerst ook Afrikanen en Indianen tot het protestantisme aangetrokken
door de orale dimensie ervan en de nadruk op piëteit over intellectuele scholing als sleutel
voor Gods genade: begin van zwart protestantisme.
4. ook vrouwen kregen een rol in religie
5. awakening aanmoediging voor religieuze tolerantie gebleken: het had geholpen om
Amerikanen voor te bereiden op confessioneel pluralisme.
Conclusie:
In 1750 was Brits Amerika een volwassen maatschappij met grote bevolking, en volwaardig in de
wereldeconomie. Leefwijze was veel beter dan in andere (Franse en Spaanse) koloniën. Invloed van
de Verlichting was te zien aan scholen en universiteiten (veel!). er was dus ook intellectuele kennis.
Door de Great Awakening was religie minder een provinciale aangelegenheid. Boeken, kranten en
opgezette commerciële, intellectuele en religieuze netwerken maakten leven in Amerika vergelijkbaar
met dat in Europa/Engeland. Ondanks de welvaart en voorruitgang waren er veel spanningen :
verschil rijk en arm of kansloos en kans etc – Verlichting en Great Awakening waren een teken van
religieuze en ideologische verschillen binnen een maatschappij.
Hoofdstuk 5: ROADS TO REVOLUTION 1744-1776
Dit Hoofdstuk stelt de volgende vragen:
-
Hoe en waarom leidde de zeven jarige oorlog tot een breuk tussen Engeland en de N-Am.
Kolonies?
Wat waren de fundamentele verschillen tussen de Britse officiëlen en de koloniale met
betrekking tot de status en rol van de kolonies binnen het Britse Rijk?
Hoe beïnvloedde de protesten tegen de Britste politiek het politieke leven binnen de kolonies?
Hoe gingen de kolonies om met hun verschillende achtergronden en identiteiten bij het
creëren van een uniform front tegenover de Britten?
Er heerste in Europa een diepgaand conflict tussen Frankrijk en Engeland. Dit werd vooral
uitgevochten in gebieden buiten Europa, zoals India en Noord Amerika. In Noord Amerika: King
George’s War. In 1748 was er vrede, maar fragiele vrede. Geen van beide landen was erin geslaagd
dominant te worden in Noord Amerika, en ze begonnen dus voorbereidingen voor een nieuwe oorlog
in het gebied van de Ohio Valley waar veel Indianen zaten. Dit werd The Seven Year’s War. Onder
leiding van William Pitt, die koloniale soldaten in werking zette door ze te beloven dat hij alle kosten
van de oorlog zou betalen, won Engeland de oorlog tegen New France. Een wonderlijke coalitie van
Britten, kolonisten en Indianen hadden tezamen de klus geklaard. In the Treaty of Paris in 1763, het
9
10
officiële einde van de zevenjarige oorlog tegen de Fransen in zowel Europa als Amerika, kregen de
Engelsen al het oude Franse grondgebied op het vaste land van Noord Amerika.
Om het sterk vergrootte land te kunnen financieren besloot Engeland (George 3 e) nieuwe
inkomstmaatregelen te nemen en meer direct controle uit te oefenen.
Tijdens de oorlog waren al spanningen opgelopen tussen de troepen van de kolonisten en hun Britse
leiders: kolonisten vonden dat ze slecht behandeld werden, Britten vonden de troepen van lage
kwaliteit, kolonisten vonden hun leiders arrogant etc. Veel Britten waren ook boos dat de kolonisten
niet hoefde mee te betalen aan de kosten van de oorlog (had Pitt beloofd), want de kolonisten
hadden ook nog eens behoorlijk geprofiteerd (ec.) van de oorlog (er werd door Engelsen daar geld in
omloop gebracht). Ondertussen hadden de kolonisten zich ook niet meer veel aangetrokken van de
Navigation Acts en waren aan het handelen geslagen met de vijand.
Toen de oorlog over was gingen het meteen slechter met de economie in de kolonies, maar levensstijl
bleef hetzelfde. Gevolg: veel handelaren kwamen in de schulden bij Engeland. Met de groei van de
schulden gingen ze steeds meer denken dat Engeland hiervan gebruik zou maken om de van de
kolonies hun ‘slaaf’ te maken.
De Engelsen zaten diep in de schulden door de oorlog en de aandurende conflicten met de Indianen
maakte dat alleen nog maar erger. (Er werd gevochten aan de grens met de Indianen). Om er een
einde aan te maken stelden de Engelsen the Proclamation van 1763, waarbij een Proclamation line
werd getrokken. West van deze lijn mochten de Indianen zitten en land zou officieel geruild kunnen
worden. De Indianen vonden dit een goed plan, maar de kolonisten zagen dit als een afremming van
de expansie en een uiting van ‘imperial authority’.
Proclamation of 1763: Parlement had nu directe controle over transacties van land, settlement,
handel en andere activiteiten van niet-indianen west van de lijn. Autoriteit lag in dat gebied nu bij de
kroon en niet langer bij de verschillende kolonies.
Veel kolonisten zagen de expansie naar het westen als een weg naar geluk, maar door de
proclamatie kon dat niet zomaar meer.
Acties van de Engelsen om zoveel mogelijk geld uit handel te krijgenom hoge kosten van het Britse
Rijk te financieren:
-
-
De Writ of Assistance: was een machtiging tot zoeken in schepen of gebouwen door
douanebeambten om smokkelwaar (geruild met de vijand) te onderscheppen.
The Sugar Act: Parlement besloot in 1764 nieuwe belastingen te heffen op melasse/stroop die
vanuit Frans Indie n-am binnenkwam, alle handel moest nu via Engeland (Engelsen hoopten
dat men daar dan meer dingen zou kopen ipv in andere landen), en de sugar act bemoeilijkte
het de schippers aan allerlei vereisten te voldoen, waardoor het moeilijk was om de sugar act
niet te schenden (moest allemaal documenten en shit invullen en technische voorwaarden) en
het recht op eerlijke berechting van de genen die de wet overtraden werd sterk ingeperkt. Er
was veel weerstand tegen de sugar act.
The Stamp Act: maart 1765 . Er moest nu een soort belasting betaald worden bij allerlei
zaken die op gewatermerkt papier werden gedrukt, zoals douane documenten, vergunningen,
formulieren voor schulden, formulieren bij het kopen van land en testamenten en ook kranten.
Het was een interne belasting (belasting direct te verhalen op ontroerend goed, goederen en
government services in de kolonies.) Dit was nooit eerder gedaan, de kolonies hadden hun
eigen belastingen die door gekozen assemblies werden bepaald. De kolonisten zagen zich als
een losse federatie waarin ze een zekere autonomiteit hadden en niet vanuit Loden geregeerd
werden.
De maatregelen vielen zeer slecht en de stamp act veroorzaakte een politieke storm in de kolonies.
Men begon zich tegen de Britse belastingheffingen te keren. Er kwamen groeperingen als the Loyal
Nine en the Sons of Liberty die zich agressief verzetten tegen de stamp act (ze bedreigen de
distributeurs van gewatermerkt papier en zetten ze onder druk, de meeste distributeurs namen door
hun druk later ontslag). In oktober van 1765 werd de Stamp Act Congress georganiseerd, waarin
afgevaardigden van negen assemblies bijeenkwamen. Daar was men het erover eens dat het Britse
parlement niet de autoriteit had om belastingen te heffen buiten Engeland en om mensen een jury trial
10
11
te ontzeggen. (het was verwonderlijk dat alle verschillende kolonies het er zo over eens waren).
Handelaren gingen over tot een non-import strategie, waarbij alle Britse goederen geboycot werden.
Britse economie onder zware druk.
In 1766 trok Engeland de stamp act terug, maar tegelijkertijd stelden zij the Declaratory Act op waarin
stond dat het Britse parlement de macht had om wetten te maken voor de kolonies in alle gevallen.
Dus ook belastingwetten. Er was een fundamenteel verschil van mening op dit punt tussen de
Amerikanen en de Britten.
Amerikanen voelden zich in hun vrijheid geschaad en in hun natuurlijke rechten (vgl de invloed van
John Locke). Ze hadden het idee dat Engeland ze tot slaaf maakte door de excessieve
belastingheffingen en het benoemen van officiële mensen, rechters en leger door Londen. Veel
invloed op de publieke opinie in deze zaak waren de dominees die het volk opriepen op te staan voor
God en Vrijheid. Community solidarity against British tyranny and ‘corruption’ meant rejecting sin and
obeying God.
Engeland had verder maatregelen die het gevoel van de Amerikanen bevestigden:
-
-
- The Quartering Act: wet uit 1765 die zegt dat de kolonies voor bepaalde goederen moesten
zorgen die de Engelse soldaten aldaar nodig hadden. New York was het daar niet mee eens
en weigerde. Townshend (toenmalige premier van Engeland) maakte daarop de New York
Suspending Act die dreigde alle door de kolonies zelf gemaakte wetten omver te werpen als
de new yorkers niet meteen zouden betalen. Het is er nooit van gekomen, NY betaalde
gewoon, maar dit geeft wel aan dat Engeland tot alles in staat was, zelfs bemoeien met het
eigen bestuur in Amerika.
The Townshend Duties (The Revenue act) : mede door druk uit eigen land om nou eens iets
aan de economie te doen, besloot Townshend nieuwe external taxes te heffen in Amerika
(na gedoe met sugar stamp geen internal tax meer). Vanaf 1767 moest men belasting betalen
over veel goederen die in de kolonies geïmporteerd werden. De Amerikanen zagen duidelijk
dat deze belasting werd geheven om de schatkist van de Engelsen te spekken en niet om
handel te bevorderen (Navigation Act), dus ze waren er tegen. het was hetzelfde als bij de
stamp act. Townshend had bovendien het idee om met het opgebrachte geld het salaris van
governors en andere koninklijke officielen in am te betalen en ze zo los te koppelen van de
controle van de assemblies.
Inkomsten verhogen door strikter te letten op de Navigation Acts door het inwerkingstellen van
the American Board of Customs Commisioners (1767). Deze wet maakte het mogelijk de
hoeveelheid douanebeambten in havens te verhogen en creëren van een kustwacht en geld
voor geheime agenten. De commisioners controleerden schepen veel te nauwkeurig en lullig.
Het was een soort legale piraterij. Men zag het als nog een bedreiging voor eigendomsrechten
en burgerlijke rechten.
Reactie van de Amerikanen op de townshend duties: non-import van Engelse goederen. Engelse
economie leed eronder en er kwamen nu ook binnen Engeland protesten tegen het belastingbeleid in
de kolonies
Reactie op customs commisioners was geweld in havens van Boston (werd door alle maatregelen het
meest getroffen). Hierop stuurde Engelsen troepen naar Bosten. Bij een rel op de markt in Boston
werden vijf mensen doodgeschoten. Dit was het hoogtepunt van emoties in de Townshend crisus en
wordt ook de Boston Massacre (5 maart 1768)genoemd. De militairen die geschoten hadden op de
ongewapende burgers, werden licht bestraft: de Amerikanen beseften dat de Britse regering hun
onderdrukte door dwingende wetten en zelfs geweld.
North (nieuwe premier van Engeland) wilde de situatie stabiliseren en besloot de townshend duties af
te schaffen, maar hij liet de belasting op thee gelden. De Amerikanen hebben toen besloten geen thee
meer te drinken (non-consumptie). Hierdoor dreigde de East India Company, die in thee handelde,
failliet te gaan. Het Britse parlement besloot om deze maatschappij te laten bestaan The Tea Act in te
laten gaan:
The Tea Act (mei 1773): alle belasting op deze thee werd eraf gehaald zodat de prijs naar beneden
zou gaan. Om de prijs verder te laten zakken mocht de maatschappij de thee direct verkopen aan
consumenten. Hierdoor werd de prijs van deze thee lager dan die van de thee die naar binnen
11
12
gesmokkeld werd via de vijand. De Engelsen gingen ervan uit dat de Amerikanen nu wel deze thee
zouden kopen, maar deze vonden dat de wet ze op deze manier dwong de door de engelse regering
bepaalde belastingheffingen/ontheffingen te accepteren. De commities of correspondance ( hierin
zaten vertegenwoordigers van de kolonies die verantwoordelijk waren voor maatregelen op het gebied
van de verdediging van de kolonies, opgericht in 1772) besloten deze thee niet te kopen. In Boston
werd een heel schip binnengekomen thee over boord gegooid. Deze ‘tea party’ maakte de Engelsen
woedend en ze stelde de volgende dwingende wetten op (coercive = dwingend):
The Coercive Acts(1774): (ook wel de intolerable acts genoemd)
1. the boston port bill: de haven van boston werd gesloten als ze niet voor de verloren thee zouden
betalen voor 1 april. Veel te weinig tijd om geld bij elkaar te krijgen, dus haven ging dicht.
Economische maatregel.
2. the massachusetts government act: allerlei politieke maatregelen zodat het klimaat een stuk
ondemocratischer werd. Politieke maatregel
3. the administration of justice act: delicten gepleegd door Engelsen in Amerika hoefden niet langer in
de kolonies berecht te worden maar in Engeland. Militaire maatregel
4. new quartering act: leegstaande huizen mochten gebruikt worden om engelse troepen in te
huisvesten . militaire maatregel
In reactie hierop werd The First Continental Congress georganiseerd op 5 september 1774 om te
bespreken hoe de kolonies gemeenschappelijk verdedigd konden worden. Er werd daar het volgende
opgeschreven in the Suffolk Resolves: de kolonies hoefden zich niet te houden aan de dwingende
wetten van Engeland, de provinciale regeringen moesten nu alle belasting innen, verdediging moest
geboden worden aan eventuele engelse aanvallen, alle engelse producten moesten geboycot worden,
geen producten meer exporteren naar Engeland. Deze overeenkomst heet The Continental
Association. Dit geheel werd opgestuurd naar de koning, met het idee dat hij de crisis die zijn
parlement had veroorzaakt maar moest oplossen.
In 1775 begonnen gevechten tussen engelse soldaten en kolonisten. New England werd in dat jaar
officieel een rebelse staat genoemd.
Mei 1775: american continental army opgericht, met als leider George Washington.
Kolonisten hoopten nog een beetje op een overeenkomst en vrede met Engeland. Ze hadden nog een
zwakje (sentimentele gevoelens zijn dat) voor de koning. Het gevoel voor de koning was de laatste
emotionele barrière die ze over moesten om hun onafhankelijkheid te accepteren. De barrière werd
verholpen door Thomas Paine, die het boekje Common Sense schreef, hierin: monarchie is gevaarlijk
voor vrijheid en niet bedoeld voor Amerikaanse geesten. Ook zei hij dat Amerika Engeland niet nodig
had economisch gezien, want er waren genoeg andere markten voor hun producten. Paine linkte
Amerikaans nationalisme ook aan godsdienst: Amerika zou niet alleen een nieuwe natie worden, maar
ook een nieuw soort natie, een modelmaatschappij die berust op nieuwe principes en die niet
gelasterd is door onderdrukkende geloven en instituties van het oude europa.
2 juli 1776: united states of america (alle kolonies hadden zich onafhankelijk verklaard). De verklaring
van onafhankelijkheid van Engeland (The Declaration of Independence) werd door vijf mensen
opgesteld, waaronder John Adams, Benjamin Franklin, and Thomas Jefferson, met de laatste als
hoofdrolschrijver.
In de verklaring noemt hij 27 ‘injuries and usurpations’ die George III tegen de kolonies had gepleegd.
In de traditie van de verlichting (vooral Locke) schrijft Jefferson dat de engelse regering het ‘contract’
met de kolonisten had gebroken en daardoor hadden zij het recht die regering te vervangen met hun
eigen en naar hun eigen goeddunken. Jefferson benadrukt in dit licht ook de gelijkheid van alle
individuen en hun natuurlijke recht op gerechtigheid, vrijheid en blijdschap. Hiermee geeft hij blijk van
het verlangen (verlicht verlangen) voor een regering die niet gebaseerd is op rechterlijke privileges,
noch op exploitatie van de massa ten goede van de elite.
Er is hiermee niet gezegd dat al het goede dat Jefferson beschrijft ook een realiteit is in Amerika, maar
het is in ieder geval een ideaal.
12
13
Hoofdstuk 6, Securing Independence, Defining Nationhood 1776-1788
Introduction:
Kolonel Henry Knox verdreef de Engelsen op 17 maart 1776 uit Boston.
De revolutie zorgde ervoor dat inwoners van North en South elkaar leerden kennen. De
onafhankelijkheid die de dertien koloniën uitriepen (juli 1776) maakte dat de inwoners elkaar als
lotsgenoten begonnen te zien.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Welke factoren zorgden ervoor dat Amerika de onafhankelijkheidsoorlog won?
 Op welke manier kwam de revoltie de idealen van vrijheid en gelijkheid ten goede en op welke
manier was de revolutie slecht voor die idealen?
 Waarom duurde het twaalf jaar voor er een blijvende vorm van nationaal bewind kwam?
America’s First Civil War:
De revolutie was zowel een strijd tegen de Engelse overheersing als tussen het Amerikaanse volk,
gebaseerd op vóór- en tegenstanders van de onafhankelijkheid. Ongeveer 20 procent van de blanken
was aanvankelijk tegen de onafhankelijkheid (de Loyalists of Tories). Toch waren zij het ook niet
helemaal eens met bijvoorbeeld de belasting aan Engeland, maar ze vonden onafhankelijkheid te ver
gaan. Ze vonden het een kwestie van eer om de Engelse koning, hun koning, te beschermen. De haat
tussen de twee Amerikaanse kampen was enorm.
Onder de Loyalists waren vooral: nieuwkomers die uit het Engelse leger kwamen, mensen die trouw
wilden blijven aan de kroon, mensen die bang waren voor hun eigen positie in een onafhankelijke
republiek, Franse katholieken in Canada die juist van Engeland de garantie hadden gehad voor
vrijheid van geloof en gebruik van het Franse burgelijk recht, ook plantage-eigenaren die in Engeland
woonden en de Engelse markt als afzetmarkt nodig hadden en ten slotte veel slaven die ‘vrijheid’
kregen als ze voor de Engelsen vochten en indianen die bang waren voor de op gebiedsuitbreiding
beluste revolutionairen.
Voordelen van Engeland bij het begin van de oorlog:
 11 miljoen Britten tegenover 2,5 miljoen kolonisten van wie 30 procent loyalist of slaaf was.
 Engeland bezat de grootste oorlogsvloot van die tijd en het beste leger
Voordelen van Revolutionairen tijdens de oorlog:
 Toch een groter leger dan Engeland en later hulp van Franse troepen.
 Een groot deel van de Engelse vloot moest hersteld worden ivm bezuinigingen in vredestijd.
Problemen voor de Engelsen:
 De Amerikaanse privateers brachten de Engelse vloot grote schade toe.
 De Engelsen moesten hun leger vanuit Engeland bevoorraden, hetgeen slecht lukte.
 De Britse bevolking moest enorme belastingen betalen en de steun voor de oorlog nam af.
Problemen voor de Amerikanen:
 Alhoewel goed in guerilla-acties en het intimideren van loyalisten, waren de revolutionairen niet
gewend aan de professionele Europese manier van oorlogvoeren.
In het begin van de oorlog verloren de revolutionairen keer op keer van de Engelsen. Maar, zolang de
Amerikaanse troepen maar druk bleven uitoefenen op de Engelsen, zou het Engelse leger vanzelf
zonder geld en eten komen te zitten en moeten aftaaien. Deze taktiek werd gebruikt door één held:
George Washington.
In december 1776 veroverden de Engelsen New York. Na deze gevoelige slag besloot Washington de
moraal te verdedigen en bij de slag van Trenton en Princeton wonnen de Amerikanen. Hierdoor
kregen de Amerikanen er weer zin in, terwijl de Engelsen zich juist terugtrokken uit New Jersey. Dit
zette kwaad bloed bij de loylisten (ze werden in de steek gelaten door de Engelse troepen) en velen
van hen sloten zich bij de revolutionairen aan.
Kort na de slag bij Trenton en Princeton sloot de Franse Marquis de Lafayette zich bij Washington
aan. Hij was geweldig (mooi, knap, moedig en optimistisch), en kon ervoor zorgen dat ook de Franse
13
14
koning Lodewijk XVI de oorlog tegen Engeland uitriep. Na een nieuwe overwinning op de Engelsen
besloot Lodewijk XVI dat Amerika onafhankelijkheid verdiende en in februari 1778 erkende Frankrijk
de Verenigde Staten van Amerika. Hierna vochten Frankrijk, Spanje en Nederland tegen Engeland, en
de Britten verloren de ene slag na de andere, in Amerika en in Europa. In de rest van 1778 werd er
nog wat heen en weer gevochten rond Boston en New York.
De Engelsen besloten hun machtscentrum in het zuiden te maken, omdat ze dan vanuit de havens
aldaar hun troepen heen en weer konden zeilen naar alle gebieden op de aarde waar ze in gevecht
waren. De slaven in het zuiden sloten zich massaal bij de Engelsen aan, maar die wilden niets met de
slaven te maken hebben. Er volgden, gedurende 1782, heftige gevechten tussen loyalisten, Engelsen,
patriotten en overlopers.
19 oktober 1781: Cornwallis moest zich met het laatste grote Engelse leger overgeven aan de
revolutionairen. De overmacht van Franse en Amerikaanse troepen werd hem na drie weken teveel.
De vrede van Parijs, 1782, werd geregeld door de Amerikaanse diplomaten John Adams, Benjamin
Franklin en John Jay. Engeland moest al zijn troepen terugtrekken uit Amerika. Problemen na de
vrede van Parijs waren: onenigheid over de grenzen van het ‘Spaanse’ Florida, het betalen van een
schadevergoeding aan Loyalisten, de schulden die Amerikanen nog van voor de oorlog open hadden
staan bij de Britten en de teruggave van slaven die door het Engelse leger waren ingelijfd. Ook kregen
de Indianen geen rechten in het verdrag en kreeg Amerika de macht over hun grondgebied.
Revolutionairy Society:
Verandering van de samenleving door zowel de principes zoals die in de Onafhankelijkheidsverklaring
waren opgenomen, als de schade die de oorlog had toegebracht aan de samenleving.
Wat zorgde voor het vervagen van de grenzen tussen arm en rijk?
 Arm en rijk vochten samen voor één zaak, de anti-Britse.
 De rijke officieren moesten het in de oorlog hebben van de arme soldaten en moesten hen
respecteren. Na de oorlog bleven de armen het gevoel hebben dat ze respect verdienden.
 Onafhankelijkheisdverklaring beschreef “All men are created equal”.
 Sommige armen wisten op te klimmen in het leger. Hierdoor zagen ook rijken in dat afkomst niet
gelijk stond aan persoonlijke meritis. Moed en kracht waren belangrijker.
Kleurlingen, vrouwen en bezitlozen bleven natuurlijk ‘lager’, maar de trend naar emancipatie was
gezet.

Slaven waren hardgrondig de lul in het Amerika van die tijd. Maar langzaam kwam er verandering.
In 1770 werd de slavernij in New England verboden, en in de jaren daarna volgden de andere
noordelijke staten. Meest belangrijk was het idee van vrijheid en gelijkheid waar iedereen zo hard
voor had gevochten, en waar niemand nu om durfde te liegen. Dat slavernij in het zuiden kon
blijven bestaan lag aan de armoede daar. Zonder slaven zouden staten failliet gaan (er waren
daar meer slaven en in de landbouw waren ze harderr nodig dan in steden) en kwam de eenheid
in gevaar. Het noorden liet het zuiden op dit punt dus met rust. Het werd gezien als een
noodzakelijk kwaad. Slavernij werd in het noorden ook niet plotsklaps opgeheven. Dat ging
langzaam, met opzegtermijnen van 28 jaar. Bovendien waren vrije slaven nog steeds
ondergeschikt aan blanken, en bleven ze arm. Slechts enkelen wisten uittegroeien tot
gerespecteerde burgers. In het noorden werden vrije zwarten uiteindelijk ook in de rechtspraak
gelijkgesteld aan blanken.

Vrouwen hadden een traditionele rol in de jaren voor en tijdens de revolutie. Maar net als bij de
slaven kwam er ook op het gebied van vrouwenemancipatie langzaam maar zeker ruimte voor
twijfels en discussie. Vrouwen mochten in het noorden rond 1790 soms zelf hun man kiezen.
Omdat in de hogere klassen werd ingezien dat vrouwen een belangrijke rol hadden bij het
opvoeden van de next generation, kwamen er prive-scholen voor vrouwen. Een moeder moest
haar kind de idealen van de revolutie kunnen leren. Voor de rest mochten vrouwen aan geen
enkele pubieke activiteit meedoen, en dus zou gelijkheid in functie nog lang op zich laten wachten.

Indianen waren bang voor de expansie van Euro-Amerikanen. Na de revolutie begonnen de
blanken steeds meer westelijk te trekken. Indianen probeerden min of meer te integreren. Maar ze
weigerden hun grondgebied af te staan. Daarnaast vormden nieuwe ziektes, alcohol en nieuwe
14
15
lnadbouwtechnieken die de grond uitputten een bedreiging voor de Indianen in het algemeen.
Terwijl de revolutie voor zwarten en vrouwen in ieder geval het begin van een strijd om gelijkheid
betekende, gold dit zeker niet voor Indianen.
Forging New Governements:
Na de Britse overheersing waren de Amerikanen het erover eens dat het volk inspraak moest hebben
in de politiek. Maar na de revolutie moesten ze opeens zelf een regering opstarten. The Continental
Congress had geen enkele uitvoerende macht, en inde geen belasting. Bij het vormen van een nieuwe
regeringsvorm was de tegenstrijdigheid tussen normen van vroeger en waarden van de revolutie een
constant probleem.
Veel van de Engelse regeringsvorm werd overgenomen. Twee kamers, censuskiesrecht en
zetelverdeling per staat, niet per aantal inwoners. Maar er was een geschreven grondwet, burgers
hadden vastgelegde burgerrechten, er werden verkiezingen gehouden en de macht van de
machthebber werd gecontroleerd door burgers (er kwam ook de mogelijkheid tot impeachment van
een governor). De overheid diende voortaan de burgers, niet andersom.
Na de onafhankelijkheidsstrijd had de overheid een groot probleem met geld. Pogingen om belasting
te heffen mislukten omdat steeds één staat een veto uitsprak. Ook de afzetmarkt in Engeland was na
de oorlog door invoerbelasting van de Britten enorm achteruit gegaan. Rond 1784 was er in enkele
staten sprake van economische misere. Het zuiden had, met zijn landbouwcultuur, het meest last van
de economie.
Problemen met de westelijke expansie. De indianen en de Britten en Spanjaarden werkten de
Amerikanen tegen bij hun poging meer land te krijgen. De Confederatie stelde wetten en regels op
voor het inlijven van de noord-westelijke gebieden. Indianen probeerden met hulp van o.a. Spanje het
de Amerikanen moeilijk te maken, soms met succes.
In het noorden werd de belasting en de economische misere (oorlogsschulden) de boeren teveel. Dit
leidde tot een rebellengroep onder leiding van meneer Shays. De noordelijke boeren wilden een
nieuwe regering en namen in 1787 de wetgeving in de staat over.
In het zuiden begonnen de zaken juist beter te gaan en waren de mensen bang voor een schisma in
de United States. Daar werd de roep om een sterke overheid (handel veiligstellen en indianen
afslachten) sterker. Afgevaardigden van vijf (mid-)zuidelijke staten kwamen samen en riepen een
vergadering uit van alle staten. Deze kwamen in mei 1787 bijeen in Philadelphia om een oplossing te
bedenken voor de Confedaration en de scheiding tussen noord en zuid. Op 17 september 1787
kwamen zij naar buiten met The Constitution of the United States. Hierin werd vastgelegd dat het
Congres eindelijk centraal gezag kreeg met betrekking tot belasting, handel en defensie. Zaken als
slavernij konden de Staten nog zelf beslissen.
De bedenkers van de Constitution moesten het volk overhalen deze radicale grondwet te erkennen.
Ze noemden zich Federalists (dit impliceerde een evenwicht tussen staats- en centraal gezag.
Tegenhangers waren de (jawel) Antifederalisten. Grootste tegen-argument was dat elke verlichte
schrijver van die tijd juist riep dat je gezag moest kleinhouden en dus niet een overheid veel macht
geven. En hoewel de Federalisten ervan uitgingen dat er geen machtsmisbruik zou zijn, was dit niet
bewezen. Uiteindelijk verloren de Antifederalisten en werd de grondwet aangenomen, op voorwaarde
dat The Bill of Rights werd toegevoegd.
Conclusion:
De oorlog had de toon gezet voor de strijd naar vrijheid en gelijkheid. Er bleven twee idealen over de
perfecte democratie bestaan: een groep wilde de blanke kiezers de meeste macht geven met een
gedecentraliseerde overheid, de andere groep vond dat de idealen juist het best vertegenwoordigd
konden worden door een kleine groep rijken. De grondwet (federal constitution) maakten niet de
democratie, de grondwet maakte een raamwerk van regels waarbinnen het volk kon strijden voor
democratie.
Hoofdstuk 7, Launching the new republc, 1789-1800
Introduction:
15
16
Rond 1789 was de Amerikaanse eenheid nog erg zwak. De indianen belemmerden westwaartse
expansie, de internationale handel werd bemoeilijkt door Engelse restricties, de overhied slaagde er
niet in geld uit het buitenland te verkrijgen en Spanje probeerde gebied van de Amerikanen af te
pakken rond Mississippi. Veel nieuwkomers waren niet blij met de regering, de regering was niet blij
met het wankele evenwicht. Vanaf 1796 twee partijen: zij die voor Franse idealen van revolutie waren
en zij die voor de Engelse kroon waren.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Hoe kon het dat de eenheid van 1789 uitmondde in een twee-partijenstelsel in 1796?
 Waarom was er regelmatig strijd met Engeland, Spanje en Frankrijk aan het einde van de
achtiende eeuw?
 Wat waren de belangrijkste verschillen tussen Federalisten en Republikeinen in 1800?
 Wat waren de oorzaken van de afnemende status en rijkdom van niet-blankenin de nieuwe
republiek?
Constitutional Governement Takes Shape:
Hoofdstad wordt New York, Washington en de zijne staan voor de taak de Federal Constitution uit te
werken, functies te omschrijven en de bill of rights toe te voegen. Er was veel angst onder het volk dat
Washington de absolute macht naar zichzelf zou trekken, maar daar was geen sprake van.
Washington geloofde dat het volk niet de politieke agenda moest uitzetten, maar moest stemmen op
de beste personen die dan hun wensen wel zouden uitvoeren, los van de wensen van het volk op
ieder moment. Dit verklaart misschien waarom het bij lijsttrekkers in Amerika vandaag de dag veel
meer om de persoon dan om de daadwerkelijke plannen gaat.
Het nader uitwerken van het juridische systeem was een belangrijke taak van het Congres en ook hier
bij was de Bill of Rights van groot belang. Alles was erop gebrand te voorkomen dat de Federal
overheid de individuele belangen belemmerde.
National Economic policy and Its Consequences:
Alexander Hamilton, minister van economie, bedacht plannen om zowel sterk te staan tegenover
buitenlandse bedreigingen en om een scheiding van de unie tegen te gaan. Hiervoor had hij geld
nodig, en bedacht dat de staat waardepapieren moest uitgeven en grond in het westen moest
verkopen om aan geld te komen. Dit leidde, via ingewikkelde kronkels, tot een situatie waarin
bepaalde mensen lagere belasting konden gaan betalen, terwijl oorlogsslachtoffers en staten die hun
schuld al hádden afgelost de pineut waren. De zuidelijke staten waren fel tegen deze plannen en
voelden dat het landsbelang vooral het noordelijk belang was. Ook wilde Hamilton een nationale bank
opzetten, hetgeen voor de slavenhouders en plantage-eigenaren niet nuttig was. Het zuiden was dus
ook hier tegen. Wat Hamilton wel goed deed was het instellen van invoerrechten op Engelse schepen,
waardoor de Amerikaanse overzeese handel toenam.
Resultaat van Hamiltons vernieuwingen was een scheiding in het noorden van ondernemers versus
boeren. Verder werd hij gewantrouwd in het zuiden en in het westen; overla waar de boeren niet
profiteerden van zijn slimme handelsideeën en staatsobligaties.
De whiskey rebellion onstond in 1794 doordat de irritante Hamilton belasting op whiskey invoerde.
Mensen zouden dan minder gaan drinken en de betaling van de rente van de staatschuld zou gelijk
over het hele land zijn verdeeld. Dit leidde tot protest. Wederom waren het westelijke boeren (en niet
de mensen in het noorden) die de dupe waren van de regels. Er braken rellen uit, en Washington
stuurde het leger naar Pennsylvania. De opstand werd neergeslagen. Belangrijk gevolg was dat het
voor het volk duidelijk werd dat ze niet zomaar in opstand konden komen tegen het centrale gezag,
maar dat ze alleen invloed konden uitoefenen via de constitutionele kanalen. De macht van de
Federal Governement werd duidelijker.
The United States on the World Stage:
Vanaf 1789 onrust in Europa door verschillende revoluties. Amerika wilde hier graag buitne blijven,
maar alle binnenlandse hervormingen dwarsboomden op de één of andere manier de wil van
Europese staten.
Bij de strijd om het westen waren de Indianen, geholpen door Spanjaarden en Engelsen, keer op keer
te sterk voor de Amerikaanse trekkers. Het enig wat de Amerikanen konden doen was een verbond
met de Fransen aangaan, om zo de indianen een lesje te leren en het belangrijke gebied ten westen
16
17
van de Mississippi in handen te krijgen. Spanjaarden heulden massaal samen met de indianen. Zo
lieten de indianen de Spanjaarden met rust, kregen de indianen wapens om de Amerikanen op
afstand te houden en kon er goed gehandeld worden (roestige geweren en alcohol, alles opdat
Spanje rijker werd).
De Fransen hoopten dat Amerika aan hun kant zou staan in de oorlog in Europa. Amerikanen hoopten
over het algemeen dat als Frankrijk met hun hulp Spanje en Engeland zou verslaan, Amerika in het
westen niets meer te vrezen had. Maar noordelijke staten (handelslui) waren ook bang dat Engeland
de o zo lucratieve handel tussen hen zou stopzetten. Zuidelijke staten (boeren) waren bang dat ze in
de problemen kwamen als het westen niet snel zou opbloeien en hoopten die Spanjaarden en
Engelsen een lesje te leren. Washington besloot in 1793 dat Amerika neutraal bleef, maar de fransen
wisten toch enkele zuidelingen aan hun kant te krijgen.
Dit was genoeg reden voor de Engelsen om terug te slaan, en ze veroverden alle schepen die van
Amerika naar Engeland voeren. Er waren nog veel meer ongenoegens over hoe Engeland zich
gedroeg. De Amerikanen waren het beu. Ze versloegen de Indianen in het westen en tekenden een
verdrag met Engeland waarin stond dat Engeland zich moest terugtrekken van Amerikaanse grond.
John Jay, degene die het verdrag had geregeld, werd er echter door veel anti-federalisten gezien als
een zwakte bod. Een heleboel misstanden had Jay niet met de Engelsen geregeld. Na 1796 was de
scheiding tussen het Amerikaanse volk alleen maar dieper geworden.
Battling for the Nations Soul:
Vanaf 1796 twee partijen: Federalisten en Republikeinen. De Federalisten, gecentraliseerd in het
noorden, zagen de Franse revolutie en vooral het bewind daarna als een afschuwelijk iets. Het
vervangen van godsdienst door reden, het afslachten van tegenstanders van de revolutie zagen ze als
verkeerd. De federalisten vonden ook dat je het volk niet te veel bij politiek moest betrekken. Het volk
was niet slecht, maar verviel te gemakkelijk in kortzichtige rebellen. Zij zagen democratie als regering
met de passie van de meerderheid. Dus stemmen op een goed persoon, die dan zelf wel zou zien hoe
hij de boel daadwerkelijk regelde.
De republikeinen (gecentraliseerd in het zuiden) vonden dat het gevaar voor corruptie te groot was
met een paar rijken aan de macht. In hun ogen moest je juist zoveelk mogelijk taken over zoveel
mogelijk mensen verdelen. De idealen van vrijheid en gelijkheid die de meeste slavenhouders
verkondigden gold alleen voor blanken. Omdat deze arbeiders dus over het algemeen toch geen
rechten hadden was het in de ogen van zuidelijke rijken ook geen gevaar om de politiek ook voor
armen te maken.
Washington was fel tegen het ontstaan van partijen.
Bij de verkiezingen van 1796 streden de federalisten (John Adams) en republikeinen (Thomas
Jefferson) om de presidentstitel. Adams won. Republikeinen voor armen, Federalisten voor rijken. In
de verkiezingen van 1800 won Jefferson, mede dankzij de steun van enkele federalisten.
Economic and Social change:
Probleempunten van het Amerika van die tijd en redenen voor het ontstaan van partijen;
 afname van kleine zelfvoorzienende boeren in het noord-oosten
Voor de revolutie was alle vorm van werk geconcentreerd rond het huishouden. Na de revolutie
beginnen gezinnen zich meer te specialiseren en meer te handelen. Dit begon als eerste in New
England en verspreidde zich over het noorden. Al snel kwamen er ondernemers, banken en
handelsorganisaties.
 trek westwaarts en de veroveringen van land van Indianen
De indianen raakten gedemoraliseerd door de verliezen tegen de Amerikanen. Binnen hun kleine
gemeenschappen bestond enorm veel alcoholisme, hetgeen voor veel geweld en onrust zorgde
binnen groepen. Daarnaast kwam er tweestrijd tussen indianen die het Euro-Amerikaanse idee van
landbouw en politiek wilden overnemen en indianen die traditioneler waren.
 opleving van slavenhandel en slavenarbeid als economisch systeem
Sinds de revolutie was het de goede kant opgegaan met slaven. Ze kregen meer rechten, de handel
werd afgeschaft en er kwamen meer vrije zwarten. Maar nog voor de eeuwwisseling sloeg het weer
om. Er werden door de Federalistische regering weer wetten aangenomen voor slavernij, hun rechten
werden afgeschaft en in het begin van de 19e eeuw was het resultaat van de revolutie verdwenen.
17
18
Oorzaken voor de terugkeer waren nieuwe angsten voor zwarten-opstanden waarbij blanken zouden
worden afgeslacht, en de vraag naar katoen uit het zuiden, iets waarvoor slavenarbeid ideaal was.
Conclusion:
Washington had het land door de moeilijke dagen van de nieuwe federal constitution geleid.
De twee partijen ontstonden en deden het land wankelen.
Jefferson kwam aan de macht (republikein) en het werd duidelijk dat er politieke partijen zouden zijn
die de bevolking, los van regionale verschillen, in twee kampen zouden verdelen.
Indianen en slaven waren weer het haasje, zij behoorden niet bij de gelukkigen die de mogelijkheid
kregen hun stem te laten gelden in de politiek.
Hoofdstuk 8, Jeffersonianism and the age of good feelings
Introduction:
Jefferson (republikeinen) was nuchter, sociaal/links, wilde meer eenheid brengen in de politiek, had
kritiek op zijn voorgangers en had als voordeel dat de federalisten langzaam aan het doodbloeden
waren. Hij kleedde zich als gewone werkman, hij deed niet aan uiterlijk vertoon en was zowel
filosofisch asl praktisch ingesteld.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Hoe zorgde Jeffersons politieke opvattingen voor veranderingen in de publieke uitgaven, de
rechtspraak en de Louisiana Purchase?
 Wat voor scheiding vond er plaats binnen de republikeinen tijdens zijn tweede termijn?
 Wat zorgde ervoor dat Madison de politiek van Jefferson los liet en toch de oorlog tegen Engeland
uitriep?
 Welke invloed had de oorlog van 1812 op de binnenlandse politiek?
 Hoe zorgden conflicten in Europa tussen 1800-1820 voor voordeel in Amerka?
The Age of Jefferson:
Hij wilde dat de staten weer wat macht kregen, om zo te voorkomen dat er hetzelfde zou gebeuren als
met Frankrijk, waar Napoleon toch weer de absolute macht had gepakt. De overheid was niet de baas
maar de bediende van het volk.
Jefferson beperkte de uitgaven op defensie enorm en probeerde met een solide plan van
bezuinigingen de opgelopen staatsschuld af te betalen. Hij probeerde zoveel mogelijk buiten
internationale conflicten te blijven.
The Louisiana Purchase. Spanje had het hele middelste deel van het huidige noord-Amerika aan
Frankrijk gegeven, en Frankrijk was juist erg sterk aan het worden met Napoleon. Als de Fransen
buren werden van Amerika op gebied dat Amerika wilde hebben, moest Jefferson snel ingrijpen.
Napoleons plannen met het Caribisch gebied lukten niet, en aangezien hij geld nodig had voor zijn
oorlog in Europa verkocht hij heel Louisiana aan Amerika. Maar om dit land aan te mogen kopen
moest Jefferson wel even de grondwet omzeilen, hetgeen hij deed. Maar zo bereikte hij wel dat de
Verenigde Staten op eens tweemaal zo groot waren. De interesse in de nieuwe westelijke grond werd
aangewakkerd door verhalen van de ontdekkingsreizigers die tot aan de westkust waren getrokken.
The Gathering Storm:
Na het succes van Jefferson in zijn eerste periode kreeg hij het moeilijker in zijn tweede periode.
Vanaf 1803 begon het in Europa weer onrustiger te worden, hetgeen voor Amerika een bedreiging
kon zijn. Fedarlisten hadden nauwelijks meer aanhang, maar binnen de republikeinse partij was Burr
(de voormalige vice-president) bezig mensen uit elkaar te drijven.
The Embargo Act (1807): De Engelsen voerden al lange tijd een politiek van impressment, waarbij
Amerikaanse schepen rond Europa werden onderzocht op Engelse vluchtelingen. Veel Engelse
mariniers waren overgelopen naar Amerika omdat de situatie aan boord van Amerikaanse schepen
zoveel beter was. En als zo’n schip werd onderzocht werden alle voormalige Britten die inmiddels
Amerikaan waren meegenomen. Ook onschuldige Amerikanen werden gegijzeld. Jefferson werd er
gek van. Maar terwijl iedere Amerikaan die stomme Engelsen de oorlog wilde verklaren, besloot
Jefferson een embargo af te sluiten. Geen enkel Amerikaans schip mocht de haven meer uit, en geen
enkel buitenlands schip wilde nog de Amerikaanse havens aandoen. Zo hoopte Jefferson de vrede te
18
19
bewaren en zijn neutraliteit op het wereldtoneel kracht bij te zetten. Voor de Amerikaanse handelaren,
boeren en zeelui was dit een ramp en zij vervielen in armoede. Enige goede punt was dat veel
mensen zich meer op de fabricage/industrialisatie gingen toeleggen.
Verkiezingen van 1808: Jefferson weg, Madison for president, republikeinen populair, federalisten
kleine opbloei door embargo act en campagnevoeren. Madison bleef erg in de lijn van Jefferson.
Tecumseh and the Prohpet: twee indianen die probeerden hun volk van de alcohol te houden, zich te
verenigen en een einde te maken aan de expansie van Euro-Amerikanen. Harrison, de Amerikaanse
man van expansie, vocht met tecumseh en de profeet en won. Tecumseh heulde daarna samen met
de Britten.
Madison verklaart Engeland de oorlog (1812). Oorzaken zijn allerlei grieven. Maar vooral het geloof
dat Engeland er alles aan deed om Amerika buiten de internationale handel te houden en de
Amerikaanse economie te doen dalen.
The War of 1812:
De Amerikanen zien in dat Engeland op zee te sterk is, en dus vallen ze Canada aan. Maar behalve
een paar kleine successen (de dood van Tecumseh) krijgen de Amerikanen de Britten niet klein. De
Britten slaan terug in 1814, als Napoleon er in Europa mee uitscheidt. Bij Chippewa en later bij lake
Champlain (plattsburgh) proberen de Engelsen Amerikaans gebied te veroveren, en vallen
Washington binnen. Madison vlucht. Bij de vrede van Gent (1814) blijkt dat de Engelsen eigenlijk geen
doel hebben met Amerika en alleen maar vrede willen in Europa. Ze vragen gebied aan de
Amerikanen, en krijgen dat niet. Kortom; de oorlog heeft geen van beide partijen iets opgeleverd, de
Amerikanen hebben niets gewonnen.
Gevolg van de oorlog: Het Amerikaanse volk had samen gestreden, er was een gevoel van eenheid
ontstaan.
Na de oorlog bloedt de Federalistische partij dood. Daarvoor in de plaats komt Quincy Jones met zijn
Independant Republicans.
Politieke gevolgen van de oorlog:
 Het Amerikaanse volk had samen gestreden en kreeg meer een gevoel van eenheid
 De federalisten bloedden dood
 Het was duidelijk dat er onder republikeins gezag een oorlog gevochten kon worden, zonder dat
de vrijheid van het volk in het geding kwam en er een tiran aan de macht kwam.
 Nu de federalisten niet meer bestonden namen de republikeinen enkele federalistische ideeën
over (centrale bank etc.)
Era of Good Feelings: De nieuwe president Monroe (1816-1824) gebruikte deze term voor zijn
oppervlakkige ambtstermijn, maar de opkomst van de slavernij, de armoede door het handelsembargo
en de puinhopen van de recente oorlog met Engeland waren een andere werkelijkheid.
Missouri-compromis: Missouri wilde als nieuwe staat bij de Verenigde Staten komen, maar dan wel als
slaven-staat. Het noorden wilde op dat moment juist de slavernij afschaffen, en er ontstond tweestrijd.
Deze tweesrtijd werd zo heftig, republikein vs federalist, zuid vs noord, dat men vreesde voor een
einde van de eenheid en voor een burgeroorlog. Maar dankzij enkele afspraken werd de crisis
opgelost. Afgesproken werd dat Missourri als slavenstaat bij de unie mocht, als Maine, als nietslavenstaat er ook bij mocht. Daarnaast werd ook het nog lege gebied in het westen opgedeeld in vrij
en slavengebied. Het zuiden had duidelijk meer voordeel, slavernij leek geaccepteerd.
Monroe werd bijgestaan door John Quincy Adams (die daarna de independent republicans zou
opstarten) en deze Adams deed een hoop goed op internationaal niveau. Hij zorgde voor stevige
vrede met Engeland en pakte Florida van Spanje af.
De Monroe-doctrine: In Europa anti-revolutie-leger dat in Zuid-Amerika in naam van God de
Spanjaarden wilde helpen bij het onderdrukken van de revoluties aldaar. Engeland wilde daar niet aan
mee doen en vroeg of Amerika niet een verdrag wilde sluiten met Engeland. Samen voorkomen dat
die revoluties werden onderdrukt, en dan afspreken dat Amerika van Spaanse gebieden afbleef. Maar
19
20
Monroe (en vooral Adams) wilden juist Spaans gebied veroveren. De monroe-doctrine stelt de
volgende punten:
 Amerika hield zich buiten elke Europese oorlog, tenzij ze er zelf belang bij hadden.
 Het Amerikaanse continent mocht niet door anderen (Europeanen)gekoloniseerd worden.
 Wie toch gebied koloniseerde verklaarde indirect de oorlog aan Amerika.
Conclusions:
Na de verkiezingen van 1800 waren het de Republikeinen die de macht hadden. Jefferson maakte de
overheid van iedereen. In Europa braken de Napoleaanse oorlogen uit, waardoor uiteindelijk de
Verenigde Staten oorlog kregen met Engeland. Door deze oorlog verloren de Federalisten alle
aanhang, maar daarvoor in de plaats kwam een scheiding bìnnen de Republikeinse partij. Deze
scheiding werd vooral gevoed door de problemen met de intreding van slavenstaat Missourri.
Hoofdstuk 9, The Transformation of American Society 1815-1840
Introduction:
Door de enorme trek naar het westen, door nieuwe vormen van transport en door de opkomst van
interregionale handel veranderde de Amerikaanse samenleving. In ieder geval onder de oppervlakte.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Wat zorgde voor de toenemende trek naar het westen?
 Hoe zorgde de stijging van landbouwprodukten na 1815 voor de groei van het bankwezen, en hoe
zorgde de groei van het bankwezen in 1819 voor the Panic?
 Hoe verklaar je de investeringen in kanalen en hoe bepaalde de groei van kanalen en
spoorwegen waar mensen woonden en hoe ze in levensonderhoud voorzagen?
 Hoe beïnvloedde het effect van industriele revolutie en transportrevolutie de relaties binnen
gezinnen en gemeenschappen?
 Wie waren de winnaars en de verliezers in deze periode van plotselinge verandering?
Westward Expansion and the Growth of Economy:
Vanaf 1806 trekken avonturiers tot aan de Colorado-Mountains. Aanvankelijk geholpen door Indianen
in hun dagelijkse onderhoud, beginnen vanaf 1820 avonturiers helemaal op eigen benen het verre
westen te verkennen. Hun verhalen (meestal behoorlijk opgeleukt) inspireerden de mensen in het
oosten. Veel mensen trokken in hun voetsporen met hele families tegelijk naar het westen. Ze
vestigden zich rond rivieren, om zo handel te kunnen drijven over water. Pas toen na 1820 kanalen en
spoorwegen het westen openlegden, zwermden mensen verder uit. Ze zochten daarbij vaak mensen
op die uit hetzelfde gebied in het oosten kwamen. In deze gemeenschappen leefde een afkeer van het
oosten, van de gebruiken en nep-beschaving aldaar.
De federale overheid stimuleerde de trek naar het westen. Soldaten werd land beloofd en de overheid
legde een weg aan dwars door het land. De indianen waren onverweild de lul. De Spanjaarden
hadden hun verlaten als beschermers, de Engelsen bezaten geen grond meer en al hun gebied lag
open voor Amerikaanse expansie. Rond 1820 neemt de druk op de indianen toe, vooral in het zuiden.
De indianen kunnen hun land verkopen aan de Amerikaanse regering, maar de velen die weigerden
werden evengoed van hun land gedreven met discriminerende wetten en smerige trucjes. Er waren in
de vijf zuidelijke stammen redelijk wat half-bloed indianen. President Jackson was de initiator van veel
anti-indiaanse toestanden. De Indian Removal Act uit 1830 zorgde ervoor dat Indianen grond in het
oosten moesten verlaten en naar aangewezen gebieden in het westen moesten trekken. Wie dit niet
deed, werd met geweld verweiderd. Deze trek staat bekend als de Trail of Tears (1838 grootste
groep).
Stijging van de landbouw: meer grond en tegelijkertijd schaarste in Europa (na de Napoleonistische
oorlogen) waardoor Amerika kon exporteren. Ook in het oosten van Amerika, waar de industrialisatie
zorgde voor een tekort aan boeren, werd graan uit het westen geïmporteerd. Na de uitvinding van de
cotton-gin kon er op grotere schaal katoen worden verbouwd. Tegelijkertijd nam de vraag naar katoen
in Europa enorm toe, en werd dit langzaam het belangrijkste exportproduct.
De toegenomen marktbewuste manier van landbouw had voor de boeren als probleem dat ze zich in
de schulden moesten steken. Ten eerste om het land te kunnen kopen, ten tweede om de periodes
tussen oogst en verkoop te overbruggen. Dat de overheid geen goed systeem had kunnen bedenken
20
21
om het land gewoon te verdelen resulteerde in marktprincipes waardoor het land duur werd voor
boeren en ze in de geldzorgen kwamen. Dus handelaren kochten grote lappen grond op en
verkochten dat door aan boeren. De boeren moesten zo snel mogelijk zoveel mogelijk verbouwen om
geld te verdienen om eigen grond te kunnen kopen. Hierdoor raakte de grond snel uitgeput en
moesten de boeren nog verder trekken voor nieuwe grond. Dus het waren vaak dezelfde mensen die
steds verder naar het westen trokken, opzoek naar nieuwe grond.
The Panic of 1819: Er bestond the centrale federale bank, en er bestonden staatsbanken. Iedereen
leende geld in de verwachting dat ze winst zouden maken, maar de buitenlandse vraag naar graan uit
de VS nam af en dus konden mensen de schulden niet afbetalen. Daarbij vroeg de centrale bank
opeens aan alle staatsbanken om hun schuld bij de centrale bank af te lossen. Hierdoor moesten ook
boeren opeens hun lening aan de staatsbank terugbetalen en ontstond er algehele armoede. Gevolg
was dat mensen opzoek gingen naar goedkopere en snellere vormen van transport om meer winst te
kunnen behalen.
Problemen met transport: rivieren van noord naar zuid, niet van west naar oost. Paardenkarren
konden te weinig vervoeren. Oplossing: kanalen graven. Stoomboten en kanalen werden populair.
Nog beter was een spoorweg, maar aanvankelijk vervoerde men alleen personen en geen vracht, en
liepen de spoorrails tussen steden in het oosten, en niet van oost naar west. Probleem was dat
kanalen door de staat werden gebouwd en spoorwegen door particulieren. Tot 1850 was de trein een
ondergeschikt en duur medium.
Groei steden: oorzaak was de verbeterde transportmogelijkheden en opkomende industrie.
Handelaren konden het beste in steden handelen, waar banken en winkels waren, nu die steden
bereikbaar werden.
The Rise of Manufacturing:
Oorzaken van de nijverheid en industrialisatie (toename vooral tussen 1815 en 1840):
 De embargo act had ervoor gezorgd dat handelaren zich meer op binnenlandse productie gingen
toeleggen dan op overzeese handel.
 In The Era of Good Feelings werden invoerrechten ingevoerd waardoor Amerika minder last had
van buitenlandse produkten en de binnenlandse lakenmarkt enorm toenam.
 Op plekken waar transport kwam produceerden de boeren voor de handel met het westen en
produceerde het westen overige produkten voor de boeren.
 De immigranten uit Engeland brachten kennis van de reeds vergevorderde industriële machines in
Engeland over naar Amerika.
 Hoge lonen voor arbeiders maakten de ontwikkeling van arbeidsbesparende machines
interessant.
De steden in het noorden werden de eerste grote industriële centra. Vanaf 1820 begonnen arbeiders
zich te verenigen in unions. De welvaart van de nieuwe economie was niet voor iedereen voordelig.
Arbeiders moesten opboksen tegen de goedkopere machines.
Equality and Inequality:
Hoe gelijk was het antebellum Amerika (het Amerika vóór de Civil War) voor de bevolking? We
bekijken eerst het Noorden. Er was een groot verschil tussen boeren onderling (zij met grond en zij die
niet veel eigen grond hadden), en mensen in de steden onderling (huiseigenaren en arbeiders). Twee
aandachtspunten:
 De enorme immigratie van Ieren rond 1840 die geen cent hadden en vanwege hun katholieke
geloof ook werden buitengesloten. Zij leefden in New York in krankzinnige armoede.
 Doordat het idee leefde dat rijkdom binnen ieders bereik lag en niets te maken had met afkomst of
de wil van God, had men minder medeleven voor armen. Het was hun eigen schuld. Hierdoor
kregen ze weinig politieke hulp. Dat door discriminatie sommigen helemaal niet de kans hadden
om rijk te worden vergaten de meesten liever.
In het noorden waren verreweg de meeste zwarten vrij, maar door bepaalde wetten was de kans dat
ze vermogen opbouwden erg klein. Daarbij mochten ze alleen stemmen als ze vermogen hadden (dit
was voor blanken al afgeschaft), en dus werden zo nog steeds enorm achtergesteld.
Er was ook een grote groep van boeren en arbeiders die zichzelf in leven probeerden te houden door
constant opzoek te gaan naar werk. Zij verkeerden voortdurend in onzekerheid. De mogelijkheden en
risico´s van de nieuwe economie dreven de verschillende klassen verder uitelkaar.
21
22
Omdat mensen geloofden in The American Dream vonden de meeste staatssteun niet nodig. Wie iets
echt wilde bereiken kon dat zelf regelen.
The Revolution in Social Relationships:
Door alle veranderingen in de maatschappij veranderden de sociale structuren.
 Een belangrijk punt was het verkennen van de grenzen van autoriteiten, hetgeen leidde tot
individualisme. Dit woord werd gebruikt als iets positiefs. Ouders, advocaten en ministers hadden
niet zonder meer gelijk. Iedereen moest het zélf doen, en zichzelf beoordelen. Nu iedereen
zomaar een voorname positie kon krijgen, keek het volk niet meer klakkeloos op tegen mensen
met veel geld, opleiding of sociale status.
 Er werd gezocht naar nieuwe vormen van autoriteit. (Was de vrouw niet de baas in het huis?)
Mensen richtten sociale clubjes op waarmee ze probeerden de gemeenschap te beïnvloeden.
Mensen meenden niet langer dat de vader van het gezin, de baas op het werk of de dominee in
de kerk hun belangen het beste behartigde, maar ze oriënteerden zich nu op gelijkgezinden,. Ze
deden dit niet om samen het gezag over te nemen, maar om eenheid binnen de gemeenschap te
bewerkstelligen. Getrouwde vrouwen spraken samen af, jonge mannen trokken samen op. Dit
alles kwam de samenleving ten goede. Gelijkdenkende vormden overal en op elk niveau groepen
om samen sterk te staan. Hiermee kwamen de mensen ook meer los van familiebanden of hun
geboorteplaats.
Conclusion:
Na 1815 een enorme westwaartse expansie. Indianen worden weggedreven en geld wordt geleend,
tot dat de economie even in elkaar dondert en iedereen zich realiseerd hoe afhankelijk ze zijn
geworden van handel. Om die handel te stimuleren ontstaat er vraag naar transport en komen er
kanalen en spoorwegen. Ondernemingslust ontstaat, hetgeen de economie er weer bovenop helpt. Dit
heeft echter wel twee sociale gevolgen: a) de rijkdom is niet weggelegd voor iedereen en armen
krijgen het zwaarder. b) mensen met gelijke belangen groeperen zich.
Hoofdstuk 10, politics, Religion and Reform in the Age of Jackson
Introduction:
Lafayette komt terug in Amerika en wordt vereerd. Samen met washington, Jefferson and Adams
worden gezien als de helden van weleer. Het was duidelijk dat iedereen, rijk en arm, jong en oud zich
bewust was van de republikeinse erfenis, bewust van dat hun leven te danken viel aan de Founders of
the United States Constitution.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Op welke manier was de politiek van 1840 een stuk democratischer geworden dan die van 1800?
 Waarom was Jackson zo populair? En hoe zorgde zijn politiek voor de opkomst van de Whigs?
 Hoe zorgde The Panic van 1837 voor solidariteit tussen de Whigs en de Democrats?
 Welke nieuwe aannames over de menselijke natuur lagen ten grondslag aan de religieuse
hervormingen?
The Transformation of American Politics, 1824-1832:
De Republikeinse partij viel na 1824 uiteen in de Democraten (zij die in de lijn van Jefferson dachten
dat het beter was de staat veel macht en de centrale overheid weinig macht te geven, zowel veel
Republikeinen als een paar vroegere Federalisten) en de Whigs (zij die vonden dat de overheid actief
moest zijn in het stimuleren van de economie, zowel enkele republikeinen als veel vroegere
federalisten). Dat de Republikeinse partij niet meer iedereens belangen behartigde had alles te maken
met de verspreiding van geld, macht en behoeftes over het land.
Voor iedere politicus was het in ieder geval duidelijk dat de politiek een platform was waar het volk zijn
mening kon laten gelden, en niet een activtiteit van enkele hoge heren die het beste met het volk voor
hadden. Wilde je in de politiek iets bereiken dan was niet status of geld belangrijk, maar de mate
waarin je het eens was met wat het volk wilde. Het volk begon zich ook steeds meer en meer te
bemoeien met de politiek. 3
Onder de republikeinen ontstonden veel sub-groepjes. Senator Van Buren besloot dat het beter was
twee tegenstrijdige partijen te maken, die elkaar zouden aanvliegen en waarvan er een de winnaar
zou zijn. Zo zouden de ideeën gestructureerd worden en er duidelijke politiek komen. Van Buren
22
23
scheidde zich af van de Republikeinen met een partij die naderhand de Democratische partij genoemd
zou worden. De rest klonterde samen als de Nationale Republikeinen, met als voorman Adams. Bij de
verkiezingen van 1828 werd Jackson president en Calhoun vice-president.
Nullification: Jackson voerde een aantal hervormingen door. Een daarvan was de invoering van
Tariffs, een wet die invoerrechten op nijverheidsproducten uit het buitenland instelde. Hierdoor werden
de industriëlen in het noorden geholpen, maar moesten de zuiderlingen, die weinig industrie hadden,
alleen maar meer betalen voor hun producten. Calhoun (de vice-president) had aanvankelijk
ingestemd met de Tariffs, maar hij had de steun van het zuiden nodig om later president te worden, en
dus schreef hij een pamflet waarin hij aangaf dat elke staat het recht had om dit soort federale wetten
te nullificeren (binnen de staatsgrenzen geen gehoor geven aan de wet), omdat volgens de grondwet
de federale regering alleen tarieven mocht instellen als dat het hele land ten goede kwam. Hiermee
ging hij dus in tegen Jackson. Het zuiden was bang voor federale bemoeienis die hun ten slechte en
het noorden ten goede kwam. Men was bang dat binnenkort het noorden ook de slavernij zou
verbieden in het zuiden. En dus nullificeerde een aantal zuidelijke staten de invoerrechten.
Vanaf dit moment ontstaat er een constante strijd tussen Calhoun en Jackson om de gunst van de
zuidelijke kiezers.
The Bank Controversy and the second Party System:
Jackson was fel tegen de centrale bank. Hij had zelf problemen gehad met speculaties en ook de
Panic van 1819 werd gezien als de schuld van de centrale bank. Jackson vond dit geprivilegieerde
instituut voor de rijken niets. In 1836 haalde hij al het overheidsgeld weg bij de centrale bank en bracht
het onder bij staatsbanken. Deze kleinere banken konden nu meer geld lenen aan de bevolking, en dit
ging zover dat er problemen ontstonden. (Jackson was ook fel tegen papiergeld, dat alleen maar
leidde tot schulden van de armen en rijkdom voor de rijken, maar hij had niet verwacht dat hij met het
uitschakelen van de centrale bank juist leningen bevorderde) Er kwam een groep mensen binnen de
Democratische partij die wel tegen de centrale bank was, maar niet voor de toename van geleend
geld, en er kwam een groep die tegen de centrale bank was maar voor toename van het bankwezen.
De Nationale Republikeinse partij had zijn naam gewijzigd in The Whigs Party. Deze partij zag
Jackson als een tiran, en vergeleken hun zaak met die van het Amerikaanse volk tegen George III in
1776. Daarom de naam Whigs. Deze partij kreeg langzaam meer steun door het hele land. Toen
Jackson bij de verkiezingen van 1836 moest aftreden, waren ze echter nog te verdeeld en werd Van
Buren, die vóór Jackson was (hij was Democraat) president. Vanaf 1840 kwamen ze wèl aan de
macht.
The Panic of 1837: Na de toename van geleend geld rond 1836, toen Jackson de centrale bank
omzeilde, kwam er een explosieve groei van de economie. Later storte de hele economie in.
The Rise of Populair Religion:
Zoals het met de politiek ging, zo ging het ook met de religie. Mensen zochten steeds naar een manier
waarop ze hun eigen lot in handen hadden. In gewone taal moest zowel politiek als religie bedreven
worden. Het calvinisme, met zijn lotsbestemming, werd afgedaan voor een godsdienst waarin
iedereen in de hemel kon komen.
The Second Great Awakening: deze bestond uit een aantal kleine revivals sinds 1790. Aan de frontier,
de westelijke grens van de Verenigde Staten, werd The Methodist Church erg populair. Deze
afscheiding van het protestantisme voorzag in een religie die dicht bij de mensen stond, die minder
hiërarchisch was georganiseerd en die vooral ook de standaard van leven en beschaving aan de
grens omhoog trok. Er waren samenkomsten en klasjes waarin dronkenschap en verderf van normen
en waarden werden veroordeeld. Dit alles omdat men geloofde dat Jezus binnenkort voor de tweede
maal op aarde zou komen. Ook was het hart belangrijker dan het hoofd. Rond 1840 had the methodist
church meer dan een miljoen leden.
Ook in het noord-oosten werd religie weer populair. De mensen daar hadden hoge verwachtingen
gehad over economische groei, en waren erg teleurgesteld toen die voor velen uitbleef. Charles G.
Finney was een Presbyterrian die deze ongelukkigheid omvormde in geloof in God. Men had het zelf
in de hand om niet te zondigen, men kon opnieuw beginnen en nooit meer zondigen.
23
24
Unitarians: Belangrijkste punt was dat ze Jezus niet als volledig heilig, maar meer als mens zagen.
Ook zij waren tegen Calvinistische lotsbestemming, maar ze dachten niet dat deze buitensporige
revivals de mensen goed deden. Je moest wel nadenken over reilgie. Een goed mens werd je door
een langzaam proces van karakter-opbouwen, niet van als een bezetene door het gras rollen bij
Revivals.
Mormonism: extreme vorm, polygamie, afzondering, indianen als gestraften van god, Amerikanen als
afstamelingen van de profeet Lehi, bijbel niet het echte boek, Book of Mormons.
Shakers: zonderen zich ook af van de samenleving. Ze zijn tegen seks, tegen materialisme, denken
dat de wereldondergang dichtbij is. Dit is nooit een erg grote groep geweest.
The Age of Reform:
Tot 1840 was er nauwelijks aandacht geweest voor vrouwenrechten en niemand wilde de politieke
instabiliteit in gevaar brengen door over de afschaffing van slavernij te beginnen (Vrije zwarten
hadden vanaf 1860 ook in de noordelijke staten geen stemrecht meer…).Vanaf 1820 sloten steeds
meer mensen zich aan bij organisaties die hervormingen wilden. Deze hervormingen waren over het
algemeen tegen de politieke partijen, en wilden er zelf ook geen vormen. Hierdoor waren ze niet
landelijk georganiseerd, en hadden ze vooral aanhang in het noorden. De zuidelijke staten moesten er
niet zoveel van hebben. De hervormers geloofden dat ze God aan hun kant hadden en waren zwaar
moralistisch. Wat ze zoal wilden veranderen:
 Drank moest verboden worden. Er werd waanzinnig veel gezopen, en vrouwen waren er de dupe
van dat mannen al hun geld opmaakten aan drank. Aanvankelijk riepen de hervormers de mannen
zelf op tot matiging, maar later wilden ze dat staten de distributie gingen verbieden.
 Scholen moesten niet zomaar elk boeren kind leren lezen en rekenen, maar de kinderen
voorbereiden op de grote wereld. Alles moest landelijk worden geregeld, met overal dezelfde
lessen en punctualiteit. Ook moest een kind niet twee maanden, maar tien maanden naar school.
 Afschaffen slavernij. Rond 1820 waren het nog vooral zwarten die tegen hun onderdrukking in
opstand kwamen, vanaf 1830 begonnen ook blanken zich er tegen te keren.
 Vrouwenstemrecht. Vrouwen mochten rond 1830 niet stemmen, geen eigendom hebben of zelf
over geld beschikken. Elisabeth St…st…stanton was na een bezoek in London de eerste die een
conferentie over vrouwenrechten beraamde.
 Gevangenissen. Men was overtuigd dat criminelen niet slecht geboren waren, maar dat ze slecht
opgevoed waren. Daarom moesten gevangenissen deze criminelen opnieuw orde en tucht
bijbrengen en niet alleen maar opsluiten.
 Utopiën: vanaf 1820 staan er intellectuelen op die denken dat er een betere gemeenschap op te
bouwen valt. Zij baseren zich niet op religie (mormonen, shakers) en sluiten zich niet af van de
samenleving, maar zoeken wel de rust om het op een eigen manier te doen, in de hoop dat
anderen hen volgen.
Conclusion:
De bevolking van de Verenigde Staten raakte in de jaren 1820-1840 steeds meer verdeeld over
allerlei onderwerpen. De mensen zochten orde in de chaos en deden dat op verschillende manieren.
Sommigen sloten zich aan bij religieuse bewegingen die daardoor opleefden, anderen bemoeiden zich
met de politiek of richtten hervormingsbewegingen op om zo eenheid, fatsoen en orde in de
samenleving te brengen.
24
25
Hoofdstuk 11: LIFE, LEISURE, AND CULTURE, 1840-1860
Dit hoofdstuk richt zich op de volgende vragen:
-
-
Hoe veranderde de technologie het dagelijks leven van gewone Amerikanen tussen 1840 en
1860?
Technologie droeg bij aan nieuwe vormen van nationale eenheid en ook verscheidenheid.
Wat waren de uniformerende kanten van de technologie en wat waren de scheidende kanten
ervan?
Hoe beïnvloedde de technologische voordelen en de uitbreiding van de markt het intellectuele
en artistieke leven? Welke kanten van de technologie verwelkomde de schrijvers en
kunstenaars en welke kanten ervan baarde hen zorg?
De term technologie werd rond 1830 populair en beschreef hoe het doorgronden van
wetenschappelijke principes gebruikt kon worden om praktische gemakken van het leven te vergroten.
De technologie had het leven in Amerika in de negentiende eeuw op zijn kop gezet: steam-engine ,
zuiveringsmachine voor katoen, de oogster/maaier, het gebruik van verwisselbare onderdelen in
productie, naaimachine en de telegraaf kwamen massaal op de markt. De komst van de technologie
maakte het leven voor velen makkelijker, maar voor sommigen harder: bij voorbeeld de katoenslaven
moesten harder werken omdat de katoen sneller verwerkt kon worden en de markt ervan steeds
groter werd. Ook werden handarbeiders minder nodig (dure krachten in vgl met machines). Maar de
technologie droeg bij aan een verbetering van transportmogelijkheden en verhoging van productiviteit,
waardoor de prijzen naar benden gingen en dus de standaard van leven van vrije Amerikanen tussen
1840 en 1860 omhoog ging.
Er waren in het agrarische leven verbeteringen: door ploegen en mechanische oogster/maaiers
(massaal geproduceerd kon het land beter en sneller beheerst worden (men trok nu ook naar de Great
Plains, waar grond vruchtbaar gemaakt kon worden door ploegen etc. Men verbouwde daar graan).
Door mechanische oogsters kon er in tijden van arbeidstekorten toch massaal geproduceerd blijven.
In Zuiden lag het anders, daar was men afhankelijk van slavenarbeid (katoen, rijstvelden). Er werd in
het oosten steeds meer geëxperimenteerd met mest om grond vruchtbaar te maken.
Technologische doorbraak dus ook op het gebied van het maken van verwisselbare onderdelen zodat
kapotte gedeelten (bijvoorbeeld van geweren) vervangen konden worden en niet helemaal
weggegooid hoefden te worden, en productie op massaal niveau was mogelijk geworden. Telegraaf
lijnen werden wijd verspreid, werden op veel manieren gebruikt (doorgeven van politieke of
commerciële berichten, maar ook om branden door te geven etc).
Door de aanleg van spoorwegen werd veel mogelijk: mensen konden sneller reizen, goederen werden
sneller vervoerd, door de spoorwegen werden ontwikkelingen op gebied van settlement en agrarische
cultuur in de Midwest (spoorwegconnectie tussen oosten en midwest) omdat producten makkelijk
terug konden worden vervoerd naar oosten. Door spoorwegen werden kleine dorpen die aan
spoorweg lagen steeds grotere steden.
Financiering spoorweg: door de dramatische vergroting van het spoornet in de 1850’er jaren konden
de lokale regeringen het allemaal niet meer financieren (voorheen betaalden zij de aanleg). Dus
moesten privé investeerders met geld komen. Grond waar spoorweg lag werd steeds meer waard.
Dus dat ging wel. Het centrum van handel hierin lag in New York; Wall Street is groot geworden door
de ‘railroad boom’. Er kwamen zelfs moderne ‘investment firms’.
Door technologie werd het leven van consumenten beter doordat prijzen omlaag gingen doordat
fabrieken langer open konden blijven en massaproductie. Men kon dus ook langer werken (men werd
minder afhankelijk van natuurlijke omstandigheden in de fabriek), dus meer geld verdienen. Doordat
steden groter werden was er ook steeds meer werk te verrichten, ook vrouwen en kinderen konden in
de steden aan het werk. Dus meer werkgelegenheid en dus geld in de steden.
Doordat er meer geld was voor meer mensen in 1840-1850, veranderde de standaard van leven
(betere behuizing, eten, sanitair). Middenklasse kon nu ook meer luxe veroorloven. Vernauwing van
het verschil tussen rijken en middenklasse dus, maar vergroting tussen middenklasse en armen
(bleven arm). Verbeteringen bestonden uit: door transport mogelijkheden en ovens om op te koken
gezondere en gevarieerdere diëten, door waterwerken toegang tot vers water
25
26
Amerikanen bleven kwetsbaar voor ziektes, die door transporten ook nog eens wijd verspreid werden.
Maar Amerikanen hadden niet erg veel vertouwen in de medische wetenschap omdat zij geen
verklaring konden vinden voor de aanstekelijke ziektes (ze wisten nog niet van de bacterie), dus
grepen ze vaak naar gezondheidsbewegingen. Deze werden erg populair (waterkuren en
reformpraktijken, ook ‘phrenology’ waarbij naar de vorm van je hoofd werd gekeken om te zien wat
voor een karakter je had). Net zoals de Amerikanen machines hadden uitgevonden om hun leven
beter te maken, vonden zij dus ook ‘wetenschappen’ uit om hun (fysieke) leven te beteren.
Ook werd technologie gebruikt om entertainment te maken en te verkopen: Kranten (door techniek
was er meer en makkelijker papier te maken en er kon sneller gedrukt worden en snel verspreid over
grotere gebieden) werden inhoudelijk interessanter door human-interest stories en
nieuwsverslaggeving werd een vak (er kwamen correspondenten die gebruik maakten van de
telegraaf om nieuws snel door te stromen) en er werden agressievere marketingtechnieken gebruikt
om kranten te verkopen. De kranten werden goedkoper door massaproductie en adverteerders. Er
kwam dus een steeds groter publiek voor. Ook Theater werd populair voor groot publiek (veel
verschillende stukken voor verschillend publiek). En ook de zogenaamde ‘minstrel shows’ waren erg
populair: minstrel is een negerzanger. In deze shows schminkten witte mannen zich zwart en zongen
en dansten en deden ‘grappige’ sketches. De zwarten werden als stom, dom,onhandig, en obsessief
muzikaal voorgesteld. Deze shows droegen bij aan een stereotiep beeld van de zwarten.
Mensen (bij voorbeeld P.T. Barnum ) gebruikten kranten om mensen geïnteresseerd te laten raken
voor hun entertainment (stuurden ingezonden brieven etc). Barnum richtte the American Museum op
in New York : eerste museum dat voor grote publiek interessant was doordat hij collecties en
curiositeiten (dwergen) tentoonstelde en doordat hij van het gebeuren een familieaangelegenheid
maakte (promootte het museum als veilig voor iedereen).
In de negentiende eeuw werd literatuur ook populair bij het grote publiek (was eerst een
aangelegenheid voor intellectuele mannen onder elkaar). Door transportmogelijkheden was er een
nationale markt voor boeken. Fictie werd populair (hiervoor hoefde je geen grieks of latijn te kennen,
er was meer ruimte voor eigen interpretatie en spannende verhalen).The American Renaissance : bloei van literatuur en kunst in Amerika, die was begonnen sinds 1820.
Er kwamen herkenbare Amerikaanse fictionele personages, mix van brede thema’s, karakters werden
steeds meer ontwikkeld etc in e literatuur. Amerika kreeg een eigen literatuur:
De groep rond Emerson: bestaande uit Emerson, Fuller, Thoreau en Whitman. (Emerson had
vertrouwen in een eigen Amerikaanse literatuur. Deze groep vooral veel essays en poezie, droegen uit
dat Amerikaanse literatuur zich de alledaagse belevenissen van gewone Amerikanen moest insluiten
en beschrijven).
De groep Hawthorne, Melville en Poe: veel fictie, schreven meer over psychologische processen van
de mens (algemenere thema’s) vaak in een setting buiten Amerika, geen typisch Amerikaanse helden.
Zij geloofden niet de gewone Amerikanen genoeg stof boden voor literatuur. Juist door die opvatting
hebben zij een eigen, Amerikaanse literatuur gemaakt.
Om van schrijven te kunnen leven, moest je soms wel toegeven aan de wil van het publiek. De
emotionele roman (vooral voor en door en over vrouwen) was het populairst.
Ook Amerikaanse schilders droegen bij aan de ontwikkeling van eigen nationaliteit in de kunst. Zij
schilderden vooral landschappen die de grandeur van hun natuur zo goed mogelijk uitbeeldde(konden
niet zoals Europeanen mooie ruines ed schilderen), veel ‘dramatische’ schilderingen van de natuur.
Meest bekend: the Hudson River school – schilders.
Conclusie:
Het leven van Amerikanen veranderde sterk door technologische uitvindingen tussen 1840 en 1860.
Door de mechanische oogster nam de productie van graan toe en kon de agrarische sector de groei
van de bevolking bijhouden. Stoom kracht maakte fabrieken mogelijk die minder kwetsbaar voor
weersomstandigheden waren, waardoor men langer en meer kon werken, meer productie en dus ook
meer geld in handen.
Spoorwegen zorgde voor uitbreiding van gemeenschappen daar waar de railzen lagen en brachten
door de verbeterde transportmogelijkheden een grotere variëteit in het dieet.
26
27
Technologie was ook het begin voor de ontspanning, door wijd verspreide en verbeterde kranten en
boeken etc.
De vooruitgang had ook een prijs. De sociale afstand tussen de middenklasse en de rijke vernauwde
dan wel, maar daardoor was de armoede van de armen des te schrijnender. Ook werd door de
technologie de natuur steeds meer bedreigd.
Hoofdstuk 12: THE OLD SOUTH AND SLAVERY, 1800-1860
The Upper South: Virginia, North Carolina, Tennessee, en Arkensas. Verbouwden tabak, groente,
hennep, en graan.
The Lower of Deep South: South Carolina, Georgia, Florida, Alabama, Mississippi, Louisiana, en
Texas. Verbouwden suiker en katoen (en maïs).
Er zijn verschillen aan te wijzen tussen the upper en the lower south ( bij voorbeeld dat de upper south
veel minder van slaven afhankelijk waren), maar uiteindelijk kan het geheel the Old South genoemd
worden, waar gelittekende sociale relaties bestonden: tussen zwarten en witten, tussen witten
onderling, en tussen zwarten onderling.
Dit hoofdstuk richt zich op de volgende vragen:
-
Welke grote sociale verschillen verdeelde het witte zuiden?
Waarom zagen de niet-slaafhoudende boeren hun toekomst toch in de overleving van
slavernij?
Welke omstandigheden in het oude zuiden maakte het mogelijk dat een eiegn cultuur werd
ontwikkeld onder de slaven? En hoe zag die cultuur er dan uit?
Door de groei van de Engelse textielindustrie was er een grote behoefte aan katoen. Door de
verwijdering van de Indianen was er plaats voor expansie van the “Cotton Kingdom”. Vooral the lower
south was geschikt voor katoencultivatie. Iedereen kon winst maken op verbouwen van katoen, hoe
klein je ook verbouwde. Grootschalige katoenverbouwing was echter afhankelijk van slavenarbeid.
Door slaven kon er sneller en meer katoen geplukt worden en de verbouwers konden door
slavenarbeid grotere plantages opzetten.
In het zuiden werd vooral veel katoen en maïs verbouwd, waardoor er veel geld binnenkwam
(katoenopbrengsten) en weinig geld uitging (door maïs niet voedselafhankelijk). Het zuiden werd erg
rijk door katoen en maïs.
Band tussen Upper en lower South: veel mensen uit the lower kwamen oorspronkelijk uit de upper
south, alle zuidenaars profiteerden van the three-fifths clause uit de Constitution, alle zuidenaars
werden door het noorden bekritiseerd over hun slavernij.
Verschillen tussen Noorden en Zuiden in Amerika:
- In Noorden snelle verstedelijking, Zuiden vooral agrarisch. (het niet verstedelijken in het
zuiden hing samen met de afwezigheid van grote industrie. Dat was er vooral niet doordat er
geen geld was. Om aan geld te komen moesten slaven verkocht worden. Dat wilden ze niet
omdat de suiker en katoenplantages bewezen hadden zeer winstgevend te zijn, en men wilde
niet antislavernij mensen uit noorden aantrekken om te komen)
- Het zuiden liep achter op het Noorden op het gebied van scholing. Noorden was veel meer
geletterd. De agrarische, zelfvoorzienend en onafhankelijke arme witten uit het zuiden waren
niet overtuigd van de noodzaak voor scholing (er waren geen geschoolde arbeiders nodig; ze
hadden al zwarte arbeiders en die moesten bovendien ongeletterd blijven zoadat ze geen
ideeën van vrijheid in hun hoofd kregen).
- Noorderlingen associeerden steden en fabrieken met vooruitgang. Zuiderlingen zagen vooral
vooruitgang in technologische agrarische verbeteringen.
Het Oude Zuiden is op te delen in vier sociale groepen:
1. De plantagehouders: Deze groep had minstens twintig slaven voor zich werken. Vaak leefden
ze in mooie grote huizen, maar hun rijkdom bestond vooral uit de hoeveelheid slaven. Ze
waren constant opzoek naar winst: gingen opzoek naar meer en beter land, ze organiseerden
hun slaven in groepen voor maximaal efficiënt gebruik en ze maakten hun plantages
zelfvoorziend in voedsel, en ze gebruikten commerciële agenten om hun katoen zo voordelig
27
28
mogelijk te verkopen. De vrouwen van deze plantagehouders waren vaak ongelukkig omdat
ze vaak verhuisden (naar beter land), geïsoleerd woonden, hun man vaak weg was en
overspelig (te zien aan melaatse kinderen) etc.
2. De kleine slavenhouders: hadden minder dan twintig slaven (gemiddeld 5) en hadden de
ambitie ook slavenhouder te worden (zie boven). Zij dachten hoe meer slaven, hoe meer
succes. Zij zochten ook naar beter land om op te verbouwen en mede door hun toedoen is de
zgn. ‘cotton belt’ gevormd (plantagehouders hadden hun gevolgd).
3. De Yeomen: dit zijn nietslaafhoudende boerenfamilies. Zij hechtten veel waarde aan
zelfvoorziening. Ze verbouwden meerdere producten om zichzelf in leven te kunnen houden
en verkochten dit soms lokaal en maakte kleine winsten.
4. The people of the Pine Barrens: dit waren onafhankelijke witten die in de bossen woonden. Ze
verbouwden geen suiker of katoen, ze hadden niet het routineuze en ordelijke leven van de
boerenfamilies, ze woonden in aftandse huizen en voerden weinig uit. Ze waren zeer arm,
maar konden zichzelf onderhouden en waren dus zeer onafhankelijk. (Noord Amerikanen
gebruikten deze groep mensen als bewijs dat de slavernij in het zuiden ten koste ging van
arme witten).
De rijke plantagehouders waren vaak aanhangers van the Whig party, de armen (Yeomen) van de
democraten. Toch waren er niet veel conflicten, want er was een onderliggende politieke eenheid: de
verschillende sociale groepen leefden toch vooral in verschillende gebieden in het zuiden, de politieke
structuur was democratisch genoeg om te voorkomen dat een groep meer macht kreeg dan de andere
(wel veel rijken op machtsposities, maar die werden door stemmen gekozen). Toch was er wel veel
potentie voor conflicten, vooral omdat de rijke plantagehouders steeds meer slaven kochten (steeds
rijker werden), waardoor prijs van een slaaf sterk omhoog ging. Steeds meer mensen wilden de
Afrikaanse slavenhandel weer heropenen, zodat de prijs omlaag ging en meer mensen konden
profiteren van de slavenkrachten. Ook waren er pro-emancipatie geluiden voor slaven te horen. De
gevoelens omtrent het slaven houden fluctueerden nogal.
Belangrijke vraag: De meerderheid van de zuidenaars hield geen slaven. Waarom vochten zij de
institutie van slavernij niet meer consequent aan? Waarom zouden zij zich later in de Civil War
vechten voor het behoud van de slavernij?
1. veel niet-slavenhouders hoopten zelf ooit wel slavenhouder te worden
2. veel mensen accepteerden de racistische aannames waarop slavernij berustte gewoon
(slavernij was voor de witten een legale en goede manier om de sociale ondergeschiktheid
van zwarten in stand te houden)
3. niemand wist wat de zwarten zouden doen als ze vrij gelaten werden. Ze vreesden dat
emancipatie van de zwarten zou uitmonden in een rassenoorlog en dat hun leven dus op het
spel zou komen te staan.
4. Als argument tegen het verwijt van de noordenaars dat slavernij een achterlijke (Pim Fortuyn
eat your heart out!) institutie was gaven de zuiderlingen dat ook in het oude Griekenland en
Rome slaven gehouden waren.
5. Een religieus argument vóór het houden van slaven was dat in de bijbel stond dat slaven hun
meesters moesten gehoorzamen.
6. Ze wezen ook op de natuurlijke onderschikking van slaven onder hun meesters, net als
kinderen onder hun ouder stonden en vrouwen onder hun mannen.
7. Ander religieus argument was dat de slaven op deze manier Christelijke waarden als
nederigheid en zelfbeheersing leerden.
De ervaringen in het leven van slaven hing af van verschillende dingen: de bruutheid van hun
meesters, de soort agrarische sector waar zij in werkten, of ze in stedelijke of boeren omgeving
leefden, of dat zij leefden in de achttiende of de negentiende eeuw.
In 18e eeuw veel mannen, slechte voeding, veel verschillende talen (slechte
communicatiemogelijkheden). In 19e eeuw werden er meer slaven in Amerika geboren, leerden ze
(een vorm van) Engels.
Het leven van de slaaf in de 19e eeuw: zeer lange werkdagen, slechte behuizing, werd discipline
opgelegd met de zweep, families werden uit elkaar gehaald door verkopen van individuele slaven,
vrouwen hadden geen bescherming tegen de sexuele verlangens van de meester of van enige andere
witte man.
De slaven die niet op plantages werkten, maar in fabrieken (dat waren er niet zo veel) hadden een
redelijk bestaan.
28
29
Vrije zwarten leefden vooral in de steden, waar ze kerken en broederschappen oprichtten. Tot 1820
hadden slavenhouders wel eens twijfels over wat ze deden en lieten hun slaven (vaak de vrouwen,
hun maîtresses) vrij. Maar in 1831 was er een opstand van slaven geweest onder leiding van Nat
Turner, waarbij zestig tot zeventig witten gedood waren. Na deze opstand waren de vrijheden van
slaven nog verder ingeperkt en kregen de slavenhouders boetes als zij zonder rechterlijke
goedkeuring slaven vrij lieten.
Er waren wel veel aanzetten tot andere opstanden van slaven, maar naast die van Turner was er
geen enkele succesvol geweest. Er waren niet veel succesvolle slavenopstanden omdat:
1. De slaven hadden in getal maar een kleine meerderheid op de witten
2. De witten waren altijd aanwezig en hadden alle wapens en leger tot hun beschikking
3. doordat er steeds meer families onder de zwarten waren durfden ze niet te rebelleren: angst
om hun kinderen ouderloos te maken.
4. Zwarten hadden geen bondgenoten die hun konden helpen.
Een alternatief voor gewelddadige opstand (met de bedoeling vrij te komen) was bijvoorbeeld
brandstichting, vergiftigen, gewoon niet werken, of nalatigheid om dwars te zitten.
Er ontpopte zich een heuse eigen cultuur onder de slaven. Deze had zowel Amerikaanse als
Afrikaanse elementen in zich. Het ontstaan van zo’n cultuur was mogelijk doordat:
1. Er een gemeenschappelijke taal was ontwikkeld, namelijk het ‘pigdin’ Engels (een taal die
geen native speakers kent. Het is een soort versimpelde versie van Engels met Afrikaanse
woorden erin opgenomen).
2. De Afrikaanse slaven hadden in Afrika allemaal verschillende geloven gehad, in Amerika
bekeerden velen tot het Christendom. Zij gingen naar dezelfde kerken als de witten (zaten wel
in een ander gedeelte), maar trokken andere conclusies uit de diensten dan de witten. Zij
hadden een eigen interpretatie van het christelijke geloof. Belangrijkste interpretatie: Uit het
verhaal van Moses die de gevangen Joden naar het Beloofde Land leidde, trokken de slaven
de conclusie dat zij net als de joden ‘kinderen van God’ waren en als zij zouden blijven
geloven zouden zij ook bevrijd worden (voor slaven is het Beloofde Land dus de vrijheid, voor
witten betekent het Israël of de hemel, maar geen vrijheid).
3. Muziek bracht hen samen. Ze waren erg expressief (ook in geloof: Halleluja!), zongen veel,
klapten ritmisch, speelden banjo en gebruikten tinnen emmers als trommels.
Conclusie:
Slavernij zorgde ervoor dat er een eenheid was in het Oude zuiden. Ook al hadden de meeste
inwoners zelf geen slaven, ze waren er toch van overtuigd dat de vooruitgang van hun regio, hun
overwicht over de zwarten, zelfs hun eigen veiligheid afhankelijk was van het in stand houden van
slavernij.
De kwestie slavernij deed ook het noorden een beeld vormen van het zuiden: het noorden was er
steeds meer van overtuigd dat de slavernij de oorzaak was van de weinige vooruitgang die het zuiden
boekte.
Als reactie op de aantijgingen van het noorden, stelden de zuiderlingen slavernij voor als een goed
antwoord op de natuurlijke ongelijkheid van zwarten en witten. Ze wezen op de goede voeding die ze
de slaven gaven, en op het omarmen van het christelijk geloof door de zwarten, en ze gebruikten zelfs
het argument dat het feit dat de slaven zongen erop duidde dat ze gelukkig waren.
In realiteit waren de slaven helemaal niet gelukkig. Er waren dan wel niet zo veel opstanden, ze
verzetten zich wel op andere manieren. En hun versie van het geloof was ook nog eens anders dan
dat van de witten.
Hoofdstuk 13: IMMIGRATION, EXPANSION AND SECTIONAL CONFLICT, 1840-1848
In een notendop:
In 1846 trok er voor het eerst een groep mensen, de Donner party, naar het uiterste westen, Californie
omdat zij van Lansford Hastings hadden gehoord dat er een gemakkelijke doorgang door de Sierra
Nevada was gevonden. Het motief van Hastings om mensen aan te moedigen naar Californie te
trekken was: californie bevolken met Amerikanen dan Mexico aanvallen en overnemen en vervolgens
caliofornia’s leider worden. De tocht naar Californie bleek bitter zwaar, maar een aantal mensen lukte
het zich te settelen. In de volgende jaren zou Amerika met 50 % toenemen in oppervlakte, Texas
annexeren, Engeland voor de helft wegwerken uit Oregon en een oorlog uitvechten met Mexico, die
29
30
zou leiden tot annexatie van Californie en New Mexico. Ondertussen bleef Amerika volstromen met
immigranten.
Immigratie en expansie hangen met elkaar samen:
- veel immigranten sloten zich aan bij de democraten die expansialisten waren.
- Democraten dachten dat de beste oplossing voor etnische en klassenconflicten lag in het
verleggen van de grenzen, wat zou zorgen voor meer te bebouwen land, en om het ideaal van
Amerika als een zelfvoorzienend land te versterken
- Expansie als een manier om de strijd tussen verschillende secties (wat nu staten zijn) te
verminderen
In realiteit bracht expansie alleen maar meer ‘sectional antagonism’ tot een kookpunt, waardoor de
democratische partij uiteenviel en waardoor het pad naar de Civil war was betreden.
Dit hoofdstuk concentreert zich op de volgende vragen:
- De Whig Party had in 1840 geweldig succes gehad bij de verkiezingen. Waarom veranderde
hun geluk de komende vier jaar?
- Waarom was de annexatie van Texas een belangrijke zaak? Hoe ‘verkochten’ de democraten
de annexatie van Mexico aan het Noorden in de verkiezingen van 1844? Waarom was de
uitkomst van die verkiezingen zo belangrijk?
- Waarom verergerde de conflicten tussen secties als gevolg van de uitkomsten van de oorlog
met Mexico? Waarom viel de democratische partij precies uiteen?
Tussen 1815 en 1860 waren er 5 miljoen immigranten in Amerika gearriveerd. 3 miljoen daarvan
tussen 1845 en 1854. Heel veel dus. Het waren vooral Duitsers (kregen eigen cultuur, mede agv
eigen taal binnen Am) en Ieren (arm en katholiek, vaak zo arm dat ze gelijke status als zwarten
hadden; zwarten waren hun concurrenten dus haat en ook haat voor degenen die het voor de zwarten
opnamen, maar ook ruzie met witte Amerikanen wiens werk ze ook inpikten/ concurrentie), maar ook
vanuit Engeland, Schotland, Wales en ook Noorwegen, Zweden, Zwitserland en Nederland. Soms
waren ze opzoek naar vrijheid van godsdienst, meestal naar beter economische omstandigheden. Ze
hoopte voor het beste, maar het viel vaak zwaar tegen.
Vooral de Ieren werden niet zo erg geaccepteerd (Duitsers waren toch alleen maar met zichzelf bezig)
door de Amerikanen. Antikatholicisme, nativism ( anti-immigranten) en Arbeidersprotesten (Ieren
waren goedkope arbeidskrachten en dus bedreiging voor banen van Amerikanen) en opzetten van
arbeidersbewegingen waren het gevolg.
Veel immigranten werden politiek actief in Amerika. Zowel duitsers als ieren hingen de democraten
aan: democraten leken sympathieker voor gewone volk (door politiek van Jackson), Ieren waren tegen
whigs omdat die tegen slavernij waren, Whigs waren antikatholiek en minder tolerant op religieus vlak,
whigs wilden openbare scholen dus Ieren waren weer bang voor onderdrukking van hun geloof en
Duitsers voor het verlies van hun eigen taal en cultuur, de democraten deden veel aan nationale
politiek waardoor immigranten zich gingen beschouwen als Amerikanen (en dat vonden ze fijn).
Het verre westen, (regionen achter de rocky mountains), Texas, Californie, and New Mexica, werd
beheerst door de Spanjaarden. Er waren wel wat handelsposten aan de westkust (die waren bereikt
via de zee). Vooral handel met indianen voor beverhuiden. De mensen in californie en Mexico
rekenden op de handel met de Amerikanen, handel met hun goederen en ook de inkomsten voor hun
regering was afhankelijk van de belastingen over die goederen. Amerikaanse handelaren kwamen in
het oosten terug met mooie verhalen over het verre westen. Tegen 1820 begon de migratie naar oost
texas al. Texanen waren in eerste instantie blij met amerikanen, die als extra bescherming konden
dienen tegen aanvallen van Indianen. Maar al snel kwamen er problemen doordat de migranten vooral
zuiderlingen waren die hun slaven meenamen en ze kwamen in steeds grotere getallen. Mexicanen,
onder leiding van Antonio López de Santa Anna, hadden steeds minder controle over de instroom
Santa Anna besloot de machten van bepaalde Mexicaanse staten, waaronder Texas, sterk te
beperken. Hierdoor ontstonden er opstanden, de meest bekende is de Texas Revolution geworden.
Texas revolution:
Opstanden om meer autonomiteit te verwerven in Texas mondde uit in een strijd voor
onafhankelijkheid. Er werd gevochten in Alamo (winst Santa Anna) en Goliad (winst Texanen, oa olv
Sam Houston), uiteindelijk herkende Mexico de onafhankelijkheid van Texas.
30
31
Ondertussen gingen steeds meer migranten naar New Mexico en Californie en ook Oregon begon de
migranten steeds meer te interesseren. (Oregon was bezet door zowel de Britten als de Amerikanen
en daar was kans op Amerikaanse annexatie dus groter, ze zaten er immers al). Emigranten bonden
de krachten steeds meer samen bij het oversteken over land van oost naar west, want het waren
barre reizen met veel natuurlijke obstakels. Tussen 1840 en 1848 emigreerden zo’n 12000 mensen
naar het westen. Op zich niet heel erg veel, maar wel in verhouding tot het aantal mensen dat er al
woonde.
Politiek en expansie: een belangrijke vraag die door de expansie naar het westen naar boven kwam,
was of Amerika Texas moest annexeren. Tussen 1840 en 1842 stonden voornamelijk zaken als
economisch herstel (bankzaken, belastingen en interne verbeteringen) op de politieke agenda, maar
daar werd niet veel succes mee geboekt: het zwaartepunt van politieke aandacht verschoof naar
zaken die met expansie te maken hadden.
De verkiezingen van 1840: de Whigs komen aan de macht; President William henry Harrison had
goede plannen voor economisch herstel, maar hij ging opeens na een maand dood, waardoor vice
president John Tyler aan de macht kwam. Hij vetode allemaal goede ideeen (voor een nieuwe
nationale bank, belastingverlichtingen en dergelijke), waardoor er binnen de partij allemaal
moeilijkheden en verschil van meningen ontstonden.
Tyler wilde nog een periode regeren en dacht dat hij zijn populariteit wel kon verhogen door te
proberen een annexatie met Texas te regelen. Dan dacht hij nationale steun te krijgen. Maar de
salvernijdiscussie stond hem in de weg:
Noorderlingen dachten dat de annexatie van Texas deel van een plan was om Zuid Amerikaans (pro
slavernij) grondgebied uit te breiden naar Mexico, Cuba en centraal Amerika, waardoor er dus een
ongelimiteerd nieuw aantal slavenstaten zou komen.
In 1844 stelde Tylor een verdrag voor aan de Senaat voor annexatie van Texas, maar er zat een brief
bij waar bewijs in stond dat het motief achter de annexatie inderdaad was om slavernij te beschermen
en uit te breiden. Verdrag kwam er niet doorheen.
De verkiezingen van 1844:
Henry Clay werd nieuwe kandidaat voor de Whigs, maar hij was niet duidelijk in zijn mening over
slavernijconflict, dus werd Birney kandidaat. Hij was tegen slavernij. Whigs hadden bovendien het
imago van een orthodox protestante partij.
Bij de Democraten was er verschil van mening over hoe met slavernijzaak om te gaan tussen Martin
Van Buren en Lewis Cass. Ze speelden elkaar uit, waardoor een derde, James K. Polk, er vandoor
ging met het kandidaatschap. Hij was de eerste ‘dark-horse’ presidentskandidaat: Hij was een
slavenhouder, was vóór de annexatie van Texas. Hij overtuigde veel noordelingen dat annexatie van
Texas goed voor hen was: hij zei dat al Texas slavenvrij gehouden zou worden, dan zou de slavernij
zich niet naar het westen kunnen bewegen, dan zouden de raciale spanningen in de bestaande
slavenstaten erger worden, en de kansen op een rassenoorlog, die dan ook in het Noorden
uitgevochten zou worden, versterken.
Democraten hadden dus een duidelijk oordeel over het slavernijconflict.
Polk won de verkiezingen net, vooral omdat de vele katholieke immigranten aanhangers waren van
pro-slavernij en tegen whigs waren wegens religie.
De verkiezingen lieten zien hoe populair het idee van annexatie van texas eigenlijk was. Men
interpreteerde de verkiezingsuitslag als een bewijs dat het een natuurlijk lot was dat Amerika naar het
westen moest uitbreiden. (= Manifest Destiny) Onder de naam van God en de natuur werd
beargumenteerd dat Amerika wel naar het westen moest uitbreiden. De onderliggende argumenten
voor uitbreiding naar het westen waren eigenlijk: vergroting van de export markt (vanuit californie kon
je gemakkelijk Azië bereiken), en men dacht dat als Amerika weer een voornamelijk agrarisch karakter
zou hebben – meer ruimte voor agrarische mogelijkheden – in plaats van industrie dat de democratie
dan beter gewaarborgd kon worden (industrie in het oosten had alleen maar voor klassenstrijd en
verminderde arbeidsmogelijkheden gezorgd; denk aan alle arme Ierse immigranten in steden).
Polk en Oregon:
Polk benadrukte in zijn inaugurele speech dat hij een gedeelte van Oregon wilde hebben (hij claimde
niet het gehele gebied om een oorlog met de Britten te voorkomen). De Britten kozen om te
onderhandelen, want zij wilden ook geen oorlog, dus: 15 Juni 1846 verdrag dat Oregon opgedeeld
werd in twee delen: Brits en Amerikaans.
31
32
Ondertussen bewogen Mexico en Amerika zich steeds meer naar een oorlog:
- Mexico had al lang een schuld van 2 miljoen dollar staan bij Amerika
- Amerikanen hadden nog steeds sterke haatgevoelens ten opzichte van de Mexicanen, denk
aan de slagen bij Alamo en Goliad
- Mexicanen waren bang dat nu de Amerikanen controle hadden over Texas, ze ook andere
provincies zouden overnemen, misschien zelfs Mexico zelf. Bang dat ze netzo behandeld
zouden worden als de slaven.
4 Juli 1845: Texas accepteert annexatie door Amerika. Ze waren eerst bang dat als zij zich zouden
laten annexeren, dat er op hun grondgebied een oorlog met Mexico zou worden uitgevochten, maar
Polk had een aantal van hun eisen geaccepteerd (claim voor de Rio Grande als zuidelijke grens van
hun staat, en Polk zette militaire troepen aan de grens).
Amerika en Mexico voerden oorlog. Een oorlog met Mexico betekende voor de VS dat de weg
opengebroken zou worden naar het westen, Californie dus. Polk lokte een Mexicaanse aanval op zijn
troepen uit aan de grens, waarna hij openlijk de oorlog kon verklaren.
De Mexicaanse oorlog (1846-1848): Ook al waren de Mexicanen in getal veel groter dan de
Amerikanen, wonnen de VS de oorlog. Dat kwam doordat de kwaliteit van wapens, bevoorrading, en
militaire organisatie (massale bewegingen) beter waren Bovendien maakte Santa Anna veel
misberekeningen.
1848: Verdrag van Guadalupe Hidalgo; Mexico droeg Texas met de nieuwe begrenzing van de Rio
Grande, New Mexico en Californie over aan de VS. De Vs betaalde 15 miljoen dollar aan Mexico.
Het kon Polk niet schelen of het nieuwe gebied vrij zou zijn van slavernij of niet. Voor hem betekende
de expansie vooral een mogelijkheid om de populatie te verspreiden en om het agrarische en
democratische karakter te behouden. Toch waren er nog veel meningsverschillen over de
slavernijzaak. Er was een groep Democraten die vond dat competitie met slaven niet eerlijk was en
dat vrije arbeid dus oneerlijke concurrentie zou hebben. Zij hadden de annezatie van Texas
geaccepteerd met het idee dat dat de laatste slavenstaat zou worden.
De Wilmot Proviso: David Proviso, een democraat, introduceerde een amendement dat slavernij
verboden was in het nieuw overwonnen land
Calhoun, een andere prominente democraat, was van mening dat slaven eigendom zijn en dus overal
mee naartoe genomen mochten worden.
De verkiezingen van 1848:
De Whigs: leiding Zachary Taylor (slavenhouder, oorlogsheld). Hij gebruikte de Wilmot proviso om
aan te tonen dat de Whigs de enige betrouwbare vrienden van het zuiden waren.
De Democraten: zaten met de tegenstrijdigheden tussen Calhoun en Wilmot. Als zij een van deze
twee als presidentskandidaat zouden nemen zou hun partij in tweeën breken, dus werd er gekozen
voor Lewis Cass. Hij zei dat het congres het vraagstuk van de slavernij over moest laten aan de
mensen die in de gebieden woonden (of gingen wonen). Dit word ook wel ‘squatter sovereighnty)
genoemd. Een pro-Wilmot gedeelte van de partij ging weg en sloot zich, samen met anti-slavernij
Whigs en oude Liberty Party mensen (ook tegen slavernij) en vormden de nieuwe partij the Free Soil
Party (voor vrije handel, vrije arbeid, vrije spreek en vrije mensen).
Taylor had voordeel bij de niet uniforme partij van de democraten en ook bij het feit dat hij een
oorlogsheld was. Hij kreeg veel stemmen van zowel noorden als zuiden en won dus de verkiezingen.
In dezelfde dagen werd er door een arme amerikaan opeens goud gevonden in Californie, waarna er
een gigantische gold rush ontstond: tussen 1848 en 1849 verdubbelde het aantal inwoners aldaar. Het
goud trok allerlei mensen aan, waaronder Mexicanen, vrije zwarten, en slaven die met
plantagehouders meekwamen. Geweld was het gevolg. De slavernijdiscussie zou dus ook als gevolg
van de gold rush het eerste punt op de agenda van de politiek blijven.
Conclusie:
32
33
Na de grote overwinning van de Whigs in 1840 door hun belofte van economisch herstel door
nationale banken en belastingen, trof het ongeluk de partij. Ze werden het slachtoffer van pech (dood
van Harrison) en miscalculatie. Doordat de nieuwe president ( John Tyler) alle elementen van het
economische plan vetode, was de partij niet meer geloofwaardig voor de kiezer. Bovendien sloten de
immigranten (katholieke ieren) zich massaal aan bij de democraten. De Democraten verzonnen
bovendien ingenieuze argumenten om de noorderlingen over te halen dat een annexatie van Texas
een rassenoorlog zou voorkomen. De verkiezingen van 1844 waren cruciaal omdat de standpunten
over expansie tussen de partijen zo verschillend waren. De overwinning van Polk betekende bijna een
oorlog met Engeland in Oregon, en het betekende een echte oorlog in Mexico.
Maar na alle successen van Polk, kwamen er problemen in de Democratische partij; de Wilmot
Proviso was het bewijs dat er diepe meningsverschillen in de partij waren die voorheen altijd
overschaduwd waren door de Manifest Destiny, maar die tot uitbarsting kwamen in de oprichting van
de Free Soil Partij. De overwinning over Mexico en de vondst van goud in Californie maakte dat veel
mensen blij waren met de expansie, maar ook was men bang wat er verder zou gebeuren.
Hoofdstuk 14: FROM COMPROMISE TO SECESSION, 1850-1861
Dit hoofdstuk richt zich op de volgende punten:
-
-
-
In hoeverre representeert het Compromis van 1850 een ware bijeenkomst van koppen uit het
zuiden en het noorden? Hoe droegen de verscherping van de Fugitive Slave Act en de
presidentsverkiezingen van 1852 speciaal bij aan het ten gronde gaan van het Compromis?
Waarom stortte de Whig partij in in het licht van de Kansas – Nebraska Act? Waarom stortte
de Democratische partij toen ook niet in?
Op welke manier beïnvloedde de conflicten in Kansas de opkomst van de Republikeinse
partij? Hoe kon de Republikeinse doctrine van vrij land de noorderlingen bijeenbrengen/
uniform maken tegen de zuiderlingen?
Waarom dachten de zuiderlingen dat het Noorden niet alleen territoriale slavernij wilde
verbieden, maar ook de gehele slavernij in het zuiden?
Was de Civil War onontkoombaar? Zo ja, wanneer werd het dan een onontkoombaar feit?
Aan het eind van de Mexicaanse oorlog had Amerika evenveel slavenstaten als vrije staten, maar
door al het nieuwe land dreigde de balans uit evenwicht te raken. Alle oplossingen denkbaar omtrent
het slavernijvraagstuk in de nieuwe gebieden waren controversieel:
1. De doctrine van het vrije land. Dit betekende dat het Congres slavernij in alle nieuwe gebieden
zou verbieden. Dit idee was ondenkbaar voor de zuiderlingen.
2. Het idee om de lijn van de Missouri Compromise te verleggen naar de Pacific. Dit was
ondenkbaar voor de voorstanders van “free-soil’ ondenkbaar, want dat betekende dat slavernij
in New Mexico en zuid Californie zou worden toegestaan. Ook proslavernij zuiderlingen
zouden het hier niet mee eens zijn omdat op deze manier het Congres de macht kreeg om te
bepalen waar wel en waar niet slavernij was toegestaan.
3. Popular Sovereignty : de nationale politiek beslist bij deze oplossing niet over de slavernij,
maar ieder territorium beslist zelf. Niemand was tevreden met deze oplossing
Naast dit probleem, moest bij een eventueel compromis de volgende twee zaken in acht genomen
worden:
1. Het Noorden viel steed vaker de slavernij aan in het district van Colombia, dichtbij de
hoofdstad
2. Het Zuiden klaagde over de lakse verscherping van de Fugitive Slave Act van 1793.
In 1848 werd Zachary Taylor president. Hij dacht dat slavernij nooit zou wortelen in Californie en New
mexico; daar waren de natuurlijke omstandigheden in die gebieden niet naar. Hij besloot het slavernij
vraagstuk over te laten aan de staten zelf: de anti-slavernij mensen waren daar in de meerderheid,
dus er zouden twee vrije staten ontstaan en de zuiderlingen zouden tevreden zijn omdat het congres
op deze manier niet bepalend was.
Het zuiden was een beetje gedesillusioneerd door het feit dat Taylor niet geloofde in de natuurlijke
mogelijkheden van slavernij in de nieuwe gebieden. Ze organiseerden aldus een bijeenkomst in
Nashville in juni 1850. De Whig Henry Clay ondermijnde openlijk het leiderschap van Taylor door een
33
34
nieuw compromis voor te stellen. Maar het zuiden en het noorden deden allebei erg moeilijk en er
ontstond bij ieder voorstel steeds een felle discussie. Door een serie gebeurtenissen in 1850 (Taylor
ging plotseling dood nadat hij te veel had gegeten waardoor Millard Fillmore president werd, en de
vermoeide Clay werd opgevolgd door Stephen A. Douglas) kwam er uiteindelijk toch een compromis
dat nog best wel leek op het oorspronkelijke voorstel van Clay (Douglas had de serie voorstellen van
Clay in kleine stukjes gedeeld en een voor een voor laten komen). Uiteindelijk zag het Compromis van
1850 er als volgt uit:
1. Californie werd een staat
2. terretoriale status voor Utah en New Mexica, waarbij popular sovereignty werd toegestaan
3. Oplossing voor het probleem omtrent het Texas – New Mexico grensconflict.
4. kwijtschelding van de schulden van Texas
5. wegwerken van de slavenhandel in het district van columbia
6. Nieuwe Fugitive Slave Act
Zowel Noorden en Zuiden wonnen en verloren elementen in dit Compromis:
Het Noorden:
- won Californie als vrije staat en New Mexico en Utah als potentiële vrije staten.
- Gunstige overeenkomst over het grensconflict (New Mexico had het meeste grond gekregen;
waarschijnlijk een toekomstige vrije staat)
- Afschaffing van de slavenhandel in district van Columbia
Het Zuiden:
- door de popular sovereignty had congres het niet meer voor het zeggen over de slavernij
Maar: het was niet duidelijk of het congress misschien wel slavernij in andere gebieden dan de nieuw
overwonnen kon verbieden.
- een nieuwe scherpere Fugitive Slave Act (zuiderlingen mochten nu ook op vrije grond in het
Noorden ontsnapte slaven najagen en vervolgen)
Maar het Noorden werkte deze wet in de praktijk nogal tegen. Ze wilden niet dat hun gebied een soort
jachtterrein zou worden en ze gebruikte slimme obstructieve justitiële tactieken om de zuiderlingen
tegen te zitten. De nieuwe wet maakte dat het noorden zich er steeds meer bewust van werd dat
slavernij een nationaal probleem was.
Bovendien werd in 1852 een boek gepubliceerd van Harriet Beecher Stowe, namelijk Uncle Tom’s
Cabin, waardoor er in het noorden een sterke sympathie ontstond voor slaven die op de vlucht waren.
Het was een nogal dramatisch verhaal, waarbij Stowe erg op de emoties inspeelde: het ging over hoe
zwarte families uit elkaar gerukt werden. En dat in een tijd waarin familie erg belangrijk was. Het effect
van het boek was dat veel mensen een agressievere houding kregen tegen het Zuiden en meer
antislavernij opstelling kregen.
De verkiezingen van 1852:
Als gevolg van de Nieuwe Fugitive Slave Act was de Whig party sterk verdeel (Noord en Zuid). De
Democraten kozen als president iemand, Franklin Pierce, waar niemand uit de partij echt tegen was
(dat was zijn kracht). De Democraten stonden achter het Compromis en het idee van popular
sovereignty voor alle staten. Pierce won glansrijk de verkiezingen
Deze verkiezingen waren het einde van ‘the second party system’ – Whigs tegen Democraten. De
Whigs zouden in de volgende vier jaar uiteenvallen in twee partijen: The America (Know-Nothing)
Party en de Republican Party.
The Kansas-Nebraska Act door Pierce ingesteld eind mei 1854 was een schot in het been van het
twee partijen stelsel, en bovendien ontstond hierdoor weer nieuwe strijd over verschillen tussen Noord
en Zuid (die verschillen waren even overschaduwd door het Compromis).
The Kansas-Nebraska Act (1854):
Douglas wilde van Nebraska een territorium maken zodat hij daar een spoorweg doorheen kon
leggen. Hierdoor zou dat gebied belangrijker worden en nieuwe mogelijkheden voor handel en
settlement e.d. Nebraska lag op vrije grond, dus gesloten voor slavernij. Om ook steemen van de
Zuiderlingen te krijgen voor zijn plan, stelde hij voor dat het gebied in tweeën gedeeld werd, waardoor
een gebied (Nebraska) naast het vrije Iowa kwam te liggen en een gebied (Kansas) naast de
slavenstaat Missouri. Hierdoor dachten de mensen in het congress dat Kansas zeker ook een
slavenstaat kon worden.
De wet riep natuurlijk veel reacties op: antislavernij mensen vonden het belachelijk dat de Missouri
Compromise geschonden werd en ook sommige zuiderlingen waren er tegen omdat de macht weer bij
34
35
het congres lag. Hoe dan ook de wet zorgde ervoor dat de verschillen tussen Zuid en Noord weer
opzwelden en verscherpten.
Als gevolg van de controverse rond de wet, was men (Noorden) niet meer zo voor uitbreiding van het
grondgebied; het zorgde alleen maar voor moeilijkheden. Het gevoel van Menifest Destiny, dat
expansie het lot was, ebde weg: men geloofde er niet meer zo in.
Als gevolg van de Nebraska-Kansas Act viel de Whig partij uiteen: de verschillen van mening over de
slavernij, maakte dat veel leden opzoek gingen naar een andere partij. Twee alternatieven:
The American party (ook wel de Know-Nothings) : waren tegen alle nieuwe (Katholieke) immigranten,
wilde alleen maar native-born Protestanten aan de macht en ze wilden dat de immigranten langer in
het land moesten zijn voordat ze konden stemmen. Bovendien waren ze tegen een uitbreiding van
slavernij, zoals ze ook tegen uitbreiding van Katholicisme waren. Ze werden groot tussen 1853 en
1855, maar daarna vielen ook zij snel uiteen door verschillen tussen Noord en Zuid.
The Republican Party: (1854-1855 begin) Zij verenigde zich vooral door zich af te zetten tegen de
Kansas-Nebraska Act. Ze wilden zo veel mogelijk op nationaal niveau organiseren. Ze richtten zich
dus op nationale zaken als onthouding van alcohol en andere verslavingen. Ze waren erg tegen
slavernij. (Ze veroordeelden vooral de Slave Power- op de macht van de mensen achter de institutie
slavernij dus- en niet zo zeer de slavernij, hierdoor kon men zich gemeenschappelijk richten op de
Zuiderlingen: dit waren maar arrogante aristocraten en natuurlijke vijand van het werkende volk in het
noorden) Als gevolg van de bloedige toestanden in Kansas kwam de partij steeds meer bijeen: door
de omstandigheden aldaar versterkte het antislavernij-gevoel binnen de partij. Dit werkte verenigend.
Bleeding Kansas: Kansas werd het slagveld van pro en antislavernij – bewegingen (veel geweld en
frauduleus stemgedrag). Het idee van de popular sovereignty bewees zich hier dus als ongeschikt. In
Plaats van dat er snel over de zaak besloten werd, ontstonden er twee regeringen, een pro (in
Lecompton) en een anti (in Topeka) . Pierce was genoodzaakt om een van de twee regeringen te
erkennen en koos voor de frauduleuze Lecompton regering. De slavernijzaak bleef dus weer een zaak
van nationale politiek.
De verkiezingen van 1856:
Republikeinen kozen John C. Frémont: voor verbod van slavernij in de territoria door congres
Democraten kozen James Buchanan: voor non-interferentie door congres in zake slavernij in de
territoria.
(American party deed ook mee, maar doet niet ter zake, hadden weinig stemmen)
James Buchanan won de verkiezingen, conclusies uit de uitslag:
1. Het betekende het einde van de American Party als belangrijke nationale partij
2. Republikeinse partij had het erg goed gedaan gezien het feit dat ze 1 jaar oud waren en in het
zuiden totaal geen aanhang hadden.
3. Door een gematigde presidentskandidaat te kiezen waren de democraten erg sterk, want zo
zouden niet nog meer noordelijke leden in de armen van de republikeinen lopen.
Hoewel gematigd, toch kwamen er een serie van controverses onder het bewind van Buchanan:
1. Controverse rond de beslissing van de Supreme Court over Dred Scott.
2. Controverse over de (pro-slavernij) Lecompton Constitutie in Kansas.
3. Controverse rond de zaak John Brown in Harpers Ferry
4. Controverse rond de afscheiding van het Zuiden van het Noorden (the secession)
Ad 1:
Dred Scott was een slaaf die de staat had aangeklaagd voor zijn vrijheid, omdat hij op vrij gebied
woonde. De Court besloot dat hij daar het recht niet toe had (om allemaal nare, racistische redenen).
Het was voor de republikeinen het bewijs dat de samenzwering van Slave Power over het hele land
trok.
Ad 2:
In Kansas werd een constitutie opgesteld door de Lecompton regering waarin de rechten van de
aldaar wonende slavenhouders er mochten blijven en hun rechten zouden worden beschermd. Dan
zou er een referendum komen waarbij men kon kiezen of er meer slaven mochten komen of niet.
Buchanan ging in 1857 akkoord omdat hij wilde dat de zaak snel geregeld kon worden. Maar
Buchanan besefte dat de verdeeldheid problemen zou veroorzaken bij de aansluiting van kansas bij
35
36
de Union, dus kwam er nog een referendum of de constitutie werd aangenomen of niet: Kansas
verwierp de constitutie.
Ad 3:
John brown was een man die een slavenopstand wilde veroorzaken door de slaven te helpen bij het
organiseren. Hij had ook al in Kansas witte pro-slavernij mensen vermoord. Hij bestormde in oktober
1850 Harpers Ferry, een arsenaal van de witten, en nam beslag op de wapens die daar lagen. Ze
deden verder niks en werden al snel gevangen en vermoord. Veel Zuiderlingen gaven de
Republikeinen de schuld voor dit voorval omdat zij dachten dat het een onderdeel van hun anti-Zuiden
regime was.
Ad 4:
Het zuiden was door de gebeurtenissen in de 50er jaren steeds meer van mening dat het noorden de
principes van de Union schenden. Ze interpreteerden het verzet tegen de Fugitive Slave Act en de
slavernij in Kansas als illegaal of onconstitutioneel. Ze werden het steeds meer eens met South
carolina die zei dat het Zuiden zichzelf moest regeren; een afscheiding van het noorden dus.
Bovendien dachten sommigen dat het dan makkelijker zou zijn om meer grondgebied (in Caribische
gebied) over te nemen voor de slavernij
Praktisch gezien was dit helemaal niet handig omdat:
- er was helemaal geen eenheid binnen het zuiden over de wens van uitbreiding
- ook al gingen veel mensen er van uit dat het makkelijker zou worden om in het westelijk
gebied de slavernij uit te breiden, was helemaal niet duidelijk wat ermee zou gebeuren na de
afscheiding, dat zou immers het noorden toebehoren.
- Afscheiding zou ook niet eventuele acties van mensen als John Brown tegenhouden de boel
te verzieken.
Het was dus niet een praktisch idee, maar meer een uiting van ontevredenheid tegen het Noorden.
In de verkiezingen van 1860 won de republikeinse partij met Abraham Lincoln , houding tegenover
slavernij : hij zei dat het zuiden het recht had om slavernij in stand te houden, maar dat het congres de
macht had om verdere extensie ervan tegen te houden.
Hij was dus zeer onpopulair in het zuiden; er waren niet veel zuidenaars die geloof hadden in zijn
woord dat de slavernij in het zuiden beschermd zou worden. Ze dachten dat hij de frontman zou
worden van meer john browns.
In 1861 besloot het zuiden zich af te scheiden van het noorden, 4 februari 1861: oprichting van the
Confederate States of America. Jefferson Davis werd de eerste president van de confederatie. Maar al
snel was er onenigheid, vooral de Uppre South was het er niet mee eens:
- zij waren erg afhankelijk van de economische band met het Noorden
- Hun grondgebied zou een slagveld worden als er oorlog kwam met het Noorden
- Er waren daar veel minder slavenhouders dan in het verre zuiden; er werd getwijfeld aan de
loyaliteit van hun niet-slavenhouders aan de afscheiding.
In de inaugurele speech in maart 1861 zei Lincoln dat het nodig was dat heet Noorden de federale
eigendommen in het zuiden wel moest blijven vasthouden, Dit betekende dat Fort Pickens in Florida
en Fort Sumter in de haven Charleston verdedigd moesten worden. Maar voordat hij het wist vielen de
Confederats Fort Sumpter aan op 12 april 1861. Lincoln stuurde vervolgens 75 000 militairen om de
opstand de kop in te drukken.
Het gevolg hiervan was dat nu ook the Upper South voelde dat ze ‘hun zuiden’ moesten redden; al
hun twijfels over de aansluiting bij de Confederatie waren weg. Lincoln had de twijfelende
uppersoutheners in de armen van de Confederatie geduwd.
slavernijzaak (ivm expansie) zou oplossen, lijkt op de oppervlakte niet zo een raar idee. Noch in 1850,
Conclusie:
De verwachting van de meeste Amerikaanse politici dat het Compromis van 1850 eindelijk de noch in
1860 was de grote meerderheid van Amerikanen voor de afschaffing van slavernij. Ze verschilden
alleen van mening over slavernij in de nieuwe gebieden en dat leek geregeld met het Compromis.
Douglas, de man achter het compromis was ervan overtuigd dat slavernij zijn natuurlijke limiet had
bereikt, dat popular sovereignty slavernij uit de gebieden zou houden en dat de drift over de
uitbreiding van slavengebieden wel zou gaan liggen.
36
37
Maar hij had het mis. De verschillen tussen noord en zuid over de uitbreiding van slavernij hadden te
maken met verschillende opvattingen over vrijheid: voor het noorden betekende vrijheid vrije
arbeidsconcurrentie (dus geen valse concurrentie van slaven), voor het zuiden betekende vrijheid het
vrijelijk bewegen van hun legaal verkregen eigendommen (slaven) zoals zij dat wilden.
Verscherping van de Fugitive Slave Act en de Kansas-Nebraska Act maakte de bevolking bewuster
van de verschillen van mening.Als gevolg van de verschillen tussen noord en zuid verloren politieke
partijen controle en vielen uiteen (Whigs) en nieuwe partijen kwamen op. Toen het zuiden ervan
overtuigd raakte dat het noorden niet alleen verdere uitbreiding van de slavernij wilde tegenhouden,
maar eigenlijk alle slavernij wilde opheffen en daarmee het hele zuiden vernietigen, was het duidelijk
dat zij zich moesten afscheiden. (Zaken die ertoe bijdroegen dat ze dat dachten: de vijandigheid van
het noorden over de Dred Scott beslissing, en de sympathie voor John Brown).
Hoofdstuk 15: FREEDOM REBORN: CIVIL WAR, 1861-1865
Dit hoofdstuk stelt de volgende vragen:
-
Welke veranderingen in het bestuur van het land nam de oorlog tussen het noorden en zuiden
met zich mee?
Hoe reageerden de Union en de Confederacy op de druk van de oorlog?
Hoe veranderden zaken als slavernij en emancipatie de oorlog?
Welke factoren waren bepalend voor het militaire resultaat van de oorlog?
Op welke manier heeft de oorlog de VS als land op lange termijn veranderd?
Zowel het noorden als het zuiden waren onvoorbereid op een oorlog. Tijdens de eerste twee jaar van
de oorlog moest er een hoop praktische zaken geregeld worden:
- het verzamelen van mensen om te vechten. Eerst waren er veel vrijwilligers die zich
aanmelden, maar er waren veel meer mensen nodig, dus werd nationale dienstplicht voor het
eerst ingesteld (eerst in zuiden; 1862 Conscription Law, later in noorden 1863; The Enrollment
Act)
- toen legers bij elkaar waren geraapt, moesten ze bevoorraad (wapens) worden. Zuiden
vertrouwde eerst op wapens geïmporteerd uit Europa, afgepakte wapens uit arsenalen van
het noorden en wapens afgepakt op het slagvel. Op deze manier was er genoeg ruimte om
snel industrie op te bouwen die zelf wapens konden fabriceren. Noord had hiervoor al
industrie.
- Voedselvoorziening en kleding. Zuiden had moeite met het aanvoeren van voorraden doordat
spoorwegen bijna niet meer begaanbaar waren, en doordat hun economie nou eenmaal meer
op tabak en katoen vertrouwde dan eten. Bovendien had noorden het gebied waar wel eten
geproduceerd werd als eerste verstrooid. Noorden had hier minder moeite mee, maar zij
hadden het probleem dat ze meer mensen, verspreid over grotere gebieden moesten
bevoorraden, dus ook moeilijkheden.
- Financiering van de oorlog: er moest veel geld komen om de oorlog te financieren. Noord
haalde inkomsten uit belasting en verkoop van land, noord en zuid haalden inkomsten uit
soort obligaties (bonds) (= lening van burgers), maar het was allemaal niet genoeg dus noord
en zuid begonnen papiergeld te drukken (zou het makkelijker maken om soldaten te betalen,
om belasting te verhogen en om obligaties te verkopen). Het Noorden had in 1863 zelfs voor
het eerst een nationaal banksysteem met nationaal papiergeld (Republikeinse verdienste).
- Politiek leiderschap in de oorlog: Het zuiden ging de oorlog met een politiek voordeel in: ze
waren echt een eenheid. De democraten in het noorden waren wel trouw aan het noorden,
maar ze waren tegen de dienstplicht, tegen het nationale banksysteem, en tegen afschaffing
van slavernij. Lincoln was echter een goede leider voor het noorden; hij bleef communiceren
met beide vleugels van het politieke noorden.
Jefferson Davis (de president van het zuiden) maakte veel sneller vijanden in het zuiden. Er
waren in het zuiden geluiden dat ze zich niet alleen op het beschermen van de slavernij
moesten richten, maar ook de rechten van staten moesten behouden. Davis was er echter
alleen maar op de onafhankelijkheid van het zuiden op het noorden en hij negeerde dus vaak
de wensen van andere partijleden.
37
38
De verschillen van mening in het noorden en het zuiden leken op elkaar, maar Lincoln ging er
beter mee om; het noorden kreeg meer politieke eenheid dan het zuiden; niet omdat er minder
verschillen van mening waren, maar omdat er beter mee omgegaan werd.
De Civil War was de eerste oorlog die sterk op spoorwegen, de telegraaf, massaal geproduceerde
wapens, joint army-navy tactics, oorlogsschepen (Union had hier een sterk voordeel. Het zuiden
beschikte hier niet over. De stoomschepen konden de rivieren in het zuiden gemakkelijk penetreren en
de kust afschermen, waardoor handel voor het zuiden bijna onmogelijk werd. Het zuiden was
afhankelijk van import van onder andere oorlogsmateriaal), geweren met treklopen en artillerie, en
loopgraven vertrouwde. Hierdoor zou je kunnen zeggen dat het de eerste moderne oorlog was. Maar
voor de soldaten leek het allemaal niet zo modern (door modderige gebieden bewegen met zware
uitrustingen). De wapens bleken niet altijd te werken en de tactieken van beide kanten waren eerder
traditioneel dan modern.
Het leek erop dat de Union met een aantal voordelen de oorlog in ging: meer mannen om te vechten
en betere technologie. Maar:
- meer man, maar ze moesten ook grotere gebieden verdedigen, waardoor er minder mensen
naar het front gestuurd konden worden
- wat betreft de technologie, het noorden had meer spoorwegen maar had deze ook echt nodig
(aanvoeren van bevoorrading uit het noorden), terwijl het zuiden op hun eigen gebied niet
nodig hadden. Bovendien waren de spoorwegen gemakkelijk te saboteren.
- De moraal onder de soldaten uit het zuiden was sterker, omdat ze op eigen gebied vochten.
Door de ontwikkeling van nieuwe geweren, moesten er nieuwe militaire tactieken komen:
- loopgraven boden bescherming, dus die werden belangrijk
- cavalerie werd minder belangrijk doordat soldaten te voet nu meer mogelijkheden hadden: als
je de soldaat miste dan raakte je het paard wel
- cavalerie werd nu vooral gebruikt om te verkennen en om bevoorradingstreinen te overvallen
- de oude tactieken van onverwachts aanvallen bleven in stand, ondanks de veranderde situatie
met loopgraven.
- Tactiek vooral, net zoals in oude oorlogen: opeenvolging van slagen, met salvo’s van de
infanterie, aanvallen en terugaanvallen. De regel was dat een verslagen leger een aantal
kilometers moest terugtrekken om de wonden te likken. Het leger dat gewonnen had bleef op
die plek om de wonden te likken.
- Tactiek van het Noorden: Het Anacondaplan (1861 ontwikkeld door Winfield Scott): blokkeren
van de kust in het zuiden en zich via de Mississippi rivier naar beneden dringen; de beweging
van een slang. Het idee was dat door het afschermen van het gebied van het zuiden, ze
erachter zouden komen dat afscheiding helemaal niet fijn was en dat er dus weer meer
aanhangers van de Union kwamen (aan de macht in het zuiden). Het plan werkte niet, mede
doordat het noorden niet genoeg vloot had om de mississippi te overheersen (het lukte wel
om de kust af te zetten). Bovendien hadden ze teveel verwacht van de positieve gevoelens
voor de Union in het zuiden.
De slagen:
Het zuiden besloot om zijn hoofdstad te verplaatsen naar Richmond, Virginia. De tactiek van het
Noorden verschoof toen naar een aanval op Richmond. Ze gingen daarheen met troepen, maar
kwamen een leger van het zuiden tegen bij Manassas, iets buiten Washington. Noorden (olv irvin
McDowell) viel zuiden (olv Beauregard) aan, wat de geschiedenis is ingegaan als de First Battle of
Bull Run (of First Manassas) in 1861. Doordat er op het laatste moment versterking kwam, en door het
gebrek aan organisatie aan de kant van de Union, versloeg de Confederatie de Union.
McClellan (Noorden) vecht tegen Lee (zuiden) bij de Battle of Antientam, 17 september 1862, een
belangrijke overwinning voor het zuiden omdat Lee (die het noorden wilde bestormen) daarna besloot
terug te trekken. Door het succes voor het noorden besloot Lincoln de Emancipation Proclamation in
te stellen, waarmee alle slaven onder controle van de vijand werden vrijgelaten (later meer hierover).
De vervanger van McClellan, genaraal Ambrose Burnside, legde in december 1862 beslag op de
plaats Fredericksburg (Battle of Fredericksburg), ten noordoosten van Richmond, maar offerde zijn
leger.
38
39
De Union was in het westen een stuk succesvoller, olv Ulysses S. Grant. Hij had daar controle over
Missouri en Kentucky, hij had twee strategische forden ingepikt (Fort Henry en Fort Donelson) en
wilde toen naar het zuiden trekken om Corinth, Mississippi over te nemen, waar een belangrijke
spoorwegkruising was. De Confederatie olv Johnston en Beauregard probeerden hem te stoppen door
een verrassingsaanval in de buurt van een kerk genaamd Shiloh (april 1862), maar Grant viel de
volgende dag weer terug aan, waardoor de confederatie werd teruggedreven. Omdat het allemaal zo
goed ging in het westen, en de confederatie daar was weggevaagd, begon de Union maar met de
indianen te vechten (in hoofdstuk 17 meer hierover).
Het zuiden voerde ook een diplomatische oorlog, door te proberen erkenning (en hulp) van Europa te
krijgen. Napoleon III had wel baat bij een permanente afscheiding van het zuiden van het noorden,
waardoor het voor hem makkelijker zou zijn om in Mexico een rijk op te zetten (dat wilde hij).
Bovendien leken Engeland en Frankrijk positief over het aristocratische zuiden, het zuiden dacht
bovendien dat een embargo op de katoen Engeland wel zou beïnvloeden. Maar ze hadden het
allemaal een beetje verkeerd ingeschat. Hulp uit Europa kwam niet.
Lincoln had altijd gezegd dat hij zich niet zou bemoeien met de slavernij in het zuiden, maar binnen
twee jaar van de oorlog zou dat veranderen. Een mix van praktische voordelen van bemoeienis en
ideologische standpunten, dwong de emancipatie van slaven op de voorgrond van de doelen van de
oorlog.
Het slavernijbeleid van het zuiden ontwikkelde zich in fases:
Toen het Noorden het zuiden begon in te vallen, kwam de vraag naar boven wat te doen met de met
het ingenomen bezit, inclusief slaven. Sommigen waren van mening dat slaven goed waren om het
noorden te helpen in het leger, anderen niet. Lincoln ontweek de vraag zo veel mogelijk. Lincoln was
voorzichtig omdat het zuiden nog steeds recht had op het in de grondwet vastgestelde recht op
bescherming van eigendommen en er in het noorden nog veel pro-slavernij democraten zaten (en de
Union had zelf ook slavenstaten).
Ontwikkeling op dit gebied:
1. augustus 1861: 1e Confiscation Act. Hiermee werd vastgesteld dat alle ingenomen goederen
gebruikt mochten worden voor hulp aan het leger, dus ook slaven. Slaven werden dus
‘captives of war’, ze werden niet vrij en alleen slaven die hulp hadden gegeven aan het leger
van de Confederatie werden ingezet.
2. Iedere terugslag in de oorlog werd gezien als een aanleiding om slaven te gebruiken als
arbeiders, waardoor er meer witte mannen naar het front konden. Dus in juli 1862: 2e
Confistcation Act: Alle slaven mochten ingenomen worden uit het zuiden, en alle slaven die
over de grens van het noorden kwamen werden vrij en zwarten mochten nu ook in het leger
worden ingezet als soldaten.
3. Lincoln was steeds meer van mening dat slavernij gewoon afgeschaft moest worden in het
zuiden. Hij wachtte tot een goed moment zich voordeed om dit voor te stellen. Na het succes
van Antientam, was het zo ver. Hij stelde toen (september 1862) de Preliminary Emancipation
Proclamation in: alle slaven onder de controle van de vijand werden hiermee vanaf 1 januari
1863 vrijgesproken door de Union.
Veel praktische invloed had de emancipatie verklaring niet, omdat het ging over slaven in het zuiden
waar de Union helemaal geen macht meer had, maar het was politiek slim omdat Lincoln het had
voorgesteld als actie ten bate van de militaire situatie waren de conservatieven in het noorden wat
rustiger geworden en doordat Lincoln het zelf had uitgevoerd konden de Radicals in het congres het
zelf niet meer voorstellen, en kwam er meer steun vanuit Europa (antislavernij). Bovendien
stimuleerde het de grensstaten die wel bij de Union hoorde maar nog wel slavernij hadden om ook
daar het af te schaffen. Ook vluchtten de slaven nu niet meer zodra ze de troepen uit het noorden
zagen aankomen: ze konden nu meevechten in het leger tegen de confederatie.
Vanaf 1863 was de oorlog dus vooral een oorlog tegen de slavernij.
Zwarte soldaten in de oorlog: Belangrijke zwarten zagen het in dienst gaan van zwarten als een bewijs
dat ze nu Amerikaanse burgers waren. In eerste instantie waren witte soldaten het er niet mee eens
dat zwarten zouden meevechten op grond van racistische argumenten, maar later waren ze blij met
iedereen die de confederaten zou doden. Zwarte soldaten maakten het bovendien voor meer witten
mogelijk hoger in de hiërarchie van het leger te komen (zwarten dienden uiteraard onder de witten).
Zwarten waren in moraal sterker dan witten. Gevangen genomen zwarte soldaten werden door de
confederatie niet behandeld als gevangenen van oorlog (dit betekende dat ze niet zoals dat normaal
zou gaan geruild werden voor door het noorden gevangenen genomen soldaten), maar ze werden
39
40
weer als slaaf gebruikt of afgemaakt. In het begin waren er ook verschillen in salaris voor zwarten en
witten, later niet meer. Het gebruik van zwarten in het gevecht tegen de confederatie werd door veel
officiers in het noorden gezien als een belangrijke klap in het gezicht van het zuiden. In het zuiden.
Sommigen slaven bleven trouw aan hun eigenaren, maar de meeste waren opzoek naar vrijheid in het
noorden. Maar verreweg de meeste slaven hadden geen kans op vluchten en bleven op de
plantages. Wel werden ze daar minder productief omdat de witte mannen meestal weg waren om te
vechten en de vrouwen moeilijkheden hadden om ze onder de duim te houden.
1863 als omslagpunt in de oorlog: Tot 1863 ging het allemaal niet zo lekker voor het noorden (begin
’63 bijvoorbeeld een vernedering bij Chancellorsville en het lukte grant maar niet Vicksburg in te
nemen). Maar Lee (van het zuiden) werd een beetje overmoedig toen hij besloot om het noorden te
gaan aanvallen. Vanaf toen ging het allemaal bergafwaarts voor het zuiden). Lee stormde het noorden
binnen, maar daar werd een stop aan gezet bij Gettysburg.
- juli 1863: Battle of Gettysburg. Grootste slag (meeste doden ever in een slag).Eerste dag
was Pickett’s charge: 15 000 confederale soldaten viel het leger van de Union, maar ze
werden weggewist. De Union won de slag. In totaal waren er 50 000 doden en gewonden!
- De volgende dag lukte het Grant om Vicksburg in te nemen
- Ook een strategische slag bij Chattanooga werd door de Union in dat jaar gewonnen
De economische impact van de oorlog in het noorden:
- sommige takken in de industrie die direct met de oorlog in verband stonden hadden er baat
bij: makers van wapens, en vooral de spoorweg business. (in 1862: United Sates Military
Railroads werd door de regering opgezet, en Pacific Railroad Act: wet voor het aanleggen van
een noordelijke route van een spoorweg naar het westen)
- uitgeven van papier geld en nationaal banksysteem. De Republikeinen gebruikten deze
maatregelen om verschillende sociale groepen baat te doen: 1862: Homestead Act
(immigranten die langer dan 5 jaar in VS woonden kregen land toegewezen door de regering),
1862: Morrill Land Act (opbrengsten van landverkoop werden aan staten gegeven om
universiteiten te financieren).
- In de goudmarkt werd veel geld verdiend. Hoie slechter het ging met het leger, hoe minder
vertrouwen in het papiergekd, hoe meer waarde het goud had. Daar werd gebruik van
gemaakt.
- Grote bedrijven die schaarse goederen maakten, maakten veel winst. Bijvoorbeeld
landbouwartikelen (er was minder manarbeid dus meer machines nodig).
- Doordat er hogere belastingen waren op geïmporteerde goederen (die belastinginkomsten
werden gebruikt om oorlog te financieren), gingen de prijzen omhoog. Door inflatie was dollar
minder waard. Men had minder te besteden.
- Door verlies van de markt in het zuiden ging het zeer slecht met de schoenenindustrie, en
doordat er schaarste van katoen was ging het zeer slecht met de katoentextielindustrie.
De economische impact van de oorlog op het zuiden:
einde van de spoorwegen in het zuiden (die werden vernietigd door troepen uit het noorden)
invasies van Noorden betekende veel lagere productie van de katoenplantages.
Union had voedselproducerende gebied van het zuiden in beslag genomen en ook
sommige katoenproducerende gebieden.
- Mindere agrarische productie doordat er minder mannen waren om op het land te werken.
- Hoge inflatie (mede als gevolg van agrarische tekorten)
Het zuiden bleef veel katoen produceren. Ze handelden stiekem met het noorden voor voedsel.
Hierdoor zakte de moraal.
-
Oorlog en medische dienst: In zowel noorden als zuiden, was ondanks ontevredenheid over de
oorlog, een sterk gevoel van patriottisme ontstaan, waardoor veel burgers, speciaal de vrouwen, hard
werkten om het lijden van de militairen zo veel mogelijk te verminderen.
In het begin van de oorlog werd in het noorden door burgers de United States Sanitary Commision
opgezet om het medische bureau van het leger te helpen. Zij haalden geld op door ‘sanitary fairs’ te
organiseren, kochten en distribueerden voorraden, hadden speciale keukens voor extra eten voor
soldaten, en ze inspecteerden de legerkampen. De hulp van de vrijwilligsters werd legendarisch. Ze
zetten ziekenboegen op en vonden verschillende manieren om medicijnen bij het front te krijgen. Het
was best gevaarlijk werk, vooral door de vele ziektes en plagen die door de vele gewonden in omloop
40
41
waren. Kans om typhus, malaria, diarree en dysenterie op te lopen was groot. De meeste soldaten
gingen dood aan dit soort ziektes. De ontwikkelingen op het gebied van bacteriënkennis begon pas
een beetje op gang te komen aan het begin van de 60er jaren. Vooral in de gevangenenkampen was
het er erg aan toe; die zaten propvol.
Vrouwenrechten:
Vrouwelijke zusters en de werksters van de Sanitary Commision waren niet de enige vrouwen die in
dienst waren tijdens de oorlog. Er waren veel vrouwen die het werk van de mannen hadden
overgenomen, toen zij aan het vechten waren.
Voorstanders van vrouwenrechten in het noorden hoopten dat de oorlog gelijkheid voor slaven en
vrouwen met zich mee zou brengen. Het Noorden moest volgens hen niet alleen belonen voor hun
diensten in de oorlog, maar ook moest het de link tussen rechten voor zwarten en voor vrouwen
herkennen. In 1863 organiseerden Elizabeth Cady Stanton en B. Anthony de National Woman’s
League. Zij richtten zich vooral op het verzamelen van handtekeningen voor een petitie voor het
officieel afschaffen van slavernij, maar ze gebruikten de organisatie ook voor het promoten van
vrouwenstemrecht. De oorlog bracht de vrouwen niet dichter bij economische of politieke gelijkheid
(mannenzagen het praktische nut van vrouwenstemrecht niet in)
De overwinning van de Union, 1864-1865:
Ondanks het succes van het noorden in Gettysburg en Vicksburg in 1863, stonden ze niet dichter bij
een inname van Richmond in 1864 dan in 1861 en het meeste van de zuidelijke gebieden waren nog
in hadden van de confederatie. Doordat het maar niet lukte om de kern van het leger van de
confederatie te verslaan, verloor men de lust om aan te vallen. Door de oorlogsmoeheid werden de
Democraten in het noorden steeds sterker en zag het er naar uit dat Lincoln in 1664 niet herkozen zou
worden.
Het jaar 1664 was zeer belangrijk voor het noorden. Terwijl Grant Lee in het oosten bezette, viel een
leger van het noorden onder leiding van William T. Sherman vanuit Tenessee het noordwesten van
Georgia in en nam Atlanta in (begin september 1664). Door de inname van Atlanta ging de moraal
weer wat omhoog, waardoor Lincoln toch herkozen werd. Het einde van de oorlog was nu in zicht.
Sherman trok door Georgia naar Savannah, vernietigde de bronnen van die staat, waardoor ze daar
nogal down raakte over de hele oorlogssituatie. Daarna trok Sherman South Carolina in. Ondertussen
had Grant Lee in loopgraven gedwongen rond Petersburg en Richmond en nam deze steden
uiteindelijk in. Dit betekende de val van de confederatie.
Strategie van Grant: hij was van mening dat de Union van alle kanten tegelijk moest aanvallen zodat
het numerieke voordeel van de Union het best werd geëxploiteerd en zodat het leger van de
confederatie niet steeds op en neer konden bewegen van oost naar west. Hij plande dus een
langdurig offensief tegen Lee en beval Sherman het leger in Georgia tegelijktijdig aan te vallen. Door
Lee in loopgraven vast te houden, kon deze in ieder geval niet meer onverwacht aanvallen, of
bevoorradingslijnen saboteren etc.
Strategie Sherman: platbranden en vernietigen van alles wat van nut kon zijn voor de confederatie:
arsenalen, spoorwegen, munitie, katoenspinners, katoenwinkels, oogsten en voedseldingen. Alles. Hij
bevrijdde onderweg alle gevangeniskampen.
13 april 1865: Lee geeft het op en de confederatie valt.
14 april 1865: Lincoln gaat naar het theater om een beetje bij te komen en wordt daar doodgeschoten
door een pro-confederatie acteur die kennelijk nogal een beetje teleurgesteld was in de uitkomst van
de oorlog.
15 april 1886: Andrew Johnson wordt president.
Conclusie:
De Civil war heft het meeste slachtoffers van alle Amerikaanse oorlogen in de geschiedenis geëist.
Totaal 360 000 soldaten uit noorden en 26 000 uit zuiden. De kosten voor de oorlog waren immens,
maar niet de gehele economie ging ten gronde, alleen het zuidelijke gedeelte. Aan het einde van de
oorlog had het noorden bijna alle welvaart en capaciteiten voor productie in handen. De oorlog bleek
een goed klimaat voor industriële ontwikkeling en grote investeringen. Niet langer het grootste
slavenhoudend land ter wereld, nu zou de VS een belangrijk industrieel land worden.
41
42
De oorlog had politieke en economische vertakkingen. Het zorgde voor een meer perfecte Union in
plaats van de vooroorlogse federatie van staten. Er waren nog wel rechten van staten, maar minder
belangrijk geworden. Afscheiding van staten zou er niet meer bij zijn. Er was een nationaal
banksysteem, met nationale munt. Door de afschaffing van slavernij en het instellen van een
inkomstenbelasting, had de regering macht gekregen over privé eigendommen die voorheen niet
aangeraakt konden worden. Door de oorlog was er ook grootschalige organisatie van zowel de
zakenwereld als publieke leven opgang gekomen (denk aan spoorwegbedrijf en sanitary commission).
Hoofdstuk 16, The Crisis of Reconstruction 1865-1877
Introduction:
De burgeroorlog had het hele land, en vooral het zuiden, overhoop gehaald. Hoe moest er voor
gezorg worden dat de zuidelijke staten weer bij de Union gingen horen, en wat moest de status
worden van de meer dan 3,5 miljoen slaven die opeens geen slaaf meer waren.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Hoe kregen radicale republikeinen de macht over de politiek van de wederopbouw?
 Welke invloed had de federale reconstructie-politiek op de voormalige Confederatie?
 Hoe hervormden pas bevrijde slaven hun leven na de emancipatie?
 Welke factoren zorgden voor het einde van de reconstructie vanaf 1870, en welke was het meest
belangrijk?
 In hoeverre moeten we de reconstructue zien als een mislukking?
Reconstruction Politics:
Radicale republikeinen wilden behalve de slavernij afschaffen, de zwarte mannen ook stemrecht
geven. Uiteindelijk kregen ze hiervoor genoeg steun.
In 1863 komt president Abraham Lincoln met zijn Proclamation of Amnesty and Reconstruction. Hierbij
moest elke zuidelijke staat die weer bij de unie wilde komen tien procent van de stemmers uit 1860
zover krijgen dat ze de Oath of Allegiance uitspraken en beloofden zwarten te emanciperen. Iedereen
die iets politieks of militairs had gedaan in de oorlog moest ook eerst Presidentiëel Pardon vragen. De
Radicale Republikeinen vonden dit een te slap plan. Zij waren voor de Wade-Davis-Bill, een plan dat
strenger was en veel langer duurde. Geen van beide plannen voorzag in zwartenstemrecht. Na
Lincolns dood komt Andrew Johnson aan de macht, die een ander plan invoert. De Republikeinen
hoopten op een harde aanpak van het zuiden, maar Johnsons plannen pakten anders uit. (Hij was
een laffe republikin die niets écht durfde aan te pakken) Het zuiden had aan het einde van 1865 wel
slavernij afgeschaft (dertiende amendement verbood slavernij in de hele Verenigde Staten), maar
nieuwe black codes ingevoerd die ervoor zorgden dat er voor de slaven eigenlijk weinig veranderde.
Daarnaast had hij ongeveer iedereen pardon verleend, waardoor dezelfde confederalisten als voor de
oorlog weer op hoge posities kwamen. (Wel vrij, maar geen geld, dus toch afhankelijk van baas etc.)
Het Congress neemt een tweetal plannen aan waardoor zwarten meer rechten zouden krijgen, maar
Johnson sprak steeds zijn veto uit. Niet omdat hij zwarten geen gelijkheid gunde, maar omdat hij het
ondemocratisch vond. De zuidelijke staten zaten momenteel niet in het congres en een aantal
voorstellen gingen tegen de grondwet in. Johnsons plannen stuitten op zoveel verzet bij de
republikeinen dat de radicalen republikeinen en de gematigde republikeinen samen één front besloten
te vormen en Johnson aanpakten. Zijn veto´s werden overruled en de Civil Rights Act en de
Supplementary Freedman Bureau´s Act werden doorgevoerd.
Het Veertiende Amendement: wordt ingevoerd om zwarten te beschermen. Het verzekerde dat:
 Elke Amerikaan had dezelfde rechten. (Nullificeerde de Dred Scott wet uit 1857)
 Als een staat zwarten niet liet stemmen, deze staat minder vertegenwoordigers in Congres kreeg.
 Alle mensen die vóór de oorlog hoge functies hadden gehad mochten die nu niet meer hebben.
(ging tegen de Pardons van Johnson in).
Erg naar Republikeinse idealen. Democraten langzaam minder populair geworden.
42
43
Reconstruction Act (1867) verklaarde alle onder Lincoln en Johnson gevormde staatsbesturen
ongeldig en maakte herintreding tot de Union moeilijker voor de zuidelijke staten. Congress had
duidelijk alle macht van Johnson overgenomen. Toch wist hij via vriendjespolitiek etc. een vinger in de
pap te houden.
Impeachment: De Republikeinen willen Johnson afzetten, maar dit lukt niet. Johnson wordt echter niet
herkozen, 1896 Ulysses Grant wordt president.
Vijftiende Amendement: het is verboden mensen stemrecht te ontnemen op basis van ras, kleur of
staat van dienst. Werd aangenomen in 1870. Democraten waren tegen, (omdat nu staten niet meer
zelf konden bepalen wie mocht stemmen), maar die hadden geen meerderheid. Vrouwen en reformers
(Elisabeth Stanton) wilden meteen ook vrouwenkiesrecht invoeren, maar dat ging sommigen te ver.
Reconstruction Governements:
De jaren 1865-1867 waren onrustig in het zuiden omdat er nieuwe regeringen moesten worden
gekozen, de economie op zijn gat lag en de emancipatie moest worden doorgevoerd. Vanaf 1865
hadden ex-slaven zich georganiseerd in politieke groepjes en vochten zij voor gelijke rechten. De
blanken in het zuiden lieten niet over zich lopen en bij verschillende opstanden vielen vele doden.
Vanaf 1867 werden steeds meer staten opnieuw toegelaten tot de Verenigde Staten. In de paar jaar
dat deze staten een nieuw en republikeins bestuur hadden deden de zwarten mee in de politiek,
hetgeen uniek was. De zwarten hadden een meerderheid in deze staten (veel blanken mochten niet
stemmen vanwege hun aandeel in de oorlog, en de zwarten mochten opeens we stemmen) en
stemden massaal op republikeinen. In deze periode werden een hoop voorzieningen getroffen voor de
bevolking van het arme zuiden, en staken de zuidelijke staten zich diep in de schulden.
De verbitterde democraten in het zuiden verdeelden de Republikeinse aanhangers in drie groepen:
 Carpetbaggers: mensen uit het noorden die zuidwaarts trokken opzoek naar rijkdom in dit
onontwikkelde gebied. Een op de drie carpetbaggers kreeg een belangrijke ambtenarenpositie in
het zuiden en was belangrijk voor de reconstruction politics.
 Scalawags: rijke zuiderlingen die republikeins waren vanwege instellingen als de centrale bank. Zij
hadden ook veel belangrijke posities, maar hadden weinig op met zwartenstemrecht e.d. Ze
wilden gewoon geld verdienen. Later werden zij ook weer massaal democraat.
 Freedman: voormalige slaven die nu het grotste electoraat van de republikeinen vormden. De
hoogste in positie wilden graag gelijkheid, de lagere freedman wilden vooral economische kansen
(landherverdeling).
Tegenaanvallen: De Ku Klux Klan ontstaat in 1866 en wordt al snel een populaire terroristische arm
van de democraten. Het intimideren van zwarten opdat ze niet gaan stemmen is het belangrijkste
doel. Deelnemers zijn ex-confederalisten, generaals en andere leiders. Naast de Ku Klux Klan zijn er
nog andere kleinere bewegingen met dezelfde tactiek. Alhoewel President Grant en het Congres drie
Enforcement Acts aannamen met verboden en oplossingen tegen de KKK, werden dde meeste
mensen nooit veroordeeld. (getuigen durfden niet te getuigen, rechters waren zelf clanmember, de
politie was te zwak).
The Impact of Emancipation:
Alhoewel vrij op papier was 95 procent van de slaven analfabeet, hadden velen geen speciale
vaardigheden ontwikkeld, had niemand geld, eigendom of gereedschap. Veel slaven vertrokken van
de plantages opzoek naar familie of werk in de steden. De scheiding bleef voor een groot gedeelte
bestaan.
Er werden veel zwarte kerken en zwarte scholen opgericht. De wens van de meeste zwarten om een
stukje eigen land te krijgen waarop ze een eigen bestaan konden opbouwen lukte voor de meeste
niet. Er is nooit een wet aangenomen die het land herverdeelde.
De oogst in het zuiden was in 1866 en 1867 dramatisch. Zwarten hadden geen land, en witten hadden
geen arbeiders meer. Er werd een nieuw systeem ingevoerd op veel katoenplantages, dat
Sharecropping werd genoemd. Dit systeem verdeelde het land van een planter onder de zwarten, die
dat zelf verbouwden en een eigen boerderijtje hadden. De opbrengst werd gedeeld, helft voor
eigenaar (bij wijze van huur), helft voor zwarte. Als de oogst goed was had ieder er wat aan, was het
slecht dan waren beiden de pineut. Alhoewel zwarten zo wat zelfstandigheid kregen, bleef de beste
43
44
grond toch in handen van de blanke elite. Er waren ook blanke sharecroppers, die door de
economische toestanden hun grond waren verloren. De economische toestand van deze
sharecroppers was wankel, de vraag naar katoen liep terug, als ze geld leenden moesten ze enorme
rente betalen, in de vorm van katoen, de grond raakte uitgeput, nieuwe landbouwtechnieken konden
ze niet betalen en de armoede sloeg toe.
Na het einde van de Reconstruction, toen de democraten het bestuur in het zuiden weer overnamen,
konden de zwarten zich niet meer tot de overheid wenden voor hulp. Ook de federale overheid in het
noorden had andere problemen.
New Concerns in the North:
Nadat Ulysses Grant in 1868 als President was gekozen begon er een periode van chaos, die
uiteindelijk de Reconstruction in het zuiden zou doen eindigen. Grant was een goede leider geweest in
de oorlog, maar bakte er als president nauwelijks meer van dan Johnson. Hij was passief en niet
vaardig. Onder zijn bewind kwam het ene schandaal na het andere aan het licht, en corruptie nam
grote vormen aan. Hijzelf had daar niet veel mee te maken, maar zijn naam werd er wel mee
geassiocieerd: Grantism. Een groot deel van de republikeinen wilde niet bij deze president horen en
scheidde zich af onder de naam Liberal Republicans. Deze groep was het erover eens dat corruptie
meer bedreiging vormde voor het land dan de terugkeer van de Confederatie van het zuiden. Sterker
nog, de Liberals vonden dat de beste politici niet op een hoge plek zaten omdat ze ooit confederate
waren geweest. Een wet die confederalisten verbood ambtenaar te worden werd teruggedraaid, en de
economische problemen in het noorden zorgden ervoor dat de noordelingen zich liever daar mee
bezighielden. Grant was wel voor de Reconstruction, maar vond ook dat de federale overheid zich niet
teveel met de staatsbelangen moest bemoeien. Daarmee was hij de eerste aanzet tot het einde van
de Reconstruction.
Een scheiding tussen noord en zuid werd nu zo vervelend gevonden dat de republikeinen zich maar
niet meer bemoeiden met de zuidelijke politiek. Daarbij vonden de meesten zwarten wel ondergeschikt
en niet de moeite waard om koste wat kost voor te strijden. Vrijheid was goed, maar nu ging het
landsbelang voor. Het einde van de Reconstruction.
The Panic of 1873: (In Grants tweede termijn, hierna begon men zich meer met het noorden dan
zuiden te bemoeien, zie hierboven) de economie was na de oorlog omhoog gegaan. Er was meer
industrialisatie gekomen, speculeerders hadden ruim baan met alle arme boeren. Veel mensen
investeerden in spoorwegen, maar in ´73 ging het daar mis. Kosten waren hoger dan investeringen en
de eerste investeerders, bankdirecteuren, gingen hieraan failliet. Er kwam een periode van
economische teruggang, waarin vooral de vraag of er alleen bankbiljetten moesten zijn die werden
gedekt door echt goud (dit wilden investeerders, dit was écht geld), of ook bankbiljetten die niet waren
gedekt (dit was favoriet bij arme boeren, zo konden ze makkelijker geld lenen) een rol speelde die het
land en de partijen weer eens verdeelde.
Reconstruction Abandoned:
Steeds meer blanken in het zuiden kregen de pest aan de profiteurs van de Republikeinen. De
democraten wonnen in 1876 in bijna alle zuidelijke staten. De republikeinse bemoeienis in het zuiden
had kwaad bleod gezet, veel mensen die ooit naar het zuiden waren gekomen vluchtten terug naar
het noorden en confederalisten kwamen weer terug op hoge posities. Zodra het zuiden weer in
democratische handen was werden de zwarten weer gediscrimineerd. Toen bij de verkiezingen van
1876 corruptie en nek aan nek race zorgde voor grote problemen bij de verkiezingen werd er een
compromis gesloten. De republikein Hayes werd president, maar dan moest het zuiden wel een aantal
vrijheden krijgen. De democraten namen de staatsbesturen daar over en voerden hun eigen politiek.
De zwarten waren weer de pineut.
Conclusion:
Tussen 1865 en 1877 was de Reconstruction doorgevoerd. Aanvankelijk succesvol, namen de
democraten het bestuur vanaf 1870 toch weer over in de zuidelijke staten. Het noorden had zijn
handen vol aan zichzelf, het zuiden wilde democratisch bestuur en verachtte de zwarten. Nu de
Reconstruction was losgelaten werd het land weer meer een eenheid. De kwestie dreef noord en zuid
niet meer uit elkaar. Reconstructie werd gezien als een mislukking. Oncapabele presidenten, corruptie
en armoede hadden weinig uitgehaald. Het idee dat het zuiden kon worden gevormd door
noordelingen bleek een illusie.
44
45
Tegenwoordig wordt de Reconstructie nog steeds gezien als een mislukking, maar vooral omdat het
niet ver genoeg ging. Er zijn twee factoren die daarin meespeelden:
 De overheid had de zwarten land moeten geven door landherverdeling. Het is niet gezegd dat
eigendom politieke macht met zich meebrengt, maar door de armoede van de zwarten bleven ze
kwetsbaar voor onderdrukking.
 De overheid had met militaire interventie in het zuiden de mensen kunnen dwingen de zwarten
gelijk te behandelen. In plaats van het leger in te zetten koos de overheid liever voor het bewaren
van de eenheid. Dit was een misstap van de overheid en heeft als gevolg gehad dat er vandaag
de dag nog steeds problemen zijn.
Reconstructie zorgde ondanks alles voor twee amandementen in de grondwet die gelijkheid bepleiten,
en het was een periode waarin zwarten zichzelf groepeerden. Kerken, scholen,
familiehergroeperingen en politieke invloed begonnen in die tijd.
Hoofdstuk 17, The Trans-Mississippi West
Introduction
Het westen werd gezien als een gebied van mogelijkheden en vooruitgang. Met die voruitzichten inhet
hoofd maakten de kolonisten de Inidanen, de natuur en zichzelf kapot. Alhoewel de meeste mensen
die in het westen succes hadden dachten dat dit kwam door hun eigen instelling en individualisme,
kwam het vooral door de overheid die subsidies gaf, spoorwegen aanlegde en met het leger de
Indianen om zeep hielp.
De hoofdpunten van dit hoofdstuk zijn:
 Wat waren de belangrijkste redenen voor de wetswaartse expansie? En wat was de rol van het
leger en het industriële kapatilisme hierbij?
 Hoe zorgde de mythe van grenzeloze economische mogelijkheden voor rechtvraadiging van
westelijke vestiging en het verdrijven van de indianen? En hoe reageerden de Indianen op het feit
dat ze werden weggedreven?
 Wat was het politieke resultaat van de vestiging in het westen? En waarom hadden vrouwen daar
meer rechten dan in het oosten?
 Hoe ontstond het imago van het wilde westen en de cowboys, en waarom bleef dat zo lang
populair?
 Hoe zorgde de westwaartse expansie ervoor dat sommige Amerikanen inzagen dat het belangrijk
was de natuur te sparen en te conserveren in parken?
Native Americans and the Trans-Mississippi West:
De Indianenstammen van De Grote Vlaktes zijn onder te verdelen in de Noordelijke stammen en de
Zuidelijke stammen (waaronder de vijf ´beschaafde´ stammen die eerder rond 1830 uit het zuid-oosten
waren verdreven). Er waren vele verschillen tussen de stammen met betrekking tot de manier van
leven (landbouw of jacht). Verreweg de meeste stammen waren afhankelijk van de kuddes buffalo´s
en volgden deze kuddes over de vlaktes.
Vanaf 1870 raakten blanken ook erg geïnteresseerd in de dieren, omdat het bont in de mode was, de
huid gebruikt werd voor de industrie (leren riemen) en het vlees nodig was om de spoorwegbouwers te
voeden. Daarnaast hadden legeraanvoerders door dat het slachten van buffalo´s waar de indianen
van afhankelijk waren handig was om de weerstand van die indianen te breken. Tussen 1872 en 1875
werden 9 miljoen beesten gedood, en bleef er voor de indianen niets meer over.
Vanaf 1860 zag de overheid het verre westen niet meer als een groot Indianenland, en deelde het
gebied op in kleine reservaten waar de indianen naartoe moesten. Deden ze dat niet, dan werden ze
gedwongen of gedood. Zowel Indianen als blanken vochten gruwelijke strijden, de Indianen verloren.
In de politiek waren er mensen die het geweld wilden stoppen, en af en toe werden er vredespogingen
ondernomen, maar alles kwam neer op het vertrek van indianen of interventie van het leger.
De grootste strijd was tussen de Sioux-stammen en het leger in het Mid-noorden.
Er waren zeker blanken (welgestelde oosterlingen) die het opnamen voor de Indianen. Het
bloedvergieten moest ophouden. Om de Indianen te redden bedacht men (the Humanitarians) dat het
het beste was om de Indianen te leren westers te leven. Ze moesten hun onzinnige stammencultuur
opgeven, de achtergestelde reservaten opheffen, de Indianen ieder een stukje eigen land geven en
zorgen dat ze in plaats van achter beesten aan te rennen gewoon eens rustig graan gingen
45
46
verbouwen. Zo gezegd, zo gedaan (Dawes Severalty Act, 1887). De staat verdeelde land,
beschermde dat 25 jaar van koopgrage handelaren, en na 25 jaar waren de indianen V.S.staatsburgers met rechten en plichten. En met de vrijgekomen reservaten konden handelaren weer
geld verdienen en het leger hoefde geen oorlog meer te voeren. Al met al resulteerde dit in
belachelijke taferelen, maar goed bedoeld… Dus drie groepen die het de indianen onmogelijk
maakten: de hebberige kapitalisten die grond zochten, de humanitarians die de indianen wilden laten
integreren in Amerikaanse samenleving en christelijke missionarissen die dit heidense volk het geloof
bij wilden brengen, desnoods met geweld.
Settling the West:
Vanaf 1840 hadden groepen Amerikanen zich al richting Californië begeven. Dit duurde zes tot acht
maanden in een hobbelige huifkar. Vanaf 1870 kwam de trein, die snel en gemakkelijk was. Tot 1900
werd meer land gecultiveerd dan in de 250 jaar daarvoor.
De eerste coast to coast spoorweg: Klaar in 1869. Gebouwd door immigranten, Chinezen, zwarten,
Ieren en Mexicanen. De spoorwegen kregen land als subsidie van de overheid en beheerden al gauw
het meeste land in het westen. Niet alleen de mensen die aan de spoorlijnen hadeen gewerkt
vestigden zich langs die spoorlijn, maar ook vele buitenlanders kwamen op het nieuwe gebied af. De
spoorwegen adverteerden in Europa om naar het wetsen te komen en daar een gouden toekomst op
te bouwen. Om het land van de spoorwegen te kopen werd de nieuwe boeren geadviseerd om een
bepaald winstgevend produkt te verbouwen. Hierdoor werden de boeren in het begin wel welvarend,
maar ook erg kwetsbaar voor misoogsten.
Homestead Act (1862) gaf gratis land aan ieder die zich daarop wilde vestigen en het verbouwen. Zo
moesten de armen geholpen worden. Van 1880 tot 1890 kwamen enorm veel mensen daarop af en
veel nationaliteiten vormden hun eigen gemeenschappen op de nieuwe grond. Maar de Act trok vooral
ook veel spoorwegen en grondhandelaren, zodat maar een heel klein deel naar de armen ging
waarvoor het bedoeld was, en het grootste naar machtige groot-grondbezitters. Naast vooruitgang
door nieuwe grond via spoorwegen, waren ook talloze uitvindingen op het gebied van landbouw en de
uitvinding van prikkeldraad (hield roofdieren en veehouders op een afstand) van groot belang.
Alhoewel men deed denken dat het westen het walhalla was, hadden de boeren vaak veel schulden
(al dit nieuwe spul kostte geld) en waren ze afhankelijk van spoorwegen en verre markten voor hun
afzet.
De eerste settlers hadden het vaak zwaar, en waren van elkaar afhankelijk. Ook was er behoefte aan
instituties als zondagsscholen en kerken, en dus groepeerden veel mensen zich bij elkaar. Deze
groepjes groeiden uit tot dorpjes, waar al snel de behoefte ontstond om iets te doen aan hun imago
van achtergebleven volk. En dus bouwden ze opera´s, bibliotheken en scholen. Alles op de manier
zoals dat gebeurde in het oosten waar ze vandaan kwamen.
Om een staat te worden moest er een petitie aan het congres worden gestuurd om de staatsgrenzen
te bepalen en verkiezingen te houden voor leiders. Deze leiders moesten een grondwet maken, en als
die was aangenomen door een meerderheid van het volk van de staat kon het Congres de staat
inlijven. In een aantal staten werd vrouwenkiesrecht ingevoerd. De vrouwen hadden een belangrijke
taak gehad in het opbouwen van de samenlevingen, de mannen wilden af van het imago dat de
westelijke staten rouwdouwersstaten waren en door de nieuwigheid waren er wel mensen in voor een
experimentje.
De Mexicaanse gebieden die vanaf 1848 vrijkwamen voor Amerikanen vormden een gelijk probleem
als bij de Indianen. De Mexicanen hadden zelf een eigen (Spaans georienteerde) cultuur. Ze waren
katholiek. Al snel werden ze het slachtoffer van haatdragende of landzoekende blanken. Velen
vluchtten naar veilige gebieden in het zuiden, anderen pasten zich aan. Vanaf 1890 nam in heel
Amerika het racisme toe, ook tegen Mexicanen.
Exploiting the West:
De ontdekking van goudmijnen en de mogelijkheden van veehouden en boeren zorgden voor een
hype in het westen. Iedereen wilde erheen, en bijna iedereen werd teleurgesteld. Voor weinigen was
er rijkdom, voor velen armoede.
 In Californië werd in 1849 de eerste goudmijn ontdekt, en al gauw kwam er een run op goud.
Vanuit het zuidwesten trok de stoet van geldzoekers naar het noorden (Canada) en inderdaad
werden sommigen enorm rijk.
46
47



Ook het veehouden, en in het bijzonder het cowboy zijn, werd in het oosten beschreven als iets
geweldigs. Cowboys leefden volgens hun eigen wet in een leeg gebied waar ze stoer konden
doen met lasso´s en pistolen. Met de nieuwe grond voor het oprapen en een groeiende vraag
naar veeprodukten was er ook inderdaad wat geld mee te verdienen. Maar de echte cowboy was
eenzaam, arm en verveeld. (De cowboy-rush duurde maar vijf jaar, daarna stortte de markt in en
werd het echte armoede).
In de Dakota´s (midden-noord) was er na de Panic van 1873 ook een rush op graanbedrijven. De
grond was goedkoop doordat de spoorwegen failliet dreigden te gaan, en de graan was in trek.
Ook hier waren het de verhalen van een paar succesvolle zakenlieden die de mensen en masse
in de graanbusiness deed storten. En ook hier stortte de markt na een tijdje in, was er teveel
geïnvesteerd, viel de oogst een paar jaar tegen en was er teveel aanbod. Uiteindelijk was je blij
als je kon overleven.
Als laatste rush was daar de Oklahoma Land-rush. Het Indian Territory, zoals het eerst heette,
was gereserveerd voor de vijf beschaafde Indianenstammen vanaf 1830 en werd gezien als
waardeloos land. Maar omdat deze stammen hadden geheuld met de confederalistische vijand
tijdens de burgeroorlog had de overheid er voor straf wat andere stammen bijgemieterd om te
pesten. (En natuurlijk om elders land vrij te krijgen). Rond 1880 werd het de overheid echter
duidelijk dat die grond best nuttig was, en bedacht de overheid dat voor het verraad in de oorlog
een hardere straf gerechtvaardigd was. Dus pakte de overheid 2 miljoen hectare grond af en gaf
dat vrij voor landbouw. In één nacht kwamen er duizenden blanken het gebied binnen, verdeelden
de grond, zetten tentenkampen op en stichtten de stad Oklahoma-City (in gedachten dan). Toen
later via de Dawes severalty Act de rest van het reservaat werd verdeeld onder indianen en
blanken kwamen er nog meer gelukszoekers. Maar ook hier mislukte de akkerbouw en vanaf
1930 werd Oklahoma gezien als een stofnest.
The West of Life and Legend:
Een historicus (Turner, for if that mathers) schreef in 1893 dat de grenzen van de Verenigde Staten
waren bereikt, en dat het eerste deel van de Amerikaanse geschiedenis daarmee een einde had
gekregen. Terwijl de Echte Mensen hun vaste intrek hadden genomen in het westen, leefde de
Legende van het westen voort in de rest van het land. Men zorgde ervoor dat het idee bleef bestaan
van een gebied waar de Amerikaanse mens tot zijn recht kon komen, waar dappere Amerikanen
grootse dingen hadden gedaan en waar alles mogelijk was. De destrutieve kant van het verhaal werd
buiten beschouwing gelaten. Toch waren er wel mensen die inzagen dat het gebied overgeëxploiteerd werd. Vanaf 1872 werden er parken geopend om de ware natuur te behouden en werd
de politiek ingeschakeld om te zorgen dat men voorzichtig met het mooie westen omging.
Conclusion:
In een tijd waarin industrialisatie, verstedelijking en immigratie voor moeilijkheden zorgden was het de
mythe van het pure westen dat veel mensen aantrok. Men geloofde graag dat dáár de utopie bestond
die in het begin ook in het oosten had bestaan; het ware Amerika van schoonheid en harmonie. De
politiek, schrijvers en kunstenaars werkten graag mee om dit beeld te behouden. Maar de
werkelijkheid was anders, aangezien in de tweede helft van de negentiende eeuw massa´s buffalo´s
waren vermoord, indianen opzij gezet en grond(stoffen) uitgeput.
Hoofdstuk 18, The Rise of Industrial Amerika
Introduction:
In de laatste dertig jaar van de negentiende eeuw was Amerika uitgegroeid tot ´s werelds grootste
industriële macht. De produktie steeg, de huishoudens veranderden en de mensen hadden moeite
zich aan te passen. Ook kwamen er sociale onrusten, zoals de depressied van 1873 en 1893.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Welke uitvindingen zorgden voor de toename in produktie in het Amerika van ná de Burgeroorlog?
 Hoe konden Rockefeller en Carnegie de concurrentie overwinnen en de industrie naar hun hand
zetten?
 Waarom waren de ervaringen met industrialisatie in het zuiden anders dan in het midwesten en
noorden?
 Hoe reageerden de arbeiders op de verandering van het werk en de groei van nationale
ondernemingen?
 Wat zorgde voor de overmacht van de industrie in de botsing tussen industrie en arbeiders?
47
48
The Character of Industrial Change:
Zes zaken waren belangrijk voor de toename van industrie in Amerika na de Civil War:
 De ontdekking van enorme kolenmijnen zorgde voor goedkope energie voor treinen, industrie en
steden.
 Nieuwe technologische ontdekkingen, mogelijk gemaakt door goedkope energie, maakte dat
ongeschoolde arbeid kon worden ingezet voor goedkopere produktie.
 De behoefte aan goedkope arbeidskrachten om de concurrentie aan te kunnen.
 De enorme concurrentie tussen bedrijven en de behoefte om een monopolie op een bepaald
gebied te verkrijgen.
 Enorme prijsdalingen, waardoor kleine bedrijven de concurrentie niet meer uithielden.
 Het tekort aan geld, waardoor de rente steeg en geld lenen te duur werd.
Rond de spoorwegen ontstond de eerste industrie, vaak enorm groeiend met enkele rijken aan de top.
De arbeiders waren onverweild de lul en hadden het slecht. De concurrentie zorgde voor strijd bij
kapitalisten die over lijken ging, en dus ook over de arbeiders. Als er maar winst werd gehaald.
Rond 1900 was het hele land met rails verbonden. Dit was belangrijk voor transport, maar de
spoorwegen waren ook de eerste die bepaalde eigenschappen van grote bedrijven ontwikkelden. Zo
bedachten zij het scheiden van management en eigendom, het uitgeven van aandelen om aan geld te
komen en nationaal georiënteerde distributie, marktwerking en winstberekening. Veel mensen zagen
de grote spoorwegmagnaten als ellendelingen, maar sommigen waren wel enorm innovatief. De
spoorwegen waren groter dan de staat, qua omvang, geld, orgnisatie en economische macht. Maar
hoeveel de spoorwegen ook probeerden een uniform geheel te vormen, bleef het een onstabiele
markt. Bij de depressie van 1893 hielden ze maar net het hoofd boven water.
De spoorwegen inspireerden wel veel andere industriën, zoals suiker, vlees, olie, staal e.d. Omdat de
investeringen in grote machines en fabrieken zo hoog waren was het noodzakelijk om de concurrentie
uit te schakelen of samen te werken in Trustfondsen. Rockefeller was bij de oliefabrikanten de eerste
die dat deed. Het volk was hier niet blij mee (geen concurrentie, dus hogere prijzen), en vanaf 1890
begon de politiek zich ermee te bemoeien met de Sherman Anit-Trust Act, die dit soort samenwerking
moest voorkomen. Maar de wet was niet duidelijk genoeg, en de meeste Trust-company´s bleven
gewoon bestaan.
De mechanische vooruitgang had ook vele voordelen. Door de toepassing van stroom werden vele
soorten motoren bruikbaar. Door koelingstechniek kon vlees door het land vervoerd worden, en door
uitvindingen om goed staal te maken en olie te zuiveren ging de produktie omhoog. Hoewel de
toepassing van dit soort apparatuur de arbeiders overbodig maakte, zag het volk ook veel goeds in de
uitvindingen. De naaimachine maakte dat vrouwen niet meer zelf de hele dag hoefden te naaien, en
de gloeilamp zorgde dat mensen ook in het donker, en dus op regelmatiger tijden konden werken.
Al snel produceerden de fabrieken meer goederen dan de markt aankon, en dus moest er reclame
worden gemaakt en het produkt worden onderscheiden van anderen.
Ook bracht de industrie vervuiling met zch mee, en nogmaals, veel arme arbeiders. Maar de basis
voor een nieuwe economie was gelegd.
The New South:
Veel langzamere opkomst van industrialisatie dan het Noorden. Oorzaken waren:
 Verwoestingen door Civil War (behalve steden, land en boerderijen ook banken failliet gegaan)
 Tekort aan steden
 Te weinig kapitaal om te investeren (ook weinig geld voor bijvoorbeeld onderwijs)
 Analfabetisme
 Controle van het noorden op patenten en en financiële markten (en overheidswetgeving die
gericht was op het noorden, niet op de boeren in het zuiden)
 Weinig technologische uitvindingen (het zuiden was overgespecialiseerd in katoen verbouwen,
niet in fabrikage van producten).
En het zuiden was in de geest van velen verbonden met conservatisme en een traditionele manier van
leven. Het was niet zo dat nieuwe technologie niet in het zuiden werd toegepast. Ook daar kwamen
bioscopen, telefoons en elektrisch licht.
The Lost Cause: de confederatie van het zuiden voor de Civil War.
48
49
The New South Creed: Het aantrekken van industrie in het zuiden. Mooie natuur, veel ruimte etc. Door
gebied vrij te geven, goedkope arbeiders en subsidiëren van spoorwegen kwam er in het zuiden
langzaam industrie op gang. Hierbij hadden de zwarte arbeiders ook een redelijke kans. Zowel
staalindustrie als textielindustrie. Deze textielmolens werden op het platteland gebouwd, met daarbij
een klein stadje. De eigenaar van de molen beheerde de hele stad, en iedereen was van de eigenaar
afhankelijk. Vrouwen, mannen en kinderen werkten allemaal in de zelfde fabrieken en de traditionele
zuidelijke saamhorigheid zorgde voor een soepele overgang naar een stedelijke economie. Het zuiden
was vanaf 1920 de marktleider in textiel. Voor de rest bleef de industrialisatie traag gaan.
Industrial Work and the Work Force:
De overgang van nijverheid naar industrialisatie en massaproductie ging niet overal even snel, en
zeker niet plotsklaps, maar had uiteindelijk overal hetzelfde resultaat. De opgeleide man die een heel
produkt maakte werd vervangen door mannen en vrouwen zonder opleiding, die alleen maar een
onderdeel van het produkt maakten. Monotoon en saai, onverantwoordelijk en onderbetaald.
Er was geen sociale opvang. Gehandicapten en weduwes moesten het zelf maar oplossen.
Immigranten: hoe nieuwer hoe zwaarder het werk. Spanningen tussen werkgever en werknemer
waren aan de orde van alledag.
Vrouwen: moesten behalve voor het huis zorgen ook vaak thuis bijwerken om extra te verdienen.
Bepaalde klusjes werden door de fabriek uitbesteed aan vrouwen en kinderen die dat goedkoop thuis
konden doen. Er waren ook wel vrouwen die buitenshuis werkten, zeker toen er vanaf 1890
kantoorbaantjes ontstonden, maar er was absoluut geen sprake van promotie e.d. Buitenhuis werken
was iets tijdelijks, uit noodzaak, en verder moest het huishouden geregeld worden.
Kortom, rijk werd rijker, arm werd armer, en daar tussenin zat een grote groep middenklassers die het
redelijk goed had.
Labor Unions and Industrial Conflict:
Naarmate de arbeidsomstandigheden slechter werden zochten steeds meer mensen steun bij een
vakbond. Hierbij waren echter een aantal problemen:
 Door de constante stroom van nieuwe immigrantn die wel goedkoop wilden werken had zelfs een
staking geen effect. Er werden gewoon nieuwe mensen aangetrokken.
 Door ethnische verschillen hadden veel arbeiders geen zin om met andere groepen samen te
werken, soms zelfs zonder dat ze er zelf profijt van hadden.
 De wel-geschoolde arbeiders keken neer op de ongeschoolde arbeiders, dus ook die groepen
mengden niet echt.
 Twee vakbonden weten even succes te boeken maar (National Labour Union & Knights of
Labour) verliezen snel weer leden. Uiteindelijk blijft de AFL, American Federation of Labour, en
slaagde die er wel in om een hoop mensen bij elkaar te krijgen, maar nog steeds vormden de
leden maar een fractie van de alle arbeiders.
Omdat er dus geen goed georganiseerd protest mogelijk was, bestonden opstanden meestal uit
vurige, spontane en geweldadige conflicten.
Zowel de rechtspraak, de wetgeving en de hoge ambtenaren hadden weinig op met de arbeiders. In
Europa waren er wel politici die bemiddelden bij oneenigheid, maar in Amerika werden de
arbeidersbewegingen gezien als agressieve clubjes, waartegen zelfs het leger werd ingezet.
Maar vanaf 1879 ontstond er een ook een debat onder socialisten over de rol van de overheid bij het
helpen van de armen. De steeds groter wordende groep mensen die het niet redde in de industriële
samenleving maakte duidelijk dat er iets mis was met het beeld van een welvarend Amerika.
Verdedigers van het kapitalisme beriepen zich op Darwin (de natuurlijke selectie van sterkeren is niet
leuk voor het individu, maar wel het beste voor het ras op de lange termijn) en op Smith (econoom die
in 1776 al pleitte voor een vrije werking van de markt, vraag en aanbod reguleerden alles vanzelf).
Socialisten beriepen zich voor een klein deel op Marx (maar zijn klassenidee paste niet helemaal op
Amerika, en dus bleef de aanhang klein) en voor een groot deel op Anarchisme (vooral immigranten
die het hele systeem overhoop wilden trekken). Uiteindelijk bevestigden escapades die waren
gebaseerd op Anarchisme alleen maar dat arbeiders agressief en gewelddadig waren.
Conclusion:
Rond 1900 stond Amerika vooraan bij de machtigste landen van de wereld. De industrialisatie had
goedkope producten geleverd, veel werk verschaft en nieuwe produkten bij de mensen thuis gebracht.
Maar er waren ook veel nadelen. De vervuiling van de grond, uitbuiting van arbeiders, geweldadige
conflicten, sloppewijken en keiharde concurrentie waren de prijs die men ervoor moest betalen. Om
iets van hun slechte imago als uitbuiters kwijt te raken besteden veel rijke kapitalisten geld aan
49
50
publieke werken als musea, bibliotheken en mooie gebouwen. Om zowel van de geweldige
vooruitgang te profiteren als sociale onrusten en armoede te voorkomen zochten veel Amerikanen
naar manieren om een evenwicht te vinden.
Hoofdstuk 19, The Transformation of Urban America
Introduction:
De enorme toestroom van immigranten en de trek van boeren naar de steden had van veel wijken in
de grote steden ware getto´s gemaakt. De leefomstandigheden waren erbarmelijk, ziektes
weidverspreid en er was een conitnue strijd om de hoogste posities en beste baantjes. De in Amerika
geboren bewoners van de steden maakten zich zorgen. Niet alleen het leefklimaat van de
immigranten moest verbeteren, ze moesten ook integreren in de Amerikaanse samenleving.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Welke factoren bepaalden hoe de steden zich uitbreidden laat in de negentiende eeuw?
 Wat was de bijdrage van immigranten aan het stedelijke leven?
 Waarom hadden sommige immigranten meer succes dan anderen?
 Hoe en waarom kregen politieke bazen zoveel macht in de na-oorlogse (Civil war) stad?
 Hoe probeerden stadsbesturen de armen te hervormen en waarom boekten ze zulke wisselende
resultaten?
Urban Expansion:
Tussen 1840 en 1900 voltrokken zich twee belangrijke veranderingen in het stadsbeeld:
 Door een netwerk van transport werd de hele omgeving bij een stad betrokken
 Door enorm veel immigranten en industriële groei werden de steden enorm snel groter en
kwamen er zowel meer mogelijkheden als meer problemen.
Aan het begin van de negentiende eeuw waren steden compact en klein, met arm en rijk naast elkaar
wonend. Rijk in het centrum, arm daaromheen. Tegen het einde van de negentiende eeuw woonden
de rijken aan de rand van de stad, terwijl de armen in steeds kleinere appartementjes in de oude
gebouwen van het centrum woonden. Dit kwam door het steeds verbeterende transport.
Migranten: veel mensen trokken naar de stad omdat daar de mogelijkheden voor het oprapen zouden
liggen. Vooral ook vrouwen. Op het platteland was steeds minder voor ze te doen (de machines
werden door de mannen bediend, en door fabrieksproducten te kopen hoefden ze minder zelf te doen,
zoals kleren maken) en in de steden konden ze misschien een baantje vinden.
Immigranten: zij kwamen vooral door de betere en snellere stoomboten in grote groepen rond 1890.
Vier van de vijf New Yorkers was in het buitenland geboren. De meeste immigranten kwamen aan in
New York of San Fransisco, moesten dan worden toegelaten (geen ziektes hebben) en konden, als ze
geld hadden verder trekken. De in Amerika geboren stedelingen keken neer op de immigranten,
vanwege hun bedreigende aantal en hun vreemde gebruiken. Er waren een aantal factoren die het
moeilijk maakten voor de immigranten in Amerika:
 Veel immigranten wilden maar even blijven om genoeg geld te verdienen om thuis eigen grond te
kopen. Zij namen dus ook niet de moeite zich erg aan te passen. Ze wilden niet integreren.
 De grootste groepen immigranten (Engelsen, Duitsers) hielden de beste baantjes voor zichzelf en
hielden kleinere groepen daarbuiten.
 De grootste groepen maakten het voor nieuwkomers van hun eigen land makkelijker doordat ze
als in de politiek verweven waren, eigen bedrijven hadden en eigen kerken hadden, hetgeen de
integratie bevorderde.
 Immigranten die kennis hadden van de gewenste geschoolde beroepen, die de taal spraken en
bekend waren met Anglo-Amerikaanse cultuur hadden het makkelijk.
Ghetto´s: de nieuwkomers moesten in de goedkoopste huizen wonen. Ofwel omdat ze zo geld konden
sparen en toch niet lang bleven (italianen) ofwel omdat ze gweoon niet meer konden betalen. Maar
door vooroordelen en wetten was het uiteindelijk niet meer goed mogelijk om weg te komen uit die
wijken. Deze wijken lagen dicht bij de fabrieken, waren te vol, te smerig, te gevaarlijk, te besmettelijk
en te klein. Ook overlast van de aangrenzende fabrieken hoorde daarbij. Zwarten die uit het zuiden
naar het noorden waren getrokken hadden het nog zwaarder dan immigranten. De meeste
immigranten konden uiteindelijk genoeg geld verdienen om iets beters te vinden, maar zwarten
werden juist in bepaalde wijken gedreven waar ze ´allen elkaar tot last waren´. Rasicme leefde weer
50
51
op en door hoge huren e.d. zorgden huiseigenaren ervoor dat de zwarten uit blanke wijken bleven. De
politie was sterk bevooroordeeld, en regelmatig waren er geweldsuitbarstingen tussen blank en zwart.
Suburbs:Zowel aan de mooie doorgaande straten als aan de buitenkant van de stad bouwden de rijke
blanken geweldige wijken. Vanzelf trokken ze weg uit de vieze binnenstad, en hoe rijker hoe verder
weg ze gingen wonen (Hoe minder ze op kosten voor vervoer e.d. hoefden te letten). De stad raakte
langzaam onderverdeeld in gesegregeerde wijken.
The Urban Challenge:
De native-stedelingen begonnen zich zorgen te maken over het geweld en de rellen in hun steden.
Het was de schuld van de immigranten, die niet dezelfde normen en waarden van fatsoen hadden als
de Amerikanen zelf. Dus werden er projecten opgestart om dit wel te bereiken.
Er werd politie opgezet. Aanvankelijk onafhankelijke burger-politie,die de normen en waarden van de
nieuwelingen moest bijschaven, kwam er rond 1900 een echte overheidspolitie die nu gewoon de
criminaliteit ging bestrijden (dit onder leiding van de hervormer en politiechef Theodore Roosevelt).
Wie moest de stad gaan besturen. Aanvankelijk waren de steden fragmentarisch en gedecentraliseerd
bestuurd. Maar met de enorme groei kwam er ook een behoefte aan openbaarvervoer , brandweer,
belastingen, publieke werken etc. Wie de leiding over deze functies kreeg kon veel geld verdienen, en
dus was er een heftige strijd over wie wat mocht doen. Ook tussen de staatsoverheid en de stad was
er strijd om wie nu eigenlijk de baas was. De staten probeerden ervoor te zorgen dat de steden niet
werden gedomineerd door corrupte ellendelingen, maar rond het midden van de negentiende eeuw
vond je toch overal ´Bosses´, leiders van het politieke apparaat, the machine. Deze bazen waren
binnen de kortste keren corrupt, en dat ging in sommige gevallen heel ver (bijvoorbeeld William Tweed
van New York). Om een einde te maken aan de steeds gekker wordende toestanden drong de
stedelijke elite aan op hervormingen. Langzamerhand gingen de Bosses zich wat beter gedragen en
gingen ze samenwerken met hervormingsorganisaties en burgerorganisaties.
In tegenstelling tot de drie kwartjes per jaar die de Bosses overhadden voor de armen, probeerden
mensen uit de middenklasse echt iets te verbeteren. Maar omdat deze hervormers ervan uitgingen dat
de armoede kwam door gebrek aan zelf-discipline en zelfbeheersing, deden ze niets aan de zware
werkomstandigheden en lage lonen, maar probeerden ze voornamelijk om de immigranten hun onAmerikaanse gewoontes af te leren. Meestal probeerden ze vooral de jongste nieuwelingen (uit
buitenland of platteland) op te vangen, bijvoorbeeld in Christelijke opvanghuizen waar ze wat
bijleerden. (Young Mans Christian Association, YMCA/YWCA)
Maar aangezien ook deze opvanghuizen niet opkonden tegen de enorme armoede rond 1870-1880,
werd er gezocht naar constructievere oplossingen. The Salvation Army probeerde aan de drankzucht
en armoede een einde te maken, zette gaarkeukens en verplegingstehuizen op, en bracht de
christelijke boodschap van Moraal. Met ethisch verantwoord vermaak moesten de armen uit de
gokhuizen en kroegen worden gehouden, daarna moest je hulp bieden en vervolgens de juiste
normen en waarden bijbrengen. Maar wat er door wie ook werd geprobeerd, alles had als doel de
armen te verlichten door ze de levensstandaard, normen en waarden van de midden-klasse
Amerikanen bij te brengen, en de meeste pogingen slaagden daar niet in.
In 1872 the New York Society for Suppression of Vice moest met harde hand alle bordelen,
gokpaleizen en excessieve kroegen sluiten. Maar ook hier lukte het uiteindelijk niet om de gehele stad
van zijn criminaliteit te ontdoen, en al helemaal niet om het probleem van armen en immigranten op te
lossen.
In dezelfde tijd waren er ook enkele protestantse dominees die begrepen dat de armoede deels de
schuld was van de rijken, en dat zij dus een plicht hadden bij het oplossen. Bovendien vonden veel
dominees niet dat de armoede het gevolg was van alcoholgebruik en onwil, maar van de lullige
omstandigheden die de rijken schepten voor de armen. Ze pleitten dus voor aanpak van
huiseigenaren en bordeelhouders, en niet aanpak van de armen. Ook Social Gospel-beweging vond
dat de rijken moesten bemiddelen in de conflicten tussen armen en degene die hen arm maakten.
Als laatste ook Settlement Houses, van ene mevrouw Adams die opvanghuizen in de wijken opzette
met allerlei manieren van opvang. Meer in de traditie van Social Gospelers dan New York Society for
Suppression of Vice. Maar ook hier was de overdosis aan armen de reden voor maar een gedeeltelijk
succes.
51
52
Reshaping the Urban Enviroment:
In de enorm groeiende steden (hoevaak moet ik dat nog zeggen) vonden architecten het nodig om de
openbare ruimte aan te pakken. Dit zou natuurlijk in de eerste plaats bedrijven trekken en winst
betekenen, maar het zou misschien ook wel de arme massa in het gareel brengen. We hebben het
hier over parken, bibliotheken, scholen, musea etc. Aan het einde van de negentiende eeuw werd er
gretig verbouwd. Wolkenkrabbers werden voor het eerst gebouwd, nadat er inChicago door brand
dure grond in het centrum was vrij gekomen. Hele stadswijken werden uitgedacht en gebouwd, met
een doorgaans mooi resultaat. Ook werd er gekeken naar verbetering van riolering en
watervoorziening. Tot ongeveer 1900 waren de riolen, als ze er al waren, slecht en incapabel met als
uiteindelijk resultaat dat er vreselijk veel ziektes heersten in de steden. Vanaf 1900 werd er echter
anders tegen de voorzieningen aangekeken. Door annexatie van randgemeentes konden de steden
grotere plannen ontwikkelen, en door het instellen van officials die de aanleg en onderhoud
coördineerden werd er minder corrupt en slecht gebouwd.
Conclusion:
De enrome groei van de Amerikaanse steden zorgde dat veel mensen moeite hadden zich aan te
passen. De steden waren een bron van economische kracht, grote afzetmarkt en
investeringsmogelijkheden. Zoals het westen de rustige boeren trok, zo trok de stad de economisch
groten en sociaal kleinen. Voor de migranten van het platteland was het probleem in de stda vooral
het onpersoonlijke, snelle, commerciele wereld waar raciale en etnische groepen moesten vechten om
hun hoofd boven water te houden of om op de beste plek op de sociale ladder te krijgen. Velen van
hen probeerden hun eigen waarden van het platteland in de steden door te voeren: weg met de
alcoholverslaving, parken aanleggen, speeltuinen, fatsoenlijk bestuur in plaats van Bosses.
Voor de immigranten uit Europa en Rusland waren er andere problemen. Een nieuwe cultuur, taal,
vorm van levensonderhoud (industrie), racisme, gevaarlijk werk en enorme diversiteit van mensen. De
immigranten groepten zich samen, meestal zoveel mogelijk omgeven met hun eigen normen en
waarden. Ze waren schijnbaar onverschillig tegenover de vele pogingen van hervormers om de
nieuwkomers de Amerikaanse standaard aan te meten.
Alle groepen waren argwanend tegenover elkaar, begrepen elkaars problemen niet en probeerden
elkaar te vermijden. Stadsplanners probeerden door mooie straten, gebouwen en parken een vrolijker
klimaat te scheppen, hetgeen niet lukte.
Uiteindelijk werd het wel duidelijk voor alle stadsbesturen, dat elementaire zaken als riool, water,
brandweer, politie en vuilnismannen voor iedereen onmisbaar waren. Hieruit kwam het idee voort dat
de staat wel degelijk iets voor de mensen kon doen, zonder meteen hun groepsgevoel aan te tasten.
Vanaf 1900 hadden alle steden een fatsoenlijk bestuur, dat de inwoners ten minste een kwaliteit van
leven kon geven en de stabiliteit van de stad (waar zo vaak voor gevreesd werd) kon waarborgen. Dit
was en nieuw idee van overheid: zorgen voor de burgers.
Hoofdstuk 20, Daily life, Populair Culture and the Arts, 1860-1900
Introduction:
In de laatste jaren van de negentiende eeuw werden klasse verschillen belangrijker. De industrialisatie
had mogelijkheden gemaakt voor een groep nieuwe mensen om wat geld te verdienen, en nu van luxe
goederen en vrije tijd te genieten. Dus werd het belangrijker voor de mensen uit de verschillende
klassen om zich te onderscheiden. In de grote steden was een cultuur ontstaan van vermaak en sport
binnen de laagste klassen. Hoewel hervormers hun best deden deze cultuur om te vormen in hun
eigen cultuur van bezit, zou toch de cultuur van de massa het meest invloedrijk blijken.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Hoe veranderde de verandering van levensstandaard van middenklasse en elite hun opvatting
over klassenverschillen? En hoe werden racistische vooroordelen daarbij gebruikt?
 Wat was Victoriaanse moraal, en hoe veranderde het sociale opvattingen van alledag?
 Op welke manier beïnvloedde veranderingen in onderwijs en beroep de rol van de vrouw?
 Hoe zorgde het conflict tussen arbeidersklasse en de klassen daarboven voor een hervorming van
de opvattingen over ontspanning en vrije tijd rond de eeuwwisseling?
 Waarom stonden Amerikanen van verschillende sociale klassen afkeurend tegenover de Victorian
Morlaity?
Everyday Life in Flux:
52
53
In de tweede helft van de negentiende eeuw kwamen de vruchten van de mechanisatie van
produktvervaardiging op de markt, en de rijken profiteerden er het eerst van. Er kwamen kleren, en
kleren begonnen onderscheidende eigenschappen te hebben (Bertha heeft een mooie blouse =
Bertha is rijk), er kwam ander eten (meestal gezonder en dus vooral door rijken gekocht) en er
kwamen allerlei apparaten die het huishouden vergemakkelijkten.
Vanaf 1872 al mail-order catalogs mét niet-goed-geld-terug-garantie! Enorm succes. En ook
knaakland (5 pennyland), en een onderscheid tussen vrouwenwinkels en mannenwinkels. Naarmate
er meer gekocht moest worden en er dus ook meer gekozen moest worden tussen wat je wel en niet
kon kopen, werd het onderscheiden van je status door bepaalde materialistische goederen te hebben
groter.
Wat je koopt, wat je doet en hoe je dagindeling eruit ziet laat zien tot welke status je behoort. In de
laatste decennia van de 19e eeuw veranderden deze factoren. Voor de Civil War was het nog
voornamelijk geld en je beroep dat bepaalde tot welke klasse je behoorde, maar na de oorlog waren
zelf-identificatie en lifestyle de belangrijkste indicatoren. Dit kwam door veranderingen in het soort
werk, verandering van leefomgeving en verandering van consumptie.
 Working-class: 1850: toen waren dit zowel de mensen die gewoon spierkracht voor geld
omruilden als de ervaren vakmensen die ook iets van verantwoordelijkheid hadden. Beide soorten
arbeiders woonden bij elkaar, geloofden in het nut van hard werken met je lichaam, deden
dezelfde dingen en meest belangrijk: identificeerden zich met elkaar en hoopten hetzelfde te
bereiken.
Vanaf 1870 waren de ervaren arbeiders steeds minder nodig. Machines en uitvindingen hadden
tot nieuwe methodes van produktie geleid, waarbij de vaardigheid van een man er niet zoveel
meer toe deed. Deze ervaren arbeiders zochten dus ander werk, kwamen los te staan van de
spierarbeiders en begonnen zich steeds meer te identificeren met de klasse boven hun, de
midden-klasse.
 Middle-class: Vanaf 1870 wordt de middenklasse steeds groter (rond de eeuwwisseling zelfs even
groot als de working-class). Voor alle commerciele bedrijven, scholen, opvanghuizen,
politiekorpsen enz. waren mensen nodig met een opleiding, die vervolgens in een schoon kantoor
hun geld verdienden, en los stonden van de vieze fabrieksarbeiders. De mensen in deze middenklasse verdienden meer, hadden meer vrije tijd en konden met hun vaste banen en
toekomstperspectief meer solide gaan leven. Voor de kinderen werd gespaard voor een betere
scholing, er werden luxe goederen gekocht en er werd ontspannen na het werk.
 Voor de hoogste klasse was het duidelijk, ze moesten laten zien dat zij de aller rijksten waren. Er
werden enorme kastelen gebouwd en parken aangelegd.
Veranderingen binnen de familie: Hoe hoger het inkomen, hoe minder kinderen, dus vrouwen meer
vrije tijd, kinderen betere opvoeding en meer geld voor scholing en dus voor zowel ouders als
kinderen een beter leven. Rijkere mensen deden dus aan geboorte beperking. Ook leefden de
grootouders niet meer bij het gezin in huis. Een huishouden bestond typisch uit ouders en drie tot vier
kinderen bij de rijksten. De armste gezinnen (zwarten, arbeiders, en jawel, zwarte arbeiders) hadden
juist elk familielid nodig om elkaar te helpen en veel kinderen om geld te verdienen.
Middle-Class Society and Culture:
De midlle- en upper-class families zochten een manier om hun consumptiegedrag te verantwoorden.
Ze vonden Voctorian Morality, een uit Engeland overgewaaide manier van doen, naar Queen
Elisabeth. Het succes van de middenklasse had volgens deze uitleg alles te maken met persoonlijke
gaves, kracht, intelligentie en zelfbeheersing. Mannen deden het werk, en goed, terwijl vrouwen als rol
hadden om de samenleving te beschaven. Terwijl de mensen uit deze klassen zelf zich roemden om
deze eigenschappen, zorgden hoteleigenaren, boekenschrijvers, en winkeliers ervoor dat deze
mensen ook een speciale plek in de maatschappij kregen.
Twee aannames binnen de Victoriaanse groep:
 Hard werken was goed voor zelf-discipline en zelf-beheersing van de man en hielp het land
 De menselijke natuur was te vormen, je kon jezelf verbeteren. Dus erg moralistisch.
 Kunst, literatuur en goede manieren waren de pijlers van een beschaafde samenleving.
Vrouwen hadden het voor het zeggen in huis, dat was al langer zo. Maar nu bestond hun dag voor
een groot deel uit het paradijselijk maken van het huis, het huis moest een soort rustoord zijn, met
veel kunst etc. om de kinderen goed op te laten groeien.
53
54
Ook het winkelen, waar sommigen zich toch schuldig om voelden, moest aantrekkelijk worden
gemaakt. Warenhuizen werden pretparken, en de onmisbaarheid van alles werd aangeprezen.
Onderwijs. En dan met name hoger onderwijs was ook iets wat alleen de elite kon betalen. In de
eerste helft van de negentiende eeuw waren de hogere scholen voornamelijk op de logica, theologie,
talen en wiskunde gericht, na de burgeroorlog kwamen er universiteit die onderzoek deden op alle
gebieden. Deze werden vaak gesponsord door het bedrijfsleven, om zo de jeugd voor te bereiden op
alles wat ze later nodig hadden. Ook werden de sporten (voornamelijk rugby) erg populair. En er
kwamen dus meer leerlingen. Maar het bleef een uitzondering om hoger onderwijs te genieten.
Working-Class Leisure in the Immigrant City
In het Amerika voor de onafhankelijkheid werd ontspanning gezien als de eerste stap naar slechtheid
en zonde. Ook op het platteland werd er zo naar ontspanning gekeken, iets waar toch geen tijd voor
was. Werken was goed, iets anders fout. Maar in de zteden van na de burgeroorlog waren mensen
hard toe aan wat ontspanning na een dag werken. De middenklasse bleef het soms afkeuren, maar
de workingclass kon er niet meer buiten. Meest bekend waren de Saloons, waarvan er tienduizenden
waren in New York. De eigenaren dienden vaak als onderbaas van een wijk voor de Bosses van de
stad. Ze hielpen de immigranten, en hun saloons waren plekken van politiek, kameraadschap en
herinneringen aan hun vaderland. Dit was een groot onderscheid met de isolatie van het fabriekswerk
en de familie-traditie van de rijken. Desalniettemin waren saloons ook gevaarlijk. Ook veel
geldgevechten, dus een soort boksen.
Professionele sporten werden ook erg populair: Basketbal werd voor eht eerst door een team
gespeeld in 1845, en in 1869 kregen de eerste spelers een contract. Alle bevolkingslagen keken wel
naar sport, maar de meest fanatieke aanhangers waren toch working-class men.
Attractieparken en danszalen waren voor vrouwen en mannen, maar vooral voor vrouwen. Ook
Vaudeville, een soort rondtrekkende show met als neger geschminkte blanken, liedjes en grappen
over politieke zaken, politie en immigranten trok vrouwen (en ook immigranten die omzichzelf lachten).
In al deze vormen van vermaak konden de lagere klassen zich uitleven, mensen ontmoeten en even
ontsnappen van het zware leven van alledag.
Ragtime: vooral voor werkende klasse, ook voor blanken. Origineel een worksong van de
katoenvelden, nu aangevuld met westerse marsmuziek maakte een eigen populaire stijl. De
middenklasse en de elite hielden van hymnes met een moraal, ragtime was gewoon dans en vermaak.
Cultures in Conflict:
Aan het einde van de negentiende eeuw waren alle sociale en culturele lagen in conflict. Meest
duidelijk de armen tegenover de minder-armen en rijken, maar ook binnen de middenklasse was er
bijvoorbeeld onenigheid over de Victorian Morality. En vrouwen waren het zat om ondergeschikt te zijn
en begonen vanuit de middenklasse allerlei clubjes en organisaties op te richten om hun eigen gang
te gaan. Ook de roep om hervorming van de armen klonk luider. Sommigen wilden echter de
Victoriaanse moraal via publieke scholen overbrengen, anderen wilden criminaliteit en onbehoorlijk
gedrag straffen. Maar uiteindelijk was het enige wat afliep de moraal en sociale codes van de
Victoriaanse tijd bij de rijkeren. Dat idee van Victorial Morality was door schrijvers, kunstenaars en
producentenin het leven geroepen om een nationale stijl te creeëren waar de Amerikanen trots op
konden zijn. En zo werkte het ook een tijdje. Maar aan het einde van de negentiende eeuw kwamen er
ook steeds meer wetenschappelijke geschriften, die dat moraal ontkrachtten. Morele waarde en
economische rijkdom waren niet onlosmakelijk verbonden, profiteren zonder werk was slechter dan
werken zonder profijt, God had iedereen gelijk geschapen en binnen de sociologie werd de armoede
en ellende van de armen beschreven aan de rijken. Zo was het moeilijk vol te houden dat je alles aan
jezelf te danken had en dat de Victoriaanse moraal de trots van elke vaderlander was. Einde
Victoriaanse moraal,.
Ook in de architectuur en de kunst hadden de mensen genoeg van het deftig doen en het namaken
van europese schilderijen. Architecten vonden functionalisme veel beter. Een bank moest op een
bank lijken, niet op een tempel. Niet achterom kijken, maar naar de toekomst kijken. Dit modernisme
vond ook zijn weg in de schilderkunst. (De natuur was niet mooi, maar eng en gevaarlijk…).
In elke discipline van de middenklasse was het besef doorgedrongen dat vasthouden aan een
Victoriaans beeld nergens op sloeg in een land waar de tegenstellingen tussen arm en rijk, native en
immigrant, stad en land zo groot was. Iedereen was anders, alles complex en ingewikkeld. Maar
waarvoor dat Victoriaanse model dan moest worden vervangen bleef een vraag.
54
55
Van Victoriaanse dame tot Nieuwe Vrouw: vrouwen vonden via een aantal wegen meer vrijheid, en
niet alleen door dat ze braken met het Victoriaanse Model. Waardoor dan wel?
1. Vrouwen begrepen dat ze goed waren in opvoeden en medeleven, en bedachten dit aan te
wenden om de verloren zielen (alcoholisten) te helpen. Hierdoor kregen ze ook wat invloed in de
politiek en sociale debatten.
2. Vrouwen begonnen zich te verdiepen door studiegroepjes naar interessante dingen. Hierdoor
konden ze ook meer meepraten in debattn e.d.
3. Steeds meer universiteiten lieten vrouwen toe, waardoor ze van hun vooroordelen af konden
komen.
4. Door de populariteit van de fiets (jawel) gingen steeds meer vrouwen samen fietsen. Zo maakten
ze duidelijk dat ze verder wilden kijken dan hun eigen huis.
5. In de literatuur werd er ook meer geschreven over zelfstandige vrouwen.
Maar dit alles gold vooral voor rijkere vrouwen met vrije tijd en geld voor een opleiding. Voor de
vrouwen van fabrieksarbeiders die zelf bij moesten klussen bleef het huis nog lange tijd de centrale
plek.
Publieke opleidingen: Scholing betrof wél de gehele samenleving in al haar lagen, hoewel veel
arbeiders er tegen waren, omdat hun kinderen moesten werken. Scholing werd gezien als het
instrument om de arbeidersklasse wat moraal bij te brengen. Al vanaf 1870 was er een uitgebreid
netwerk van scholen, gestuurd door de overheid. De helft van de kinderen ging aan het einde van de
negentiende eeuw ook naar school. Maar school duurde maar een paar jaar en het niveau was laag.
Dankzij hervormers zoals Horace Mann werd er een ingrijpender schoolsysteem ingevoerd.
Rijkere kinderen werden naar private of parochie-scholen gestuurd. Op het gebied van kwaliteit bij
scholen was er een groot verschil in klassen, maar de meeste mensen kregen tenminste iets van
opleiding.
Conclusion:
Rond 1890 was er niet alleen strijd in de hogere klassen van de bevolking over welke manieren het
´hogere´ volk diende te bezigen (tafelmanieren, sportvoorkeuren, muziek) maar ook strijd tegen de
manier van leven zoals de lagere klassen deden. En strijd over hoe de stad moest worden ingedeeld.
Alhoewel de hogere klassen meestal de zwaarste stem hadden in hoe de lagere klassen zou moeten
leven, was er ook veel kritiek op deze kritiek. En die kritiek kwam vanuit de hogere klassen zelf. Er
werd geschreven over hoe de middelklasse de lagere klassen een gevoel van minderwaardigheid
probeerde aan te praten, en hoe de meeste middelklassers bezeten waren met regeltjes en normen
en waarden. En in plaats van dat er een escalatie plaatsvond waarin de strijd tussen de klassen werd
uitgevochten kwamen er vanzelf compromissen. De gevaarlijkste sporten werden beperkt en voor
iedereen wat toegankelijker gemaakt, en in plaats van dat er naar werd gekeken als iets dat de
mensen vormde en zelf-discipline bijbracht, werd het nu meer gezien gewoon als vermaak, één van
de consumptiegoederen. De Vaudeville houses, aanvankelijk gevreesd door de elite, werden de
eerste bioscopen. Ragtime werd jazz. Kortom, de cultuur van de workingclass vormde de basis voor
de cultuur van de twintigste eeuw.
55
56
Hoofdstuk 21: POLITICS AND EXPANSION IN AN INDUSTRIALIZING AGE
19 september 1881 ging president Garfield dood, nadat hij een tijdje eerder was neergeschoten door
een Stalwart aanhanger genaamd Guiteau. Garfield was een beetje de belichaming van een politiek
beleid dat zich niet bezig hield met de problemen van het volk, maar meer met zichzelf. Garfield was
een compromis van de Stalwarts en de Half-Breeds, twee richtingen binnen de Republikeinse partij.
Garfield stond tussenbeide.
Dit hoofdstuk stelt de volgende vragen:
- Op welke binnenlandse zaken waren de politici in de late 19e eeuw gericht? Waarom waren
deze zaken belangrijk voor de mensen?
- Welke sociale of economische groepen hadden de grootste politieke invloed in deze jaren?
Welke groepen hadden minder invloed of hoorden er helemaal niet bij?
- Waarom was er ontevredenheid op het platte land en welke organisatorische bewegingen
kwamen hier uit voort?
- Welke sociale en politieke effecten had de economische depressie van 1839-1897?
- Waarom was er behoefte aan expansie en hoe uitte zich dat?
Geografie, etniciteit, economische belangen, en talloze locale en staatszaken bepaalden de politiek in
1870-1880er jaren. Twee zaken waren van groot belang:
1. de natuur en de grootte van de geldstroom. Hoe moest er een geldstroom worden aangebracht die
paste bij de groeiende economie en die geen inflatie zou veroorzaken? Moest het in de Civil War in
omloop gebrachte papiergeld uitgebreid worden of juist weggenomen? Men besloot tot het in stand
houden van het nationale geld.
2. de veranderingen voor ambtenaren; de verandering moest inhouden dat ambtenaren niet meer
door politieke connecties werden aangesteld, maar door hun kunnen. Een professionele groep
ambtenaren was nodig voor een steeds complexer wordende regering. In 1883 was het zover: er
kwam een wet voor ambtenaren; er werd een commissie ingesteld om standaarden voor ambtenaren
te bepalen en examinaties voor bepaalde posten werden ingesteld. Er mochten ook geen contributies
meer betaald worden aan politieke kandidaten door ambtenaren.
De stand van de politiek:
Behalve de Commerce Act van 1887 en de hoofdzakelijk symbolische Sherman Anti-Trust Act van
1890, besteedde Washington weinig aandacht aan de gevolgen van de industrialisatie. Waarom deze
verwaarlozing?
- de belangrijke elite, met veel politieke invloed, wilde geen regulatie vanuit de regering.
- President was niet erg belangrijk omdat het meeste beleid op lokaal niveau werd gevoerd.
- Amerikanen verwachtten niet dat de regering zich met economische of sociale zaken zou
bemoeien. Veel mensen waren blij met de doctrine van laissez-faire.
- Stedelijke en staats regeringen vochten met elkaar over controle.
In deze tijd van lokale politiek en minder belangrijke presidentschappen, werden er vooral gematigde
presidenten aangesteld.
Cleveland werd in 1884 president. Hij was een gematigde democraat en zette zich in om
importbelasting te verlagen (hij geloofde dat de regering zich niet moest mengen in de economie –
laissez-faire ) en ook het verminderen van de pensioenen voor veteranen(er werd veel en vaak ten
onrechte gebruik gemaakt van de pensioenen, Cleveland stelde in dat er onderzoek gedaan werd
voordat iemand pensioen kreeg). Boze getroffen groepen maakte dat in 1888 de Republikeinen aan
de macht kwamen (president Benjamin Harrison). Hun beleid werd bepaald door zakelijke belangen
en de veteranen beweging. Ondertussen organiseerden de boeren protestbewegingen en in het
zuiden probeerden de witten de meest basale rechten van de zwarten weg te nemen.
Agrarische protesten:
1. The Granger Movement (op de Great Plains): Veel boeren zaten in economische problemen
doordat ze veel geld hadden geleend om hun boerderijen te financieren en de dure nieuwe machines.
In 1867 werd de Grange geformeerd, waar boeren informatie konden winnen, en emotionele steun
(was dus eigenlijk een groepje boeren dat gezamenlijk zat te huilen). De Grange wilde de boeren
vooral helpen in het meer produceren en minder kopen (uiteindelijk financieel onafhankelijk maken).
Ze onderhandelden met plattelandmachineverkopers en zorgde dat de spoorwegen een beetje
meewerkten en niet meer belachelijke tarieven voor vervoer vroegen
Uiteindelijk had de Grange beweging niet veel invloed.
56
57
2.The Alliance Movement(In Zuiden en Westen): ging er vooral om dat boeren gingen samenwerken
(zelfs zwart en wit). Hier kwam zelf een politieke agenda uit voort: ze waren voor reductie van
importbelastingen, ze wilden graduele inkomstenbelasting, voor publiek van de spoorwegen, subsidie
voor onderzoek naar irrigatiesystemen, geen eigendom van land door vreemden/afwezigen. In 1892
werden ze een politieke partij, namelijk de Populist Party.
Andere protestbewegingen:
African Americans hadden het nog steeds kut. Er werd vooral in het zuiden erg geprobeerd het
stemrecht zo veel mogelijk te sabotgeren. Staat na staat voerde wetten ten bate van segregatie in,
werkomstandigheden voor zwarten vergelijkbaar met de slaventijd etc. Bovendien waren er vaak
lynchpartijen. Reacties waren divers: 1. eigen bedrijven (zoals banken) werden opgezet, zodat ze in
hun eigen cultuur beschermd konden leven. 2. sommige bisschoppen pleitten voor retournering naar
Afrika om daar het christendom te verspreiden 3. geweld. 4. vertrekken uit gebied waar ze woonden.
De politieke situatie in de 1890er jaren was moeilijk en instabiel. Grover Cleveland werd in 1892
herkozen als president. Voor hem stond paniek in de zakenwereld, erosie van de fiscale stabiliteit van
de regering, en een vreselijke (economische) depressie. De vroege 1890er jaren brachten ook
arbeidersgeweld en de opkomst van de Populist Party. De crisis van deze jaren legde de verlamming
van de regering eigenlijk bloot – de regering die gedomineerd werd door een elite en geloofde in
laissez-faire beleid – toen ze geconfronteerd werden met nieuwe sociale werkelijkheden in fabrieken,
sloppenwijken, immigrante arbeiders en wanhopige boeren.
Paniek in 1893, de crisis van het kapitaal:
In 1893 stortte de spoorwegenbusiness in, doordat de agrarische wereld was gestagneerd was de
groei van spoorwegen al minder geworden. Gevolgen voor de ijzer en staalindustrie waren groot. Het
failliet van de spoorwegen kwam niet gunstig uit in de tijd, want er was al minder vertrouwen in de
goudstandaard (papiergeld etc), want:
- de goudreserves droogden uit omdat er in 1890 een grote Britse investeerders bank failliet
was gegaan. Hierdoor verkochten veel Britse investeerders kun aandelen in de spoorwegen
(en ruilden hun dollars in voor goud).
- De grote kosten aan veteranenpensioenen en de lage inkomsten van importbelastingen
maakte dat de overheid niet zo veel geld meer over had.
- De Sherman Silver Purchase Act (1890) zette ook druk op de goudreserves. In deze wet
stond dat de regering moest betalen voor de maandelijkse zilverinkopen (voor muntgeld) met
schatkistcertificaten die in te ruilen waren voor zowel goud als zilver. De meeste van de
mensen in bezit van deze certificaten ruilen ze in voor goud.
- De herverkiezing van Cleveland in 1892 was ook niet goed voor het vertrouwen in de dollar.
Hoewel hij zich aan de goudstandaard hield, had zijn partij een inflatieus (mooi nieuw woord)
beleid.
Het failliet van de spoorwegen was de druppel die de emmer deed overlopen. Investeerders
vertrouwden het economisch klimaat niet en raakte in paniek en dus ruilden zij ook hun aandelen in
voor goud. De depressie van 1894-1897 was het gevolg: grote werkeloosheid in de industrie, lage
prijzen voor agrarische goederen (minder inkomsten boeren), etc.
Cleveland liet het allemaal zo gaan en greep niet in: laissez-faire. Wel leende hij 62 miljoen dollar van
bankiers Morgan en Belmont in ruil voor Amerikaanse obligaties met sterke reductie om het
vertrouwen in het goud weer iets te doen vergroten. Maar meer ook niet. Door de depressie zagen
veel mensen in dat de overheid misschien toch wel meer moet doen om de economie in goede banen
te leiden, en de ideologie van laissez-faire verzwakte zeer.
De Democraten kregen de schuld van de harde tijden, dus won de Republikeinse partij in aanhang en
in 1896 won de republikeinse kandidaat William McKinley de verkiezingen.
Er waren in het land (en binnen de democratische partij) heftige verschillen van mening over het
zilver: men dacht dat als er zonder beperkingen munten geslagen konden worden, dat dan de
schulden opgelost konden worden en dat dit het einde van de depressie zou betekenen.
Expansie:
De zelfde elite die de laat negentiende-eeuwse Amerikaanse binnenlandse politiek had bepaald,
beïnvloedde ook de buitenlandse politiek, wat bijdroeg aanzwellende (bah) druk op expansie. Niet
alleen belangrijke zakenmensen, maar ook politici, staatsmannen, en journalisten waren ervan
overtuigd dat nationale grootheid betekende dat Amerika de Europese imperiale expansie moest
evenaren. Bevlogen door een sensationele weergave in een krant van een Cubaanse strijd voor
57
58
onafhankelijkheid, riep een elite op tot grotere Amerikaanse internationale assertiviteit (strijd tegen de
Spanjaarden; VS ging er heen en gaf militaire steun aan Cubanen - belangrijke rol zwarte soldaten -,
ze zeiden dat ze weg zouden gaan totdat Cuba geheel onafhankelijk was. Spaanse oorlog, in totaal
maar een paar dagen van gevechten, op Cuba was gevolg. 17 juli op een vredescongres in Parijs
erkende Spanje de onafhankelijkheid van Cuba en na betaling van 20 miljoen dollar kreeg de VS de
Filippijnen, Puerto Rico en een eiland Guam in haar bezit.VS had nu een heus eilandenrijk.
Amerikanen gingen wel weg van Cuba, maar beperkte haar soevereiniteit: VS mocht zich bemoeien
waarin ze wilde en ze hielden daar een marinebasis).
Redenen voor expansie:
- nationale grootheid betekent het hebben van een groot rijk (heerschappij)
- aanhoudende welvaart betekent vergroting van overzeese markt
- sterke marine moet ook buitenlandse bases hebben
- verspreiden van Christendom
- militaire macht vertonen
De marine richtte zich ondertussen op de Samoan Eilanden in de Pacific Ocean (wilden daar een
basis om bij te tanken) en maakte daar afspraken over de verdeling van het eiland met Engeland en
Duitsland. Ook legde ze een haven aan op Hawaii, namelijk Pearl Harbor. In 1898 werd Hawaï
officieel territorium van de VS (61 jaar later toegetreden tot de VS).
In de Filippijnen was er een gruwelijke vierjarige oorlog (strijd voor onafhankelijkheid van
VS).Redenen: versterkte lust in expansie door overwinning van Spanje, Filippijnen als springplank
naar Chinese markt, bescherming van Filippijnen voor andere grootmachten (Engeland en Duitsland),
Filippijnen zouden gebaat zijn bij VS invloed op het gebied educatie en geloof. VS heeft macht gehad
over Filippijnen tot 1946, toen werd het eindelijk onafhankelijk.
In China nam de VS diplomatische en militaire stappen om een voet tussen de deur te krijgen voor
commercie met de VS. Strikt commerciële doelen dus. Ook Engeland, Duitsland en Rusland zette
nogal wat druk op China. Staatssecretaris Hay zorgde ervoor dat de deur open bleef voor de VS door
te onderhandelen met de Europese belanghebbers. In China zelf was er een groep antibuitenlanders
(de Harmonious Righteous Fists/ de Boxers) die als protest heel veel buitenlanders en enkele
christelijke chinezen gingen vermoorden. De VS stuurde 2500 soldaten en dreef de protestbeweging
weg uit Beijing en redde de onderdrukte mensen aldaar.
China’s regering was al erg zwak en nu nog zwakker. Uit angst voor de val ervan (dat zou betekenen
dat de imperiale machten China zouden innemen) , besloot Hay voor de tweede keer een serie Open
Door notes uit te sturen, waarin hij het principe van een open handel in China voor alle landen nog
eens bevestigde en hij sprak de VS haar wil uit om China’s territoriale en bestuurlijke integriteit te
behouden.
Ook maakte Theodore Roosevelt (hij was in 1901 de president geworden na de moord op McKinley)
de weg vrij voor de aanbouw van een kanaal bij Panama. Dat ging allemaal een beetje vuil. De strook
waar het panama kanaal moest komen was eerst in handen van Columbia, maar Rooseveld vond dat
zij veel te veel geld vroegen en dus hielp hij bij de voorbereidingen van een interne revolutie voor de
onafhankelijkheid van Panama. Op 3 november 1903 was de revolutie (een Amerikaans oorlogsschip
lag te waken in de kust) en drie dagen later was het onafhankelijk: toen kreeg de VS een landstrook
dwars door panama heen om een kanaal te bouwen. In 1914 kon het eerste schip er doorheen.
Redenen voor Amerikanen om tegen expansie te zijn (1998: Anti-Imperialist League):
- macht over andere mensen betekende de schending van de Declaration of Indipendence en
de Constitutie.
- De militaire koorts stond hen tegen
- Angst dat expansie zou leiden tot concurrentie met goedkope buitenlandse arbeid en
producten
Conclusie:
Met de opening van het panamakanaal was er een eind gekomen aan 30 jaar expansie, dat Amerika’s
debuut op wereldniveau had ingeluid en dat het bereik van Amerikaans kapitalisme onderstreepte.
Maar, ondertussen bleef de centrale vraag in de laat 19eeeuwse Amerikaanse politiek: kan een
58
59
regering die gemaakt is voor de behoeften van een kleine agrarische maatschappij een land dienen
dat vol is van fabrieken en steden met immigranten? Tot 1900 was het antwoord helemaal niet
duidelijk. Ook al brachten zaken als bescherming, importbelasting, veteranengelden, en
geldstroombeleid wat actie in de politiek, toch bleef de doctrine van laissez-faire heersen, wat de actie
van de regering behoorlijk belette.
Steeds meer agrarische ontevredenheid in de 1890er jaren, versterkt door de depressie van 18931897, onderstreepte bepaalde sociale problemen in die jaren. De populist Party, ontstaan uit
agrarische harde tijden, legde de laissez-faire idealisten onder vuur en ook de bazen van grote
bedrijven die grotendeels de publieke zaken bepaalden. Ook al viel de partij uiteindelijk uiteen (na een
free-silver campaign in 1896), de eis van de beweging dat de overheid een actievere rol moest spelen
in het oplossen van sociale en economische problemen hielp het ontstaan van het politieke klimaat
van de Progressieven, waar we het in het volgende hoofdstuk over gaan helpen.
Hoofdstuk 22: THE PROGRESSIVE ERA
De ‘progressive reform movement’ was eigenlijk een respons op de vele veranderingen van de
maatschappij sinds de Civil War. Het wordt wel gezien als een beweging waarbij de mensen het
wonnen van de bedrijven. De rol van speciale belangengroepen bij het promoten van bepaalde
hervormingen was hierbij heel belangrijk. Anders dan andere hervormingsbewegingen was dat de
Progressieven de taak van de overheid in het oplossen van problemen belangrijk vond. Meer
overheidsactie dus.
De volgende vragen worden gesteld:
- Is “progressivism” slechts een benaming verzonnen door historici om veel verschillende en
zelfs elkaar tegensprekende activiteiten door verschillende belangengroepen aan te duiden
of bestond er werkelijk zo iets als een ‘progressieve beweging’ verenigd door gelijke waarden,
strategieën en vragen?
- Welke sociale realiteiten die in verband staan met Amerika’s nieuwe stedelijk-industriële orde,
stoorde de progressieve beweging in het bijzonder? Op welke manier probeerden zij deze
problemen aan de orde te stellen?
- Hoe uitten de hervormingsimpulsen zich op nationaal niveau? Welke politici en welke zaken
maakte de progressieve beweging een nationale beweging?
- Hoe beïnvloedde de progressieve hervormingen de gewone Amerikanen, inclusief vrouwen,
immigranten, arme stedelingen en zwarten?
Explosieve groei van steden en zakelijke belangen veranderde de VS in de vroege 20 e eeuw
behoorlijk. De trek van de Amerikanen naar de stad betekende een ontmoeting met immigranten. De
Amerikaanse stad, met daarin een elite (aristocratische oude families en succesvolle nieuwe
zakenlui), een groeiende middenklasse en de nieuwe immigranten (woonden in de sloppenwijken)
bepaalde het sociale karakter van die tijd. Welvaart en nieuwe vormen van organisatie op het gebied
van bedrijven veranderde het Amerikaans kapitalisme, maar zoals we in hoofdstuk 18 hebben gezien
was niet iedereen bij de economische groei gebaat. Industriële arbeiders moesten veel uren werken,
met lage lonen, gevaarlijke werkomstandigheden en druk van verhoging van productiviteit. Door
vakbonden en stembussen probeerden de arbeiders hun lot te verbeteren.
Veranderingen:
1. Sterk groeiende middenklasse van witte Amerikanen in de steden
2. Massale trek van zwarten uit het zuiden naar de steden in het noorden: op zoek naar
verbeterende omstandigheden
3. Ontstaan van gigantische bedrijven zoals Carnegie Steel en Standard Oil. Hierdoor was er
meer werk en ook veel arbeiders hadden dus baat bij deze bedrijven, maar de
omstandigheden waren niet zo goed. De hele familie (ook vrouwen en kinderen: kinderarbeid)
moesten werken om in leven te blijven. Door de tijdsklok en de nieuwe machines moest men
een nieuwe manier van werken aanleren. Efficiency was het sleutelwoord. Men moest zo veel
mogelijk produceren in zo min mogelijk tijd (gestimuleerd door standaardiseren van
werkroutines en het belonen van de snelste werkers).
4. Ontstaan van vakbonden zoals American Federation of Labor (AFL), de International Ladies’
Garment Workers’ Union (ILGWU) en Industrial Workers of de World (IWW) ook wel de
Wobblies genoemd. Deze vakbonden organiseerden zo nu en dan (succesvolle) stakingen. Er
waren ook arbeiders die Socialist werden: ze stonden een eind van kapitalisme voor en
59
60
stonden achter publiek eigendom van fabrieken, voorzieningen, spoorwegen en
communicatiesystemen (1900: Socialist Party of America – SPA).
Intellectuelen bekritiseerden steeds meer de ideologische basis van een door ondernemingen
gedomineerde sociale orde (intellectuele visies en visies van historici waren eigenlijk de basis voor de
beweging: Herbert Croly bij voorbeeld), en schrijvers en journalisten publiceerden over de menselijke
gevolgen van de industrialisatie (over details van de fouten van ondernemingen, de corruptie, de
slechte werkomstandigheden en sloppenwijken. Met behulp van nieuwe foto en printtechnieken
versterkte zij de boodschap van hun verhaal en dus de emotionele impact ervan). Al snel ontstond er
een golf van hervorming over het land: men probeerde de regering democratischer te maken,
gevaarlijke omstandigheden in steden en fabrieken verminderen en de macht van de bedrijven in te
perken.
Wat was ‘progressivisme’?
1. politiek antwoord op de industrialisatie en haar sociale bijprodukten: immigratie, stedelijke
groei, groei van macht van bedrijven, vergroting van klassenverschillen
2. kracht van progressivisme lag in de steden, ze betrokken veel journalisten, academici en
sociale theoretici
3. het waren hervormers en geen radicalen; ze wilden praktische oplossingen tot stand brengen
Welke doelen had het progressivisme?
1. striktere regulatie van bedrijven om democratie te bevorderen. Niet meer gigatische
ondernemingen en publieke supervisie: inspecteurs in fabrieken en veiligheidsvoorschriften
etc. zie ook punt 3.
2. wetten om de arbeiders en armen in steden te beschermen. Men zorgde voor afschaffing van
kinderarbeid in veel steden en voor wetten over maximale werktijden voor vrouwen. Ook
veiligheidswetten en regelingen voor gehandicapten.
3. hervorming van de structuur van de overheid . Het begon met protestmarsen tegen de
corrupte stedelijke overheden. Men vond dat de wortels van het slechte beleid lag in de
ongecontroleerde privé-monopolies die stedelijke voorzieningen als water, gas, elektriciteit en
transport verzorgden. Men stond structurele hervormingen van stedelijk beleid voor. Later
richtten ze zich ook op hervormingen op nationaal niveau door veranderingen in stemsysteem
en referendum te bepleiten.
4. strategieën voor sociale controle zoals de beperking van de immigratie, de afschaffing van
prostitutie
Wie waren de Progressieven?
1. Amerikaanse protestante middenklasse, inclusief de nieuwe professionals
2. fabrieksarbeiders en sloppenwijkbewoners
3. bazen van grote bedrijven (hielpen hervormen van de zakenwereld toen de druk daarvoor
heel groot was)
4. Intellectuelen en schrijvers en journalisten en sociaal denkers in steden waren voor al de
aanhangers
De Progressieven benadrukten altijd de ‘wetenschappelijke’ aanpak. Wetenschappelijke en
technologische expertise was namelijk de basis geweest voor de nieuwe industriële orde, en dus was
deze expertise nodig om de sociale problemen als gevolg van industrialisatie op te lossen: ze waren
dan ook een en al sociale onderzoeken, meningen van kenners, en statistische data voor het
ondersteunen van hun verschillende acties.
Het geloof dat de negatieve gevolgen van de industriële groei in steden opgelost kon worden door
onderzoek, wetgeving, en sociale controle was de basis van het progressivisme, maar het gaf de zaak
ook een moralistische, onderdrukkende bijsmaak. Aan de progressieve theorie lagen enkele
vooroordelen ten grondslag: morele en intellectuele superioriteit, sterk vertrouwen in de toepassing
van wetenschap op het sociale leven, wil om autoriteiten te gebruiken om gedrag te reguleren. Terwijl
sommige Progressieven zich inzetten voor kinderarbeid, industriële veiligheid, en regulering van grote
bedrijven, richtten anderen zich op persoonlijke gedrag van mensen. De sociale problemen waar deze
mensen zich mee bezighielden bestonden wel, maar de moralistische retoriek en oplossingen die zij
voorstelden getuigde ook vaak van een drang om moraliteit via de wet op te leggen (ze waren bij
voorbeeld tegen drank – er kwam in 1919 een officiële wet tegen het produceren, verkopen of
vervoeren van alcohol - en drugs, gokken, amusementsgelegenheden, dansgelegenheden, zelfs de
nieuwste rage de film).
60
61
Er waren ook veel Progressieven die dachten dat de oorzaak van de overwegend immigrantensteden
de immigranten ( en zwarten) waren. Ze wilden deze groep dus ook zo veel mogelijk beperken.
Racisme werd ook steeds sterker.
Immigranten, zwarten, maar ook vrouwen hadden veel te klagen. Zij begonnen zich dan ook te
organiseren:
De Afrikaanse Amerikanen:
Van 1890-1915 was Booker T. Washington de voornaamste zwarte leider geweest. Ook al was hij
stiekem betrokken bij verschillende organisaties die racistische discriminatie bevochten, was zijn
boodschap voor de zwarten altijd geweest dat ze moesten leren leven in een racistische maatschappij.
Hij vond dat de eerste taak van de zwarte Amerikanen was dat ze goede spreekvaardigheid
bezaten.Hij dacht dat als de zwarten eenmaal hun economische waarden hadden bewezen dat
racisme dan zou wegvagen, tot dan moesten zij hun lot maar gewoon aanvaarden. In het noorden
begonnen de zwarten zijn passieve opstelling en zijn positieve voorstellingen van zaken steeds meer
te bekritiseren, natuurlijk als gevolg van de steeds erger wordende situatie.Ida Wells-Barnett was een
zwarte vrouw die Washington’s opvattingen fel bekritiseerde. Zij zette een nationale anti-lynch
campagne op.
De belangrijkste opponent van Washington was echter W.E.B. Du Bois : hij was de eerste zwarte man
die afstudeerde (op Harvard). Hij was tegen Washington’s afwachtende houding en propageerde de
eis dat zwarten de zelfde intellectuele mogelijkheden moesten hebben als witten. Hij wilde dat zwarten
actief alle vormen van racisme moesten bevechten. Hij was de grondlegger van zwart activisme in de
nieuwe eeuw en mede oprichter van (1911) The National Association for the Advancement of Colored
People (NAACP), zij stonden voor wettelijke en politieke gelijkheid en volledige integratie van zwarten
in de amerikaanse samenleving.
Vrouwenrechten:
Vrouwen vochten voor stemrecht door zich te verenigen in de National American Woman Suffrage
Association (NAWSA) in 1900; ze gingen alle staten langs, maar dat ging een beetje langzaam dus in
1913 werd de Congressional Union opgericht die op nationaal niveau opereerde (Protesten voor het
witte huis etc) , in 1920 was het dan zo ver: vrouwen kregen ook stemrecht.
Rond 1905 werd, door de bovengenoemde activiteiten, het progressivisme dus een nationale
beweging. In 1901 betrad de eerste progressieve president het witte huis: Theodore Roosevelt (TR).
Hij bracht voor het eerst actie in de nationale politiek. Hij luisterde naar de publieke opinie en volgde
zijn doelen: bemiddeling voor arbeiders, bescherming van consumenten, behoud, deugdzaamheid van
bedrijven, en buitenlandse betrekkingen. Hij had een activistische aanpak: steeds meer macht van het
bestuur:
- hij verdedigde, in tegenstelling tot zijn voorgangers, het bestaan van het recht van arbeiders
om zich te organiseren (voorheen werden stakingen altijd met geweld geëindigd).
- Hij was van mening dat grote bedrijven belangrijk waren voor de grootheid van het land, maar
hij vond dat het gedrag van ondernemers wel gereguleerd moest worden (in zijn redes
beloofde hij het volk een “square deal” en schafte speciale behandeling voor kapitalistische
grootmachten af.
- Hij zette zich in voor de regulering van de spoorwegen: met de Hepburn Act (1906)
verscherpte hij de boetes op uitgegeven kortingen voor bepaalde vervoerders en ook verder
regulatie: maximale tarieven die ze mochten vragen, mogelijkheid om te financiën in te zien,
instelling van een gestandaardiseerd boekhoudsysteem.
- Campagne tegen onveilig en foutief gelabeld voedsel, drugs en medicijnen
- Was iets beter met rassenzaken: hij benoemde een zwarte man als ambtenaar en had een
symbolische ontmoeting met Booker T. Washington in het witte huis.
- Voor behoud van de natuur (hij stond achter ‘The Conservation Movement’). Uiteindelijk heeft
TR miljoenen kilometers ‘national forest’ gecreëerd, 53 wildreservaten, 16 nationale
monumenten, en 5 nieuwe nationale parken.
De machten van de overheid werden dus langzaamaan groter.
Roosevelt wilde, tot spijt van het volk, niet meer herkozen worden in de verkiezingen van 1908, dus
zijn opvolger William Howard Taft werd president (hij won de verkiezingen eigelijk alleen maar omdat
hij de opvolger van TR was). Maar Taft was niet zo progressief. Een groepje Republikeinen, de
Insurgents genoemd, keerde zich tegen hun eigen partijleider (Taft dus), na een verhit debat over
belastingen (BTW of zo)- insurgents wilden lagere belastingen. Zij stelde ook Roosevelt op de hoogte
over de weinig progressieve politiek van Taft (TR zat in Afrika) en toen hij in 1910 terug kwam hielp hij
61
62
de insurgents met de campagne en sprak zich duidelijk uit: nog meer regulatie van het bedrijfsleven,
wegsturen van rechters die progressieve wetten niet naleefden, voor volksstemming om rechterlijke
uitspraken om te keren.
De verkiezingen van 1912:
TR stelde zich weer kandidaat voor de Republikeinen, maar hij werd door de door Taft gedomineerde
partij (TR’s aanhang was meer onder het volk dan in de partij) tegengezeten en dus besloot TR een
nieuwe hervormingspartij op te zetten, namelijk The Progressive Party. Ondertussen waren de
Democraten ook voor hervormingen en hun presidentskandidaat Woodrow Wilson was erg populair.
Ook was er de Socialistische partij, ook voor hervormingen maar een beetje te radicaal, onder leiding
van Debs. Doordat er echt eenheid was bij de Democraten won Woodrow Wilson de verkiezingen van
1912.
Woodrow Wilson: hervormen van de belastingen op goederen en hervorming van banksysteem en
valutahervormingen: 1913 Federal Reserve Act, hierdoor werd het banksusteem voor een groot deel
gecentraliseerd (netwerk van 12 Federal Reserve Banks ingesteld onder privé en publieke controle.
(was een compromis). Ook hervormingen op gebied van bedrijven: 1914 Federal Trade Commision
Act – er werd een commissie ingesteld die de macht had om onderzoeken te doen naar bedrijven die
verdacht werden van schending van de regels op dit gebied, die rapporten van bedrijven kreeg en die
mochten ingrijpen. Ook 1914 The Clayton Antitrust Act – er werd een lijst gemaakt van specifieke
zaken die verboden waren (valse concurrentie etc). En hij verdedigde de rechten van arbeiders op
verschllende manieren.
Progressivisme en de Constitutie:
Het progressieve tijdperk had vier amendementen bij de Constitutie geproduceerd :
1. 1913 – het 16e amendement: congress heeft authoriteit over de belastinginkomsten
2. 1913 - het 17e amendement: directe verkiezingen voor de senatoren door het volk (dus niet
meer door staatwetgevers) Hierdoor werd de senaat meer toeschietelijk voor de wil van het
volk
3. 1919 – het 18e amendement: nationale verboden zijn toegestaan
4. 1920 – het 19e amendement: vrouwen hebben stemrecht
In 1916 werd Wilson voor de tweede maal president, maar zijn beleid zo dit keer nier in het licht van
hervormingen staan, maar in het licht van oorlog.
Conclusie:
Het progressivisme heeft niet alleen nieuwe wetten achtergelaten, maar een totaal hernieuwde blik
van de regering. De nieuwe visie heeft zijn wortels eigenlijk al in de geschiedenis met het optimisme
van Jefferson over ‘human perfectibility’ en Jackson’s oppositie tegen speciale privileges, angst voor
de massa en de groeiende status van sociaal en wetenschappelijk onderzoek.
Maar de Progressieven combineerden deze verschillende ingrediënten op een nieuwe manier. Zij
hadden het idee dat de overheid een centrale economische en sociale rol moest spelen. Ze hebben
het begrip democratie uitgebreid en het cynische idee dat de overheid slechts een speeltje van de
rijken was doen wegvagen. Met mensen als TR en Wilson kreeg de overheid meer uitvoerende
machten.
Het progressieve tijdperk staat voor een tijd dat de Amerikaanse politiek zich serieus bezig hield met
sociale problemen door industrialisatie. Het was ook de tijd dat Amerikanen leerden denken over hun
overheid niet als geïsoleerd en onbelangrijk of als speeltje van machtige mensen, maar als een arena
van mogelijkheden waar publieke zaken en sociale problemen opgelost konden worden. Twintig jaar
later zou een andere hervormingsbeweging “the new deal” sterk leunen op het progressivisme van
begin 20e eeuw.
Hoofdstuk 23: WORLD WAR I
Vragen:
- Welke motivaties en tegenstanden lagen ten grondslag aan de verschillende diplomatische
betrokkenheden in Azië en Latijns Amerika in begin 20 e eeuw?
62
63
-
Waarom ging Amerika de oorlog in Europa in (april 1917) als je de directe provocaties en
bredere factoren in rekenschap neemt?
Hoe beïnvloedde Amerika’s deelname aan de oorlog het thuisfront?
Hoe veranderde de rol van de overheid in de Amerikaanse economie, en in het Amerikaanse
dagelijks leven, tussen 1917 en 1918?
Welke rol speelde president Woodrow Wilson in de creatie van de Volkenbond, en in de
Senaat haar beslissing om de VS hierin niet te laten deelnemen?
De Spaans -Amerikaanse oorlog en de bezetting van de Filippijnen was een teken dat een tijdperk
van vergrootte Amerikaanse bemoeienis in het buitenland was aangebroken, speciaal in Azië en
Latijns Amerika. Amerika greep in zodra andere machten zich bemoeiden in Azië en Latijns Amerika.
Ze wilden economische belangen daar beschermen ( Taft deed aan dollar diplomatie: toename van
commerciële investeringen in buitenland stimuleren). TR zorgde zelfs voor een vredesverdrag tussen
Rusland en Japan die in China aan het morrelen waren. Ook namen zij de touwtjes in handen bij de
Dominicaanse eilanden toen sommige Europese landen daar interesse voor toonden.
Deze buitenlandse ‘banden’ laten zien dat de VS steeds meer haar macht wilde laten doen gelden,
investeringen in het buitenland wilde beschermen en uitbreiden, de wereld Amerikaanse standaarden
voor goed regeren (doel van VS was wereldorde op de Amerikaanse manier: een internationaal
systeem dat gebaseerd was op liberalisme, democratie en kapitalisme. Ze wilden een harmonieuze
stabiele orde van democratische gemeenschappen die Amerikaanse politieke waarden zouden
waarderen en die de uitbreiding van hun kapitalistisch initiatief zouden verwelkomen) opleggen. De
negatieve, dwingende kant van het progressivisme kwam ook naar boven in de Amerikaanse
onderhandelingen met andere landen.
Toen WOI in Europa uitbrak, wilde Amerika er niets mee te maken hebben; ze bleven dan ook de
eerste drie jaar neutraal. Maar de meningen veranderden langzamerhand. Emotionele banden met
Engeland en Frankrijk, economische overwegingen, het uitzicht op een wereld die opnieuw werd
opgebouwd met VS als voorbeeld, en de Duitse schending van Wilson’s definitie van neutrale rechten,
maakte dat in april 1917 Amerika toch de oorlog in ging.
Het was voor Amerika moeilijk om neutraal te blijven, mede door de economische banden met
Engeland. Ook historische banden (Engelsen waren immers hun voorouders en de taal). Amerika was
dus eerst neutraal, maar stond eigenlijk wel aan de kant van Engeland. Maar er woonden ook veel
Duitsers en Ieren in VS: voor Duitsland. Maar ze hadden allemaal geen zin in oorlog.
Waarom veranderde de mening over deelname aan oorlog?
- Wilsons visie van een liberale wereldorde botste met zijn neutraliteit; een overwinning van
Duitsland zou geen liberale vrede betekenen. Hij had het gevoel dat VS zich moest mengen
om de oorlog tot een goed einde te leiden.
- Het conflict over de zeerechten van neutrale landen; Engeland maakte grote bezwaren
(blokkeerde zelfs met mijnen) dat VS handelde met Duitsland, dat zou hun namelijk helpen in
de oorlog. Engeland wilde Duitsland op de knieën krijgen door import van eten etc voor
Duitsland te blokkeren.
- Ook Duitsland had onderzeeërs die boten rond de Engelse kust doorboorden met torpedo’s.
Mei 1915 werd een boot (de Lusitania) met 1198 Amerikanen geraakt door een Duitse
torpedo: publieke opinie in VS keerde zeer anti-Duits. VS begon zich een beetje voor te
bereiden op een oorlog. Maar Duitsland besloot niet meer passagiersschepen te torpederen
nadat Wilson had gezegd dat hij neutraal wilde blijven.
- Er bleven overigens ook groepen tegen de oorlog: Jane Addams heeft zit erg antioorlog
opgesteld en kreeg later ook Nobelprijs voor Vrede.
- Men vond dat economische belangen voor moesten gaan aan neutraliteit: leningen aan
Frankrijk en Engeland, die gebruikt werden voor de oorlog, werden niet stop gezet, omdat VS
anders wellicht in een economische crisis zou belanden .
- Eind januari 1917 besloot Duitsland om ongelimiteerd onderzee aanvallen uit te voeren om
hun kansen op overwinning te maximaliseren. Dit betekende dat VS eigenlijk wel in de oorlog
moest mengen. Schending van de neutraliteitsovereenkomst.
- Duitsland benaderde Mexico om hun te helpen in een oorlog tegen de VS, in ruil voor hulp bij
terugwinnen van ‘verloren territorium’ namelijk Texas, Arizona en New Mexico.
Dus vooral aanleiding om te mengen in oorlog: Duitse aanvallen op Amerikaanse schepen,
economische investeringen van VS in geallieerden en de culturele banden met vooral Engeland.
2 april 1917: oorlogsverklaring.
63
64
Vergeleken met Europese landen heeft de eerste wereld oorlog niet veel littekens achtergelaten voor
VS: minder lang gevochten, dus minder mannen verloren, er werd niet op Amerikaans grondgebied
gevochten dus wat dat betreft ook geen nare gevolgen. Maar toch betekende de oorlog een
omslagpunt voor Amerika: het veranderde niet alleen de levens van de soldaten, maar ook het
thuisfront en ook de overheid en de economie.
Het thuisfront tijdens de oorlog:
- militaire mobilisatie, o.a met behulp van propaganda
- overheidstoezicht op de economie: in 1917 werd de War Industries Board (WIB) opgezet om
militaire aankopen te coördineren, efficiëntie van productie te stimuleren, om voor wapens te
zorgen, en bevoorrading voor het leger. Ze hadden een enorme controle over de industriële
sector. Ze zorgden ervoor dat er prioriteiten werden gesteld aan productie van bepaalde
goederen, en ze zorgden ervoor dat rivale bedrijven samenwerkten om productie te
coördineren en om schaarse goederen zo veel mogelijk te sparen. Ook stelde Wilson de Fuel
Administration en de Food Administration in om deze goederen te reguleren: mensen werden
opgeroepen zo zuinig mogelijk te doen. Dus aangezet door de regering produceerden
bedrijven meer rationeel en efficiënt. De laissez-faire mentaliteit verzwakte in de
oorlogsjaren dus nog verder.
- Patriottisme en onderdrukking van dissidente meningen (Terwijl de pro-neutraliteit gevoelens
wegvaagde in Amerika, ontstond er een sterk patriottisme in 1917-1918. Dit was mede als
gevolg van een uitgebreid propaganda beleid van de overheid om oorlogsdrang een beetje te
stimuleren. Toen het patriottisme zich verspreidde over het land, bracht het een
overdonderende intellectuele overeenstemming (intellectuelen zagen de oorlog als een
worsteling om de bedreigde Amerikaanse waarden te verdedigen, idealen naleven, oorlog zou
verder hervormingen tot stand brengen, mars naar werelddemocratie) met zich mee en ook
een sterke intolerantie voor radicale of niet overeenstemmende (met status-quo) ideeën
(vooral tegen Duitse Amerikanen en antioorlog mensen). De overheid versterkte deze
onderdrukkende mentaliteit door bepaalde groepen op te pakken, zoals pacifisten, socialisten
en anderen. Hiermee werden burgerrechten (in constitutie vastgelegd) geschonden.
- Veel oppositie tegen oorlog: Duitse Amerikanen, religieuze pacifisten, socialisten (zagen
oorlog als een kapitalistische wedstrijd voor de markt).
- Economische welvaart door de oorlog: oorlogsgerelateerde industrieën (scheepsbouw,
wapens, staal en textiel) deden het uiteraard goed. Er was meer werk, dus meer arbeiders
nodig. Ook vrouwen en zwarten gingen hierdoor meer werken. Lonen omhoog. Doordat de
Europese agrarische sector verstoord was deed de Amerikaanse het zeer goed.
- Doordat er in de steden meer werk was gekomen migreerden meer zwarten naar het noorden.
Zij namen hun sociale instituties uiteraard met zich mee: de kerk. Activisme onder zwarten
werd in steden ook sterker. Racisme dus ook.
- Vrouwen meer op voorgrond: veel vrouwen hielpen in het leger, en vrijwilligsters thuis en in
Frankrijk (medisch etc) en veel gingen industrie in. Door hun inzet in de oorlog kregen zij
stemrecht. Maar echt veel was er niet veranderd.
- Verdergaande hervormingen: meer regulatie vanuit overheid, regelingen voor kortere
werkdagen, veiligheidsvoorschriften, controle op afschaffing kinderarbeid, rechten voor
arbeiders om te organiseren, loonregelingen, verdere maatregelingen voor drinkverboden etc
(vooral die Duitsers dronken zo veel bier), antiprostitutie campagne.
In november 1818 was de oorlog voorbij.Woodrow Wilson was dominant in de vredesconferentie,
maar het lukte hem niet zijn grootste doel van de oorlog te realiseren: Amerikaanse deelname in de
Volkenbond. Thuis ging het met de intolerantie en racisme van kwaad tot erger.
De nasleep van de eerste wereldoorlog:
- De 14 punten van Wilson: Wilson had de Amerikaanse oorlogsdoelen op een rijtje gezet, het
waren 14 punten. De eerste 8 hadden met territoriale overeenkomsten in Europa te maken;
autonomiegebieden voor mensen die eerder onder de oosterijk-hongaren en het ottomaanse
rijk leefden. 9e punt eiste dat koloniale disputen werden opgelost in het belang van de
gekoloniseerde mensen en ook de Europese koloniale machten. De laatste 5 punten lieten
meer Wilsons visie zien: een wereld met onbeperkte navigatiemogelijkheden, vrijere handel,
terugbrengen van bewapening, transparante verdragen in plaats van geheime pacten, en een
algemene associatie van landen (Volkenbond) om conflicten vredig op te lossen. De 14
vpunten lieten zien dat VS de oorlog vanuit nobele motivaties in was gegaan.
64
65
-
-
-
-
Het verdrag van Versailles: Wilson besloot zelf namens de VS naar het vredesverdrag te
gaan. Maar de doelen van VS sloten totaal niet aan bij de doelen van de Europese landen. Er
hing een wraaklustige sfeer onder de Europeanen. Duitsland verloor veel land en dus volk aan
Frankrijk. Veel koloniën werden niet vrijgegeven, maar Duitse koloniën kwamen wel onder de
bescherming van andere landen te staan, met de bedoeling om later onafhankelijk te maken.
Territoriale overeenkomsten in Oost-Europa waren zo gemaakt dat rusland minder sterk werd
(angst voor Bolsjewieken). Verdrag was dus eigenlijk een mislukking: had alleen maar nieuwe
vijandigheid tussen landen veroorzaakt.
Het gevecht over de Volkenbond: Wilson richtte zich dan maar op het creëren van een
Volkenbond; zijn wil voor deze bond liet zijn visie van een liberale, harmonieuze en rationele
wereldorde zien. Wilson ging het land door om het idee van deelname aan de Volkenbond te
promoten, maar hij putte zichzelf uit en kreeg een hersenbloeding. Hierdoor kon hij niets meer
doen en raakte in een isolement. Er waren een aantal politici die tegen deelname waren
omdat ze bang waren dat de vrijheid van actie van Amerika werd beperkt in buitenlandse
zaken beleid en dat het congres niet meer het constitutionele recht had om oorlog t verklaren.
Ze wilden dus dat artikel 10 van het verdrag (ieder lid had politieke onafhankelijkheid en
territoriale integriteit tegen over andere leden van de bond) schrappen. Hier werd geen
toestemming voor gegeven, dus VS zou niet meedoen aan de Volkenbond.
Racisme en red scare: Het patriottisme, de sfeer van “100% American” van de oorlog zorgde
voor hernieuwde rassenconflicten (speciaal in steden waar veel zwarten in oorlog naartoe
gegaan waren), maar het sloeg ook over in een angst voor het Bolsjewisme en andere
radicalen. Het werd allemaal erger doordat er stakingen van arbeiders waren voor verhoging
van lonen (socialisme). Er werden zelfs radicalen en mensen die verdacht werden van het
aanhangen van het communisme gearresteerd en opgesloten. Hiermee werden burgerrechten
geschonden.
De verkiezingen van 1920: De republikein Warren G. Harding won de verkiezingen, vooral
omdat het volk gedesillusioneerd achter gelaten was na het idealisme van Wilson. Harding
riep dat het land onder hem weer normaal zou worden.
Conclusie:
De vroege 20e eeuw was voor Amerika een tijd van hervormingen thuis en een tijd van intensieve
bemoeienis in het buitenland: Latijns Amerika, Azië, Europa. De oorlog had op verschillende terreinen
invloed: oorlogsgerelateerde industrie deed het goed, schaarste van bepaalde goederen (ook
mensen), hervormingen werden doorgezet (vrouwenstemrecht en nationale – drank - verboden),
regulatie van bedrijfsleven, maar ook in negatieve zin: intolerantie, conformisme en angst voor
radicale opvattingen, idealisme van Wilson werd opzij gezet. Het land was veranderd.
Hoofdstuk 24: THE 1920s
Dit hoofdstuk richt zich op de volgende vragen:
- Welke economische ontwikkelingen bepaalden de welvaart van de jaren ’20 en hoe
beïnvloedde die ontwikkelingen de verschillende sociale groepen in Amerika?
- Welke politieke waarden bepaalden het publieke leven in deze tijd van Republikeins
overwicht? Hoe verschilde het sociale en politieke denken van Herbert Hoover van het denken
van Harding en Coolidge?
- Wat wordt er bedoeld met ‘massa cultuur’? Welke ontwikkelingen hielpen de opkomst van de
massacultuur in de ‘20er jaren en hoe diep penetreerde (bah) het in de Amerikaanse
maatschappij?
- De 20er jaren waren jaren van zowel culturele creativiteit en sociale spanningen. Kun je
enkele ontwikkelingen aanwijzen die bijdroegen aan zowel de creativiteit als de spanningen?
Een decennium van welvaart:
Na de oorlog was er even sprake van een recessie, maar al snel ging het weer goed:
- nieuwe consumentenartikelen op de markt: elektrische goederen niet alleen maar in fabrieken
maar nu ook in het huishouden
- veel mensen kochten auto’s (waren goedkoper geworden) dus goed lopende auto-industrie en
aanverwante industrieën: rubber, benzine, reclame en snelwegenbouw. Gingen ook naar het
buitenland, andere bedrijven volgden.
- Nieuwe productietechnieken (lopende band: geïntroduceerd in de Ford fabriek; Fordism=
synoniem voor Amerikaanse industriële moed en lopende band productie). Grote bedrijven
65
66
-
domineerde de markt. Managers werden belangrijk: zij waren verantwoordelijk voor
productontwikkeling, marktonderzoeken, werknemersrelaties,. Zij hadden overzicht van de
nieuwe structuren in bedrijven. Ook nieuwe distributietechnieken en reclame via kranten,
radio, billboards en tijdschriften.
Lonen over het algemeen hoger geworden, omdat met (initiatief van Ford) er achter was
gekomen dat men harder werkte als ze meer betaald kregen.
Kwakkelende agrarische sector: ging niet goed met de boeren, want nu overheid niet meer
eten voor het leger hoefde te kopen, en de agrarische sector in Europa op gang was gekomen
gingen de prijzen sterk naar beneden.
De politiek in de 20er jaren weerspiegeld de zakelijke oriëntatie van die tijd. De Republikeinen hadden
controle over het congres en gaven twee presidenten die de culturele stemming ook weerspiegelden.
In dit klimaat hadden oude progressieven en feministen (‘20er jaren was een conservatief en
materialistisch klimaat. Reclames zeiden dat een liberale samenleving samenhing met consumptie, en
het nam afstand van het burgerlijke idealisme – dat was voor de communisten - en het verwierp het
vooroorlogse feminisme) het moeilijk. In dit klimaat kwamen er niet veel hervormingen van de grond.
Warren G. Harding: zijn tijd staat bekend als een tijd van achterkamertjespolitiek en allerlei
schandalen. Harding ging plotsklaps dood aan een hartaanval in 1923. Zijn belangrijkste zet: the
Washington Naval Arms Conference om de wapenwedloop tussen VS, Engeland en Japan op
gebied van marine te beperken. Lukte, maar weerhield de komst van oorlog later niet.
Calvin Coolidge: werd nieuwe president. Bracht een nieuwe stijl met zich mee. Hij draaide een aantal
hervormingen terug ten gunste van het zakenleven.
De veelheid van nieuwe consumentenartikelen in de jaren ’20 zou de basis zijn van sociale en
culturele verschillen. Niet allen deze producten, maar ook de nieuwe zakelijke structuren en
technologische processen die daarmee samenhingen, zouden Amerika voor altijd veranderen:
- Steden, auto’s, consumentenartikelen. In de 20er jaren was de bevolking in steden voor het
eerst groter dan op platteland: officieel een land van steden. Zwarten hadden de trek naar
steden geleid. Urbanisatie, met de daarmee culturele veranderingen. Minder werk in
huishouden voor vrouwen door nieuwe producten (stofzuiger etc). Ook koken en diëten van
mensen veranderde, door beter transport en ijskasten was fruit en groente hele jaar aanwezig.
Door de auto kwam de familievakantie op, en jongeren gingen er meer op uit (families minder
hecht). Het leven werd verder gestandaardiseerd: door bussen konden er grotere scholen op
minder verschillende locaties, buurtmarkten verdwenen omdat men makkelijker naar grote
supermarkten kon. Boeren hadden het makkelijker door tractors.
- Door nieuwe elektrische goederen en auto’s etc vervuilde het milieu (door gassen,
benzineverbruik en aanleg wegen etc). Voor velen was het niet erg genoeg als je zag wat je
ervoor terugkreeg: radio, film, elektrische apparaten, transport.
- Geroutineerd werk en massaproductie: door lopende band kwam er routine in werk, bood niet
veel toekomstmogelijkheden, je hoefde niet ergens goed in te zijn, saai. Hierdoor werd men
meer geïnteresseerd in vrije tijd. Op zoek naar plezier die er tijdens het werk niet was. Massa
productie en circulatie van tijdschriften, boeken meer verkocht ook in andere winkels dan
boekwinkel, nationale radio en televisie werden groot, film, (massa geproduceerde fantasieën
die het gedrag en waarden van mensen beïnvloedden, vooral van jongeren ook stimuleerde
ze consumptie; op de film zagen ze mooie beelden van het goede leven).
- Rages, sterren en helden: door de media gecreëerd, maar geeft aan dat mensen de wens
hadden om succesvol/mooi etc te zijn net zoals hun sterren en helden
De massamedia had verschillende sociale effecten: er kwam een zekere gestandaardiseerde
manier van denken uit voort, maar het benadrukte ook de lokale en regionale verschillen. Een
nationale cultuur kwam door radio, televisie en film op gang en het introduceerde nieuwe
gezichtspunten en nieuwe gedragscodes. Er ging bovendien een sterke boodschap vanuit:
persoonlijke horizon hoeft niet beperkt te zijn door directe omgeving (bijvoorbeeld Charles A.
Lindbergh die alleen over de Atlantische oceaan was gevolgen kreeg veel media-attentie en werd
een held). De massacultuur bood een grotere wereld voor gewone Amerikanen.
Het leven in de 20er jaren bood meer dan politieke schandalen, lopende bandwerk, en
massacultuur. Het was ook het decennium van creativiteit. Opbloei van high culture. Terwijl
sommige mensen hun traditionele gedrag veranderden, waren er een reeks opmerkelijke
prestaties van schrijvers, artiesten, muzikanten en wetenschappers. Zwarte Amerikanen lieten
66
67
hun trots en collectieve energie zien door een culturele opleving, die ook wel de Harlem
Renaissance wordt genoemd:
- De Tijd van de Jazz en de naoorlogse crisis van waarden: na de oorlog kwam er een golf van
veranderingen in waarden; er werd openlijker over seks gesproken, er kwamen grotere
feesten en er werd veel gedanst (de Charleston), vrouwen werden van vrijer (roken, make-up,
kortere rokjes etc) : de Flapper = een jonge vrouw die gek is op plezier. Dit werd een
stereotiepe van de jaren ’20 (beeld voor de rebelse jonge vrouw). De Jazz Age staat voor
feesten en pronken, plezier en egoïsme, en romantische illusies van rijkdom en nieuwe
waarden, mode en dansrages, zorgeloos bestaan.
- Verwante schrijvers: Veel schrijvers vonden de culturele turbulentie van de jaren ’20
inspirerend. Ze stonden meestal vijandig tegenover het moralisme van de vorige generatie en
de bedrijfsmentaliteit van nu. Mensen als Sinclair Lewis en Ernest Hemmingway
ridiculiseerden dorpse Amerikanen, protestante fundamentalisten, de middenklasse en de
politici met hun lege retoriek. Maar ze bleven in het hart Amerikanen en wilden door de
literatuur een nationale cultuur creëren.
- Harlem Renaissance: door de steeds grotere concentratie van zwarten in de steden (vooral
New York) ontstond er in de jaren ’20 een opbloeiende zwarte cultuur, in vele vormen: zwarte
Broadway musicals, gedichten en romans. De Harlem Renaissance was belangrijk op een
aantal punten: zwarte vrouwelijke schrijvers werden belangrijk in de literatuur, jonge rebelse
witten romantiseerden het leven van de zwarten als zijnde vrijer en zowel zwarten als witten
zagen de Renaissance als een goede stap in de richting van een authentieke moderne
Amerikaanse cultuur.
- Prestaties in de architectuur, schilderkunst en muziek: wolkenkrabbers etc, schilders die
schoonheid en lelijkheid van het stadse leven laten zien, en jazz (witte varianten en
authentieke zwarte jazz).
- Vooruitgang in de wetenschap en medicijnen: lange afstand uitzendingen van televisie,
röntgen, ontwikkelingen in neurochirurgie, vooruitgang in het behandelen van ziektes als
difterie, mazelen etc maakte levensverwachting van mensen langer.
Ondanks de welvaart en de oppervlakkige blijheid, stond er ook een grote druk op de maatschappij.
De economie was steeds meer veralgemeniseerd, maar de culturele homogeniteit van vroeger was
weg door de gecombineerde aanval van immigratie, technologie, groei van steden en de
evolutietheorie van Darwin. Als gevolg hiervan keken de boeren met scheve ogen naar de steden, de
Amerikaanse protestanten waren bezorgd over de toename van katholieken en joden, en
traditionalisten waren ontevreden over de veranderde moraal. Conflicten in de maatschappij:
- Immigratie: Gevoed door het patriottisme van de oorlog herleefde het gevoel dat Amerika een
land van cultureel dezelfde mensen moest zijn. In 1920 werd The National Origins Act
ingevoerd, waardoor de instroom van vooral Oost en Zuid Europeanen en Chinezen en
Japanners werd beperkt. Wel kwamen er steeds meer Mexicanen en Zuid-Amerikanen naar
het noorden op zoek naar economisch betere omstandigheden. Amerikanen waren er niet blij
mee.
- Sacco & Vanzetti: de nationale en antiradicale gevoelens (immigratie beperking en Red
Scare) die leefden in Amerika kwamen sterk naar boven in een moordzaak. Twee
immigranten (Nicola Sacca en Bartolomeo Vanzetti) werden gearresteerd en ter dood
veroordeeld voor een overval en moord op een schoenenfabrikant. Het proces verliep
oneerlijk. Er waren mensen die in protest kwamen, maar de rechter besloot dat ‘deze
anarchisten dood moesten’. Uit later onderzoek is gebleken dat de twee inderdaad schuldig
waren, maar dat was in der tijd helemaal niet duidelijk. Het laat de gespleten maatschappij
van toen zien.
- De Ku Klux Klan: Het intolerante klimaat zorgde ook voor een herleving van De KKK. De
belofte van de Klan om het land weer te repareren tot een raciaal, etnisch en moreel puur land
trok veel mensen aan, vooral slecht geschoolden, religieuzen, en economisch marginale
Amerikanen die geconfronteerd werden met de snel veranderende maatschappij.
Lidmaatschap van de Klan gaf Amerikanen het gevoel belangrijk te zijn, ook zorgde het voor
opwinding in een saai leven.
- The Garvey Movement: Garvey was een zwarte Amerikaan aangesloten bij de Universal
Negro Improvement Association (UNIA). Hij hemelde alles wat zwart was op, en riep zwarten
op om met z’n allen terug te gaan naar Afrika en daar een machtig land stichten. Veel zwarten
sloten zich bij hem aan. Eerste massale zwarte beweging in Amerika.
67
68
-
Verboden (Prohibition): In 1920 werd er officieel vastgelegd in de wet dat het drinken van
Alcohol verboden was (DROOGLEGGING). Verbod op alcohol had al veel steun gehad in de
tijden van de hervormingen. Maar uiteindelijk ging het mis. Het laat zien dat het onmogelijk is
om in een democratie gedragsregels op te leggen waarmee veel mensen het niet eens zijn.
In 1828 werd Herbert Hoover de president. Hij leek een goede man om Amerika’s welvaart in stand te
houden (hij was immers een Republikein – die waren aan de macht toen het economisch goed ging
met Amerika) . Hij was niet conservatief en had een duidelijke sociale en politieke filosofie:
Hoover was geen voorstander van laissez-faire , maar ook niet een onkritische aanhanger van big
business. Hij stond voor rationele economische ontwikkeling – de economie moest als een efficiënte
machine werken:gezamenlijke coöperatie van marketing, loonbeleid, toewijzingen van ruwe
materialen, en standaardisering van producten. De coöperatieve, sociaal verantwoordelijke
economische orde waar hij voor stond moest ontstaan uit vrijwillige actie van kapitalistische leiders en
niet vanuit dwang van bovenaf, dat zou totalitair zijn.
Maar er was een crisis op komst die juist wel de tussenkost van de overheid nodig had. Het zou het
einde betekenen van zijn bestuur.
Conclusie:
Na Wilson’s buitenlands beleid, verloor Amerika haar idealisme en isoleerde zichzelf op politiek gebied
van de rest van de wereld. Maar bedrijven gingen wel door met handelen in het buitenland, vooral
Latijns Amerika.
Op binnenlands gebied werd iedereen geconfronteerd met technologische en sociale veranderingen.
VS probeerde zich in deze jaren zich aan te passen aan de opkomst van massacultuur,
massaproductie, urbanisatie. Radio, de auto, film, elektrische apparaten, waren in die tijd allemaal
nieuw.
In het Republikeinse Washington werd de nieuwe consumenten maatschappij en grote bedrijven etc
warm verwelkomd. Er waren wel andere reacties op de veranderingen buiten de politiek: de
spanningen die sociale conflicten veroorzaakten, zorgden tegelijkertijd voor een rijke culturele en
literaire opleving. Verschillende groepen probeerden op verschillende wijzen wijs te worden uit de
nieuwe sociale orde: drooglegging en fundamentalisme, de KKK, de zwarte aanhangers van Garvey,
de artiesten en schrijvers van de Harlem Renaissance, de jazz muzikanten, shcrijvers en dichters die
Amerikaanse literatuur deden herleven.
Hoofdstuk 25: CRASH, DEPRESSION, AND NEW DEAL
In 1932, in het midden van een zware economische depressie, werd Franklin Roosevelt president. Zijn
gevecht tegen de depressie wordt ook wel de New deal genoemd. De First New Deal (1933-1935)
was gericht op herstel door verenigde nationale inspanningen, de Second New deal (1935-1938) was
minder gericht op eenheid en meer op business regulatie en beleid ten gunste van arbeiders, kleine
boeren en andere aan de onderkant van de maatschappij (radicaler). Dit hoofdstuk richt zich op de
volgende vragen:
- Welke factoren speelden mee in de val van de aandelenmarkt in 1929 en de depressie die
daar op volgde, en wat waren de directe sociale en economische gevolgen hiervan?
- Welke strategieën waren typerend voor het gevecht tegen de depressie in de First New Deal,
en welke maatregelen werden er genomen om deze strategie te doen werken?
- Waarom veranderde Roosevelt van cours in 1935 en welke strategieën lagen ten grondslag
aan de Second New Deal?
- Was de massale steun van Afrikaanse Amerikanen voor de New Deal gerechtigd? Geef
redenen.
- Welke New Deal regelingen bleken niet succesvol en waarom? Welke maatregel had het
meeste lange termijn effect op de Amerikaanse maatschappij?
In 1929 stortte de effectenmarkt totaal in. Als gevolg hiervan kwam er een depressie die iedereen
raakte. President Hoover ging er niet goed mee om, bemoeide zich te weinig (ideaal van de privé
initiatieven van bedrijven) en in de verkiezingen verliet men dus massaal de Republikeinse partij en
koos de Democraat Franklin Roosevelt tot president.
Black Thursday: Doordat het economisch allemaal zo goed was gegaan in de jaren ’20, speculeerde
men als een gek op de beurzen.De Federal Reserve Bank probeerde het allemaal een beetje af te
remmen in 1928 door de rente omhoog te doen, maar het hielp niet, er werd massaal geleend en dus
68
69
nog meer geld op de markt. De FED vernauwde in september het krediet nog een keer, met
desastreuze gevolgen. 24 oktober stortte alles in, prijzen gingen sterk omlaag,handelaren in paniek, er
was een totaal verlies van 30 biljoen dollar; Black Thursday.
Depressie volgde. Wat waren de onderliggende redenden hiervoor? Structurele factoren die de
welvaart van de 20er jaren zo instabiel hadden gemaakt:
1. Verhoogde productiviteit had niet hogere lonen betekend, maar meer winst voor de bedrijven.
Men had niet zo veel geld om nieuwe artikelen te kopen: overproductie.
2. De lage prijzen van agrarische producten
3. Belangrijke industrieën als spoorwegen, staal en textiel lagen technologisch achter en konden
niet genoeg investeerders vinden
4. The Federal Reserve Bank was er niet in geslaagd na de ineenstorting van de effectenbeurs
om de geldstroom genoeg op gang te laten komen.
5. Wereldeconomie (Europa vooral) was in crisis (oorlog) en daardoor was Amerikaanse export
minder, maar ook psychologisch effect dat investeerders bang werden dat het in Amerika ook
mis zou gaan.
Gevolgen van de depressie:
- prijzen vielen, vooral in agrarische sector
- een derde van de spoorwegen was failliet
- heel veel banken gingen dicht: spaargeld van veel families weg
- werkeloosheid groeide sterk: had ook psychologisch effect
- boerenfamilies kwamen letterlijk op straat te staan, veel daklozen
- gezondheidsproblemen als gevolg van slechte diëten en shcaarste van medische
voorzieningen
Hoovers reactie: hij probeerde mensen aan te zetten om zichzelf te helpen (overtuigde de grootste
banken om privé leningen uit te geven), lokale initiatieven, etc. maar het hielp totaal niet. Hij maakte
einde aan demonstraties met geweld. Einde van Hoover: Franklin D. Roosevelt (FDR) wordt in 1932
president.
Franklin Roosevelt:
Hij stelde talloze maatregelen in om land uit de depressie te krijgen, drie hoofdzaken bij de First New
Deal:
1. industrieel herstel door samenwerking van overheid en bedrijfsleven en overheidsgelden
uitgeven om boel weer op gang te krijgen
2. agrarisch herstel door gesubsidieerde reductie van oogsten
3. short-term emergency relief : lastenverlichting door bureaus op staats en op lokaal niveau,
maar direct door overheid verstrekt.
De 100 dagen:
Binnen 100 dagen werden er heel veel maatregelen genomen om de bovenstaande doelen te
bereiken. Overheid bemoeide zich nu dus sterk met de economie. De belangrijkste van de vele
maatregelen waren de Agricultural Adjustment Act (AAA): producenten van belangrijke agrarische
takken – zuivel, graan, maïs, katoen etc – kregen geld (subsidie) om hun productie te beperken. Zo
werd overproductie en dus lage prijzen beperkt. Maar de maatregel bereikte niet iedereen,
bijvoorbeeld niet de immigranten werkers en ook niet de boeren zonder eigen land Ook de National
Recovery Act (NRA) was belangrijk: belangrijke industrieën kregen regels om eerlijke concurrentie te
bevorderen; o.a limiet op productie, voorgeschreven lonen en werkomstandigheden en verbod op
prijzen naar beneden doen en oneerlijke competitieve praktijken. Maar er werd niet altijd aan de regels
gehouden. En het was voorla gericht op beperking van concurrentie en niet op de uitbreiding van de
economische mogelijkheden. Plan mislukte dan ook.
Verder werden er ook een soort Melkertbanen ingesteld en de banken werden geholpen zodat ze
meer konden uitlenen en dat het geld van burgers daar veilig was.
Ondanks de inzet van de New Deal bleef de depressie voortduren. Roosevelt bleef echter wel
populair (charisma en ook goede dingen bereikt met zijn New Deal beleid), men bleef vertrouwen in
hem hebben, hij sprak op persoonlijke wijze met zijn volk (over de radio) en dat sloeg aan. Eenheid in
het land ging wel een beetje verloren, want conservatieven vonden dat de New Deal te ver ging, terwijl
radicalen het niet ver genoeg vonden gaan. Roosevelt deed een stap naar links (waar hij eerst een
beleid voerde dat op nationale eenheid voorstond met een gecentraliseerde economie, was er nu
meer aandacht voor de verschillende – armere - sociale groepen) en besloot verdergaande
69
70
maatregelen te nemen die zo indrukwekkend waren dat men FDR’s beleid vanaf dat moment de
Second New Deal noemde (v.a 1935):
1. vergroting van het publiekswerken programma
2. hulp voor arme boeren
3. steun aan georganiseerde arbeid
4. Bijstand voor ouderen en andere zwakken in de samenleving
5. striktere business regulatie
6. zwaardere belasting voor rijken
Er werden weer veel wetten ingevoerd, waaronder de Social Security Act, welke lange termijn effecten
had. Deze wet zorgde voor een mix van staat en regeringsbeleid voor pensioenen voor oude
arbeiders, toekenningen voor slachtoffers van industriële ongelukken, verzekeringen voor
werkeloosheid en hulp voor afhankelijke moeders en kinderen en mensen met handicaps. Het geld
hiervoor werd uit belasting van werkgevers en werknemers gehaald. Dit inhouden van belasting op
loon zorgde dat er minder geld in omloop was, waardoor het bijdroeg aan een recessie in 1937, maar
het was wel de grondvest van het principe dat de overheid verantwoordelijk is voor het sociale welzijn
en het creëerde het framewerk voor een in de toekomst uit te breiden welzijnssysteem.
Naast alle bovengenoemde zaken stond de New deal ook voor het behoud van de natuur en boeren
leren hoe erosie van de grond te voorkomen etc., aar er was niet heel veel aandacht voor en
vervuiling door massaproductie kwam niet ter sprake.
De New Deal was steeds meer gaan werken als een steun voor alle georganiseerde en niet
georganiseerde hulpbehoevende groepen van de samenleving. Ondertussen was de macht en het
prestige van het presidentschap enorm verhoogd. De belangrijkheid van de New Deal zat dan ook niet
zo zeer in het passeren van allerlei wetten ten behoeve van oplossen van de depressie, maar ik de
manier waarop het de rol van de uitvoerende machten, de president, de nationale autoriteit had
veranderd.
In 1936 werd Roosevelt overweldigend herkozen, mede als gevolg van grote steun van zwarten; ook
al waren veel Democraten racistisch, toch liepen de zwarten over naar Roosevelts partij. Terecht?
- Roosevelt wilde van lynchen een officiële wetsovertreding maken, maar zijn wetsvoorstel werd
afgewezen door veel democratische senatoren. Om niet al zijn witte stemmers te verliezen
heeft Roosevelt niet verder geprobeerd de wet er doorheen te krijgen.
- Maar Roosevelt stond wel achter het bannen van racisme op de arbeidsmarkt en bij wijze van
symbolische daad nam hij enkel zwarten aan voor ambtenarenwerk.
- Hij deed belangrijke dingen op het gebied van antidiscriminatie bij zaken over stemrecht,
loongelijkheid, selectie voor de jury, en iets met woningen.
- Zijn vrouw zette zich in voor gelijkheid van zwarten en vrouwen.
Invloed van de New Deal op het Westen van Amerika:
- verbetering en aanleg van snelwegen maakte het westen meer toegankelijk’
- door agrarische maatregelen en wetten waren er nieuwe gunstige omstandigheden ontstaan:
graan en vee landschap van de Great Plains, citrus en truck boerderijen (?) aan de kust in
westen, afhankelijk van migranten arbeid.
- De goorste Publieke werken projecten vonden plaats in het westen: veel bouw van publieke
gebouwen, rechtszalen, postkantoren, en toeristen faciliteiten en ook dammen die gebouwd
die hydro-elektrische kracht gaven aan veel regionen.
- National Resources Planning Board, die natuurlijke bronnen conserveerde etc.
Roosevelt had de verkiezingen nog niet gewonnen of hij viel de Supreme Court aan (hierin zaten
namelijk ontzettende conservatieven die de New Deal in de weg zaten, zij geloofden niet in de
hervormingen. Ze hadden de AAA en de NRA al ongeldig gemaakt en TDR was bang dat de
maatregelen van de tweede New deal het zelfde lot zouden hebben. TDR wilde een wet aan laten
nemen dat er meer leden van de Supreme Court aangenomen konden worden: court packing , maar
het plan werd afgewezen. Misschien door de dreiging, misschien door de grote populariteit van TDR,
maar opeens gingen allemaal oude leden uit de Supreme Court met pensioen en lieten de ruimte voor
nieuwe mensen, ook werden de nieuwe wetten zonder problemen aangenomen; TDR doel was dus
uiteindelijk toch bereikt). Hierdoor kreeg de conservatieve oppositie weer strijdlust en energie.
Bovendien kwam er in 1937 weer een depressie. Hoe kon het? De New Deal ging hierdoor zijn einde
tegemoet. Maar Roosevelts invloed bleef, het politieke agenda van Amerika was voor altijd
herschreven.
70
71
Conclusie:
De New Deal had een heleboel bereikt, maar het was niet totaal gelukt. Werkeloosheid zou pas na
1943 weer op peil zijn. Maar toch, het was een hele belangrijke tijd in de Amerikaanse geschiedenis.
De Democratische partij was helemaal een andere weg ingeslagen (linkser geworden). De tijd van de
nieuw deal staat voor hervormingen, maar een ander soort hervormingen dan in vroegere tijden; de
Progressieven hadden bijvoorbeeld zich ten doel gesteld het kwaad uit de maatschappij te halen, of
dat nu bij de overheid, de bedrijven of de individuen lag. Maar de New Dealers probeerden niet het
land puur te maken, maar ze wilden praktische problemen oplossen, als stagnatie van het
bedrijfsleven, werkeloosheid, en de slechte distributie van economische bronnen. Ook hun stijl was
anders dan die van vroegere hervormingsbewegingen; het was niet zo braaf.
Roosevelt had een open, experimentele benadering in het omgaan met de problemen van het land. In
de depressie waarin het land zat, was er ook zo’n tolerantie voor innovatie nodig. Boven alles heeft
het optimisme van Roosevelt de gedemoraliseerde mensen van het land weer nieuwe energie
gegeven.
Hoofdstuk 26, American Life in a Decade of Crisis at Home and Abroad
Introduction:
Om het gevolg van de great depression en de New Deal goed te begrijpen moeten we ook verder
kijken dan wall street, verder dan het congres. We moeten kijken naar de mensen in de fabrieken, de
velden en thuis. En naar het buitenland, omdat juist in deze periode veel sterke naties onder een
militaire dictator kwamen te staan en de gevolgen van de depressie in de oorlog duidelijk werden.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Welke factoren lagen aan de basis van de opkomst van bonden in de late jaren dertig en welke
sectoren van de arbeiders werden het meest beïnvloed?
 Wat was de invloed van de depressie op mensen die sowieso al op het randje van de
bestaansgrens leefden (vrouwen, zwarten, immigranten)
 Wat zorgde voor de opkomst van het cultureel nationalisme en patriotisme achter in de dertiger
jaren? En hoe manifesteerde zich dat?
 Wat was de Good Neighbor Policy, en hoe beïnvloedde dat de politiek in Amerika en acties in
Latijns-Amerika?
 Hoe reageerde Roosevelt en het Amerikaanse volk op de verspreiding van nazisme en fascisme
in het buitenland aan het einde van de dertiger jaren?
The American People in the Depression Decade:
De Depessie jaren hadden een impact op de Amerikaanse samenleving. Maar voor goed begrip
moeten we ook naar speciale groepen kijken in die samenleving. Sommigen die het in het bijzonder
zwaar hadden, en anderen die relatief goede kansen kregen. Industriearbeiders gingen zich
makkelijker organiseren, maar vrouwen, zwarten en hispanics kregen het nog moeilijker. En de
gezinnen veranderden.
De mensen hadden het zwaar. In sommige steden was maar liefst 80 procent van de mensen
werkeloos. Veel mensen met hoge opleidingen deden ondergewaardeerde baantjes (professor in de
wiskunde pompt benzine). Door de consumentendrift die had geleefd konden sommige nieuw-armen
het niet verteren om hun armoede te laten zien. De depressie liet een diep litteken na bij iedereen die
de tijdhad meegemaakt.
Vakbonden:Tot 1930 waren die tegengewerkt door de industriebazen en goede vooruitzichten voor de
arbeiders. In 1935 werd in de Wagner Act gesteld dat het arbeiders vrij stond zich te verenigen en te
onerhandelen over arbeidsomstandigheden. Al snel werd de Committee for Industrial Organisation
(CIO) opgezet. Dit was een overkoepelende vakbond waar iedereen, van elk beroep, ras of opleiding
terecht kon. Na geslaagde stakingen nam het aantal leden fors toe. Vrouwen deden niet mee aan de
stakingen maar richtten wel de Women´s Auxiliary op, waarmee ze de mannen voorzagen van eten en
een spreekbuis. Daarna werd de Womens Emergency Brigade opgericht, die nog actiever de stakers
hielp. Het lekkere gevoel van solidariteit onder de arbeiders en vrouwen hielp iedereen.
De overheid keurde sommige stakingen wel af, maar Roosevelt weigerde bijvoorbeeld het leger te
sturen om General Motors van zijn stakers te ontdoen. Veel grote bedrijven wilden zich blijven
71
72
verzetten tegen de stakers. Maar nu de politiek niet meer de kant van de managers koos, en de
stakers beter waren georganiseerd met bekwamere leiders, gaven steeds meer bedrijven toe.
Binnen de enorme organisatie van arbeiders was wel een klein onderhuids probleem. De leiders
waren vaak erg linkse activisten die het bewind omver wilden gooien. De meeste arbeiders wilden
soms niet eens meedoen aan stakingen om niet hun baan te verliezen. En in ieder geval waren de
meeste arbeiders er niet op uit hele veranderingen in het systeem teweeg te brengen.
Vrouwen hadden het zwaar in de depressie omdat mannen nu ook hun baantjes wilden. Vrouwen die
wel bleven werken kregen vaak minder loon dan mannen. Vrouwen die waren getrouwd moesten vaak
het veld ruimen voor mannen, althans, dat werd van ze verwacht. Het idee leefde toch dat mannen
voor gingen. Maar ondanks kritiek en lage lonen gingen steeds meer vrouwen werken, simpelweg om
brood op de plank te krijgen, en omdat de tijdsgeest langzaam veranderde.
Zwarten, hispanics, native´s: zwarten hadden het zwaar. Ook voor deze groep gold dat de blanken
vonden dat zij eerst banen moesten hebben, voordat de zwarten mochten werken. De urbanisatie van
zwarten nam af. Vakbonden waren in principe niet discriminerend, maar op de werkvloer en voor de
baas bleven zwarten minderwaardig. Maar ook de zwarten verenigden zich. De NAACP boycotte
bedrijven in zwarten wijken waar alleen blanken werden aangenomen. In 1935 liep zo´n boycot in
Harlem uit in bloedige rellen. Communisten namen het op voor de zwarten, maar veel effect had dat
niet. Aandacht voor de slavernij verzwakte wel iets door de depressie, maar door de acties van
zwarten was wel duidelijk dat rscisme niet lang meer kon bestaan.
Mexicanen werden waanzinnig uitgebuit in het zuiden. Ze waren daar naar toe gehaald als goedpkope
werkkrachten, maar werden nu weggejaagd omdat noordelingen die baantjes wilden. Velen vluchtten
terug naar Mexica, anderen moesten het land uit vande overheid en voor de rest wachtte
discriminatie. Ook zij richtten een vakbond op, de Confederation of Unions of Mexican Workers and
Farm Labourers. Met een paar kleine successen maakten ze in iedergeval duidelijk hoe zwaar ze het
hadden.
Native Americans hadden het na de Dawes Act van 1887 altijd moeilijk gehad. De beste en meeste
grond van de reservaten was opgekocht door blanken, de stammen hadden geen legale rechten meer
en een aantal hervormers vond dat de Act ongedaan moest worden. John Collier was een van die
hervormers, die allerlei geweldige plannen bedacht, maar de indianen zélf waren daar al niet voor. Zij
waren te divers, sommigen met kapitalistische plannen, anderen met angst voor reservaten als
musea. De Indian Reorganisation Act van 1934 was een middenweg, die ook maar net aangenomen
werd. De goede bedoelingen van de hervormers sloten totaal niet aan bij de ideeën die indianen
overzichzelf hadden.
Familieleven: zware druk op de man, die zijn trots aan de kant moest zetten als hij geen werk had.
Ook minder gebortes, omdat men liever wachtte tot betere tijden, beperking van immigratie, dus mider
bevolkingsgroei. Trek naar het westen omdat men hoopte daar betere kansen te hebben. Minder
huwelijken, omdat men eerst geld wilde verdienen. Maar ook samenwerking om de tijden te
doorstaan, het oppakken van huishoudelijke vaardigheden (zelf auto maken, zelf huis schilderen) en
gratis voorzieningen.
The American Culture scene in the Thirties:
De impact van de depressie op het culturele leven was evengroot als dat op het sociale leven. Film en
radio brachten vermaak en afleiding, schrijvers en kunstenaars brachten een kritische kijk op de
ontwikkelingen. In het begin van de dertiger jaren waren ze vooral kritisch, aan het einde van de
dertiger jaren vooral hoopvol door New Deal en actief om het militaire vertoon in europa tegen te
gaan. Radio en film werden razend populair. Komedie, commentatoren, nieuws en muziek werden
elke avond geluisterd. Films vertoonden zowel documentaires, vermaak en sociale normen en
waarden (bijvoorbeeld over de rol van vrouwen).
Literatuur: In de literatuur werden de fundamenten van de Amerikaanse samenleving bekritiseerd. In
de jaren twintig ging het vooral om de Middleclass-kritiek, maar nu niet meer.
De late jaren dertig: Communisten waren aanvankelijk tegen Roosevelt en zijn New Deal, maar toen in
1935 Stalin opriep tot een wereldweid verbond tegen fascisme, begonnen de communisten samen te
werken met niet-communistische schrijvers en intellectuelen. Veel aandacht was er voor de Spaanse
burgeroorlog, waarbij Franco met zijn fascisten de gekozen overheid omver wilde werpen. Veel
schrijvers uit Amerika, gevolgd door politici, bemoeiden zich met Spanje en waren tegen Franco en
72
73
zijn fascisten. Maar toen Stalin een pact sloot met de nazi´s nam het animo voor communisten af. Men
begon te vermoedden dat de communisten heulden met de fascisten. Wel hadden de communisten
inmiddels de aandacht weten te vestigen op de groeiende problemen in Europa.
In de muziek, literatuur en kunst kwam er steeds meer begrip in de late jaren dertig voor de arbeiders
die zich door de ellende van de depressie hadden heengeslagen. Er kwam een gevoel van
nationaliteit. Alle Amerikanen hadden samen de depressie het hoofd geboden. De geschiedenis van
het land werd uit de kast gehaald en er werd geconcludeerd dat Amerika een prachtig land was. Het
land was niet uit elkaar gevallen, er was geen revolutie, en terwijl in Europa dictators de macht over
namen, was Amerika blij met zijn sociale democratie.
Streamlining: Het optimisme bracht met zich mee dat fabrikanten hun produkten gewaagder gingen
ontwerpen. Een gestroomlijnde stijl kwam op. Alles werd rond, gloeiend en snel gemaakt.
Ook nieuwe, elektronische produkten. Vaatwassers, televisies etc.
Amerikanen waren bang voor een oorlog in Europa. Ze hadden zich tijdens de depressie niet veel
beziggehouden met het internationale veld, en nu bleek dat Europa aan de vooravond van iets heel
naar stond.
The United States in Menacing the World:
Amerika was verdeeld wat betreft de rol die ze moest spelen in de naderende oorlog. Sommigen
vonden dat democratien in Europa moesten worden geholpen te overleven, anderen wilden neutraal
blijven om niet hetzelfde als in WO I te krijgen.
Franklin Roosevelt had besloten een ´Friendly Neighbor Policy´te bedrijven met Zuid-Amerika. Hij
maakte een einde aan de militaire interventie. Alhoewel soms op de proef gesteld (Cuba)
intervenieerde Roosevelt niet met andere dan economische middelen. Uiteindelijk bouwde deze
politiek een betere band op met de landen om Amerika heen, hetgeen in WOII van pas zou komen.
The opkomst van het Fascisme in Europa en Azië: Al vanaf 1922 was Mussolini aan de macht in Italië.
In 1933 kwam daar Hitler bij en japan. Deze drie landen hadden fascistisch/nazistisch bewind en
waren een bondgenootschap aangegaan in 1936. Hoe reageerde Amerika hierop?
Amerika wilde niets met de oorlog. Na WO I en de depressie hadden de Amerikanen er genoeg van.
Ze wilden gewoon rustig leven. WO I zagen velen als een vergissing, dat gingen ze nu niet over doen.
Veel protesten, posters, acties, toneelstukken en boeken. Er werd een wet ingediend waardor Amerika
alleen zou mogen meedoen in internationale conflicten na een referendum. Net op het randje, en door
tussenkomst van Roosevelt, werd de wet niet aangenomen.
Aanvankelijk zagen sommige Amerikanen Hitler en Mussolini niet als gevaarlijk, en sommigen vonden
het zelfs bewonderenswaardig hoe die twee hun land op de been hielpen en tegen communisme
waren. (Nog los van de fascisten en nazi´s in Amerika die het met de denkbeelden eens waren).
Amerika had na de burgeroorlog van 1790 besloten zich niet meer te bemoeien met ´Old World Wars´,
en WO I werd gezien als een fout. Daarbij waren de volkerenbond en de europese landen zelf niet in
staat iets tegen Hitler en Mussolini te doen, dus wat zou Amerika zich er dan mee gaan bemoeien?
Roosevelt probeerde met alle landen (ook Italië en Duitsland) een goede verstandhouding te houden.
Met Japan lag het wat anders, want China was een goede afzetmarkt van Amerikaanse produkten,
Japan kon weleens de wereldleider op het gebied van textiel worden en China was een gebied dat
bekeerd moest worden doo Christenen. Dus Amerika deed kleine pogingen om Japan economisch
aan te pakken. Maar het haalde weinig uit.
Maar in 1939, terwijl Nazi-troepen Tschechoslowakije en Polen binnenvielen begonnen de pacifisten
in Amerika stemmen te verliezen. Amerikanen werden bang voor een om zich heen grijpend naziregime. Roosevelt probeerde diplomatiek te blijven, maar toen Mussolini en Hitler hem uitlachten,
diende hij budgetten in voor het leger en leit hij oorlogstuig produceren.
In 1938, toen de Naiz´s eenmaal aan de macht waren, werden de Joden steeds harder onderdrukt,
met Kristallnacht als toppunt. Duizenden joden vluchtten naar de VS. Maar Roosevelt, met de steun
van het volk, wilde niet de toelatingscriteria voor immigranten versoepelen. Vele joden werden
afgewezen. En alhoewel Roosevelt tegen de nazi´s was en wilde ingrijpen, deed hij dat vooral via
diplomatieke weg, hetgeen zowel het volk, als de duitse nazi´s tevreden hield.
73
74
Conclusion:
De depressie veranderde veel in de samenleving. Vakbonden ontstonden. Producenten probeerden
met gestroomlijnde produkten klanten te trekken. Vrouwen werden onderdrukt, net als minderheden,
maar vochten terug. Schrijvers waren aan het begin van de dertiger jaren tegen kapitalisme en de
nieuwe maatschappij, later werden ze positiever over het mooie Amerika. Maar terwijl in Amerika het
leven er beter uit ging zien, werd het in europa steeds donkerder.
Hoofdstuk 27, Waging Global War 1939-1945
Introduction:
De tweede wereldoorlog maakte diepe indruk op de Amerikanen, maar lang niet zo diep als in Europa.
Amerika raakte, na de aanslag op Pearl Hrabor, overtuigd van het gelijk. Ze vochten en ze wonnen,
en dat was goed. Maar Amerika zou ook veranderen door de oorlog. De economische vooruitgang die
de oorlog met zich meebracht hielp de depressie van de jaren dertig vergeten. Vooral ook vrouwen en
minderheden konden nu prfiteren. Amerika werd een overwegend Middleclass society, in plaats van
een workingclass. Amerika stond voortaan in het midden van de wereld, niet meer alleen aan de
overkant van de grote oceaan. De rol van de overheid en instituties zou veranderen.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Wat deden Roosevelt en Congres om Amerika te mobiliseren voor de oorlog?
 Hoe beïnvloedde WO II de Amerikaanse economie?
 Wat waren de belangrijkste effecten van WOII op minderheden en vrouwen?
 Wat waren de doelen van de geallieerden in de oorlog en hoe hadden die invloed op het oordeel
over de oorlog en de na-oorlogse houding?
 Wat maakte dat Truman kernbommen op Japan gooide in 1945? Wat waren de voor en tegen
argumenten?
Into the Storm, 1939-1941:
Amerika wilde neutraal blijven, en dus bleef het aanvankelijk bij economische sancties en wapensteun
aan Engeland. Maar Roosevelt begreep dat hij in de oorlog geduwd kon worden, hetgeen gebeurde
met de aanval op Pearl Harbor.
Hitler begon langzaam met Polen binnen te vallen, maar toen Frankrijk en Engeland de oorlog aan
Duitsland verklaarden en Hitler binnen een jaar half Europa bezette en zware bombardementen op
Engeland uitvoerde werd de roep om steun van Amerika groter. Engeland zou sowieso wapens
krijgen. In Amerika bleven een groep mensen sceptisch tegenover meedoen aan iets waar ze niets
aan hadden.
Bij de verkiezingen van 1940 wilde Roosevelt (democrat) graag een derde (ongewoon) termijn
aanblijven. Om steun te krijgen benoemde hij republikeinen in zijn staf en nam hij wetten aan die
steun van beide partijen hadden, waarmee hij voor het eerst in vredestijd een leger kon opbouwen.
Roosevelt beloofde dat hij alleen Engeland zoveel mogelijk wilde steunen (wapens cash betalen en
zelf naar Engeland voeren), zonder zelf in oorlog te gaan. Een meerderheid had vertrouwen in hem en
hij mocht een derde termijn blijven.
Meteen voerde Roosevelt het plan door dat Engeland niet hoefde te betalen voor wapens,
maar ze mocht lenen. Toen de Sovjet-Unie werd binnengevallen door Hitler leende Roosevelt ook aan
hun wapens, want hilter verslaan was nu belangrijker dan communisme. Daarna hielpen Amerikaanse
schepen de Engelse boten te beschermen tegen de duitsers, en eventueel te schieten als ze werden
aangevallen. En ook de Deense eilanden Groenland en IJsland werden bezet om ze uit handen van
Hitler te houden. Roosevelt en Churchill sloten het Atlantic Charter, waarin ze verklaarden samen te
werken voor bescherming en het tegengaan van bezetting. Toen een Amerikaans schip werd
beschoten keurde Congress goed dat vijandige boten werden verwoest. Niets bleef meer over van de
Neutraliteitshouding en Amerika was in oorlog, tenminste, dat zou officieel niet lang meer duren.
Amerika moest aan twee kanten de zee bewaken, en Congres keurde het bouwen van twee
vloten goed. Met Japan wilde Amerika geen last, want dan moesten ze hun aandacht verdelen. Ook
Japan wilde geen oorlog, maar de landen wilden ook geen compromis sluiten. (Japan wilde Azie in,
VS wilde Japan uit Azie). Amerika had geen hoge pet op van Japanners, en er was geen enkele groep
die zich tegen een oorlog met Japan verzette. Het begon met het stopzetten van de handel met Japan
(vooral brandstof) van Amerika en het veroveren van gebied in Azie door Japan. Japan had de
brandstof nodig, en besloot Amerika te dwingen mee te werken. Maar Amerika deed dat niet. Een
74
75
aanval werd verwacht, maar waar? Toen dat op 7 december 1941 Pearl Harbor bleek te zijn waren de
Amerikanen geschokt. Iedereen was nu voor oorlog. Amerika verklaarde oorlog met Japan, Duitsland
en Italië verklaarden oorlog met Amerika, Amerika verklaarde oorlog aan alle drie.
Maar Amerika was nog niet klaar voor oorlog, en Japan en Hitler veroverden gigantische
gebieden, verwoesten vele Amerikaanse schepen, namen Amerikanen gevangen en voerden een
terrorbewind van Moskou tot Barcelona, van Kopenhagen tot Libië, en verder.
America Mobilizes for War:
Na Pearl Harbor pakte Roosevelt het groot aan. De overheid besteedde extra-galactische bedragen
aan de oorlog. Roosevelt richtte de War Production Board, de National War Labor Board, de War
Manpower Comission, de Office of Price Administration, en als overkoepelend orgaan de Office of
War Mobilization. Onder deze organisaties gebeurden er bijzondere dingen. Er werd geinvesteerd, en
iedereen die in zijn fabriek oorlogstuig ging maken kon rijk worden. Om te zorgen dat er geen inflatie
kwam werd er gezorgd voor prijsafspraken, om stakingen tegen te gaan werden stakingen voorkomen,
om iedereen aan het werk te krijgen zorgde een organisatie voor de juiste distributie van personeel.
Het is een lang verhaal, maar Amerika produceerde enorm, de economie steeg enorm, miljoenen
kregen een baan (ook dwergen, kinderen, vrouwen, negers, mexicanen etc) en Amerika werd
klaargestoomd om de oorlog te winnen. Inkomen werd beter verdeeld. Vooral de armen kregen meer
geld door de opleving (fabrieksarbeiders), rijken wat minder. Om de overheid en al het toezicht goed
te laten draaien kwamen er enorm veel ambtenaren bij.
Nadat Einstein vertelde dat de Nazi´s atoombommen aan het maken waren, duurde het niet
lang of Amerika had er zelf een uitgevonden.
Om het volk solidair met de oorlog te houden werd er veel propaganda gemaakt waarbij het
duidelijk was dat iedereen zijn aandeel moest leveren aan de strijd en elkaar moest steunen.
War and American Society:
Het vechten in de oorlog gebeurde voor een groot deel door GI´s (Governement Issue), burgers die
opeens waren opgeroepen om te vechten. Deze GI´s werden weggehaald uit hun dorpen, kwamen
tussen allerlei soorten mensen, rassen, en afkomsten. Voor veel GI´s bracht hun tijd in het leger een
hoop veranderingen met zich mee. Ze leerden een hoop, ook beroepen waarvan ze het bestaan
voorheen niet eens kenden, leerden mensen kennen die ze voorheen altijd als minder hadden gezien,
homo´s kwamen erachter dat er meer mensen waren zoals zij, en als ze werden aangepakt werden ze
zich bewust van hun rechten die ze moesten verdedigen. Ook de oorlog zelf, de lijken, wonden en
explosies maakten indruk. Sommigen raakten psychisch verstoord, anderen bleven voor altijd
nachtmerrie´s houden, of ontwikkelden een cynische houding tegenover het leven. Ook Amerika was
veranderd als ze terugkwamen. 15 miljoen GI´s die vertrokken betekende nogal wat vor de bevolking
die thuis bleef.
De bevolking verhuisde massaal. Sommigen achter hun man of vader aan die ergens moest trainen
voor het leger, anderen om werk te vinden (vooral in het westen werd de economie gestimuleerd, en
daar trokken dus veel mensen heen). Overvolle gemeenschappen en verlaten stadjes waren het
gevolg.
Scholen werden massaal verlaten, omdat alle jongens moesten werken en omdat leraren zich
verhuurden aan het leger om daar les te geven. Scholen namen veel vrouwen aan om toch wat
leerlingen te hebben, of gingen helemaal in dienst staan van het leger.
Enorm veel mensen gingen in de oorlog naar de film. Over het algemeen waren de films eerst
propagandistisch, en later meer nostalgies. Ook de muziek was eerst nogal patriottisch, later liedjes
over eenzaamheid en liefde (vrouw-soldaat) en aan het einde bitterheid omdat men wilde dat iedereen
weer thuis kwam. Boeken waren vooral non-fictie. En natuurlijk ook erg veel nieuwsuitzendingen op de
radio, en in de tijdschriften.
Vrouwen: in het leger ontwikkelden mannen een ideaal van de playboy-vrouw, in de
werkelijkheid werden vrouwen steeds mannelijker met hun broeken en werk in de fabriek. Ongeveer
1/3 van al het werk werd gedaan door vrouwen. Terwijl vrouwen op deze manier een enorme stempel
drukten op alle vooroordelen die er hadden bestaan, bleven veel mannen deze vrouwenarbeid zien
als iets tijdelijks, een vervanging. Vrouwen verdienden ook minder dan mannen. Daarnaast bleef het
echte oorlogvoeren iets voor alleen mannen. Toch was de trend gezet. De vrouwen hadden bewezen
wat ze waard waren en zouden zo ook hun kinderen opvoeden.
Zwarten: Omdat het voor iedereen duidelijk was dat er een verenigd volk moest strijden voor de
oorlog, en iedereen daarbij nodig was, zagen zwarte leiders hun kans om gelijke rechten af te
75
76
dwingen. Dit deden ze onder de leus: “Double Victory” (over nazi´s en voor zwarten). Als de overheid
wilde dat zwarten meehielpen, dan moesten ze gelijke rechten krijgen. De NAACP (vereniging van
zwarte belangen) kreeg enorm veel extra leden. De organisatie vocht tegen alle vormen van
discriminatie, in de oorlogs-industrie, stemrecht en het leger. Een nieuwe organisatie, The CORE
(Congress of Racial Equality), gebruikte de strategie van Ghandi in India, de strategie van geweldloos
verzet. En met een enorme protestmars en de waarschuwing dat de zwarten Washington zouden
binnenvallen als ze geen gelijke rechten kregen, kregen ze in 1941 Roosevelt zover dat hij toegaf.
Roosevelt vaardigde een wet uit dat discriminatie verboden was in het leger, de oorlogsindustrie en
alle andere overheidszaken. Vanaf dat moment gingen veel zwarten het leger in, maar wel in aparte
eenheden, met blanke politie-agenten om de zwarten op hun plek te houden. In het leger ontstonden
desondanks regelmatig conflicten tussen blank en zwart. En ook thuis kwam er steeds meer haat
tussen de partijen, nu de zwarten opeens van hun ondergeschikte positie omhoog kropen en in de
buurt kwamen van die bange blanken. Ook trokken veel zwarten die thuis bleven vanuit het zuiden
naar het noorden, waardoor ze de zuidelijke economie lieten voelen dat zwarten nodig waren. Zwarten
kregen meer gevoel van eigenwaarde, konden in het noorden onderwijs krijgen en konden stemmen,
waarmee ze politieke invleod kregen. Al met al zette de roerige tijd van de oorlog de aanzet tot een
verdere emancipatie daarna.
In Amerika indianen onderdrukt maar opweg naar vrijheid in de oorlog. Indianen kwamen veelal uit de
reservaten om te werken in Californië in de oorlogsindustrie. Het hogere inkomen wat ze aan de hand
daarvan kregen maakte dat veel indianen liever gewoon integreerden in Amerikaasne samenleving,
dan in reservaten te leven. Maar na de oorlog werden de Indianen al snel weer in hun reservaten
gedreven door discriminerende wetten, enwas er weinig veranderd. De reservaten waren ook nog
eens de laagste prioriteit van de overheid geworden, en dus steeds armer geworden.
Mexicanen werden bij bosjes naar Amerika gehaald om in goede omstandigheden en tijdelijk
te werken. Maar de boeren deden niet aan ´goede omstandigheden´voor buitenlanders, en hadden
liever illegale mexicanen die ze konden uitbuiten. Omdat de mexicanen bang waren hun bek open te
trekken bleven honderdduizenden mexicanen achter als illegalen, uitgebuit door de landbouw.
De joden werden ook al niet erggewaardeerd. Er waren veel regels, wetten en afspraken die
het de joden onmogelijk maakten om even goed te leven als de Amerikanen. Uit een pol onder het
amerikaanse volk tijdens de oorlog bleek dat een redelijke minderheid de oorlog de schuld vond van
Wall Street Joden of Communistische Joden en dat Hitler wel een punt had met zijn aanpak.
Veel Amerikanen, en ook de politiek, gelofden geen bal van de Holocaust, dachten dat het
trukjes waren van Joden om hun land in te mogen, en in ieder geval niet het probleem van de
Amerikanen. Pas toen in november ´42 werd bewezen dat de kampen bestonden, duurde het nog
veertien(!) maanden voor er een War Refugee Board werd opgezet, dat slachtoffers onderdak bood.
En dan nog iets. Amerika vloog af en aan naar Polen om fabrieken en legerkampen te bombarderen,
maar kwam niet op het idee om een bom op de spoorrails naar Auschwitz te gooien. Amerika wilde
maar een ding. Snel de oorlog winnen met zo min mogelijk pijn en moeite voor Amerika.
Er was een kleine groep Amerikanen die niet mee wilde doen aan de oorlog. Zij mochten dienst doen
als ziekenverplegers e.d. om non-violant aid aan de oorlog te geven. Meer dab 5000 Jehova´s werden
opgesloten omdat ze helemaal niets voor de oorlog wilden doen.
Ook werden meer dan 100.000 Amerikaanse japanners opgesloten tijdens de oorlog, bewaakt door
het leger in prikkeldraad kampen. Aan de wetskust was men al jaren tegen Japanners, en na Pearl
Harbor werden ze op voorhand gedeporteerd omdat ze een bedreiging zouden vormen (maar
niemand had daar enig bewijs voor kunnen vinden). Ze moesten al hun land en bezittingen verkopen,
voor belachelijke prijzen. Pas aan het einde van de oorlog mochten ze weer wat vrijheden hebben,
zoals naar school gaan of in het leger. De Japanse troepen vochten een bloedige strijd en werden
daar achteraf opeens om vereerd.
The Battlefront, 1942-1944:
De industriële en militaire macht van de VS deden het oorlogstij keren. En met diplomatie wisten ze
daarna goed uit de strijd te komen. Maar aan de saamhorigheid van de geallieerden kwam een einde
toen VS, Engeland en de Sovjet-Unie allen een strategie kozen die voor hen het meeste opleverde
aan het einde van de oorlog.
In 1942 kwamen Amerikaanse troepen aan in Marokko en Algerije en verdreven de Duitsers terug
naar Europa. De engelsen deden hetzelfde vanuit Egypte. De sovjets dreven de Duitsers uit Rusland
terug. In de winter van ´44/´45 kwamen de Amerikanen tot aan de Rijn.
76
77
De twee doelen van Roosevelt waren: (eindelijk weer puntjes)
 De totale vernietiging van de vijand tegen de laagste prijs in Amerikaanse levens
 Het instelen van een wereldorde die sterk genoeg zou zijn om de vrede te waarborgen, en
zelfbeschikking en vrije handel te garanderen.
Zoals gezegd hadden zowel Engeland als de Sovjets andere plannen. Stalin wilde de Duitsers van
alle macht ontdoen en een bufferzone in Oost-Europa bouwen, Engeland wilde een stevig en
evenwichtig rijk in Europa en zijn overzeese gebieden. Roosevelt onderhandelde met alle twee om tot
de beste oplossingen te komen.
Roosevelt werd in 1944 voor de vierde keer herkozen als president.
Triumph and Tragedy,1945:
In februari 1945 kwamen de geallieerden bij elkaar in Yalta om te bespreken wat er moest gebeuren
nadat de Duitsers waren verslagen. Op dat moment had de Sovjet-Unie het meest te vragen, want zij
hadden het zwaarst geleden, het meeste gebied veroverd en Amerika wilden hun betrekken bij de
oorlog tegen Japan. Stalin beloofde dat hij, twee maanden na de oorlog als er in Polen weer wat
stabiliteit was, de VS te helpen met de aanval op Japan. Hier werden de United Nations/Verenigde
Naties opgericht, hetgeen Roosevelt zo graag wilde om orde te behouden. Over de toekomst van
Duitsland werd niet beslist.
Eind april, begin mei namen VS en Engeland Duitsland onder handen, pleegde Hitler zelfmoord en gaf
de nieuwe duitse regering zich over. V-E day, Victory in Europe, werd gevierd, Europa was vrij en
iedereen blij. Maar in Japan ging het nog even door. Roosevelt stierf in April, en de nieuwe president
Truman stond voor de lastige taak om zonder al teveel kennis van zaken orde te herstellen, zowel in
Europa als in de Pacific.
Truman werd het zat om op Stalin te wachten tot hij eindelijk bereid was te helpen met de aanval op
Japan en legde economische sancties op om Stalin te bewegen. Stalin trok zich niets aan van wat hij
in Yalta had afgesproken en deed niets tegen Japan, en juist veel in Oost-Europa.
In Potsdam spraken de geallieerde leiders in de zomer van ´45 met elkaar om over de toekomst van
Duitsland, oorlogsmisdadigers etc te praten, maar echte overeenstemming kwam er niet. Wel werd er
besloten dat Duitsland verdeeld zou worden in vier delen.
Ondertussen veroverde Amerika de kleinere eilandjes rond Japan, maar dat kostte al zoveel levens,
dat men zich afvroeg hoe dat zou gaan als ze Japan zelf binnenvielen. En daar was de atoombom. De
eerste werd gegooid op Nagasaki, de tweede op Hiroshima. Stalin verklaarde op het laatste moment
nog de oorlog aan Japan (zoals afgesproken), maar op 2 september 1945 gaf Japan zich over.
Veel vragen zijn achteraf gesteld over het gebruik van atoombommen. Was het wel nodig?
Waarschijnlijk had Japan zich niet overgegeven zonder de bommen. Werden ze niet alleen gebruikt
omdat men Japanners als on-mensen zag? Nou, de bommen waren aanvankelijk bedoeld voor
Duitsland, en ook daar zouden ze ongetwijfeld zijn gebruikt, als ze op tijd af waren.
Wilde Amerika niet gewoon indruk maken op Stalin? Ja, waarschijnlijk ook. Truman wilde de oorlog
met Japan winnen vóór Stalin te hulp kwam, omdat ze zo vergoeding aan Stalin konden vragen.
Conclusion:
De Tweede Wereldoorlog had aan 39 miljoen mensen wereldweid het leven gekost.
Alhoewel de VS lichamelijk niets hadden opgelopen, was de samenleving toch geheel veranderd. De
mobilisatie voor de oorlog veranderde de blijk en de macht van de overheid. Het zorgde vor
ongekende economische vooruitgang. Er was een trend ontstaan van grote industriën. Ook raciale en
sociale verschillen waren voor een groot deel opgelost. Er kwam een na-oorlogse cultuur van “Alles
kan”. Ieder van de geallieerden was vooral bezig zijn eigen belangen te behartigen. Om toch samen
sterk te staan tegenover de Duitsers probeerde Roosevelt de Engelsen en Sovjets bij elkaar te
houden, ondanks dat de oorlog daar langer door duurde en de Sovjets meer macht kregen in het
oosten van Europa. Maar na de oorlog was er de koude oorlog, waarin er niets meer over was van
Amerika´s isolationisme. Zij hadden over de hele wereld belangen, en waren de werelds grootste
macht.
Hoofdstuk 28, Cold War Amerika 1945-1952
77
78
Introduction:
Na de oorlog moest Truman het karwei klaren. Maar hij zag alles positief in, en zo zagen ook de
Amerikanen het leven. Mensen gingen beter leven, en meer genieten. Ondertussen kwam er wel de
eeuwige strijd met de Sovjet-Unie, een jacht op communisten, wereldproblemen, McCarthy als
president en later Dwight Eisenhower. Een tijd van spanning en vooruitgang.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Hoe droegen de na-oorlogse politiek van VS en USSR bij aan het begin van de Koude Oorlog?
 In welk opzicht was de buitenlandse politiek van Truman de juiste politiek, als we kijken naar de
tijd en de omstandigheden?
 Wat was de doctrine van expansiebeperking (containment) en hoe werd die toegepast van ´47
tot´50?
 Wat zorgde voor een afname van het New Deal programma en welk effect had het op trumans
binnenlandse politiek?
 Wat waren de belangrijkste binnenlandse en buitenlandse redenen voor de ´Red Scare´ en
waarom reageerden Amerikanen zoals ze deden?
The Postwar political Setting:
Truman was een man van het volk, van gematigde opvattingen en van weinig durf. Met de New Deal
had hij weinig op, en zodra hij president was verving hij de meest radicale New Dealers voor meer
gematigdere. Ook de meest conservatieven werden vervangen. Hij was bezorgd over het volk en
wilde hun rust geven. Geen rare fratsen, gewoon stabiliteit. Maar zo zou het niet gaan.
Na de oorlog gingen er weer een hoop banen verloren, was er een huizentekort en dreigde er een
nieuwe economische depressie. Maar volgens de Servicemen´s Readjusments Act (1944) kregen alle
GI´s die hadden gevochten in de oorlog geld om te gaan studeren, huizen te kopen en bedrijven op te
starten. De omtovering van oorlogseconomie naar gewone economie deed de economie ook weer
groeien. Door oprichting van het IMF (internationale monetair fonds) en de wereldbank kreeg Amerika
een stevige grip op de internationale handelsmarkt, en aangezien de halve wereld in puin lag kon
Amerika ongelimiteerd importeren en exporteren. Vanaf 1946 kwam er een lange tijd van
economische groei. Maar voor die tijd hadden tijdelijke stakingen, tekorten en inflatie al voor
onenigheid en onrust gezorgd. Truman werd er bepaald niet geliefder door.
Anitcommunism and Containment:
Aan het einde van 1946 was de onenigheid tussen Moskou en Washington tot een hoogte punt
gekomen. Van een alliantie was geen sprake meer, en allebei probeerden ze het beste te halen uit het
machtsvacuüm dat was ontstaan nu West-Europa en een deel van Azië er verslagen en uitgeput bij
lagen.
Stalin wilde niets liever dan een bufferzone in Oost-Europa, en een lam Duitsland zonder leger en
industrie, uit angst voor nieuwe aanvallen op Rusland. En Stalin vond dit verdiend, na zijn aandeel in
de oorlog. Amerika wilde een sterke hand in West-Europa, Zuid-Amerik en Azië om diezelfde redenen.
Stalin dacht dat zijn plannen in Yalta min of meer waren goedgekeurd en had een enorm leger in
Oost-Europa achter gelaten na de oorlog. In de bezette landen installeerde hij pro-communistische
regeringen en ontnam hij democratische partijen politiek rechten. Truman zag een uitbreiding van
Stalins macht als een dekmantel voor communistische agressors, als een overtreding van het
zelfbeschikkingsrecht van de Verenigde Naties en een belemmering van de democratie. Beiden
wilden niet toegeven of compromissen sluiten.
Stalin confisceerde fabrieken en goederen in Oost-Europa en verbood de handel met Amerika.
Truman begon de containment politiek (anti-expansie). Amerika moest zorgen dat Stalin niet verder
kon optrekken in Europa, hij moest worden gestopt. Economische, diplomatieke en militaire druk zou
worden opgevoerd. Ook Churchill zag nu in dat Stalin de nieuwe bedreiging voor Europa was en dat
Amerika en engeland samen moesten zorgen het communisme een halt toe te roepen.
Amerika wilde dat Stalin zich terugtrok uit Iran (olie) en dat Stalin zijn kernwapens moest vernietigen.
Stalin wilde dit niet, en vond dat er nooit vrede kon zijn met Kapitalisme in de wereld. De Koude
Oorlog was begonnen.
In 1947 vraagt Engeland Amerika om hulp in het beschermen van Griekenland en Turkije tegen het
communisme. In de Truman-Doctrine regelt Truman dat Amerika voortaan alle vrije landen moet
78
79
helpen vrij te blijven van communisme. Volgens het iets later aangenomen Marshall-plan van
staatssecretaris Marshall moest Amerika ook alle Europese landen helpen de schade van de Tweede
Wereldoorlog weer te herstellen. En zwak Europa zou een makkelijke prooi zijn voor de communisten.
En terwijl rond 1952 Europa er weer bovenop was gekomen met deze steun, was de Amerikaanse
economie weer fors gegroeid. (Elke keer dat de overheid enorm investeerde ging de economie
omhoog. New Deal, WOII, Marshall Plan etc.) Amerika, Engeland en Frankrijk kwamen ook overeen
dat ze hun Duitse gebieden zouden samenvoegen.
Stalin reageerde op deze plannen van Amerika door in 1948 zijn deel van Duitsland volledig te
blokeren van alle westelijke invloed, en dus ook te zorgen dat er niemand meer door oost-duitsland
naar Berlijn kon. De VS maakten een luchtbrug om Berlijn te voorzien van alle goederen. Na een jaar,
in 1949, hief Stalin de blokkade op. Maar het anti-Stalin sentiment was al hoog opgelaaid. France,
Brittain en VS lieten West-Duitsland een eigen republiek vormen, met een eigen leger, om zo de
communisten beter de baas te kunnen. Ook wilde Amerika een leger-alliantie sluiten met alle
westelijke staten, en deze kwam er in 1949 in de vorm van de
N(oord)A(tlantische)V(erdrags)O(rganisatie). Dit was de eerste keer dat VS in vredestijd een militaire
alliantie aanging. In Europa bouwde Truman enkele militaire bases, met generaal eisenhower aan het
hoofd. Stalin reageerde met het Warsawpact van alle Oost-Europese landen, het opzetten van OostDuitsland en het maken van een atoombom.
Ook strijd in Azie, voornamelijk om China. Welke landen werden er wel en welke niet communistisch?
Na de oorlog met Japan had Amerika allerlei kleinere eilandjes ingenomen voor militaire
uitvalsplekken. China werd toch communistisch, onder Mao.
De atoombom die Stalin had gemaakt, en het feit dat het land met de meeste inwoners ter wereld
(China) communistisch was geworden maakte dat de Amerikanen voorzichter werde. Zij konden ook
worden aangevallen.
De Koreaanse oorlog: Nadat Japan was verslagen werd Korea opgedeeld in een noordelijk deel
(onder Sovjetbewind) en een zuidelijk deel (onder VS bewind), allebei strijdend om wie de macht
kreeg in het hele land. In 1950 trok het noordelijke leger het zuiden in. Truman zag dit als een
indirecte aanval van Stalin en besloot hard terug te slaan. Met toestemming van de VN verdreef Mc
Arthur (generaal) eerst de zuidelijke troepen uit het noorden (nog enigszins logisch), en trok
vervolgens het zuiden in om heel Korea voor het niet-communistische westen te behouden (ietwat
brutaal). China kwam Noord-Korea te hulp en dreef de Amerikanen terug achter de oorspronkelijke
grens. Truman voorkwam een aanval die een nieuwe wereldoorlog had kunnen betekenen, maar veel
Amerikanen (waaronder generaal Mc Arthur) wilden juist heel hard terugvechten. In iedergeval
verschoof het episch centrum van de koude oorlog van europa naar azië, werd Truman minder
populair. Een ander gevolg van Korea was dat Amerika voor het eerst zonder een oorlogsverklaring
en zonder goedkeuring vanhet Congres zich had bemoeid met een oorlog.
The Truman Administration at Home:
Sinds 1929 hadden de Amerikanen geleden onder depressie en oorlog, en nu was het tijd voor geluk.
Mensen gingen lekker wonen, kregen veel kinderen, concentreerden zich op het gezin, kochten van
alles en nogwat en waren blij. Althans, veel van hen. Minderheden bleven strijden voor gelijkheid, er
waren nog steeds veel armen en er was een constante bedreiging van het communisme.
Republikeinen kregen meer en meer aanhang, en zij waren tegen de New Deal en tegen allerlei
vakbonden. Truman werd juist steeds aardiger voor steeds meer mensen. Hij probeerde iedereen te
steunen, om zo veel stemmen te behalen bij de verkiezingen van 1948. Ook de joden wilde hij helpen,
en natuurlijk de Amerikaanse joden aan zijn kant hebben, en dus erkende hij de staat Israël in 1948.
Een groot deel van congres, adviseurs en bevolking was daar tegen. Omdat zo de oliehandel met de
arabieren in gevaar kwam. Ook koos hij voor de Civil-Rights beweging die in het zuiden voor veel
opstand zorgde. Negers waren daar na de oorlog aan het vechten voor gelijke rechten. Truman
verloor een groot deel van de blank-zuidelijke stemmen door zijn politiek, maar kreeg meer zwarte
stemmen terug. In 1948 werd hij herkozen als president.
The Fair Deal: Truman had een plan met waanzinnig veel hervormingen aan het congres voorgelegd.
Alle bestaande hervormingen werden uitgebreid, maar nieuwe werden niet aangenomen. Er werden
wel meer huizen gebouwd, vluchtelingen toegelaten, ghetto´s opgeknapt, verhoogde het minimum
79
80
inkomen en stelde meer sociale voorzieningen in, maar onderwijs, gelijke rechten, zorg en subsidies
voor landbouw werden niet goedgekeurd.
The Politics of Anticommunism:
Naarmate de koude oorlog heter werd, zochten steeds meer mensen de oorzaken in het binnenland.
Er kwam een hype van anti-communisme onder de eigen bevolking. De Second Red Scare betekende
dat iedereen de linkse bewegingen, de vakbonden en de minderheden ging verdenken van
samenzweringen en verraad. Er kwamen uiteindelijk minder hervormingen, de burgers durfden zich
niet meer met politiek te bemoeien en iedereen keek apathisch toe.
De communisten waren tijdens de oorlog vrij groot geweest, en veel Amerikanen hadden met de
communisten geheuld. Maar niemand wist nu, met de red scare, wie welke posities had ingenomen.
De rechtse groeperingen werden extreem rechts. Als communisten bijvoorbeeld van appeltaart
hielden, en jij serveerde appeltaart op je verjaardag, dan waren de poppen aan het dansen.
Hiss was een man die hoog op de politieke ladder was gekomen, maar nu verdacht werd van
communisme, en terwijl hij onschuldig leek, werd hij veroordeeld tot vijf jaar cel. Hoeveel meer
communisten zaten op hoge posities?
Roosenberg en zijn vrouw waren joodse vluchtelingen, maar werden verdacht van het doorspelen van
informatie aan Stalin over kernwapens. Na een proces werden ze op de elektrische stoel gezet
vanwege spionage.
McCarthy: wilde graag in 1952 gekozen worden en bestempelde de democraten als watjes op het
gebied van communisme-bestrijding. Hij verklaarde een lijst te hebben van spionnen in de Trumanregering, waar verder geen bewijs voor was. Elke keer had hij wat nieuws, en McCarthyism werd
synoniem voor het verspreiden van ongefundeerde leugens.
Bij de verkiezingen van 1952 had truman zijn kruit verspeeld en kwamen de republikeinen aan de
macht onder president Dwight Eisenhower.
Conclusion:
De verkiezingen van 1952 betekenden zowel het einde van twee decennia democratisch bestuur als
het einde van de eerste fase van de koude oorlog. Het machtsvacuüm dat was ontstaan na de tweede
wereldoorlog vormde een veld vanstrijd tussen de VS die hun macht wilden uitbreiden en beschermen
en een sovjetUnie die zichzelf wilde beschermen en verbeteren. De VS bedacht het Marshall-plan,
hielp Turkije en Griekenland, verhielp dat Stalin Belijn blokkeerde, liet west-Duistland zich ontwikkelen,
vestigde de NAVO en vocht in Korea, allemaal om het communisme tegen te houden. Ook in het
binnenland was er vrees voor de communisten, werd de linkse politiek afgeschaft, en werd er aan
iedereen getwijfeld. Deze Red Scare, samen met de economische vooruitgang, zorgde voor een
afname van het Liberalisme. Trumans uitwerking van de New Deal werd nog goedgekeurd, maar
nieuwe plannen werden afgekeurd. Nu kwam er een republikein aan de macht, en de Amerikanen
hoopten op betere tijden.
Hoofdstuk 29, America at Midcentury
Introduction:
De vijftiger jaren staan bekend als zonnig, als zorgeloos en als voortvarend. Voor een deel van de
bevolking klopte dat ook wel. Er was geld, muziek, tv, auto´s, huizen in suburbs en vertrouwen in de
overheid. Maar het was ook de tijd van uitvindingen en de tijd van politieke beweging. Kortom, in het
volgende hoofdstuk komen weer een heleboel saaie paragraafjes over hoe het voor sommigen, maar
zeker niet alle mensen goed ging. En de zwarten? Die waren weer onverweild de lul.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Waarom zou Eisenhower een gematigde politiek hebben bedreven? Welke ervaringen uit binnenen buitenlandse politiek ondersteunen dit idee?
 Wat warende doelen, successen en mislukkingen van de gelijke rechten-beweging in de jaren 50?
 Wat verklaart de opkomst en ondergang van McCarthyism in het begin van de vijftiger jaren?
 Wat waren de veranderingen in de buitenlandse politiek van Eisenhower, en hoe droegen die
veranderingen bij aan zijn doel?
 Hoe veranderden televisie en ontwikkelingen als Levittown (?) het leven in Amerika? En hoe
correct is de beschrijving van de vijftiger jaren als ee tijd van conservatisme en gelijkvormigheid?
80
81
The Eisenhower Presidency:
Eisenhower bracht wat het volk wilde; stabiliteit. Zijn gematigde politiek sprak velen aan, waardoor hij
de strijd tussen Republikein en Democraat wat suste, hij stopte de toestanden in Korea, en hield het
land uit oorlog. Als held uit WO II, als man van simpele woorden, als grootvaderlijk figuur was ´Ike`
geweldig. Hij wilde graag dat iedereen zijn eigen taken had, en hij stond wel aan het hoofd maar
delegeerde veel. Hij bond niet openlijk de strijd aan met het Congres (Truman) en trok niet alle macht
naar zich toe (FD Roosevelt). In 1956 werd hij herkozen als president.
Eisenhower was ook vastberaden om McCarthy zijn mond te snoeren, en dat werkte.
Earl Warren was een rechter die nogal wat opschudding veroorzaakte. In de eerste plaats sprak hij
enkele communisten vrij omdat ze niets illegaals hadden gedaan, en stopte hij de verdere vervolging
van communisten. Daardoor werd hij gehaat door rechtse extremisten. Daarnaast oordeelde hij dat de
segregatie van zwarten illegaal was, en dus moest worden teruggedraaid. De meest zuidelijke staten
weigerden gehoor te geven aan het bevel, maar Eisenhower dwong ze ook niet dat wel te doen.
Behalve niet meewerken riepen de rechtzaken waarin zwarten gelijk kregen heftige reacties op bij de
zuiderlingen. 80 procent van hen vond dat je zwarten wel apart moest houden. KKK kreeg weer meer
leden en werd actiever en de strijd werd grimmiger. In september 1957 werden in Little Rock,
Arkansas negen scholieren door het staatsleger uit de school gehaald, en toen dat werd verboden
deden extremisten het zelf. Eisenhower stuurde het federale leger om de zwarten van de school te
beschermen, maar als reactie daarop sloot de Gouverneur van Arkansas de school voor twee jaar. Hij
ging nog liever dood dan dat hij zwarten toeliet op blanke sholen.
De televisie had een belangrijke rol in dit verhaal, omdat de haat van de ranzige blanke eikels
tegenover de keurig gekapte zwarten nogal duidelijk liet zien wie hier nu eigenlijk fout was. De zwarten
werden nog gemotiveerder om koste wat kost gelijke rechten te behalen, en ze werden gesteund door
veel noordelingen.
The Cold war Continues:
Internationaal zette Eisenhower de politiek van Truman door. Met de dood van Stalin in 1953 en de wil
van Eisenhower om een nucleair conflict uit te sluiten werd het even wat rustiger, maar de ideologien
van beide landen bleven botsen.
In Korea probeerde Eisenhower vrede te sluiten, maar dat lukte niet. Wel kwam er een staakt het
vuren en bleef Korea verdeeld. Met de leiders van de Sovjet-Unie wist eisenhower af te spreken dat
ze kernproeven zouden verminderen, omdat de wereldbevolking steeds banger werd voor de
gevolgen. Maar de koude oorlog was daar niet mee afgelopen. Beide naties gingen wel meer
kernwapens maken, en het zwaartepunt van de Koude Oorlog verschoof van Europa naar Afrika, waar
de derde wereldlanden ten prooi lagen.
De CIA werd gebruikt om overal ter wereld projecten te steunen die het communisme tegenwerkten
(vrijheid van meningsuiting, dus kranten steunen, democratische leiders op de troon helpen etc.) Ook
in Vietnam, waar een lang conflict begon.
In het voormalige Indochine (Vietnam) zagen de Amerikanen een goede uitvalsbasis voor de
bestrijding van het communisme. Truman had de Fransen grote steun gegeven bij het bestrijden van
de communistische Vietminh. Maar de Fransen werden verslagen. Eisenhower wilde eigenlijk
helemaal geen oorlog in Azie, maar zag wel in dat als de communisten Vietnam hadden, ze vanzelf
alle andere bondgenoten van Amerika in Azie ook zouden overnemen. Dus regelde Eisenhower, met
de CIA, dat er in Zuid-Vietnam een anti-communistische regering kwam, die met getrainde troepen en
een geheime politie zelf de macht kon bewaren. Maar guerrila-troepen en noordelijke troepen
brachten de regering in het nauw, en Amerika bleef maar geld en adviseurs sturen.
In het midden-oosten waren er nieuwe problemen. Premier Nasser van Egypte kreeg eerst hulp van
VS om Egypte modern te maken. Maar VS wilde geen wapens leveren, dus kocht Nasser die van
Sovjets. Amerika gaf daarna geen geld meer, en Nasser verklaarde dat het met internationaal geld
gebouwde Suez-kanaal opeens van Egypte zelf was. Engeland, Frankrijk en Israël hadden allerlei
redenen om Egypte aan te vallen en deden dat ook, zonder dat ze Amerika iets hadden verteld.
Sovjets dreigden nu nucleaire wapens te gebruiken en de Koude Oorlog werd heel erg heet, zonder
dat Amerika iets had gedaan. Dus Eisenhower maakte zich boos en sommeerde de Fransen,
Engelsen en Israëlisch zich terg te trekken, hetgeen ze deden. Maar er was al een hoop kwaad
geschied. De sovjets hadden weer meer macht gekregen, de derde wereld keerde zich tegen het
81
82
westen (oei, daar gaat je olie…) en Nasser voelde zich oppermachtig. Amerika stuurde troepen naar
Libanon om de vrede te bewaren en te voorkomen dat derde wereldlanden met de communisten
gingen heulen.
Overal ter wereld kwamen er groepen die zich verzetten tegen de bemoeizucht van de Amerikanen en
de intriges van de CIA die overal hun eigen wil probeerden door te voeren. Eisenhower zag zelf in dat
de hele Amerikaanse industrie draaide om wapens, leger en oorlogstuig, en waarschuwde dat
Amerika moest oppassen dat er geen misbruik werd gemaakt van alles wat ze hadden. Het leger
moest niet de macht overnemen.
The Affluent Society:
De nieuwe economie ging geweldig. Er was wel een grote staatsschuld, maar niets kon de
economische vooruitgang meer tegenhouden. Amerika maakte en consumeerde met 6 procent van de
wereldbevolking de helft van alle goederen op aarde. In de jaren vijftig werden vliegtuigen, auto´s en
computers steeds verbeterd. Wetenschap en Industrie floreerden. Kunstmest maakte de opbrengst
van de landbouw hoog, maar verwoestte ook de natuur, Amerika beheertse de internationale handel,
export en import. En er kwamen meer mensen met kantoorbanen dan mensen die in mijnen en
autofabrieken werkten door machines. Dus ook de vakbondsbewegingen werden minder. De
arbeiders hadden al vakantiedagen, loonstijgingen en ziektekosten, dus er was minder om voor te
vechten. Ook hoefde minder geld te worden besteed aan de basisbehoeften, en dus was er meer geld
voor luxeprodukten. Er kwamen ook creditcards. En de bevokling begon echt massaal in suburbs te
wonen of zelfs ver van de steden.
Consensus and Conservatism:
Niet iedereen (god, kan het nooit eens gewoon voor iederéén goed zijn?) was tevreden. Kritiek van
intellectuelen was er ook. Alles leek op elkaar, niemand durfde meer iets, alles was gericht op handel,
iedereen deed maar klakkeloos wat iedereen deed, etc. Het was waar dat Amerikanen voornamelijk
zochten naar veiligheid in plaats van risico´s, comfort in plaats van uitdaging en een veilige situatie
rond het gezin in plaats van bemoeienissen met sociale vraagstukken. Men was tegen radicalen, want
democratie was goed, daar was iedereen het over eens en communisme was slecht, daar was ook
iedereen het over eens. Je moest samen zijn, kinderen vol liefde opvoeden en het gezin koesteren.
Vrouwen kregen weer een belangrijke taak rond het gezin toebedeeld.
Religie werd weer enorm populair in de hele samenleving, en dan natuurlijk het Christendom.
Scholing werd weer enorm populair in de hele samenleving.
Cultuur en vermaak werd weer enorm populair in de hele samenleving.
Televisie werd weer enorm populair in de hele samenleving. Ook voor politiek en meningsvorming.
The Other Amerika:
Het arme Amerika leek niet meer te bestaan. Arme wijken werden afgeschermd door snelwegen waar
mensen langzoefden opweg naar hun nette suburbs, mensen hadden het idee gekregen dat
deprimerende armoede gewoon niet meer bestond. Maar nog steeds leefde 35 miljoen Amerikanen
onder de armoede grens. In het binnenste van de steden leefden miljoenen zwarten, indianen,
mexicanen of mensen die het gewoon net niet hadden gered in de meest lullige omstandigheden. En
niemand leek het op te merken. De voorzieningen waren inadequaat, en aan de roep om goedkope
woningen werd geen gehoor gegeven. Alles draaide om die rotcommunisten en de middenklasse
Amerikaan in zijn nieuwe auto.
Zwarten bleven strijden voor gelijkheid. In de jaren vijftig kwam racisme nog in alle onderdelen van het
dagelijks leven voor. In de bus, op school, op het werk, in de stad etc. De Montgommery Busstrike in
Alabama was een boycot van zwarten om nog met de bus te gaan, omdat ze altijd moesten opstaan
voor blanken, en zelfs gearresteerd werden als ze het niet deden. Door deze acties kregen zwarten
overal in Amerika het gevoel dat de tijd nu was gekomen om niet meer over zich te laten lopen. Martin
Luther King Jr. leidde de protesten. Zijn belangrijkste motto´s waren om niet-geweldadige, burgelijkeongehoorzaamheid te bezigen, zich aan de Christelijke moraal te houden en de vijand niet te haten.
Op deze manier, dacht King, zouden de blanken vanzelf de zwarten gaan respecteren en zou er een
echte samenleving ontstaan. Heel veel zwarten deden mee aan de acties.
Voor Indianen en Hispanics lag het anders. Zij werden nog steeds gediscrimineerd en waren
het armst. Veel indianen trokken uit de reservaten naar de steden, waar hun een miezerige toekomst
wachtte.
82
83
Seeds of Disquiet:
Aan het einde van de jaren vijftig nam het geluk wat af. Intellectuelen noemden de tekortkomingen in
de samenleving en de maatschappij, er kwamen periodes van economische teruggang, de
staatsschuld was enorm en er kwam weer meer werkeloosheid. De angst voor het communisme nam
weer toe, de koloniale staten die zich losvochten maakten een einde aan het Amerikaanse gevoel van
supermacht en uitvindingen in de Sovjet-Unie maakten dat Amerika niet meer in alles de beste was.
De Sovjet-Unie had de sputnik-satelliet succesvol gelanceerd, terwijl in Amerika, dat snel daarna een
satelliet lanceerde, iedereen kon zien hoe dat ding na vijf meter explodeerde. Iedereen zag in dat
Amerika achterliep. Daarnaast kwamen er in de Sovjet-Unie veel meer wetenschappers van school
dan in Amerika, daar kwamen veel sporters van school. En dus werd de overheid aangewend om
scholing te stimuleren.
Ook de eigen jeugd werd een probleem. Ouders hadden hun mond vol van gezinswaarden,
maar uiteindelijk waren vaders altijd aan het werk, moeders meer aan het tv-kijken en strijken dan
luisteren naar de kinderen, kinderen konden lang op school blijven en plezier maken, zelf-discipline
was een zeldzaam goed omdat alles er was. En dan die rock en roll muziek. En de klederdracht van
kinderen. Ze waren losgeslagen, zo zeiden critici. Dat viel nogal mee, maar bezorgdheid was bij de
ouders geboren.
The Beat-generation: de beats waren geïnspireerd door boeken van Jack Kerouac en Allan Ginsberg
die zich verzetten tegen de Amerikanen in suburbs. “Ze leven in rijen van dezelfde huizen met
dezelfde kamers en dezelfde mensen die dezelfde kant opkeken naar dezelfde televisieprogramma´s
en hetzelfde dachten op hetzelfde moment. De Beatniks waren vrij radicaal. Voor alle outcasts en
minderheden, tegen voorzichtigheid en kernwapens. Zij waren het die de trend van de jaren zestig
zouden inzetten.
Conclusion:
De jaren vijftig waren begonnen als een tijd van gematigde politiek, enorme groei, wereldmacht en
welvaart. Tegelijkertijd was er ook onrust over de Koude Oorlog en de nieuwe sociale veranderingen
die de nieuwe welvaart met zich meebracht. Eisenhowers politiek van tussenwegen beviel de meeste
mensen wel, en zijn einde van de Korea-oorlog, afkeer van interventie in Vietnam, betere verhouding
met Sovjets en einde aan Nucleaire tests maakten het volk gelukkig. Dit paste bij het ideaal van veel
Amerikanen om rustig, veilig en gelukkig te leven in de zogenaamde Levittowns (naar de gebroeders
Levit die de huizen hadden ontworpen), waar samenzijn, klassieke rolverdeling en het kopen van
hetzelfde moois als de buurman een leven vulden. Ook de telivisies werden waanzinnig populair, en
via de televisie werden normen weer bevestigd, en nieuwe idealen geinspireerd. De mensen die niet
zo konden leven, werden vergeten. Het zou nog tien jaar duren voor daar weer aandacht voor kwam,
net als voor raciale verschillen en de verloedering van de steden. En tien jaar later zouden ook de
kinderen een explosieve groep vormen, zij die weigerden hun ouders gemakzucht over te nemen, zij
die wel vernieuwingen wilden, zij die door scholing en verveeldheid de behoefte hadden gekregen om
te laten zien wie ze waren, om voor zichzelf op te komen. Welcome to the sixties of the US of A.
Hoofdstuk 30, The Turbulent Sixties
Introduction:
Aan het begin van 1960 was het volgens de Brown-case niet meer toegestaan onderscheid te maken
tussen blank en zwart, maar in iedere zuidelijke staat was er niets veranderd. De jongere zwarten
pikten het niet meer. Eerst vier, toen twintig, toen honderd, toen duizenden zwarte studenten
protesteerden door net zo lang te blijven zitten in theaters, cafe´s, restaurants en hotels tot ze bediend
werden naast blanken. Het gevoel dat een gewone zwarte jongen zelf iets had gedaan werkte
aanstekelijk. Heel het zuiden durfde nu, oud en jong. Dit was typisch voor de sixties. Oude normen en
waarden werden aangepast, of althans, daar werden pogingen toe gedaan.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Hoe succesvol was ´The New Frontier´ m.b.t. binnenlandse zaken, en dan vooral op het gebied
van burgerrechten enm economie. En in het buitenland?
 Wat waren de verschillen en overeenkomsten tussen Kennedy´s en Johnson´s doelen en
resultaten.
 Op welke manier wekte Johnson´s Great society valse verwachtingen en gewelddadige reacties?
 Wat waren de belangrijkste winsten en verliezen van de zwarte burgerrechtenorganisatie tussen
´64 en ´68? En welke factoren zorgden voor een verhoging van de strijdlust?
83
84

Hoe raakte de VS betrokken bij Vietnam en op welke manier was President Johnson´s
verantwoordelijk voor de tragedie.
The New Frontier, 1960-1963:
Kennedy was de belichaming van de nieuwe beweging in de jaren zestig: meer opoffering en minder
veiligheid, hervormingen thuis en overwinning in het buitenland. In 1960 werd hij gekozen als
president (eerste katholieke pres., zoon van een regeringsman, JFK als oorlogsheld, schrijver en
knappe vrouw, for what it´s worth), Robert Nixon was zijn tegenkandidaat. Dat Kennedy zo goed
overkwam op televisie speelde voor het eerst ook mee bij zijn populariteit. Veel mensen wilden Nixon
omdat hij inde lijn van Eisenhower doorging, en omdat hij fatsoenlijk Protestants was, maar zijn lullige
uiterlijk en de roep om vernieuwing van de stedelijke jonge bevolking speelden hem parten.
Eenmaal aan de macht deed Kennedy weinig voor de binnenlandse minderheden. Hij durfde niet
genoeg, en het Congres was meestal tegen (voornamelijk Liberalen). Economie was zijn doel. Hij
investeerde enorm in defensie en ruimtevaart. Hij probeerde de vervuiling aan banden te leggen (door
nucleaire tests, industriële groei en een hervormingsbeweging voor de natuur waren veel mensen dit
belangrijk gaan vinden). Voor de zwarte burgerrechten deed hij weinig, uit angst voor minder steun en
een scheur in het land. Hij benoemde wel zwarten als ambtenaren, maar benoemde ook witte racisten
als rechters, hij voerde na twee jaar wel een wet door voor gelijkheid, maar probeerde die zo zwak
mogelijk te maken. Maar de activisten bleven bezig en zorgden voor redelijk wat opschuding in het
zuiden. Twee keer moest Kennedy het leger sturen om de vrijheid van zwarten met kracht te
bedwingen.
Op goede vrijdag 1963 had Martin Luther King zijn buik vol van het blanke geweld, en wilde hij met
zoveel mogelijk protestmarsen e.d. laten zien hoe bruut die blanken uit het zuiden wel niet waren. En
ze waren bruut. In Birmingham sloeg de politie de optocht zelfs bijzonder bruut uit elkaar, en via de
televisie groeide in het noorden de afkeer van de segregatie. Zowel Kennedy als meelevende blanken
veroordeelden de segregatie nu scherp, maar de zuidelijke blanken vermoorden de leider van de
NAACP (zwarte groepering) en pleegden bomaanslagen op zwarte kerken.
New Frontiers Abroad:
Kennedy was vast beraden om de overzeese vrijheid van communisme te handhaven. Hij bouwde een
enorm leger op, benoemde allerlei Koude Oorlog-specialisten, steunde de derde wereldlanden opdat
ze minder kwetsbaar zouden zijn voor communisme en vond dat Amerika´s veiligheid afhing van een
militaire overmacht en de bereidheid die te gebruiken.
In 1961 deed Kennedy een poging om Cuba binnen te vallen, een opstand uit te lokken en Fidel
Castro omver te werpen. Maar de aanval mislukte. Kennedy weigerde zijn excuses te maken voor het
schenden van de soevereiniteit van Cuba, en bleef pogingen doen om Castro uit de weg te ruimen.
Krushchev, Ruslandse premier, weigerde een vrede te tekenen met Amerika en eiste dat
Amerika Berlijn met rust liet. Kennedy voerde de militaire druk op, en Krushchev bouwde de Berlijnse
muur. Europa, Duitsland en Berlijn waren verdeeld, bleven verdeeld, en de Koude Oorlog ging verder.
In oktober 1962 bleek dat Krushchev allerlei atoombommen op Cuba had staan, klaar om
Akerika aan te vallen. Amerika eiste dat die werden weggehaal en blokkeerde Cuba op zee. Rusland
wilde dat als zij hun wapens weghaalden, Amerika zijn bommen uit Turkije haalde. Dat wilde Amerika
niet. Heel Amerika riep om een grondige aanval op Cuba. Robert Kennedy (de broer van JF) heeft
toen een geheime bespreking gehad met Krushchev. Rusland zou de bommen weghalen, als Amerika
nooit Cuba zou binnenvallen. Amerika ging akkoord. Later zou Amerika ook de bommen uit Turkije
weghalen. In 1992 bleek dat Cuba vol stond met bommen en dat als Robert Kennedy niet had
bemiddeld en Amerika had aangevallen, er een enorme nucleaire oorlog was ontstaan. Zowel
Kennedy als Krushchev vonden de dreiging van al die bommen eng worden, en zijn na deze ´vrede –
op-het-nippertje´ overgegaan op een meer op afspraken dan militaire interventie beluste strategie.
Toch wilde Kennedy vooral meer kernwapens dan Rusland hebben, en het wedstrijdje
bommenbouwen ging van start.
In Indochina (Vietnam) was er nog steeds de strijd tussen communistische vietcong en de
door Amerikanen gesteunde overheid onder leiding van president Diem. De Amerikanen wilden dat
Diem zelf iets van het land maakte, maar hij onderdrukte de bevolking en werd uiteindelijk vermoord.
Er kwam een nieuw bewind, maar ook zij waren niet opgewassen tegen de Vietcong, die steeds meer
boeren en steeds meer land veroverden. Kennedy voerde de militaire aanwezigheid op, maar niets
84
85
hielp. Uiteindelijk was het de vraag of Kennedy zich zou terugtrekken en een vrede tekenen, of dat hij
met groot geweld de Vietcong moest uitschakelen.
Nog voor Kennedy daarover had kunnen beslissen werd hij zelf vermoord (november 22,
1963). Historici denken dat Kennedy zich had teruggetrokken, omdat hij steeds meer vond dat hij niets
te maken had met een oorlog daar.
Kennedy werd na zijn dood enorm opgehemeld. Toch was wat hij bereikt had niet zo enrom
grandioos. Binnenlands waren de meeste wetten van hem niet aangenomen, deels omdat hij
tegenover een congres van liberalen stond. In de buitenlandse politiek had hij wel de eerste echte
confrontatie met Rusland weten te beheersen, maar er was ook een wedstrijd bommenbouwen
ontstaan, hij had Laos veilig gesteld, maar het conflict met de Vietcong uitgebreid, hij had plannen
Zuid-Amerika te helpen, maar gaf niet genoeg geld etc.
Na Kennedy kwam Lyndel Johnson aan de macht, een man met weinig populariteit, weinig
charisma, maar grote kennis van politiek. Zijn eerste twee jaren waren goed. Hij deed de economie
groeien en voerde de planen van Kennedy door om burgerrechten af te dwingen. En hij wilde wat aan
armoede doen, die weer grote vormen had aangenomen. In 1964 voerde hij de Economic Opportunity
Act door, een programma van scholing, medezeggenschap en banen voor de armen. Hij wilde geen
geld geven, maar zorgen dat ze het zelf konden verdienen. Al zijn daden bij elkaar noemde hij zelf het
bouwen aan The Great Society, een land waar iederéén het goed had.
Zijn Great Society botste op veel weerstand. Sommigen vonden het communistisch, anderen
waren tegen gelijke rechten en weer anderen waren tegen overheid bemoeienis. Maar Johnson won
de verkiezingen van 1964 toch met een grote meerderheid. Johnsons gematigdere politiek maakte
hem populairder dan de strijdlustige Goldwater en zijn republikeinen.
Johnson voerde heel veel van zijn hervormingen door, maar dat had minder effect dan
gehoopt. Plannen waren niet goed uitgevoerd, werden slecht ontvangen of ongefundeerd. Johnson
gaf uiteindelijk twintig keer meer uit aan Vietnam dan aan armoedebestrijding.
Ook the Warren Court, de supreme court, belsiste heel erg veel in het voordeel van de
minderheden. Allerlei rechten van het individu werden ingevoerd, de politie moest zich aan allerlei
zaken houden en ongelijkheid werd hard bestraft. Uiteindelijk was het verzet tegen deze rechtbank
groot. Volgende presidenten wonnen veel stemmen door te beloven dat ze meer de nadruk zouden
leggen op recht en orde in het land dan op de individuele rechten.
The Changing struggle for Equality, 1964-1968:
De strijd voor gelijkheid had het een en ander opgeleverd. Gelijkheid in de rechtspraak, stemrecht,
betere kansen op scholing en werk. Maar veel basiszaken bleven onverbeterd. Drugsgebruik,
werkeloosheid, familieorganisatie en armoede.
In 1965 werd de Votings Right Act ondertekend door de president, die zwarten stemrecht gaf. Samen
met het afschaffen van de stembelasting waren zwarten nu een groep waar rekening mee gehouden
moest worden, ook in de zuidelijke politiek. Maar werkeloosheid bleef bijzonder hoog en racisme bleef
bijzonder aanhoudend, dus al was er een en ander verbeterd, de strijd ging door.
In de zomer van 1965 braken er in alle steden zeer geweldadige rellen uit, waarbij de zwarten het
witte gezg omverwierpen.Iedereen werd bang voor een scheiding tussen wit en zwart amerika, en in
plaats van dat er meer geld voor de armoede werd uitgetrokken werd er vooral geld uitgegeven voor
meer politie. Maar de Black Power Movement was duidelijk bezig, en zwarten begonnen,
gedesillusioneerd als ze waren van de aanhoudenden starheid van de zuiderlingen, steeds meer
eigen bewegingen op te starten. Belangrijk was dat zwarten trots op zichzelf werden.
Indianen en Mexicanen werden ook geïnspireerd door de Civil Rights beweging. Iedereen
protesteerde door niet-medewerking etc. iedereen zocht manieren om het bewust zijn van de eigen
trots te verbeteren, iedereen begon zijn eigen groep namen te geven waardoor ze zich
onderscheidden, liefst om eigen afkomst en Amerikaansburgerschap te combineren: nativeamericans, asian-americans.
Feminisme: Na het protest om stemrecht voor vrouwen in de jaren ´20 was het in de jaren vijftig stil in
het femenistische kamp. Maar door alle gelijke rechtenbewegingen in de jaren ´60 begonnen ook de
vrouwen zich meer te verzetten. Ze werden zich meer bewust van hun eigen trots en bereikten dat
aan het einde van de jaren zestig het huishouden niet meer de enige optie voor vrouwen was. Er
waren natuurlijk radicalen en hervormers, maar in 1970 verenigden zij hun krachten en in een enorme
optocht riepen ze om gelijke behandeling, legale abortus, meer loon en beter werk. Inmiddels hadden
vrouwen al bereikt dat ze zelf geld konden lenen, dat ze voor dezelfde banen als mannen mochten
solliciteren en dat ze niet gediscrimineerd werden.
85
86
The Lost Crusade in Vietnam, 1964-1968:
Johnson moest kiezen tussen twee kwaden. Aan de ene kant vond hij Vietnam niet waard om
Amerikaanse levens en geld voor op te offeren en vressde hij dat er een wereldoorlog zou ontstaan,
aan de andere kant wilde hij niet over zich laten lopen en weigerde hij Vietnam aan de communisten
te geven. Hij besloot de militaire druk op te voeren in de hoop dat de Vietcong zou opgeven, maar dat
deed de Vietcong niet. Dus er kwam een oorlog, die zuid-oost Azië verwoestte en de verenigde staten
in twee kampen opdeelde.
In 1964 bereidde Johnson het leger voor op verdediging van Zuid-Vietnam., werden Amerikaanse
boten beschoten (niet onterecht overigens) en voerde Johnson een mandaat door, waarmee hij carte
blanche kreeg om terug te slaan. Hij zei dat hij het bestaande conflict niet zou vergroten en dat hij
alleen de verdere agressie van de Vietcong wilde indammen, maar hij kon nu alles doen. In 1965 liet
hij noord-Vietnam bombarderen, in de hoop dat het Noorden zich zou overgeven en het Zuiden zich
sterker zou voelen bij onderhandelingen, maar de bombardementen hadden geen effect. Dus
verklaarde Bush de oorlog en liet hij drie jaar lang alles bombarderen wat los en vast zat. Maar het
Noorden bleef doorvechten.
Vanaf 1965 kwam er steeds meer protest tegen de oorlog. Eerst vanuit de universiteits
studenten, later ook door liberalen en geestelijken. Ze dachten niet dat Amerika ooit kon winnen, en
ze snapten niet waarom Amerika zich moest bemoeien met een burgeroorlog in Azië.
De televisiebeelden vanuit Vietnam wakkerden het protest aan. Maar belangrijk is wel dat,
hoeveel mensen ook tegen de oorlog waren, de meerderheid van de bevoking niet zag dat Amerika
de aggressor was. Ongewapende burgers doden in een achteraf landje was niet best, maar
communisme was ook niet best, en opgeven was al helemaal niet best. Dus de meerderheid was of
vóór oorlog, of wist gewoon niet wat ervan te denken.
Het volk was verdeeld in Hawks, zij die koste wat kost moesten winnen, en de Doves, zij die
vrede wilden. Johnson kreeg zware kritiek te verduren.
Conclusion:
Kennedy had een mentaliteit van ´alles kan´ en intellectuele belangstelling en charisma
gecombineerd. Maar hij was niet in staat veel aan de binnenlandse problemen te doen. Toen Johnson
werd gekozen werden alsnog wat plannen van Kennedy doorgevoerd, en later kwam hij zelf smet de
meest ingrijpende hervormingen sinds The New Deal. Hij verbeterde scholing, kunst, welzijn, zorg,
milieu, oorlog tegen armoede, immigratie beperking etc. Hij maakte de samenleving meegaander en
beter. Met zijn invoering van de Civil-Rights act begon een tijdperk waarin discriminatie werd
veroordeeld, zwarten stemrecht kregen, scholing en banen voor zwarten beter werden, en alle
minderheden het gevoel kregen dat ze trots opzichzelf konden zijn. Maar voor de arme zwarten
onderin de Noordelijke steden werd er weinig beter. En het waren dan ook die zwarten die in opstand
kwamen en zich verzetten. Dat viel weer verkeerd bij de zuidelijke blanken en de fabrieksarbeiders die
er genoeg van hadden de dupe te zijn van de integratie,en dus was de steun voor de Great Society
van Johnson terug aan het lopen.
Hoofdstuk 31, A Troubled Journey, From port Huron to Watergate
Introduction:
Nixon kwam in 1968 aan de macht als president, het roer overnemend van Johnson. Hij deed
internationaal een aantal goede zaken, maar was tegelijkertijd de meest bedriegelijke president uit de
Amerikaanse geschiedenis. In 1974 stapte hij op, om impeachment te voorkomen.
Hoofdpunten van dit hoofdstuk:
 Hoe en waarom werden de zestiger jaren gezien als een tijd van politiek protest en culturele
onrust, en hoe kun je 1968 zien als een breekpunt in de na-oorlogse Amerikaanse geschiedenis
 Als Nixon in 1969 had besloten Vietnam met rust te laten, hoe hadden de binnenlandse zaken dan
kunnen veranderen
 Hoe probeerden de republikeinen een mmerderheid te behalen en hoe zorgden zij voor Nixons
verkiezingsoverwinning in 1972
 Hoe hadden de politieke en criminele misbruiken bij het Watergate-schandaal tot impeachment
kunnen leiden en hoe beïnvloedden zij het Amerikaanse politieke systeem
 Hoe bewezen de toestanden in ´73 en ´74 dat het politieke systeem faalde of juist werkte
86
87
1968: The Politics of Strife:
In dit jaar kwamen culturele onrust, politieke crisis en frustratie over de oorlog in Vietnam bij elkaar en
zorgden zij voor een herinrichting van de Amerikaanse politiek.
Op 31 januari 1968 viel een enorme troepenmacht van Noord-Vietnam strijders Zuid-Vietnam
aan en verwoesten in een maand honderden dorpen. De mensen in Amerika keken televisie en
voelden dat er niets klopte van de White House verhalen dat Amerika alles onder controle had. De VS
sloegen wel terug, en vermoorden 37.000 Vietnamezen, maar het gevoel thuis was niet bepaald goed.
Kennelijk was het niet mogelijk om de oorlog tegen een redelijke prijs in Amerikaanse levens te
winnen. Johnson verloor veel stemmen met zijn oorlogspolitiek, terwijl de anti-oorlogslobby juist veel
stemmen won. Terwijl de studenten achter Eugene McCarthy aanliepen, hij was een
presidentskandidaat die tegen oorlog was, besloot Johnson dat hij een terughoudend beleid moest
voeren om de oorlog te winnen, en dat deed hij ook.
Iedereen werd opeens vermoord. John F. Kennedy zat nog vers in het hoofd, toen zijn broer
Robert Kennedy (die ook voor de presidentskandidatuur ging en tegen oorlog was, en dus veel steun
kreeg van het volk) ook werd vermoord tijdens een verkiezingscampagne. En Martin Luther King werd
vermoord. Dus het volk werd emotioneel. De zwarte wijken in heel het land werden oorlogsvelden, met
geweld van zwarten tegen blanken omdat hun leider was vermoord, en het leger met machinegeweren
op hun schietend. De meeste stemmers kozen nu voor een naar voren geschoven Robert Nixon die
beloofde de oorlog te stoppen, de oproerkraaiers tot rust te brengen en de wil van het volk, van hen
die niet opstandig waren en die gewoon wilden leven (de enorm grote meerderheid van de
Amerikanen) na te leven. Nixon werd gekozen als president in 1968, als republikeinse president.
<het stuk hieronder stond eigenlijk hierboven. Het valt net tussen de paragrafen in, en beschrijft
gewoon wat er nog meer gebeurde. Let op de jaartallen, dan snap je het vanzelf>
The Youth Movement:
In de jaren vijftig groeide het aantal mensen met een hogere opleiding van 1 miljoen naar 8 miljoen.
Meer dan de helft van de bevolking van de VS was aan het einde van de jaren zestig jonger dan
dertig. Hun grote aantal gaf hun een gezamelijke identiteit, en zorgde dat alles wat ze deden impact
had. Verreweg de meeste van die jongeren waren niet opstandig, wilden gewoon een rustig leven,
een goed inkomen en een traditioneel gezin.
Er was een kleine groep studenten die wel wilde opvallen en de SDS oprichtte (student for a
Democratic society) en zichzelf nieuw-links noemde. Zij wilden een deelnemings-democratie, een
samenleving waarin ieder individu de beslissingen kon nemen waar zijn leven beter van werd. Weg
met militairen, racisme en vervuiling. Er moest worden opgetreden en een einde worden gemaakt aan
slapheid en compromissen sluiten, om zo hun doel te bereiken. Ze blokkeerden militaire trainingen (op
dezelfde manier als het niet-medewerking protest van de zwarten eerder), wilden vrijere ontwikkeling
op de universiteit. Door de escalatie van Vietnam werd de groep enorm populair. In 1968 hadden ze
op honderden campussen honderdduizenden aanhangers, de meeste vredelievend, sommigen
gewelddadig. En er kwamen steeds meer aanhangers.
In 1970 werden de studentenprotesten gewelddadig. Nixon had beloofd dat hij Vietnamese
troepen zou gebruiken, niet Amerikaanse, dat hij alleen bombardeerde om Noord-Vietnam aan de
onderhandelingstafel te krijgen en de oorlog niet wilde aanwakkeren. Maar in april bleek dat Nixon
Cambodja was binnengevallen, en helemaal geen troepen had teruggetrokken. (zie paragraaf
hieronder) De studenten voelden zich veraden en haatten Nixon. Politie sloeg en schoot de
geweldadige protesten neer, er vielen doden (ook onschuldige), alle studenten in het land (ook die
voorheen zich nergens mee hadden bemoeid) sloten zich bij de New Left aan. Arbeiders die een hekel
hadden aan arrogante studenten en niet van sociale chaos hielden riepen dat er meer moest worden
geschoten, en eerder optreden, en doorgaan met die oorlog. Kortom, Amerika was zwaar verdeeld,
met de studenten in de minderheid. De studentenbeweging werd neergeslagen, de maatschappij
bleek niet te veranderen en de studenten storten zich op iets anders: vrouwenrechten, milieuvervuiling
en een baan. Er was wel iets bereikt. Privileges en voorwaarden van universiteiten waren afgeschaft,
de stem tégen de Vietnam-oorlog was iets sterker geworden en Nixon kon moeilijk negeren dat er
onvrede was met de oorlog. Sommigen bleven extreem links, sommigen daarvan weer terroristisch
links.
Radicaal links, en dan vooral op politiek gebied, was niet populair, kende slechts even een
opleving. Maar wel heel veel jongeren zochten naar culturele rebellie. Het was de tijd van de hippie´s.,
de counterculture. De jongeren voelden een drang voor vernieuwing en deden er alles aan om in
iedergeval zichzelf te vernieuwen. Steekwoorden zijn: drugs, tweedehands kleren, lang haar, anti-
87
88
middleclass, Bob Dylan, The Beatles, polygamie en Woodstock. En natuurlijk de seksuele revolutie.
Door de komst van de pil, legalisering van abortus en de legalisering van “expliciet seksuele
atributen”, waaronder Playboy, dildo´s en pornofilms. Seks werd gezien als recreatie. Althans door de
jongeren. Ouderen zagen het als moreel verval.
Nixon and World Politics:
Nixon kwam voornamelijk aan de macht door zijn belofte om de nationale rust te herstellen. Maar hij
wilde zelf vooral ook graag in het buitenland zijn stempel zetten. Hij wilde zowel de communistische
expansie beperken, de wedloop om kernwapens met Rusland beperken, de economische
internationale positie versterken en de oorlog met Vietnam beëindigen. Nixon benoemde Kissinger als
hoofd van de diplomatieke dienst. Beiden heren wilden ook nog iets heel anders: centralisatie van
beslissingen in het White House, een hoge mate van geheime politiek en vooral veel intriges.
Nixon wilde eerst van de oorlog in Vietnam af. Om dat te bereiken riep hij de Nixon Doctrine uit,
waarin hij stelde dat derde wereldlanden wel op steun van Amerika konden rekenen als partner, maar
niet konden verwachten dat Amerika hun oorlog uitvocht. Maar Nixon wilde niet zonder gezichtsverlies
de oorlog met Vietnam verlaten, en dus bedacht hij dat hij de Amerikaanse troepen zou vervangen
voor Vietnameze, Kissinger zou sturen om in het geheim met Noord-Vietnam een deal te sluiten en
enorme luchtaanvallen op Noord-Vietnam, Cambodja en Laos zou loslaten om ze tot concessies te
dwingen. Maar de bombardementen werkten niet. Cambodja werd instabiel, niet meer neutraal en de
Vietcong uit Noord-Vietnam hielp de Rode Khmer om een communistisch bewind in Cambodja te
starten. Nixon viel Cambodja binnen, en sloeg terug, maar uiteindelijk had Nixon niets bereikt, behalve
veel levens, de steun van het Amerikaanse volk (de studentenoproer) en het verlies van de neutraliteit
van Cambodja (en de dood van 3 miljoen Cambodjanen door de Rode Khmer). Later viel de Vietcong
Cambodja weer binnen, en met te weinig Amerikaanse troepen aanwezig besloot Nixon havens en
steden (burgers dus) in Noord-Vietnam helemaal plat te bombarderen. Vlak voor de verkiezingen van
1972 zei Nixon dat de vrede dichtbij was. Kissinger had met Noord-Vietnam een verdrag ondertekend,
Zuid-Vietnam weigerde mee te werken, Noord-Vietnam werd boos, Nixon bombardeerde NoordVietnam nog harder en uiteindelijk werd er iets van vrede getekend. Maar het probleem van de
Noord/Zuid-verdeling bleef onopgelost, en dus ging de oorlog meteen weer door. Amerika begon met
het terugtrekken van troepen, en Vietnam was en bleef een slagveld. Amerika had uiteindelijk dus
niets bereikt.
De veteranen die terugkwamen uit Vietnam, waren herinneringen aan een oorlog die de
Amerikanen liever wilden vergeten. Voor de veteranen, die zelf zo veranderd waren dat ze zich
moeilijk konden aanpassen aan het burgerlijk leven en voor wie in hun afwezigheid het land zo was
veranderd, werd nauwelijks iets gedaan. Ze moesten het zelf maar oplossen. Een schamele dank voor
strijders die zelf niets aan die oorlog konden doen.
Het terugtrekken uit Vietnam hielp Nixon om de gemoederen tussen Communistische landen en
Amerika wat te sussen. Bovendien boterde het niet lekker tussen Sovjets en China, en daar kon
Amerika gebruik van maken. China werd erkend als de Volksrepubliek China en de handel met dat
land werd weer wat vrijgegeven. Ook met Rusland ging het beter. Niemand had zin om teveel energie
te steken in haat over en weer. Er werd afgesproken het aantal kernwapens te reduceren en in 1972
bezocht Nixon zowel China als Moskou. Maar er bleef onstabiliteit, dit maal voornamelijk in het
Midden-Oosten (Ja natuurlijk, laat me dat nu ook nog even midden in de nacht samenvatten …).
In 1967 pakte Israëlische troepen gebied af van Egypte, Syrië en Jordanië. De Arabieren weigerden
de staat Israël te erkennen, en groepeerden zich in de Palestinian Liberation Organization (PLO), dat
de staat Israël wilde verwoesten. In 1973 vielen Egypte en Syrië Israël aan om hun gebied terug te
pakken, maar dankzij veel wapensteun van de VS wist Israël de aanval te stoppen. Arabische staten
besloten de olielevering aan de VS en zijn bondgenoten (Nederland) te stoppen.
Kissinger vloog toen als de sodemieters naar het Midden-Oosten en bleef daar twee jaar
rondhangen tot hij redelijke rust had geregeld. Er was geen oplossing voor de Palestijnse zaak, maar
de Sovjets hadden in ieder geval ook niets meer te zeggen in het Midden-Oosten.
Om het de Sovjets nog moeilijker te maken gaf Nixon ook militaire steun aan ongeveer alle
ondemocratische landen ter wereld (ik noem Zuid-Afrika), zodat ze zich konden verdedigen tegen
Moskou. Waar communisten toch de macht grepen stuurde Nixon de CIA op af, gooide de boel omver
en erkende dictators, zolang ze maar niet communistisch waren.
Ondertussen had China een hekel gekregen aan de Sovjets, en van die strijd maakte Nixon
weer gebruik om de banden met beide landen aan te trekken. Nixon de bemiddelaar. Kortom, Nixon
88
89
veranderde de harde lijn van het begin van de Koude Oorlog in een Amerikaanse politiek die meer
bemiddelde en rust zocht.
Domestic Problems and Divisions:
Nixon had veel belangstelling voor het buitenland, maar ook in het binnenland had hij creatieve
plannen om het welvaartssysteem te hervormen en probeerde hij de economische probleemsituatie op
te lossen. Maar de donkere kant van Nixons karakter maakten het land verdeeld en bang.
Nixon was een man met meerdere karakters. De publieke Nixon was, kort gezegd, een held in politiek.
De onbekende Nixon was bang, achterdochtig en er altijd op uit zijn vijanden te verpulveren. Nixon
was paranoïde, en pas na lang besturen kwam dat boven.
Nixon deed zijn best de economie te redden van inflatie, maar dat ging hem moeilijk af en de
economie werd steeds minder stabiel.
Nixon wilde het welvaartssyteem hervormen, een minimum inkomen voor iedereen
garanderen etc, maar conservatieven vonden het belachelijk omdat de overheid groter werd, meer
invloed had en meer geld moest uitgeven en liberalen vonden het niet ver genoeg gaan. Zijn plannen
werden niet aangenomen.
Nixon riep dat hij eenheid wilde, maar zocht verdeling om de volgende verkiezingen te winnen.
Om arbeiders en zuidelijke racisten te winnen was hij tegen drugsmisbruik, criminelen, radicalen en
het gemengd vervoeren van schoolkinderen in de schoolbus. Om tegengroeperingen te beperken
tapte hij telefoons af, hield lonen in, liet de CIA dossiers van duizenden Amerikanen aanleggen, liet
anti-oorlogs activisten en zwarte radicalen berechten, benadeelde ze met belastingen en dit alles via
via geregeld, en veelal in het geheim gedaan. Met overheidsgeld liet hij lijsten van vijanden
aanleggen, hield hij ze in de gaten en zou hij iedereen vernietigen die niet voor zijn regering was.
Omdat de FBI niet wilde meewerken aan zijn plan om huizen van activisten binnen te vallen en
telefoons af te luisteren richtte hij zijn eigen groep van “plumbers” op, die elk lek in het
regeringsapparaat van Nixon moesten dichten. Als het hoger gerechtshof zijn plannen (bijvoorbeeld
die van de schoolbussensegregatie) afkeurde, probeerde hij via het congres gewoon wetten aan te
nemen met hetzelfde effect.
Al met al bereikte Nixon inderdaad dat de democraten verdeeld raakten. Sommigen liepen
over naar de Republikeinen dankzij het harde beleid tegen nationale oproerkraaiers, anderen kozen
de kant van Nixon omdat hij zo lekker tegen negers was. En Nixons angst dat zijn tegenkandidaat
Wallace stemmen zou krijgen werd verholpen doordat Wallace werd neergeschoten vlak voor de
verkiezingen. Om ook de nieuwe kandidaat tegen te houden liet Nixon het Watergate gebouw
afluisteren. In het Watergate gebouw zat het hoofdkantoor van de Democratische partij. Omdat deze
truc werd ontdekt zorgde Nixon ervoor dat niemand hem zou verraden. Hij betaalde zwijggeld, liet de
CIA de FBI controleren en ontsloeg mensen die hem hadden geholpen.
Zijn plan werkte. Hij won de verkiezingen van 1972 glansrijk. De enige die op de tegenpartij
stemden waren minderheden en mensen met een laag inkomen.
The Crisis of the Presidency:
In zijn tweede ambtstermijn werd Nixon al snel ontmanteld. Een rechter wist uit een van de verdachten
van de Watergate-inbraak te peuteren dat het White House ermee te maken had. En iemand vertelde
aan de pers wat voor smerigs Nixon allemaal had gedaan. Maar Nixon ontsloeg nog wat mensen, loog
tegen iedereen die hij zag, weigerde mee te werken en bleef nog een tijdje zitten. Er kwamen
rechtszaken, er kwamen onderzoeksteams, er kwamen hulpjes en strenge advocaten, er kwamen
cassettes boven tafel met afgeluisterde gesprekken en uiteindelijk, op 9 augustus 1974 nam Nixon
ontslag, wetende dat er niets anders opzat dan ontslag of impeachment. Zijn opvolger was Gerald
Ford.
Conclusion:
Anders dan de generaties voor en na hen zagen de babyboomers welvaart en hun eigen
belangrijkheid als vanzelfsprekend. De meeste waren opgegroeid in de zonnige jaren vijftig, de
suburbs en de welvaart van mooie grasveldjes. Zij zochten nu juist verbondenheid, persoonlijke
vrijheid, een doel in hun leven en een betere democratie zonder racisme en oorlog. Zij waren de
studentenbeweging en de counterculture van de hippies in de jaren zestig. En, met veel hobbels in de
weg, werd Amerika iets beter, en de langste oorlog uit de geschiedenis kreeg een einde. Maar eerst
zou Nixon nog worden herkozen in 1972 met een enorme overwinning. Die overwinnig had hij bereikt
met het terugtrekken uit de oorlog met Vietnam, met de betere verhouding met Rusland en China, met
een binnenlands beleid dat zuidelijke blanken steunde in hun segregatie, dat radicalen hun stem
89
90
ontnam en dat traditionele normen en waarden deed afbrokkelen. Net na de verkiezingen kwamen zijn
schandalen aan het licht en trad hij af, terwijl een groot deel van zijn staf werd veroordeeld voor
onfrisse praktijken. Terwijl Ford werd ingezworen als president vroegen de Amerikanen zich af of
verkiezingspolitiek altijd zo ging, hoe het was geweest als het Watergate-schandaal nooit aan het licht
was gekomen, en of het goed was dat het systeem toch bleek te werken. Al met al was het enige dat
sowieso bleef een wantrouwen van politici en een desillusie van de overheid in het algemeen.
Hoofdstuk 32: TURNING INWARD: SOCIETY AND POLITICS FORM FORD TO BUSH
Dit hoofdstuk stelt de volgende vragen:
- Wat wijst erop dat de sfeer van activisme uit de 60er jaren in de 70er en 80er jaren wegebde?
En wat wijst erop dat over sommige zaken nog wel een protestsfeer bestond?
- In hoeverre was president Carter zelf verantwoordelijk voor de ‘malaise’ die hij in 1979
bespeurde, en in hoeverre was Carter het slachtoffer van krachten die buiten zijn bereik
lagen?
- Wat waren de belangrijkste thema’s van de politieke ideologie die Ronald Reagan met zich
mee bracht? Welke stappen ondernam zijn bestuur om van ideologie een praktijk te maken?
- Hoe uitte Reagans bestuur de intense oppositie tegen het communisme, en hoe ontvouwde
de relaties tussen de VS en de Sovjet Unie zich tijdens het presidentschap van Reagan?
- In welke mate maakte het einde van de Koude Oorlog de wereld veiliger? In hoeverre
verergerde het de gevaren en conflicten in de wereld?
Amerikaanse sociale en culturele trends van de jaren ’70 en ’80 laten zowel de nasleep van het
activisme van de 60er jaren zien als een reactie op die turbulente jaren.
Ontwikkelingen:
1. Men is erg op zichzelf gericht, individuele autonomiteit: De nasleep van de jaren ’68-’70
betekende ook dat jonge volwassenen zich op persoonlijke doelen gingen richten en
verwerven van materiële spullen (met politiek en economie hoefde men zich nu even niet
bezig te houden).Yuppies gingen in buitenwijken wonnen: gentrification; Men was erg met
zichzelf bezig: gezond leven, eten, sporten, minder roken.
2. Technologie en consumentenelektronica: meer televisie kijken (soaps), videorecorder op de
markt, escapistisch filmaanbod (Star Wars bij voorbeeld), cd, computers.
3. Herleving van de vrouwenbewegingen: Vrouwen gingen massaal aan het werk, gingen
studeren, en begonnen carrière te maken (waardoor geboortecijfer omlaag ging). Ook werd
gelijke rechten voor vrouwen in 1972 in grondwet opgenomen. Recht op abortus (1973).
Maar over abortus kwamen felle debatten omdat het volgens sommigen moord is, in 1976
wordt dan maar de meeste medische subsidies op abortus afgeschaft, waardoor de armen het
niet meer konden betalen. Toch was de meerderheid vóór abortus met het argument dat het
een keuze van de moeder en de arts is en niet van de overheid of je een kind wil houden.
4. Twee polen binnen zwart Amerika: Door de bewegingen van burgerrechten gingen voor veel
zwarten de deuren open naar nieuwe mogelijkheden: veel meer zwarten gingen studeren en
kregen betere banen (denk aan Bill Cosby die voorbeeld was van de verbeterde
omstandigheden). Aan de andere kant van zwart Amerika staan de slechte buurten van
steden, waar de helft van de jeugd niet een middelbare school afmaakten (racisme en
veranderde economische structuur had hiermee te maken: er waren minder banen voor
ongeschoolde arbeiders gekomen en bijstand liep niet bij met de inflatie – armoede dus.
Kinderen in deze wijken verdienen vaak geld in de drugswereld. Daarbij kwam geweld kijken.
5. Nieuwe patronen van immigratie: illegaal en legaal.Vroeger kwamen de meeste immigranten
uit Europa, nu vooral uit Spaanstalige landen (Mexico, Cuba, Puerto Rico) en Azië.
6. Verbeterde toekomstmogelijkheden voor Indianen: In de 60er jaren was er geprotesteerd
tegen de pogingen van de overheid om de hulpprogramma’s voor Indianen stop te zetten om
ze te proberen absorberen in de algemene populatie. Protesten hadden gewerkt: 1964 The
Indian Self-Determination Act – Indianen hadden controle over hun eigen stammen in
reservaten. Indiaanse cultuur werd in films nu ook geromantiseerd en niet meer zulke
vijandige stereotypen als in vroegere films.
7. Seksualiteit en AIDS: Vrije manier van omgaan met seks en seksualiteit bracht SOA’s en
AIDS met zich mee. Veilig vrijen werd gepromoot door de overheid. Men werd voorzichtiger.
Sommige homohaters zagen AIDS als gevolg van hun zonden.
90
91
8. De Evangelische Renaissance: Religie kwam weer in de mode in post-1970 Amerika. Religies
hielden zich nu ook bezig met politieke onderwerpen als abortus, pornografie (typisch politiek
onderwerp!), en bidden op openbare scholen.. Er kwamen ook veel christelijke boekwinkels,
radiozenders en televisiedominees. Na 1987 werd het allemaal wat minder na een reeks
seksschandalen.
Het presidentschap van Gerald Ford:
9 augustus 1974 werd Ford president. Na het Watergate drama was men blij met de opvolger van
Nixon. Maar al na een maand sloeg de blijdschap om, toen Ford besloot dat Nixon niet berecht hoefde
te worden voor zijn misdaden. Hij zei dat hij de politiek wilde helpen genezen. Ford bleek nogal
conservatief op het gebied milieu, zorg, etc. Er waren economische problemen als gevolg van de olie
embargo. Prijzen schoten omhoog in 1973. Werkeloosheid. Auto-industrie in de problemen. Op het
diplomatische front steunde hij de inspanningen om relatie met China en Rusland te verbeteren.
Nationale moraal ging nog meer omlaag toen in 1975 de regering in Zuid Vietnam viel en het duidelijk
was dat alle moeite voor niets was geweest.
Het presidentschap van Jimmy Carter:
Door in te spelen op de gevoelens over politie (negatief: watergate nog vers in het geheugen) en te
benadrukken dat hij een buitenstaander van de Washington sfeer was, te beloven dat hij nooit zou
liegen en door zijn hervonden religie te benadrukken, werd Jimmy Carter in 1976 president. Hij had
niet een duidelijke politieke filosofie, niemand wist echt wat ze aan hem hadden. Hij bereikte in h et
binnenland niet zo veel doordat hij een slechte verhouding met het congres had.
Op buitenlands gebied ging het wat beter: hij zette zich in voor mensenrechten, wilde betere
verhouding met bijvoorbeeld Afrika, en wilde Panamakanaal teruggeven aan panama en hij herstelde
de diplomatische verhoudingen met China. Toen Rusland in 1980 Afghanistan binnenviel, trok Carter
de SALT II overeenkomst (=afspraken over nucleaire wapens) terug en nam een aantal antiRussische maatregelingen, waaronder een boycot van de olympische spelen in Moskou.
Midden-Oosten: Er was nog steeds oorlog tussen Egypte en Israël, ondanks Kissingers
inspanningen.Toen de Egyptische leider el-Sadat in november 1977 naar Israël vloog om te
onderhandelen, zag Carter zijn kans: hij nodigde el-Sadat en Begin (Israël) uit op Camp David in
september 1978 waar ze met een vredesverdrag begonnen. In 1979 werd het verdrag getekend. Maar
het ging al snel weer mis, toen in 1981 een fundamentalist Sadat doodschoot. Toch was het Camp
David akkoord het hoogtepunt van Carters presidentschap.
Een nieuwe crisis brak in 1979 uit in het Midden-Oosten, iets met Iran…
Ondertussen werd de inflatie erger. Er ontstond zelfs stagflatie: een combinatie van stagnatie van
bedrijven en inflatie in prijzen. Carter besefte dat de twee sleutelwoorden voor economische groei,
namelijk ongelimiteerde brandstoffen en weinig buitenlandse concurrentie, allebei niet van toepassing
om de situatie waren, dus riep hij op tot zuinigheid: zo weinig mogelijk benzine verbruiken, niet te hard
rijden, etc. Maar het bleef slecht gaan en het land had geen vertrouwen meer in Carter; men dacht dat
Carter zelf onderdeel van het probleem was. Hij kwam politieke vaardigheden te kort die het land
misschien wel hadden kunnen stimuleren productief met de problemen om te gaan.
De Reagan Revolutie:
Eerste termijn;
In 1980 koos Amerika een president die beloofde te breken met het recente verleden: Ronald Reagan.
Reagan’s patriottisme sloeg aan bij het land, dat nog altijd getraumatiseerd was door Vietnam. Hij
beloofde het ‘belasting heffen en uitgeven’ beleid van de Democraten om te keren (in plaats daarvan
belasting heel ver omlaag om uitgaven te stimuleren: trickle-down economics), hij viel de sociale
welzijnsideologie van de New Deal, de Fair Deal en de Great Society aan en dit viel in de smaak bij
miljoenen mensen van de middenklasse en blauwe-boord Amerikanen. Zijn conservatieve
gedachtegoed sloeg aan bij een samenleving die weer terug wilde naar moraliteit en normen en
waarden na al die losbandigheid van de jaren ervoor. Reagan straalde leidersschap uit. Reagan deed
nationale trots weer herleven.
Zijn economisch beleid leidde eerst tot een recessie, maar bracht uiteindelijk – mede doordat de
olieprijs weer naar beneden ging - de inflatie naar beneden en zette een koopgekte op gang en een
speur van speculatieve investeringen. Maar dit zelfde beleid zorgde na zijn vertrek voor economische
moeilijkheden.
In zijn eerste periode herleefde de strijdlustige retoriek van de Koude Oorlogsdagen: antisovjet
obsessie (Reagan noemde Rusland ‘the focus of evil in the modern world’: Rusland als evil empire).
91
92
De wapenwedloop met Rusland werd weer erger (maar er kwamen veel protesten en uiteindelijk deed
hij weer rustiger aan) en Reagan leverde wapens en geld aan anticommunistische krachten in Latijns
Amerika. Maar Reagan zat ook midden in buitenlandse problemen die niet zo goed in zijn wereldvisie
van Koude Oorlog paste.
Ondanks de hoge militaire uitgaven, de strijdlustige taal gericht op communisme, grote tekorten in de
rijksbegroting, bezuinigingen in sociale programma’s, en ingrepen in de regulatie van bedrijven door
de overheid, bleef Reagan populair; hij had immers de inflatie weggewerkt en de economie liep weer
goed. Amerikanen vonden zijn harde aanpak van het communisme wel relaxed. Hij was een goede
spreker en werd ook wel de teflon president genoemd.(teflon = hittebestendige kunststof). Veel
Amerikanen vonden dat hij zijn beloftes was nagekomen en dat hij van de VS weer een militaire
grootmacht had gemaakt, en dat het land weer boven andere landen uitstak. In 1984 werd hij weer
herkozen.
Tweede termijn;
Gebeurtenissen begonnen Reagans Witte Huis over te nemen. De tekorten in de rijksbegroting en het
handelsgat (meer import dan export) begonnen groter te worden en het Iran-Contra schandaal barste
in 1086 uit. Maar dit werd allemaal verblind door een gigantische ommekeer van de spanningen van
de koude oorlog door Reagan’s reis naar Moskou in 1988. Ondanks de problemen en schandalen,
verliet Reagan het Witte Huis als een held.
Het Iran-contra schandaal:
In1986 stond er in een krant in Beiroet dat de VS in 1985 via Israël 508 raketten naar Iran (antiAmerikaans) had gestuurd. Reagan zei dat dat klopte, maar dat hij dat gedaan had om gematigde
elementen in Teheran aan te moedigen en om de gegijzelde Amerikanen in Libanon (vastgehouden
door pro-Iraanse mensen) vrij te laten komen. Maar het bleek dat de opbrengsten van de
wapenhandel gegaan waren naar anticommunistische groeperingen in Nicaragua in een tijd dat het
congres zulke hulp verboden had. Het is nooit bewezen dat Reagan er direct iets mee te maken had
(Colonel Oliver North had de leiding over deze zaken gehad). Uiteindelijk werd ook North
vrijgesproken door een technisch truukje, er zou namelijk tegen hem getuigd zijn onder voorwaarde
van immuniteit, en dat mag niet, dus North vrij. Vergelijkbaar schandaal als Watergate, maar niet zo
veel impact.
Er waren overigens meer schandalen rond Reagan.
Reagan’s missie naar Moskou:
Doordat Rusland in de economische problemen zat, probeerde Gorbatsjov de spanningen tussen de
supermachten te verminderen. Onderhandelingen over de wapencontrole begonnen in 1985. In 1987
kwamen de twee overeen dat er 2500 Amerikaanse en Russische raketten uit Europa weggehaald
zouden worden. Voor de eerste keer in de geschiedenis was er een overeenkomst dat er bestaande
wapens verwijderd zouden worden, in plaats van het te hebben over de beperking van toekomstige
wapens. Deze overeenkomst was aanleiding voor het historische bezoek van Reagan aan Moskou,
waar de twee een persoonlijke band kregen (wat je daar nou onder moet verstaan laat ik maar in het
midden).
Reagan Revolution?
Na Nixons afgang, Fords babysit presidentschap, en Carters probleemjaren, kwam Ronald Reagan
die twee volle termijnen is kunnen blijven zitten. Hij hielp in het heropbouwen van nationale trots, en
hij had geluk dat hij president was terwijl de Koude Oorlog wat minder koud begon te worden. Op het
thuisfront heeft het moeilijker: Inflatie was onder controle en na 1983 ging de economie omhoog, maar
het ging slecht met de begroting en zijn bestuur luisterde totaal niet naar serieuze sociale problemen
en structurele zwaktes in de economie. Ook al was hij in zijn tijd erg populair, achteraf wordt hij eerder
gezien als een intermezzo van nostalgie dan een werkelijk positieve prestatie: het was een tijd
geweest waarin persoonlijk gewin boven publieke doelen stond.
In 1988 werd George Bush president. Zijn presidentschap is goed en slecht verlopen. Internationaal
heeft hij positief gereageerd op problemen in de Sovjetunie, daadkrachtig gereageerd toen Irak
Koeweit aanviel, ondernam positieve stappen in Latijns Amerika, en probeerde de spanningen tussen
Israël en Palestijnen te verminderen. Maar wat betreft de binnenlandse zaken: afgezaagd beleid, het
was eigenlijk een voortzetting van het Reagan beleid.
92
93
Einde van de koude oorlog:
In 1989 was het Einde van de Koude oorlog, toen enkele Oost Europese landen er in slaagde
democratische, niet-communistische regeringen aan de macht te laten komen; Gorbatsjov besloot niet
militair in te grijpen en daarmee was het einde van de Koude Oorlog op gang gezet. De U.S.S.R viel
uiteen, de Berlijnse muur ging om, Estland, Letland en Litouwen werden onafhankelijk en ook andere
sovjetstaten werden (wilden worden) onafhankelijk. Einde van de Koude Oorlog. In 1991 tekenden
Gorbatsjov en Bush een verdrag over de vermindering van nucleaire arsenalen etc.
Door het einde van de Koude Oorlog was het makkelijker geworden om lokale conflicten op te lossen:
het was nu niet meer zo dat de supermachten hulp gaven aan verbonden staten en aan rebelse
machten in de Derde Wereld.
Operation Desert Storm:
2 Augustus 1990 viel Irak Koeweit binnen waarmee het al lange conflicten had over een olieveld bij
Rumaila. Saddam Hoessein claimde het land weer terug (hoorde historisch gezien ooit bij Irak).
Amerika reageerde snel, aar maakte niet dezelfde fout als in de Vietnam oorlog en kreeg eerst
toestemming van congres, U.N, en Amerikaanse volk. Doel was duidelijk: Irak weg uit Koeweit. Hij
stationeerde 400 000 troepen in Saoedi-Arabië en U.N zorgde voor economische sancties tegen Irak,
en eiste dat ze voor 15 januari vertrokken moesten zijn. 16 januari begonnen Amerikaanse aanvallen
op Irak. Irak reageerde met aanvallen op Tel Aviv en andere Israëlische doelen en ook op hoofdstad
van Saoedi-Arabië. 23 februari gaan Amerikaanse grondtroepen op weg naar Koeweit onder leiding
van Norman Schwartzkopf en binnen drie dagen trekt Irak zich terug. Succes dus, maar saddam bleef
aan de macht in Irak.
Amerikaanse economie:
De lange termijn effecten van het economisch beleid van Reagan werden in 1990 voelbaar. Het ging
slecht met de economie. Bush besloot uitgaven te beperken en belastingen te verhogen. Hier
betaalde hij een hoge politieke prijs mee, want hij verbrak zijn beloftes uit zijn campagne toen hij
president wilde worden, hij had toen gezegd: ‘Read my lips: no new taxes’. Maar dus toch, en mede
daarom won Clinton de volgende verkiezingen. Er braken rellen uit in Los Angeles, arme zwarten
kwamen in opstand. Bush deed niet veel met deze sociale problemen. Hij werd geprezen op zijn
buitenlandse zaken beleid en afgerekend op zijn binnenlandse zaken beleid.
De verkiezingen van 1992 lieten een verschuiving in kiesgedrag zien, omdat binnenlandsbeleid nu
even belangrijker was dan buitenlands (Koude Oorlog was toch afgelopen): Bill werd gekozen voor de
presidentschap (hij had zich in de campagne op binnenlandse zaken gericht).
Conclusie:
Amerikaanse cultuur in de 70er en 80er jaren vertoonde scherpe verschillen. Aan de ene kant waren
er reacties op de 60er jaren (een duidelijk conservatieve sfeer ging domineren). Terugdeinzend van
het activisme, keerde men massaal naar het nastreven van persoonlijk geluk en carrière. Aan de
andere kant, uitte de in de 60er jaren gewortelde hervormingen zich ook nu in de vorm van
vrouwenbewegingen, homorechten campagnes en milieuorganisaties.
Op economisch gebied waren er ook scherpe verschillen: 70er jaren veel economische problemen als
gevolg van hoge olieprijzen, waardoor presidentschappen van Carter en Ford overschaduwd werden.
In de 80er jaren was er eerst een forse depressie en toen een boom. Terwijl de economie fluctueerde
was er wel één constante: miljoenen – vooral zwarte - Amerikanen (in de inner cities) leken
permanent vast te zitten en niet kunnen meedoen aan de high-tech economie, die steeds meer
geschoolde krachten nodig had.
Op internationaal terrein ging het ook op en neer. In het Midden-Oosten waren er succesmomenten
en tegenvallers en frustraties. Wat betreft de Koude Oorlog, werden de spanningen tussen VS en
Rusland in 70er en 80er jaren alleen maar erger, maar daarna opeens heel snel weer goed.
93
94
94
Download