Ziektebeelden In dit document zijn ziektebeelden uitgewerkt waarmee ik te maken kreeg tijdens mijn opleiding, en waar ik meer informatie over wilde hebben. Steeds zijn de bronnen vermeld, en aan het eind is een index van trefwoorden opgenomen. Inhoud Ziektebeelden .......................................................................................................................................... 1 Wernicke-Korsakov-syndroom ............................................................................................................. 2 Hersentumoren (glioblastoom en meningeoom).................................................................................. 4 Meningeoom ........................................................................................................................................ 6 Enterocutane fistel ............................................................................................................................... 6 Hypothyreoïdie (verminderde werking van de schildklier) ................................................................... 7 Lithiumvergiftiging ................................................................................................................................ 8 Diarree ................................................................................................................................................. 9 Staar (cataract) .................................................................................................................................... 9 Jackson epilepsie ............................................................................................................................... 10 ADD - Het overwegend onoplettend type .......................................................................................... 10 Taaislijmziekte (Cystic Fibrosis, CF) .................................................................................................. 11 Xanthelasmata (gelige zwelling in huid) ............................................................................................ 11 Syndroom van Diogenes .................................................................................................................... 11 Breath-holding spells ......................................................................................................................... 11 Ziekte van Graves .............................................................................................................................. 12 Schildersziekte, organo psycho syndroom (OPS), chronische toxische encephalopathie (CTE) ..... 12 DCD - Developmental Coördination Disorder .................................................................................... 13 Serotoninesyndroom .......................................................................................................................... 13 NLD – Non-verbal Learning Disabilities (non-verbale leerproblemen) .............................................. 14 Syndroom van Stevens Johnson (SJS) ............................................................................................. 15 Syndroom van Klinefelter ................................................................................................................... 15 Index ...................................................................................................................................................... 16 1 Wernicke-Korsakov-syndroom Hersen-aandoening met stoornissen in de functie van bepaalde hersen-enzymen (Korsakov) en zenuwen (Wernicke) als gevolg van vitamine B-gebrek. Mogelijke verschijnselen (o.a.) Lusteloosheid (= apathie), onrust, verwardheid (= desoriëntatie), geheugenverlies (= amnesie), positieve opwinding (= euforie), bewustzijnsverlaging, gezichtsstoornissen, zenuw-aandoeningen Mogelijke oorzaken (o.a.) Langdurig alcohol-misbruik (meestal), ernstige chronische ziekten, ernstige ondervoeding Bron: http://www.consumed.nl/ziekten/5847/Wernicke-Korsakov-syndroom Het Wernicke-Korsakoff Syndroom (WKS) is een neurologische aandoening die wordt veroorzaakt door een tekort aan vitamine B1 (thiamine). Thiamine is een stof die helpt om de voedingsstof glucose om te zetten in energie voor onze hersenen. Een tekort aan thiamine leidt tot minder energie in de hersenen, met name in de hypothalamus. De hypothalamus is een onderdeel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor het regelen van de lichaamstemperatuur, groei en eetlust. Ook regelt de hypothalamus bepaalde emoties en geheugenfuncties. Meestal wordt WKS veroorzaakt door chronisch alcoholisme, maar het kan ook ontstaan door ondervoeding of andere voedingsproblemen. Mensen met WKS maken vaak een verwarde, afwezige indruk en hebben last van geheugenverlies (amnesie). Hun kortetermijngeheugen werkt niet goed, waardoor ze moeilijk nieuwe dingen onthouden. Om hun geheugenverlies te compenseren, hebben WKS-patiënten de neiging om informatie te verzinnen en feiten te verdraaien (confabulaties). Soms hebben mensen last van spierzwakte (ataxie), ongewone oogbewegingen, een onzekere tred en verlies aan coördinatie. Ook het vermogen om te voelen en te ruiken kan zijn verstoord. In vergevorderde stadia kunnen mensen in coma raken. De symptomen van WKS kunnen lange tijd aanhouden en zijn vaak permanent. Als het syndroom vroegtijdig wordt onderkend, is behandeling mogelijk. De naam Wernicke-Korsakoff Syndroom is niet zo bekend. Meestal wordt kortweg gesproken van het Korsakoff Syndroom, maar officieel gaat het dan alleen om de psychiatrische verschijnselen. Bron: http://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/1226/Korsakoff-Syndroom.html Hoe ontstaat het syndroom van Korsakov? Het syndroom van Korsakov is een chronische hersenaandoening die ontstaat door een ernstig gebrek aan vitamine B1 (thiamine). Het syndroom is genoemd naar de Russische arts Sergei S. Korsakov, die het syndroom in 1887 voor het eerst beschreef. In Nederland komt de ziekte vrijwel alleen voor bij chronisch alcoholisten. Dat komt niet door hun alcoholmisbruik, maar doordat ze via hun voeding te weinig vitamine B1 binnenkrijgen. Een tekort aan vitamine B1 Vitamine B1 speelt een essentiële rol bij het vrijmaken van energie. Per dag hebben volwassenen 1,5 milligram nodig. Vitamine B1 zit bijvoorbeeld in varkensvlees, volkorenbrood, bonen, pinda's en aardappelen. De lever bevat een reservevoorraad vitamine B1 die voldoende is voor 4-6 weken. Pas nadat die reservevoorraad is opgebruikt, komt iemand in de problemen. Dan ontstaan beschadigingen in bepaalde hersengebieden, met als gevolg stoornissen in het functioneren. Alcoholisten kunnen dus het syndroom van Korsakov krijgen. Hoe komt dat? Alcoholisten stoppen vaak met eten, omdat de alcohol hun alle benodigde calorieën biedt en hun hongergevoel verdwijnt. Bij alcoholisten is de opname van vitamine B1 vaak verstoord. Dat komt doordat de slijmvliezen in hun spijsverteringsorganen beschadigd en ontstoken zijn door het vele drinken. De lever kan beschadigd zijn waardoor er minder vitamine B1 kan worden opgeslagen en de voorraad eerder is uitgeput. Door frequent braken en diarree kan ook vitamine B1 verloren gaan. 2 Voor de verbranding van alcohol is extra veel vitamine B1 nodig waardoor de voorraad bij alcoholisten sneller slinkt. Bij sommige mensen wordt door een aangeboren defect een deel van de opgenomen vitamine B1 niet goed gebonden. Daardoor wordt de vitamine niet optimaal gebruikt. In Nederland hebben ruim 800.000 mensen een alcoholprobleem. Uiteindelijk ontstaat bij een klein percentage - waarschijnlijk rond de 3 tot 5 procent - een gebrek aan vitamine B1. Dat komt omdat veel alcoholisten wel voldoende eten of extra vitamines innemen. Daarnaast zijn er uiteraard ook individuele, aangeboren verschillen die bepalen of het syndroom al dan niet ontstaat. De ene mens is hier gevoeliger voor dan de ander. Acuut ziektebeeld In minstens de helft van de gevallen begint het korsakovsyndroom met een acuut en levensbedreigend ziektebeeld: de Wernicke encefalopathie. De hoeveelheid vitamine B1 bereikt dan een minimale ondergrens. Allerlei stofwisselingsprocessen in de hersenen raken ernstig verstoord en er treedt weefselbeschadiging op. De Wernicke encefalopathie is te herkennen aan oogbewegingsstoornissen, loopstoornissen en psychische stoornissen. De cliënt is meestal suf en verward. Daarnaast kunnen cliënten moeite hebben met lopen door een ernstige vorm van ataxie. Ataxie is een stoornis tussen het motorische zenuwstelsel en de spieren. In de praktijk wordt de diagnose Wernicke encefalopathie vaak niet gesteld. Dat komt omdat het beeld niet altijd meteen duidelijk is. De symptomen lijken namelijk erg op de verschijnselen van dronkenschap. Wanneer cliënten met Wernicke encefalopathie direct vitamine B1 zouden krijgen (in een bloedvat of in een spier) hebben ze een goede kans om te overleven. Ruim 10% van deze cliënten overlijdt echter. Als de cliënt in de acute fase vitamine B1 krijgt toegediend, verbeteren de symptomen snel. De sufheid en verwardheid en de oogbewegingsstoornissen verdwijnen meestal binnen enige uren tot dagen. Ook gaan cliënten meestal binnen enige weken weer normaal lopen. Chronische aandoening Veel cliënten houden echter geheugenstoornissen en gedragsstoornissen. Dat komt door blijvende beschadigingen in de hersenen. In dat geval spreken we van het syndroom van Korsakov. Overigens hebben niet alle cliënten dezelfde ziektegeschiedenis. Sommige korsakovcliënten hebben nooit een wernickebeeld gehad of ze hadden een milde vorm. Het syndroom van Korsakov is geen progressieve ziekte. Wanneer mensen voldoende eten en genoeg vitamine B1 binnen krijgen verergeren de stoornissen niet. In Nederland zijn er waarschijnlijk ongeveer zevenduizend korsakovcliënten. Dit is een grove schatting, want veel cliënten weten buiten het circuit van de gezondheidszorg te blijven. Zij worden dus niet geregistreerd. De korsakovcliënten die wél geregistreerd zijn, verblijven in psychiatrische centra, verpleeg- en verzorgingshuizen of wonen in een Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW). Sommige cliënten wonen gewoon in hun eigen huis, al dan niet verzorgd. Bron: http://www.korsakovkenniscentrum.nl/?q=node/110 3 Hersentumoren (glioblastoom en meningeoom) In het hoofd kunnen allerlei soorten gezwellen (= tumoren) voorkomen. Het hersenweefsel is opgebouwd uit hersencellen (of neuronen), die liggen in bindweefsel of glia. Dit gliaweefsel bestaat weer uit een tweetal soorten cellen, de astrocyten en de oligodendrocyten. Hersentumoren ontstaan in de overgrote meerderheid van de gevallen uit het bindweefsel, de glia, en worden daarom wel gliomen genoemd. Er zijn enkele zeldzame tumorsoorten die uit de eigenlijke hersenencellen voortkomen. Ontstaan en voorkomen Over hoe en waardoor hersentumoren ontstaan is vrijwel niets bekend. Wel is duidelijk dat erfelijke factoren mede een rol spelen, alhoewel het niet duidelijk is in welke mate. Het gaat in elk geval niet om een erfelijke ziekte. Veel meer is het waarschijnlijk zo, dat de aanleg om een hersentumor te krijgen al bij de geboorte aanwezig is. Van geen enkele omgevingsfactor is een relatie met het ontstaan van hersentumoren aangetoond (voeding, roken, alcohol, enz.). Ook voor een verband met het gebruik van de mobiele telefoon is er geen bewijs. De tumoren ontstaan meestal rond het 50 e tot 60e levensjaar, maar kunnen ook veel eerder of later optreden. Wat dat betreft is er een grote spreiding. Mannen en vrouwen lopen min of meer in gelijke mate het risico een hersentumor te krijgen. Hersentumoren die bij kinderen (tot ca. 15 jaar) ontstaan vormen een bijzondere categorie, zowel wat betreft hun aard als behandeling en zullen daarom hier verder buiten beschouwing worden gelaten. Soorten van tumoren - glioblastoom Gliomen worden onderscheiden in twee types. De typering hangt samen met het type bindweefsel van waaruit de tumor groeit. Tumoren die afkomstig zijn uit de astrocyten noemt men astrocytomen, degene die groeien uit de oligodendrocyten heten oligodendrogliomen. Er zijn ook gliomen met kenmerken van beide celtypen, oligo-astrocytomen genoemd. Gliomen worden op grond van eigenschappen die de patholoog-anatoom met behulp van de microscoop ziet ingedeeld in vier graderingen. Deze kenmerken bestaan uit celdichtheid, verschil in celkerngrootte, verdikking van bloedvaten, veel celdelingen en gebieden van weefselverval. Hoe meer van deze kenmerken gezien worden hoe hoger de gradering van het glioom. De gradering heeft een schaal van 1 tot 4. Graad I. Hierbij is sprake van tumor die zich vrijwel zo gedraagt als normaal hersenweefsel. Deze diagnose wordt in de praktijk vrijwel nooit afgegeven. Graad II. Hierbij is in elk geval sprake van toegenomen groei van de glia, echter zonder dat er kenmerken van kwaadaardigheid worden gezien. Bij graad I en graad II spreekt men van een laaggradig glioom. Graad III. Bij deze gradering worden kenmerken van kwaadaardigheid gezien zoals een verandering van de celkernen en toename van de groei van de bloedvaten. Graad IV. Bij dit type is er duidelijk sprake van een ongeremd groeiende tumor, die zo snel groeit dat de bloedvaten het niet meer kunnen bijhouden en er weefselverval ontstaat. Bij graad III en IV spreekt men daarom van een hooggradig glioom. Wanneer bij een hersentumor gesproken wordt van kwaadaardigheid, dient men zich te realiseren dat dit een ander soort van kwaadaardigheid is dan wordt gezien bij andere gezwellen in het lichaam: een hersentumor groeit niet door bestaande barrières en zaait ook vrijwel nooit uit. De kwaadaardigheid zit hem in het feit dat een hersentumor bijna altijd weer terugkomt (een hele enkele uitzondering daargelaten) en daarnaast leidt tot aantasting van het hersenweefsel waardoor uitval van functies. Symptomen of verschijnselen De verschijnselen van een hersentumor hangen enerzijds samen met de groei van de tumor waardoor verhoging van de druk in het hoofd ontstaat, anderzijds met de plaats waar de tumor groeit. Verschijnselen van drukverhoging kunnen zijn: hoofdpijn, vooral bij activiteiten die zelf nog eens de druk laten toenemen (b.v. bukken, niezen, persen), eventueel gepaard gaande met misselijkheid en braken. Wanneer de tumor groeit in een neurologisch "stil" gebied, d.w.z. een deel van de hersenen waar uitval van functie minder snel opvalt, kan deze enige tijd onopgemerkt groeien. Behalve uit 4 verhoging van de druk bestaan de verschijnselen dan vaak uit psychische veranderingen zoals trager worden of juist minder geremd zijn. Bij groei in een deel van de hersenen waar b.v. de bewegingen gelegen zijn kunnen verlammingsverschijnselen optreden, die zich dan aan de andere lichaamshelft manifesteren, of spraakstoornissen. (Zie figuur 2) Tenslotte kunnen ook nog epileptische toevallen het gevolg zijn van een hersentumor. In een heel enkel geval kan een bloeding in een tumor optreden, iets wat het stellen van een juiste diagnose aanvankelijk kan bemoeilijken. Figuur 2: Schematische voorstelling van de linker hersenhelft met de centra voor beweging, gevoel, spraak (om te spreken en om te verstaan), en voor het zien, waarvan beschadiging een stoornis geeft van de betreffende functie. Naast deze zogenaamde eloquente gebieden zijn in geel aangegeven "stille" gebieden, waar functies zetelen, die niet opvallend gestoord raken bij beschadiging van het gebied, omdat ze kennelijk vervangbaar zijn door soortgelijke functies in andere gebieden. Behandeling Het voornaamste probleem bij de behandeling van een glioom is dat de tumorcellen van het glioom niet als een eenheid bij elkaar blijven, maar zich verspreiden langs de verbindende vezelbanen van de hersenen. Zo bevinden tumorcellen zich in een vroeg stadium op afstand van het centrum van het glioom tussen de normale hersencellen. Gliomen zaaien niet uit naar andere organen. De behandeling van een glioom heeft niet als doel genezing maar het uitstellen van verdere ontaarding, nieuwe aangroei en doorgroei, dus het verbeteren van verschijnselen (verbetering van kwaliteit van leven) en het verlengen van de levensverwachting. Genezing van een glioom is met de huidige beschikbare behandelingen (nog) niet mogelijk. Craniotomie Een craniotomie heeft tot doel om zoveel mogelijk of eventueel al het tumorweefsel te verwijderen. Of dat mogelijk is hangt sterk af van het type tumor, en van de plek waar de tumor zich in de hersenen bevindt. De meeste gliomen zullen niet radicaal verwijderd kunnen worden. Toch zal in de meeste gevallen worden overgegaan tot een craniotomie, omdat het op die manier mogelijk is om: - zoveel mogelijk tumorweefsel te verwijderen druk die door de tumor op de structuren binnen de schedel wordt uitgeoefend op te heffen. Door het opheffen van deze “massawerking”, kunnen verschijnselen als hoofdpijn, uitvalsverschijnselen 5 (krachtvermindering, spraakstoornissen, gedragsveranderingen, etc) verbeteren. Ook kan door middel van operatie de eventueel aanwezige epilepsie verbeteren. Tijdens een craniotomie kan gebruik worden gemaakt van allerlei hulpmiddelen, waardoor de chirurg instaat is om veiliger te werken (vermijden van belangrijke hersengebieden) en tijdens de operatie beter te controleren of hij voldoende tumorweefsel heeft verwijderd. Hierboven is al de neuronavigatie genoemd. Daarmee kan tijdens operatie aan de hand van een speciale MRI-scan (vooraf aan de operatie gemaakt) worden genavigeerd naar de tumor, en rekening worden gehouden met belangrijke structuren om de tumor heen. Tenslotte Een hersentumor is een zeer ernstige diagnose. Ondanks een meer gunstig beloop bij de laaggradige astrocytomen en de oligodendrogliomen gaat het bij de kwaadaardige vorm (het glioblastoom of astrocytoom graad IV) om een aandoening met een vrijwel altijd fatale afloop binnen een jaar. Ondanks alle vooruitgang in de neurochirurgie bestaat er geen volledig effectieve therapie, niet in Nederland en ook niet elders op de wereld. Onderzoek ernaar vindt echter overal plaats en men hoopt dat er net als bij andere tumoren een doorbraak zal plaatsvinden. De patiënten overlijden doorgaans aan een recidief met verhoging van de druk in het hoofd, leidende tot toenemende sufheid en neurologische uitval. Deze laatste fase is door de ontluistering en het verlies van contact voor de omgeving akeliger dan voor de patiënt zelf, die er doorgaans geen weet meer van heeft. Een patiënt voelt geen pijn en slaapt doorgaans heel rustig in. Tijdelijk worden nog wel medicijnen (steroïden) gegeven, maar na enige tijd werken deze niet meer. Een verstandig arts zal zijn patiënten en hun familie dan ook adviseren af te zien van het zoeken naar allerlei "laatste strohalm" behandelingen en zich erop te richten het resterende leven zo aangenaam en makkelijk mogelijk te maken. Bron: http://www.nvvn.org/voorlichting/HTU_hersentumoren.html Meningeoom Inleiding Een meningeoom is een gezwel (tumor) dat uitgaat van het hersenvlies. Dit betekent dat hij overal kan voorkomen waar zich hersenvlies bevindt: rond het hele centrale zenuwstelsel (dus ook rond het ruggenmerg) en tussen de hersendelen, waar het hersenvlies een tussenschot vormt. Het is een goedaardige tumor, die slechts heel zelden kwaadaardig kan ontaarden. De tumor is dus niet te vergelijken met een hersentumor die uit het hersenweefsel zelf voortkomt. De tumor komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen, wat te maken heeft met de gevoeligheid ervan voor hormonen. Meestal ontstaat hij op middelbare leeftijd. Het is een langzaam groeiende tumor, zodat de verschijnselen vaak heel langzaam en sluipend ontstaan en pas echt duidelijk worden als "de druppel de emmer laat overlopen". Verschijnselen De verschijnselen kunnen algemeen zijn en berusten op verhoging van de druk in het hoofd, zoals hoofdpijn, eventueel met misselijkheid en braken. Anderzijds zijn er de verschijnselen die te maken hebben met de plaats van de tumor (lokalisatie). Deze kunnen variëren van psychische stoornissen, spraakstoornissen, verlammingsverschijnselen, dubbelzien, tot epileptische aanvallen. Bij een lokalisatie in het achterhoofd kan een stoornis optreden van de circulatie van het hersenvocht met optreden van een waterhoofd of hydrocefalie. Wanneer een meningeoom in het wervelkanaal groeit ontstaan verschijnselen van druk op het ruggenmerg: verlammingsverschijnselen en of gevoelsstoornissen onder het niveau van de tumor. Ook kunnen stoornissen van de sluitspieren optreden. Bron: http://www.nvvn.org/voorlichting/MEN_meningeomen.html Enterocutane fistel Een fistel (Latijn: fistula) is een niet-natuurlijke verbinding tussen een lichaamsholte en de huid. Een fistel kan ook een opening zijn tussen een klier en de huid, of tussen twee holtes in het lichaam. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Fistel 6 Een enterocutane fistel is een abnormale verbinding tussen de buikholte of buikorgaan en de huid of wond die langer dan 48 uur vocht produceert. Volgens chirurg dr. Paul Verbeek is een enterocutane fistel het ‘drama binnen de chirurgie’. Ontstaan Enterocutane fistels ontstaan in 20% van de gevallen vanuit een ontstekingsproces, zoals bij de chronisch-inflammatoire darmziekten Crohn en Colitus ulcerosa. Vooral bij de ziekte van Crohn, waarbij de hele darmwand en omgeving zijn ontstoken, komen fistels vaak voor. Enterocutane fistels ontstaan ook bij pancreatitus en cholecystitis, appendictis en diverticulitis, als gevolg van een secondaire ontsteking bij een coecumcarcinoom en bij darmtuberculose. In 80% van de gevallen ontstaan enterocutane fistels door een medische behandeling. Bij 3 tot 10% daarvan zijn fistels het gevolg van naadlekkage bij anastomose oesofagus, maag, galweg, pancreas, darm en rectum. Vooral de anastome oesofagus en het rectum zijn zeer gevoelig voor naadlekkage doordat zij niet beschermd worden door mesotheel. Naadlekkage kan veroorzaakt worden door een slechte conditie van de patiënt of van de darm (die verwijd of lek is), bij ischaemie en infectie, door een slechte techniek van opereren - waarbij de verbinding te nauw is gemaakt of te strak is gehecht of de hechtingen te dicht bij elkaar zijn geplaatst - waardoor er te weinig doorbloeding is van de anastomose. Naadlekkage kan ook het gevolg zijn van het gebruik van corticosteroïden (ontstekingsremmers), waar chirurgen overigens op tegen zijn omdat ontstekingen juist nodig zijn voor het genezingsproces. Behalve door naadlekkage ontstaan enterocutane fistels vaak door operatieschade aan een buikorgaan; dit wordt tijdens de operatie meestal niet opgemerkt. Ook te strakke hechtingen kunnen enterocutane fistels veroorzaken: door te weinig bloedtoevoer in de wond gaat deze lekken. Bestralingen kunnen 30 tot 40 jaar lang na de bestraling nog fistels geven. Enterocutane fistels kunnen verder ontstaan na een drainage van een buikabces en na trauma als gevolg van een botsing – het oedeem scheurt als iemand met een grote vaart op een vaststaand voorwerp botst –, een steeken schotverwonding of een deceleratietrauma. De Heer Dr. P.C.M. Verbeek Chirurg Flevoziekenhuis Almere Bron: http://www.wondverzorging.nl/publicaties/wonden/gecompliceerde_wonden/indicaties/algemeen/wondbehandeling_b/open_buik /enterocutane_fistel_.html Hypothyreoïdie (verminderde werking van de schildklier) Wat is hypothyreoïdie? De schildklier maakt een hormoon aan (schildklierhormoon) dat de stofwisseling in uw lichaam stimuleert. Bij hypothyreoïdie maakt de schildklier te weinig schildklierhormoon aan. De stofwisseling is daarom vertraagd. De werking van de schildklier zelf wordt vanuit de hersenen geregeld. De schildklier zit aan de voorkant van uw hals, onder de adamsappel. Wat zijn de verschijnselen? Het schildklierhormoon komt in het bloed en heeft invloed op uw hele lichaam. Een tekort aan schildklierhormoon kan dan ook verschillende verschijnselen geven. U heeft het snel koud, u wordt zwaarder, u voelt zich sloom en uw hartslag is trager. U kunt last hebben van verstopping, vermoeidheid en haaruitval. De oogleden en het gezicht kunnen gezwollen zijn. De huid is droog, koud en bleek. De schildklier kan opzwellen en uw stem kan lager worden. Soms zijn de klachten niet erg duidelijk. Dat de schildklier trager werkt, kan (dan) door bloedonderzoek worden aangetoond. Hoe ontstaat het? De meest voorkomende oorzaken van hypothyreoïdie zijn auto-immuunziekten. Dit zijn ziekten waarbij u antistoffen aanmaakt tegen uw eigen lichaam, in dit geval tegen de schildklier. Meestal is de ziekte van Hashimoto de oorzaak. Hierbij stopt de schildklier uiteindelijk geheel met werken. 7 Een andere auto-immuunziekte is de lymfocytaire thyreoïditis. Deze gaat binnen 1 tot 4 maanden vanzelf over. Soms ontstaat deze ziekte na een bevalling. Andere oorzaken kunnen zijn: een operatie aan de schildklier, bestraling van de hals, behandeling met radioactief jodium, en gebruik van bepaalde geneesmiddelen (die lithium of jodium bevatten). Bron: http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum/k_voorlichting/NHGPatientenbrieven/NHGPatientenbrief/PBD10a.htm Lithiumvergiftiging Oppassen bij zoutverlies Lithium en keukenzout hebben een bijzondere relatie met elkaar. Wanneer het zoutgehalte in het lichaam afneemt, bijvoorbeeld door een zoutloos dieet, door diarree of zweten, probeert de nier dit zoutverlies tegen te gaan door minder ­lithium (zout) uit te scheiden. Als gevolg daarvan wordt de ­lithiumconcentratie in het bloed aanmerkelijk hoger en ontstaat de kans op bijwerkingen en een lithiumvergiftiging. Lithiumvergiftiging ontstaat sneller bij: • een zoutarm dieet; • gebruik van bepaalde medicijnen (o.a. plaspillen en bepaalde pijnstillers); • braken en diarree; • langdurige transpiratie; • te weinig vochtgebruik; • ziekte met hoge koorts. Verschijnselen van een dreigende lithiumvergiftiging: • voorheen niet bestaande en snel erger wordende sufheid; • sloomheid; • lusteloosheid; • spierzwakte; • zwaar gevoel in armen en benen; • een onzekere ‘dronkemansloop’ of ‘dronkemansgelal’ (terwijl geen alcohol is gedronken); • sterk beven van handen en/of kaak; • braken, diarree; • spiertrekkingen. Oppassen voor overdosering De dosering van lithium luistert zeer nauw. Een geringe overdosering kan al ernstige bijwerkingen veroorzaken. En er is slechts een klein verschil tussen de werkzame bloedspiegel en de bloedspiegel waarbij al vergiftigingsverschijnselen (lithium­intoxicatie) optreden. Een verdubbeling van de concentratie kan dan leiden tot ernstige symptomen. Daarom mag u een vergeten dosis nooit inhalen. Verschijnselen Een te grote hoeveelheid lithium in het bloed kan ernstige gevolgen hebben, zoals spierverstijving, spierkrampen, epileptische aanvallen, bewusteloosheid en uiteindelijk, als niet wordt ingegrepen, ook de dood. Hieraan gaat een fase met voorspellende verschijnselen vooraf, waardoor we een dreigende lithiumvergiftiging kunnen herkennen. Overigens is het mogelijk dat er zelfs bij een normale bloedspiegel vergiftigingsverschijnselen optreden. In deze gevallen zal vaker dan gewoonlijk een lithiumbloedspiegel worden bepaald en eventueel de dosis worden aangepast. Een lithiumvergiftiging is ernstig en kan onherstelbare gevolgen hebben als niet wordt ingegrepen. Hoe zwaarder de vergiftiging en hoe langer de duur ervan, des te groter is de kans op ernstige, soms blijvende symptomen. Bron: http://www.spreekuurthuis.nl/themas/manisch-depressieve_stoornis/informatie/lithium/lithiumvergiftiging Interessante artikelen mbt. bovenstaande twee onderwerpen zijn: Hyperthyreoïdie tijdens lithiumgebruik Lithiuminteracties en de kans op een lithiumintoxicatie 8 Diarree Acute diarree is een plotseling optredende afwijking van het gewone ontlastingspatroon, waarbij de ontlasting brijig tot waterig is en de persoon meer en vaker ontlasting kwijt raakt dan hij normaal doet. Als het langer duurt dan twee weken, spreken we van chronische diarree. Acute diarree gaat meestal binnen 4 tot 7 dagen over. Als u acute diarree heeft, dan moet u vaker dan normaal naar het toilet om u te ontlasten, de ontlasting is dunner dan normaal (brijig of waterig). U voelt zich vaak beroerd en kunt last hebben van buikkrampen, vooral voordat u naar de wc gaat. Het kan zijn dat u koorts heeft of last heeft van misselijkheid en braken, maar dat is niet altijd het geval. Soms ziet u bloed of slijm bij de ontlasting. Hoe ontstaat het? Acute diarree wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door een infectie in de darmen. Deze infectie is het gevolg van een besmetting met een bacterie, een virus of een protozo. Deze ziekteverwekkers krijgt u binnen via: - Voedsel. Hierbij gaat het meestal om vlees, vis of schaaldieren die niet goed of te lang bewaard zijn of niet door en door gaar waren; ook kan het komen van niet goed gewassen groente of fruit - Besmet water - Contact met de ontlasting of het speeksel van iemand die diarree heeft (bijvoorbeeld als u een gezin hebt met kleine kinderen, en meerdere personen hebben diarree) - Recent verblijf in de (sub)tropen kan ook met de infectie samenhangen De infectie tast (tijdelijk) de darmwand aan, waardoor deze niet meer optimaal functioneert. De meest voorkomende verwekker van diarree bij volwassenen is het Norwalkvirus. De belangrijkste bacteriën zijn Shigella sp., Campylobacter sp. en non typhii Salmonella. Door de diarree verliest u meer vocht dan normaal. Het is dus heel belangrijk dat u meer drinkt dan u gewoonlijk doet, juist ook als u last hebt van braken. Uit onderzoek is gebleken dat, ook als u braakt, er toch altijd vocht wordt opgenomen. Door te drinken kunt u voorkomen dat u uitdroogt. Uitdroging is het belangrijkste risico dat een persoon met acute diarree loopt. U mag gewoon eten. Bron: http://www.dokterdokter.nl/medisch/folder/view/id/1489/acute-diarree-bij-volwassenen/ Als de diarree niet vanzelf over gaat, zal gewoonlijk een arts geraadpleegd worden. Die kan aanvullend onderzoek (laten) uitvoeren, bijv. een buikonderzoek, of de ontlasting bij een lab. laten controleren op pathogenen of stoffen die te maken hebben met vetomzetting. Staar (cataract) Voor in het oog, vlak achter de pupil, zit de heldere en doorzichtige ooglens. Naarmate we ouder worden, wordt deze lens minder helder. Daardoor lijken de dingen die we zien waziger en grauwer van kleur. Dit troebel worden van de ooglens wordt 'staar' of 'cataract' genoemd. Iedereen die ouder wordt, krijgt daarmee te maken. Maar niet iedereen heeft er echt last van. Er zijn verschillende vormen van staar: 1. aangeboren staar 2. staar ontstaan door ziekte of beschadiging van het oog. 3. ouderdomsstaar (of ‘seniel cataract’) Ouderdomsstaar is goed te behandelen. Een staaroperatie kan het gezichtsvermogen vrijwel volledig herstellen. Bij deze operatie haalt de oogarts de troebele lens uit het oog en vervangt deze door een kunstlensje. De oogarts opereert altijd maar één oog per operatie. Zo kunt u kort na de operatie alles weer doen, omdat u nog voldoende zicht heeft door uw niet-geopereerde oog. Staaroperaties worden heel regelmatig uitgevoerd. In principe is het risico van complicaties gering maar een bloeding, infectie of netvliesprobleem kan optreden. Ook lukt het soms niet alle lensresten te verwijderen bij de operatie. Bij een deel van de patiënten kan zogenaamde na- staar optreden, waarbij een geringe troebeling ontstaat die met een laserbehandeling te behandelen is. Ook op zeer hoge leeftijd is de operatie nog goed te ondergaan. Overigens is opereren de enige manier om echt iets te doen aan ouderdomsstaar. Er bestaan geen medicijnen tegen staar. 9 Bron: http://www.ziekenhuis.nl/index.php?cat=ziektebeelden&ziektebeelden=ziektebeeld_item&item_id=309&letter=S Patiëntenfolder Refaja: http://www.refaja.nl/assets/apgf_media.asp?id=8D22645C-1366-43A4-A0BF-EE3DFE52E882 Jackson epilepsie Jackson epilepsie begint meestal in een bepaald deel van het lichaam, bijvoorbeeld het gezicht een arm of been. Dat ene deel gaat eerst schokken en trekken waarna het zich uitbreidt naar de rest van het lichaam. Het is niet tegen te houden als het eenmaal is begonnen. Het verloop wordt een Jackson mars (loop) genoemd. Bron: http://www.epilepsie.net/archief/soortenepi.html ADD - Het overwegend onoplettend type ADD (Attention Deficit Disorder) is een stoornis die zich kenmerkt door problemen bij het vasthouden en verdelen van de aandacht en concentratie. Het is letterlijk een gat tussen het vermogen om te presteren en het uiteindelijk presteren. ADD’ers zijn slecht in timemanagement (alles op het laatste moment) en hebben meestal grote problemen bij het aanhouden van een vaste dagelijkse structuur en gezond slaapritme. Ook zijn er moeilijkheden bij het plannen / organiseren van bijvoorbeeld de huishouding en administratie. De ADD’er is snel afgeleid en vertoont chaotisch gedrag, hij/zij piekert veel en voelt zich regelmatig overspoeld. Dagelijks terugkerende taken vormen de grootste uitdaging. In tegenstelling tot mensen met ADHD is een ADD’er niet hyperactief. De ADD’er heeft wel last van veel gedachten. In een gesprek kunnen zij bijvoorbeeld vaak en snel van onderwerp veranderen. Door de gevolgen van concentratieproblemen / onoplettendheid, heeft de ADD’er meestal een laag of zeer bescheiden zelfbeeld opgebouwd. Denk aan reacties van de omgeving door herhaaldelijk te laat komen, vergeten afspraken of verjaardagen, enz. Bij ADD is er sprake van een dopamine tekort en een verlaagde hersenactiviteit in de prefrontale cortex. Als gevolg van de dopaminetekorten zijn ADD’ers snel afgeleid en zeer gevoelig voor verslavende middelen. Dopamineverhogende middelen of -activiteiten verhogen de concentratie. Om deze reden kan een ADD’er zich vaak wel goed concentreren bij bepaalde (creatieve) talenten en hier erg langdurig (tot bijna obsessief) mee bezig zijn. Op deze momenten heeft de ADD’er een soort ultra concentratievermogen, meestal met uitstekende resultaten. Ook een spannende / crisissituatie heeft een dopamineverhogende werking, waardoor de informatieoverdracht in de hersenen beter verloopt en zij zich beter kunnen concentreren. Om die reden is ADD in een eerste gesprek vaak nog moeilijk vast te stellen. Door het erfelijke aspect leven er vaak meer ADD’ers, en soms een combinatie van ADD’ers en ADHD’ers, in één huishouden met ieder een eigen gebruiksaanwijzing, persoonlijke wensen en behoeften. Deze zijn soms lastig op elkaar aan te passen. Zie ook http://www.sadd.nl/ADD-Brochure.pdf Bron: http://www.sadd.nl/2011/Symformatie2007.pdf 10 Taaislijmziekte (Cystic Fibrosis, CF) Taaislijmziekte of cystic fibrosis (CF) is een aandoening waarbij de slijmproducerende klieren een te taai slijm maken. Dit komt door een storing in de zouthuishouding. Het is een erfelijke aandoening; soms is direct na de geboorte al duidelijk dat een kind het heeft. Iemand met CF heeft vooral problemen met de luchtwegen: het taaie slijm veroorzaakt veelvuldig terugkerende luchtweginfecties. Daarnaast zijn er maagdarmproblemen door verminderde opname van vetten uit de voeding. De behandeling is specialistisch en wordt vaak door meerdere specialisten (longarts en maagdarmarts) uitgevoerd. CF is een ernstige aandoening die op dit moment niet te genezen is. Tijdens het verloop van de ziekte worden de klachten steeds erger. Hierdoor is de levensverwachting beperkt. Bron: http://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/850/redir Voor uitgebreidere info zie ook de betreffende pagina’s op: Gezondheid.nl | Mens-en-Gezondheid | Wikipedia | en last but not least Ziekenhuis.nl NB: Sinds 1 mei 2011 wordt via de hielprik bij baby’s standaard gescreend op CF. Xanthelasmata (gelige zwelling in huid) Een xanthelasma is een gelige zwelling in de huid van de bovenoogleden. Het is een plaatselijke vetstapeling in de huid. Het komt het meest voor in de binnenooghoek en is meestal symmetrisch. Oorzaak Het berust op een locale stofwisselingsstoornis, die het meest voorkomt bij vrouwen in of na de overgang, maar ook bij suikerziekte (diabetes mellitus), bij aandoeningen van de galwegen en bij vetstofwisselingsstoornissen (bijv laag HDL-cholesterol spiegel, bij familaire hypercholesterolemie). Bij jonge patiënten moet de vetstofwisseling nagekeken worden. Behandeling De gelige zwelling is meestal operatief goed te verwijderen. Het wordt meestal verwijderd om cosmetische reden. Na operatieve verwijdering kan de zwelling geleidelijk aan weer terugkomen. Bron: http://www.oogartsen.nl/oogartsen/oogleden/gelige_huidzwelling_xanthelasma/ Syndroom van Diogenes Het syndroom van Diogenes is relatief onbekend, tot nu toe is er weinig geschreven over de oorzaak, de behandeling en het verloop. Dit syndroom kenmerkt zich onder andere door sociale terugtrekking, achterdocht, persoonlijke verwaarlozing, verwaarlozing van de leefomgeving, een slechte voedingstoestand en het verzamelen van ogenschijnlijk waardeloos materiaal. Het belangrijkste en het meest in het oog springende kenmerk is verzamelzucht, de oorzaak hiervan wordt aan verschillende factoren toegeschreven, zoals de jongste zijn uit een gezin met veel kinderen, veel verzamelen op jonge leeftijd, de Tweede Wereldoorlog meegemaakt hebben en een bepaalde vorm van dementie of een psychiatrische stoornis. Momenteel bestaat er nog geen effectieve behandeling voor het syndroom van Diogenes. Bron: http://www.nvspv.nl/vakblad/sppdf/sp88/sp88_mediaan.pdf Breath-holding spells Tijdens een breath-holding spell (aanval waarbij de adem wordt ingehouden) ademt het kind niet meer en verliest het voor korte tijd het bewustzijn. Dit gebeurt na een schrikaanjagende of emotioneel onplezierige gebeurtenis. Breath-holding spells doen zich voor bij 5% van de kinderen die verder gezond zijn. De aanvallen beginnen doorgaans in het tweede levensjaar. Bij 50% van de kinderen zijn ze op vierjarige leeftijd verdwenen en bij ongeveer 83% van de kinderen op 8-jarige leeftijd. De overige kinderen (17%), die er als volwassene last van blijven houden, verliezen het bewustzijn als reactie op emotionele stress. Breath-holding spells komen in twee vormen voor. 11 De cyanotische vorm, die het meeste voorkomt, wordt onbewust door jonge kinderen opgeroepen tijdens een driftbui of als reactie op een standje of een andere onplezierige gebeurtenis. De aanvallen zijn op hun hevigst op ongeveer 2-jarige leeftijd en komen zelden voor na het 5e levensjaar. Tijdens een spell houdt het kind de adem in (mogelijk zonder dat het zich daarvan bewust is) totdat het zijn bewustzijn verliest. Vaak geeft het kind een schreeuw, ademt uit en houdt dan op met ademen. Kort daarna begint de huid blauw (cyanotisch) te worden en raakt het kind bewusteloos. Er kan een epileptische aanval optreden. Het bewustzijnsverlies duurt over het algemeen slechts enkele seconden, waarna de ademhaling wordt hervat en de normale huidskleur en het bewustzijn terugkeren. De spell kan mogelijk worden onderbroken door een koud doekje tegen het gezicht van het kind te houden. Ondanks het angstaanjagende van de situatie moeten de ouders proberen niet het gedrag te versterken dat bij het kind de cyanotische vorm oproept. Wanneer het kind is bijgekomen, moeten de ouders het veilig in bed leggen. Ouders moeten huisregels opleggen. Het kind kan in huis niet zomaar de vrije hand worden gelaten omdat het deze aanvallen heeft die op zijn driftbuien volgen. Het kind afleiden en situaties vermijden die waarschijnlijk driftbuien veroorzaken, zijn een goede aanpak. De bleke vorm van de spell volgt gewoonlijk op een pijnlijke ervaring, zoals vallen en het hoofd stoten of plotseling schrikken. De hersenen geven een signaal af (via de nervus vagus, een hersenzenuw) waardoor de hartfrequentie sterk daalt, met bewustzijnsverlies als gevolg. Bij deze vorm worden bewustzijnsverlies en onderbreking van de ademhaling (die beide tijdelijk zijn) dus veroorzaakt door een zenuwreactie op schrik, waardoor het hart trager gaat slaan. Het kind ademt niet meer, verliest snel het bewustzijn en wordt bleek en slap. Er kan zich een epileptische aanval voordoen. Tijdens een aanval is de hartslag zeer laag. Na de aanval neemt de hartfrequentie weer toe, begint de ademhaling opnieuw en keert het bewustzijn terug zonder dat hiervoor een behandeling nodig is. Omdat deze vorm zelden voorkomt, is misschien nader onderzoek en behandeling nodig als de aanvallen zich vaak voordoen. Bron: http://www.merckmanual.nl/mmhenl/sec23/ch269/ch269g.html Zie ook http://www.dokterdokter.nl/aandoening/1530/breath-holding-spell-de-adem-vasthouden en http://www.babybytes.nl/encyclopedie/B/Breath-Holding-Spells Ziekte van Graves De ziekte van Graves is een auto-immuunziekte waarbij de (werking van de) schildklier aangedaan wordt. Afhankelijk van het stadium van de ziekte werkt de schildklier te snel, te langzaam of helemaal niet meer. Mogelijke uiterlijke kenmerken zijn een vergrote schildklier (struma) en karakteristiek uitpuilen van de ogen (exoftalmus). Verder treden vaak een verhoogde hartslag op en een huidafwijking aan de scheenbenen. De aandoening is ook wel bekend als de ziekte van Graves-Basedow. Voor meer info, raadpleeg de bron (site van de patiëntenvereniging). Bron: http://www.graves-patienten.nl/ned/b01.htm Schildersziekte, organo psycho syndroom (OPS), chronische toxische encephalopathie (CTE) Aantasting van het zenuwstelsel door langdurig inademen van agressieve, vluchtige oplosmiddelen. Oorzaak Het inademen van agressieve, vluchtige oplosmiddelen (om bijvoorbeeld vetten en oliën op te lossen) kan een schadelijke uitwerking hebben op het centrale zenuwstelsel. De hersenaandoening die daaruit voortkomt wordt in de volksmond 'schildersziekte' genoemd, de medische term is organo psycho syndroom (OPS) of chronische toxische encephalopathie (CTE). Om deze hersenaandoening voor een deel te voorkomen, wordt ernaar gestreefd zoveel mogelijk over te stappen op het gebruik van verfsoorten zonder oplosmiddelen en om persoonlijke beschermingsmiddelen zoals masker en handschoenen te gebruiken. Symptomen 12 Niet alleen schilders hanteren deze giftige stoffen (zoals terpentine, thinner, tolueen, aceton of xyleen), maar ook tapijtleggers, autospuiters, laboranten of mensen die in drukkerijen de persen reinigen. OPS tast het centrale zenuwstelsel aan, met lichamelijke en psychische gevolgen. Bij het ziektebeeld gaat het om zeer uiteenlopende symptomen, op het gebied van emotie, concentratie, geheugen en leervermogen. Geuite klachten zijn onder andere hoofdpijn, duizeligheid, concentratiestoornissen, moeheid, vergeetachtigheid en zelfs karakterveranderingen (zoals agressie) waarvan naast de OPS-patiënt zelf een heel gezin de dupe kan worden. In een ernstige vorm kan zelfs dementie voorkomen. Bron: https://www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/hersenaandoeningen/ops.html DCD - Developmental Coördination Disorder Soepel bewegen, praten, uit je woorden komen, jezelf aan- en uitkleden, tandenpoetsen, billen afvegen, met mes en vork eten, veters strikken, een bal gooien en vangen, met een pen schrijven etc. Het lijkt allemaal zo gewoon dat kinderen deze vaardigheden leren. Voor sommige kinderen is dat echter niet zo gewoon. Dat kunnen kinderen zijn met DCD. DCD staat voor Developmental Coordination Disorder, in het Nederlands vertaald als stoornis in de ontwikkeling van de coördinatie van bewegingen. DCD is een verzamelnaam voor een aantal kenmerken van (licht) gestoorde motorische functies, zoals een lage spierspanning, een grote bewegingsonrust, coordinatieproblemen of problemen met fijnmotorische vaardigheden. Deze problemen kunnen apart voorkomen, maar veel vaker treden ze in combinatie op. DCD lijkt voor te komen bij 5 tot 10 % van de schoolgaande kinderen. Vaak zijn het jongens. In diverse onderzoeken worden verhoudingen genoemd van 4 meisjes tegenover 10 jongens. De naam DCD zegt niets over de achterliggende oorzaak. Het zegt meer dat er iets met de motoriek aan de hand is, dan wát er aan de hand is. Motorische onhandigheid wordt meestal wel beschouwd als een uiting van een in aanleg niet optimaal ontwikkeld zenuwstelsel. DCD kan bij kinderen in verschillende situaties problemen geven. Handelingen zoals lopen, klimmen, schrijven of knippen kosten een kind met DCD soms veel moeite. Veel kinderen met DCD werken hierdoor traag of komen niet goed mee op school. Ook vinden ze het vaak moeilijk om met de juiste motoriek te reageren. Bijvoorbeeld om een bal te vangen. Daarnaast zijn er kinderen die zich moeilijk kunnen concentreren en die moeite hebben met het horen, zien en begrijpen van wat er om hen heen gebeurt. Volgens de DSM is DCD te herkennen aan de volgende kenmerken: De uitvoering van dagelijkse handelingen die motorische coördinatie vereisen, is beduidend slechter dan verwacht", gezien de leeftijd van een kind en het gemeten intelligentieniveau. Dit kan tot uiting komen in het later bereiken van motorische mijlpijlen (zoals lopen, kruipen, zitten), in het laten vallen van voorwerpen, 'houterigheid', slechte prestaties bij sport, of een slecht handschrift. De aandoening beinvloedt zichtbaar de schoolse prestaties of algemene dagelijkse activiteiten. De aandoening is niet het gevolg van een medische conditie (zoals cerebrale parese (verlamming) of spierdystrofie), en voldoet niet aan de criteria van een pervasieve ontwikkelingsstoornis (PDDNOS) Als er sprake is van mentale retardatie (verstandelijke beperking), moeten de motorische problemen ernstiger zijn dan de problemen die normaal gesproken bij mentale retardatie voorkomen. Bron: http://www.balansdigitaal.nl/stoornissen/dcd/ Serotoninesyndroom Het serotoninesyndroom is een reactie op een te hoog serotoninegehalte van het bloed. De kans op het syndroom neemt toe wanneer een patiënt verschillende geneesmiddelen gebruikt die het gehalte aan serotonine doet stijgen. Binnen minuten tot enkele uren kunnen milde symptomen optreden zoals 13 hartkloppingen, opgewondenheid, zweten en trillingen in de benen. Het serotoninesyndroom kan zich echter ook uiten in een levensbedreigende verhoging van de lichaamstemperatuur, delirium, spiertrekkingen en totale ontregeling van de stofwisseling. In sommige gevallen leidt het serotoninesyndroom tot de dood. Verschillende geneesmiddelgroepen kunnen een verhoging van de serotoninespiegel veroorzaken, waaronder SSRI's, MAO-remmers, tricyclische antidepressiva, tramadol en fentanyl, samutriptan, hoestmiddelen, metoclopramide en de kruiden sint-janskruid en ginseng. Ook drugs als XTC en LSD kunnen bijdragen aan een serotoninesyndroom. Bron: http://www.gezondheidsnet.nl/medisch/nieuws/52/serotoninesyndroom-vooral-bij-vrouwen NLD – Non-verbal Learning Disabilities (non-verbale leerproblemen) Kinderen met NLD hebben problemen met het verwerken van non-verbale informatie. Ze komen verbaal vaak zeer vaardig over, maar hebben moeite met het verwerken van zintuiglijke prikkels. NLD is een afkorting van de Engelse term Non-verbal Learning Disabilities. Letterlijk vertaald betekent dat 'non-verbale leerstoornissen', ofwel: leerstoornissen die betrekking hebben op non-verbale informatie. Op zich kan deze term verwarring geven, omdat kinderen met dit beeld verbaal zeer vaardig kunnen overkomen, maar toch problemen kunnen hebben met bepaalde aspecten van taal (met name de betekenis en het begrip van talige boodschappen). NLD is een begrip uit de neuropsychologie waarbij het gaat om een specifiek profiel van vaardigheden en tekorten bij de informatieverwerking van zintuiglijke prikkels. De auditieve informatie (het horen) wordt beter verwerkt dan de informatie die via zien en voelen binnenkomen. De problemen uiten zich in de motoriek, het ruimtelijk inzicht, het inzicht in oorzaak-gevolg-relaties, de schoolse vaardigheden bij rekenen en schrijven, het werktempo en het 'sociale snapvermogen'. Kenmerken van NLD Een kind met NLD kunt u herkennen aan een aantal signalen en kenmerken. Dit kunnen o.a. zijn: een spraakontwikkeling die vrij laat op gang komt (eenmaal op gang gekomen is de spraak goed; wel kunnen er uitspraakproblemen zijn, en eigenaardigheden zoals echoën, herhalingen en een monotone spraak) problemen met inzichtelijk rekenen (mechanisch rekenen wordt wel aangeleerd) traagheid, onzekerheid in het werk moeite met het aanleren van routines (beheerst het kind ze eenmaal, dan zit het er ook goed tot extreem goed in) passief gedrag weinig sociale vaardigheden angst voor ongewone sociale situaties onverklaarbare uitingen van woede en angst moeite met herkennen van niet-verbale signalen (gebaren, gelaatsuitdrukkingen) problemen met overzicht, bijvoorbeeld in de gymzaal en het zwembad snel verdwalen gevaarlijk gedrag in het verkeer Jongeren en volwassenen met NLD hebben meer dan gemiddeld te kampen met psychiatrische stoornissen zoals angststoornissen en depressies. NLD wordt vaak verward met andere stoornissen, zoals ADHD en PDD-NOS (een aan autisme verwante contactstoornis). NLD kan worden gezien als een aanvullende diagnose die door de diagnoses ADHD en PDD-NOS heen kan lopen. ADHD en PDD-NOS zijn kinderpsychiatrische diagnoses: diagnoses die iets zeggen over het gedrag. De diagnose NLD zegt iets over de informatieverwerking. Bron: http://www.balansdigitaal.nl/stoornissen/nld/ 14 Syndroom van Stevens Johnson (SJS) Stevens Johnson Syndroom (SJS) is een zeer ernstige en levensgevaarlijke ziekte, die de huid en de slijmvliezen aantast. SJS wordt over het algemeen veroorzaakt door een zeer extreme allergische reactie van het immuunsysteem op medicijnen, maar kan ook worden veroorzaakt als reactie op een infectie of een ziekte. Bron / Lees verder op: http://www.medirecord.eu/syndroom/stevensjohnson.htm Syndroom van Klinefelter Het Syndroom van Klinefelter is een aangeboren chromosoomafwijking die alleen bij jongens/mannen voorkomt. Het syndroom komt vrij regelmatig voor, ongeveer 1 op de 700 jongens of mannen in Nederland leidt aan dit syndroom. Normaal gesproken hebben de cellen van een mens twee geslachtschromosomen: jongens/mannen hebben een X en Y chromosoom, meisjes/vrouwen hebben een X en X chromosoom. Bij mannen met het Syndroom van Klinefelter bevatten de cellen geen twee maar drie geslachtschromosomen: ze hebben een X, nog een X en een Y chromosoom. De oorzaak is een storing in de chromosoomverdeling. Deze storing kan zich voordoen wanneer de cellen zich delen en kan al vroeg in de ontwikkeling van een ongeboren kind optreden. Het is echter ook mogelijk dat de storing later in de ontwikkeling van een foetus optreedt. Het komt ook voor dat jongens/mannen met het Syndroom van Klinefelter naast de cellen met een 'foutje' ook cellen hebben met een normale chromosoomverdeling. In dit geval is het mogelijk dat sommige symptomen van deze aandoening minder heftig optreden. Er zijn een aantal kenmerkende symptomen bij het Syndroom van Klinefelter: Tijdens de baby- en kleuterperiode kan zich een vertraagde taalontwikkeling voordoen en later lopen. Tijdens de lagere schoolperiode kunnen zich leer- en gedragsproblemen voordoen. In de puberteit zijn weinig lichaamsbeharing en baardgroei, verminderde spierontwikkeling en spierkracht, kleine testikels, hoge stem, onvruchtbaarheid en borstvorming kenmerkend. Wanneer de volwassenheid bereikt is zijn langere armen en benen, botontkalking, bloedarmoede, minder ontwikkeling van spiermassa, vermoeidheid en concentratieverlies kenmerkend. Bron: http://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/506/klinefelter-syndroom-van.html Zie ook: http://www.kinderneurologie.eu/ziektebeelden/syndromen/klinefelter.php 15 Index ADD ............................................................... 10 amnesie ........................................................... 2 apathie ............................................................. 2 astrocyten ........................................................ 4 astrocytomen ................................................... 4 ataxie ........................................................... 2, 3 breath-holding spells ..................................... 11 cataract ............................................................ 9 confabulaties.................................................... 2 craniotomie ...................................................... 5 CTE..................................... Zie Schildersziekte cystic fibrosis ................................................. 11 DCD ............................................................... 13 diarree .............................................................. 9 Diogenes, syndroom van ............................... 11 enterocutaan .................................................... 6 euforie .............................................................. 2 fistel ................................................................. 6 glia ................................................................... 4 glioblastoom..................................................... 4 gliomen ............................................................ 4 gradering.......................................................... 4 Graves, ziekte van ......................................... 12 hersentumor..................................................... 4 hersenvlies ...................................................... 6 hydrocefalie ..................................................... 6 hypothalamus .................................................. 2 hypothyreoïdie ................................................ 7 Jackson epilepsie .......................................... 10 Klinefelter, syndroom van ............................. 15 Korsakov ......................................................... 2 lithiumvergiftiging ............................................ 8 meningeoom ................................................... 6 neuronavigatie ................................................ 6 NLD ............................................................... 14 oligo-astrocytomen .......................................... 4 oligodendrocyten ............................................. 4 oligodendrogliomen ......................................... 4 OPS ..................................... Zie Schildersziekte schildersziekte .............................................. 12 serotoninesyndroom ..................................... 13 staar ................................................................ 9 Stevens Johnson, syndroom van .................. 15 taaislijmziekte ................................................ 11 thiamine........................................................... 2 Wernicke ......................................................... 2 Wernicke encefalopathie ................................. 3 xanthelasmata ............................................... 11 16