Ziekte van Graves

advertisement
Ziektebeelden
In dit document zijn ziektebeelden uitgewerkt waarmee ik te maken kreeg tijdens mijn opleiding, en
waar ik meer informatie over wilde hebben.
Steeds zijn de bronnen vermeld, en aan het eind is een index van trefwoorden opgenomen.
Inhoud
Ziektebeelden .......................................................................................................................................... 1
Wernicke-Korsakov-syndroom ............................................................................................................. 2
Hersentumoren (glioblastoom en meningeoom).................................................................................. 4
Meningeoom ........................................................................................................................................ 6
Enterocutane fistel ............................................................................................................................... 6
Hypothyreoïdie (verminderde werking van de schildklier) ................................................................... 7
Lithiumvergiftiging ................................................................................................................................ 8
Diarree ................................................................................................................................................. 9
Staar (cataract) .................................................................................................................................... 9
Jackson epilepsie ............................................................................................................................... 10
ADD - Het overwegend onoplettend type .......................................................................................... 10
Taaislijmziekte (Cystic Fibrosis, CF) .................................................................................................. 11
Xanthelasmata (gelige zwelling in huid) ............................................................................................ 11
Syndroom van Diogenes .................................................................................................................... 11
Breath-holding spells ......................................................................................................................... 11
Ziekte van Graves .............................................................................................................................. 12
Schildersziekte, organo psycho syndroom (OPS), chronische toxische encephalopathie (CTE) ..... 12
DCD - Developmental Coördination Disorder .................................................................................... 13
Serotoninesyndroom .......................................................................................................................... 13
NLD – Non-verbal Learning Disabilities (non-verbale leerproblemen) .............................................. 14
Syndroom van Stevens Johnson (SJS) ............................................................................................. 15
Syndroom van Klinefelter ................................................................................................................... 15
Index ...................................................................................................................................................... 16
1
Wernicke-Korsakov-syndroom
Hersen-aandoening met stoornissen in de functie van bepaalde hersen-enzymen (Korsakov) en zenuwen (Wernicke) als gevolg van vitamine B-gebrek.
Mogelijke verschijnselen (o.a.)
Lusteloosheid (= apathie), onrust, verwardheid (= desoriëntatie), geheugenverlies (= amnesie),
positieve opwinding (= euforie), bewustzijnsverlaging, gezichtsstoornissen, zenuw-aandoeningen
Mogelijke oorzaken (o.a.)
Langdurig alcohol-misbruik (meestal), ernstige chronische ziekten, ernstige ondervoeding
Bron: http://www.consumed.nl/ziekten/5847/Wernicke-Korsakov-syndroom
Het Wernicke-Korsakoff Syndroom (WKS) is een neurologische aandoening die wordt veroorzaakt
door een tekort aan vitamine B1 (thiamine). Thiamine is een stof die helpt om de voedingsstof glucose
om te zetten in energie voor onze hersenen. Een tekort aan thiamine leidt tot minder energie in de
hersenen, met name in de hypothalamus. De hypothalamus is een onderdeel van de hersenen dat
verantwoordelijk is voor het regelen van de lichaamstemperatuur, groei en eetlust. Ook regelt de
hypothalamus bepaalde emoties en geheugenfuncties. Meestal wordt WKS veroorzaakt door
chronisch alcoholisme, maar het kan ook ontstaan door ondervoeding of andere voedingsproblemen.
Mensen met WKS maken vaak een verwarde, afwezige indruk en hebben last van geheugenverlies
(amnesie). Hun kortetermijngeheugen werkt niet goed, waardoor ze moeilijk nieuwe dingen
onthouden. Om hun geheugenverlies te compenseren, hebben WKS-patiënten de neiging om
informatie te verzinnen en feiten te verdraaien (confabulaties). Soms hebben mensen last van
spierzwakte (ataxie), ongewone oogbewegingen, een onzekere tred en verlies aan coördinatie. Ook
het vermogen om te voelen en te ruiken kan zijn verstoord. In vergevorderde stadia kunnen mensen in
coma raken. De symptomen van WKS kunnen lange tijd aanhouden en zijn vaak permanent. Als het
syndroom vroegtijdig wordt onderkend, is behandeling mogelijk.
De naam Wernicke-Korsakoff Syndroom is niet zo bekend. Meestal wordt kortweg gesproken van het
Korsakoff Syndroom, maar officieel gaat het dan alleen om de psychiatrische verschijnselen.
Bron: http://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/1226/Korsakoff-Syndroom.html
Hoe ontstaat het syndroom van Korsakov?
Het syndroom van Korsakov is een chronische hersenaandoening die ontstaat door een ernstig
gebrek aan vitamine B1 (thiamine). Het syndroom is genoemd naar de Russische arts Sergei S.
Korsakov, die het syndroom in 1887 voor het eerst beschreef. In Nederland komt de ziekte vrijwel
alleen voor bij chronisch alcoholisten. Dat komt niet door hun alcoholmisbruik, maar doordat ze via
hun voeding te weinig vitamine B1 binnenkrijgen.
Een tekort aan vitamine B1
Vitamine B1 speelt een essentiële rol bij het vrijmaken van energie. Per dag hebben volwassenen 1,5
milligram nodig. Vitamine B1 zit bijvoorbeeld in varkensvlees, volkorenbrood, bonen, pinda's en
aardappelen. De lever bevat een reservevoorraad vitamine B1 die voldoende is voor 4-6 weken. Pas
nadat die reservevoorraad is opgebruikt, komt iemand in de problemen. Dan ontstaan beschadigingen
in bepaalde hersengebieden, met als gevolg stoornissen in het functioneren.
Alcoholisten kunnen dus het syndroom van Korsakov krijgen. Hoe komt dat?
Alcoholisten stoppen vaak met eten, omdat de alcohol hun alle benodigde calorieën biedt en hun
hongergevoel verdwijnt. Bij alcoholisten is de opname van vitamine B1 vaak verstoord. Dat komt
doordat de slijmvliezen in hun spijsverteringsorganen beschadigd en ontstoken zijn door het vele
drinken.
De lever kan beschadigd zijn waardoor er minder vitamine B1 kan worden opgeslagen en de voorraad
eerder is uitgeput. Door frequent braken en diarree kan ook vitamine B1 verloren gaan.
2
Voor de verbranding van alcohol is extra veel vitamine B1 nodig waardoor de voorraad bij alcoholisten
sneller slinkt.
Bij sommige mensen wordt door een aangeboren defect een deel van de opgenomen vitamine B1 niet
goed gebonden. Daardoor wordt de vitamine niet optimaal gebruikt.
In Nederland hebben ruim 800.000 mensen een alcoholprobleem. Uiteindelijk ontstaat bij een klein
percentage - waarschijnlijk rond de 3 tot 5 procent - een gebrek aan vitamine B1. Dat komt omdat veel
alcoholisten wel voldoende eten of extra vitamines innemen. Daarnaast zijn er uiteraard ook
individuele, aangeboren verschillen die bepalen of het syndroom al dan niet ontstaat. De ene mens is
hier gevoeliger voor dan de ander.
Acuut ziektebeeld
In minstens de helft van de gevallen begint het korsakovsyndroom met een acuut en
levensbedreigend ziektebeeld: de Wernicke encefalopathie. De hoeveelheid vitamine B1 bereikt dan
een minimale ondergrens. Allerlei stofwisselingsprocessen in de hersenen raken ernstig verstoord en
er treedt weefselbeschadiging op.
De Wernicke encefalopathie is te herkennen aan oogbewegingsstoornissen, loopstoornissen en
psychische stoornissen. De cliënt is meestal suf en verward. Daarnaast kunnen cliënten moeite
hebben met lopen door een ernstige vorm van ataxie. Ataxie is een stoornis tussen het motorische
zenuwstelsel en de spieren.
In de praktijk wordt de diagnose Wernicke encefalopathie vaak niet gesteld. Dat komt omdat het beeld
niet altijd meteen duidelijk is. De symptomen lijken namelijk erg op de verschijnselen van
dronkenschap. Wanneer cliënten met Wernicke encefalopathie direct vitamine B1 zouden krijgen (in
een bloedvat of in een spier) hebben ze een goede kans om te overleven. Ruim 10% van deze
cliënten overlijdt echter.
Als de cliënt in de acute fase vitamine B1 krijgt toegediend, verbeteren de symptomen snel. De
sufheid en verwardheid en de oogbewegingsstoornissen verdwijnen meestal binnen enige uren tot
dagen. Ook gaan cliënten meestal binnen enige weken weer normaal lopen.
Chronische aandoening
Veel cliënten houden echter geheugenstoornissen en gedragsstoornissen. Dat komt door blijvende
beschadigingen in de hersenen. In dat geval spreken we van het syndroom van Korsakov. Overigens
hebben niet alle cliënten dezelfde ziektegeschiedenis. Sommige korsakovcliënten hebben nooit een
wernickebeeld gehad of ze hadden een milde vorm. Het syndroom van Korsakov is geen progressieve
ziekte. Wanneer mensen voldoende eten en genoeg vitamine B1 binnen krijgen verergeren de
stoornissen niet.
In Nederland zijn er waarschijnlijk ongeveer zevenduizend korsakovcliënten. Dit is een grove
schatting, want veel cliënten weten buiten het circuit van de gezondheidszorg te blijven. Zij worden
dus niet geregistreerd. De korsakovcliënten die wél geregistreerd zijn, verblijven in psychiatrische
centra, verpleeg- en verzorgingshuizen of wonen in een Regionale Instelling voor Beschermd Wonen
(RIBW). Sommige cliënten wonen gewoon in hun eigen huis, al dan niet verzorgd.
Bron: http://www.korsakovkenniscentrum.nl/?q=node/110
3
Hersentumoren (glioblastoom en meningeoom)
In het hoofd kunnen allerlei soorten gezwellen (= tumoren) voorkomen.
Het hersenweefsel is opgebouwd uit hersencellen (of neuronen), die liggen in bindweefsel of glia. Dit
gliaweefsel bestaat weer uit een tweetal soorten cellen, de astrocyten en de oligodendrocyten.
Hersentumoren ontstaan in de overgrote meerderheid van de gevallen uit het bindweefsel, de glia, en
worden daarom wel gliomen genoemd. Er zijn enkele zeldzame tumorsoorten die uit de eigenlijke
hersenencellen voortkomen.
Ontstaan en voorkomen
Over hoe en waardoor hersentumoren ontstaan is vrijwel niets bekend. Wel is duidelijk dat erfelijke
factoren mede een rol spelen, alhoewel het niet duidelijk is in welke mate. Het gaat in elk geval niet
om een erfelijke ziekte. Veel meer is het waarschijnlijk zo, dat de aanleg om een hersentumor te
krijgen al bij de geboorte aanwezig is. Van geen enkele omgevingsfactor is een relatie met het
ontstaan van hersentumoren aangetoond (voeding, roken, alcohol, enz.). Ook voor een verband met
het gebruik van de mobiele telefoon is er geen bewijs. De tumoren ontstaan meestal rond het 50 e tot
60e levensjaar, maar kunnen ook veel eerder of later optreden. Wat dat betreft is er een grote
spreiding. Mannen en vrouwen lopen min of meer in gelijke mate het risico een hersentumor te krijgen.
Hersentumoren die bij kinderen (tot ca. 15 jaar) ontstaan vormen een bijzondere categorie, zowel wat
betreft hun aard als behandeling en zullen daarom hier verder buiten beschouwing worden gelaten.
Soorten van tumoren - glioblastoom
Gliomen worden onderscheiden in twee types. De typering hangt samen met het type bindweefsel van
waaruit de tumor groeit. Tumoren die afkomstig zijn uit de astrocyten noemt men astrocytomen,
degene die groeien uit de oligodendrocyten heten oligodendrogliomen. Er zijn ook gliomen met
kenmerken van beide celtypen, oligo-astrocytomen genoemd.
Gliomen worden op grond van eigenschappen die de patholoog-anatoom met behulp van de
microscoop ziet ingedeeld in vier graderingen. Deze kenmerken bestaan uit celdichtheid, verschil in
celkerngrootte, verdikking van bloedvaten, veel celdelingen en gebieden van weefselverval. Hoe meer
van deze kenmerken gezien worden hoe hoger de gradering van het glioom. De gradering heeft een
schaal van 1 tot 4.
Graad I. Hierbij is sprake van tumor die zich vrijwel zo gedraagt als normaal hersenweefsel. Deze
diagnose wordt in de praktijk vrijwel nooit afgegeven.
Graad II. Hierbij is in elk geval sprake van toegenomen groei van de glia, echter zonder dat er
kenmerken van kwaadaardigheid worden gezien. Bij graad I en graad II spreekt men van een
laaggradig glioom.
Graad III. Bij deze gradering worden kenmerken van kwaadaardigheid gezien zoals een verandering
van de celkernen en toename van de groei van de bloedvaten.
Graad IV. Bij dit type is er duidelijk sprake van een ongeremd groeiende tumor, die zo snel groeit dat
de bloedvaten het niet meer kunnen bijhouden en er weefselverval ontstaat. Bij graad III en IV spreekt
men daarom van een hooggradig glioom.
Wanneer bij een hersentumor gesproken wordt van kwaadaardigheid, dient men zich te realiseren dat
dit een ander soort van kwaadaardigheid is dan wordt gezien bij andere gezwellen in het lichaam: een
hersentumor groeit niet door bestaande barrières en zaait ook vrijwel nooit uit. De kwaadaardigheid zit
hem in het feit dat een hersentumor bijna altijd weer terugkomt (een hele enkele uitzondering
daargelaten) en daarnaast leidt tot aantasting van het hersenweefsel waardoor uitval van functies.
Symptomen of verschijnselen
De verschijnselen van een hersentumor hangen enerzijds samen met de groei van de tumor waardoor
verhoging van de druk in het hoofd ontstaat, anderzijds met de plaats waar de tumor groeit.
Verschijnselen van drukverhoging kunnen zijn: hoofdpijn, vooral bij activiteiten die zelf nog eens de
druk laten toenemen (b.v. bukken, niezen, persen), eventueel gepaard gaande met misselijkheid en
braken. Wanneer de tumor groeit in een neurologisch "stil" gebied, d.w.z. een deel van de hersenen
waar uitval van functie minder snel opvalt, kan deze enige tijd onopgemerkt groeien. Behalve uit
4
verhoging van de druk bestaan de verschijnselen dan vaak uit psychische veranderingen zoals trager
worden of juist minder geremd zijn. Bij groei in een deel van de hersenen waar b.v. de bewegingen
gelegen zijn kunnen verlammingsverschijnselen optreden, die zich dan aan de andere lichaamshelft
manifesteren, of spraakstoornissen. (Zie figuur 2) Tenslotte kunnen ook nog epileptische toevallen het
gevolg zijn van een hersentumor. In een heel enkel geval kan een bloeding in een tumor optreden,
iets wat het stellen van een juiste diagnose aanvankelijk kan bemoeilijken.
Figuur 2: Schematische voorstelling van de linker hersenhelft met de centra voor beweging,
gevoel, spraak (om te spreken en om te verstaan), en voor het zien, waarvan beschadiging een
stoornis geeft van de betreffende functie. Naast deze zogenaamde eloquente gebieden zijn in geel
aangegeven "stille" gebieden, waar functies zetelen, die niet opvallend gestoord raken bij
beschadiging van het gebied, omdat ze kennelijk vervangbaar zijn door soortgelijke functies in andere
gebieden.
Behandeling
Het voornaamste probleem bij de behandeling van een glioom is dat de tumorcellen van het glioom
niet als een eenheid bij elkaar blijven, maar zich verspreiden langs de verbindende vezelbanen van de
hersenen. Zo bevinden tumorcellen zich in een vroeg stadium op afstand van het centrum van het
glioom tussen de normale hersencellen. Gliomen zaaien niet uit naar andere organen. De behandeling
van een glioom heeft niet als doel genezing maar het uitstellen van verdere ontaarding, nieuwe
aangroei en doorgroei, dus het verbeteren van verschijnselen (verbetering van kwaliteit van leven) en
het verlengen van de levensverwachting. Genezing van een glioom is met de huidige beschikbare
behandelingen (nog) niet mogelijk.
Craniotomie
Een craniotomie heeft tot doel om zoveel mogelijk of eventueel al het tumorweefsel te verwijderen. Of
dat mogelijk is hangt sterk af van het type tumor, en van de plek waar de tumor zich in de hersenen
bevindt. De meeste gliomen zullen niet radicaal verwijderd kunnen worden. Toch zal in de meeste
gevallen worden overgegaan tot een craniotomie, omdat het op die manier mogelijk is om:
-
zoveel mogelijk tumorweefsel te verwijderen
druk die door de tumor op de structuren binnen de schedel wordt uitgeoefend op te heffen. Door
het opheffen van deze “massawerking”, kunnen verschijnselen als hoofdpijn, uitvalsverschijnselen
5
(krachtvermindering, spraakstoornissen, gedragsveranderingen, etc) verbeteren. Ook kan door
middel van operatie de eventueel aanwezige epilepsie verbeteren.
Tijdens een craniotomie kan gebruik worden gemaakt van allerlei hulpmiddelen, waardoor de chirurg
instaat is om veiliger te werken (vermijden van belangrijke hersengebieden) en tijdens de operatie
beter te controleren of hij voldoende tumorweefsel heeft verwijderd. Hierboven is al de neuronavigatie
genoemd. Daarmee kan tijdens operatie aan de hand van een speciale MRI-scan (vooraf aan de
operatie gemaakt) worden genavigeerd naar de tumor, en rekening worden gehouden met belangrijke
structuren om de tumor heen.
Tenslotte
Een hersentumor is een zeer ernstige diagnose. Ondanks een meer gunstig beloop bij de laaggradige
astrocytomen en de oligodendrogliomen gaat het bij de kwaadaardige vorm (het glioblastoom of
astrocytoom graad IV) om een aandoening met een vrijwel altijd fatale afloop binnen een jaar.
Ondanks alle vooruitgang in de neurochirurgie bestaat er geen volledig effectieve therapie, niet in
Nederland en ook niet elders op de wereld. Onderzoek ernaar vindt echter overal plaats en men hoopt
dat er net als bij andere tumoren een doorbraak zal plaatsvinden. De patiënten overlijden doorgaans
aan een recidief met verhoging van de druk in het hoofd, leidende tot toenemende sufheid en
neurologische uitval. Deze laatste fase is door de ontluistering en het verlies van contact voor de
omgeving akeliger dan voor de patiënt zelf, die er doorgaans geen weet meer van heeft. Een patiënt
voelt geen pijn en slaapt doorgaans heel rustig in. Tijdelijk worden nog wel medicijnen (steroïden)
gegeven, maar na enige tijd werken deze niet meer. Een verstandig arts zal zijn patiënten en hun
familie dan ook adviseren af te zien van het zoeken naar allerlei "laatste strohalm" behandelingen en
zich erop te richten het resterende leven zo aangenaam en makkelijk mogelijk te maken.
Bron: http://www.nvvn.org/voorlichting/HTU_hersentumoren.html
Meningeoom
Inleiding
Een meningeoom is een gezwel (tumor) dat uitgaat van het hersenvlies. Dit betekent dat hij overal kan
voorkomen waar zich hersenvlies bevindt: rond het hele centrale zenuwstelsel (dus ook rond het
ruggenmerg) en tussen de hersendelen, waar het hersenvlies een tussenschot vormt. Het is een
goedaardige tumor, die slechts heel zelden kwaadaardig kan ontaarden. De tumor is dus niet te
vergelijken met een hersentumor die uit het hersenweefsel zelf voortkomt. De tumor komt vaker voor
bij vrouwen dan bij mannen, wat te maken heeft met de gevoeligheid ervan voor hormonen. Meestal
ontstaat hij op middelbare leeftijd. Het is een langzaam groeiende tumor, zodat de verschijnselen vaak
heel langzaam en sluipend ontstaan en pas echt duidelijk worden als "de druppel de emmer laat
overlopen".
Verschijnselen
De verschijnselen kunnen algemeen zijn en berusten op verhoging van de druk in het hoofd, zoals
hoofdpijn, eventueel met misselijkheid en braken. Anderzijds zijn er de verschijnselen die te maken
hebben met de plaats van de tumor (lokalisatie).
Deze kunnen variëren van psychische stoornissen, spraakstoornissen, verlammingsverschijnselen,
dubbelzien, tot epileptische aanvallen. Bij een lokalisatie in het achterhoofd kan een stoornis optreden
van de circulatie van het hersenvocht met optreden van een waterhoofd of hydrocefalie. Wanneer een
meningeoom in het wervelkanaal groeit ontstaan verschijnselen van druk op het ruggenmerg:
verlammingsverschijnselen en of gevoelsstoornissen onder het niveau van de tumor. Ook kunnen
stoornissen van de sluitspieren optreden.
Bron: http://www.nvvn.org/voorlichting/MEN_meningeomen.html
Enterocutane fistel
Een fistel (Latijn: fistula) is een niet-natuurlijke verbinding tussen een lichaamsholte en de huid. Een
fistel kan ook een opening zijn tussen een klier en de huid, of tussen twee holtes in het lichaam.
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Fistel
6
Een enterocutane fistel is een abnormale verbinding tussen de buikholte of buikorgaan en de huid of
wond die langer dan 48 uur vocht produceert. Volgens chirurg dr. Paul Verbeek is een enterocutane
fistel het ‘drama binnen de chirurgie’.
Ontstaan
Enterocutane fistels ontstaan in 20% van de gevallen vanuit een ontstekingsproces, zoals bij de
chronisch-inflammatoire darmziekten Crohn en Colitus ulcerosa. Vooral bij de ziekte van Crohn,
waarbij de hele darmwand en omgeving zijn ontstoken, komen fistels vaak voor. Enterocutane fistels
ontstaan ook bij pancreatitus en cholecystitis, appendictis en diverticulitis, als gevolg van een
secondaire ontsteking bij een coecumcarcinoom en bij darmtuberculose.
In 80% van de gevallen ontstaan enterocutane fistels door een medische behandeling. Bij 3 tot 10%
daarvan zijn fistels het gevolg van naadlekkage bij anastomose oesofagus, maag, galweg, pancreas,
darm en rectum. Vooral de anastome oesofagus en het rectum zijn zeer gevoelig voor naadlekkage
doordat zij niet beschermd worden door mesotheel. Naadlekkage kan veroorzaakt worden door een
slechte conditie van de patiënt of van de darm (die verwijd of lek is), bij ischaemie en infectie, door
een slechte techniek van opereren - waarbij de verbinding te nauw is gemaakt of te strak is gehecht of
de hechtingen te dicht bij elkaar zijn geplaatst - waardoor er te weinig doorbloeding is van de
anastomose. Naadlekkage kan ook het gevolg zijn van het gebruik van corticosteroïden
(ontstekingsremmers), waar chirurgen overigens op tegen zijn omdat ontstekingen juist nodig zijn voor
het genezingsproces.
Behalve door naadlekkage ontstaan enterocutane fistels vaak door operatieschade aan een
buikorgaan; dit wordt tijdens de operatie meestal niet opgemerkt. Ook te strakke hechtingen kunnen
enterocutane fistels veroorzaken: door te weinig bloedtoevoer in de wond gaat deze lekken.
Bestralingen kunnen 30 tot 40 jaar lang na de bestraling nog fistels geven. Enterocutane fistels
kunnen verder ontstaan na een drainage van een buikabces en na trauma als gevolg van een botsing
– het oedeem scheurt als iemand met een grote vaart op een vaststaand voorwerp botst –, een steeken schotverwonding of een deceleratietrauma.
De Heer Dr. P.C.M. Verbeek Chirurg Flevoziekenhuis Almere
Bron:
http://www.wondverzorging.nl/publicaties/wonden/gecompliceerde_wonden/indicaties/algemeen/wondbehandeling_b/open_buik
/enterocutane_fistel_.html
Hypothyreoïdie (verminderde werking van de schildklier)
Wat is hypothyreoïdie?
De schildklier maakt een hormoon aan (schildklierhormoon) dat de stofwisseling in uw lichaam
stimuleert. Bij hypothyreoïdie maakt de schildklier te weinig schildklierhormoon aan. De stofwisseling
is daarom vertraagd. De werking van de schildklier zelf wordt vanuit de hersenen geregeld. De
schildklier zit aan de voorkant van uw hals, onder de adamsappel.
Wat zijn de verschijnselen?
Het schildklierhormoon komt in het bloed en heeft invloed op uw hele lichaam. Een tekort aan
schildklierhormoon kan dan ook verschillende verschijnselen geven. U heeft het snel koud, u wordt
zwaarder, u voelt zich sloom en uw hartslag is trager. U kunt last hebben van verstopping,
vermoeidheid en haaruitval. De oogleden en het gezicht kunnen gezwollen zijn. De huid is droog,
koud en bleek. De schildklier kan opzwellen en uw stem kan lager worden. Soms zijn de klachten niet
erg duidelijk. Dat de schildklier trager werkt, kan (dan) door bloedonderzoek worden aangetoond.
Hoe ontstaat het?
De meest voorkomende oorzaken van hypothyreoïdie zijn auto-immuunziekten. Dit zijn ziekten waarbij
u antistoffen aanmaakt tegen uw eigen lichaam, in dit geval tegen de schildklier. Meestal is de ziekte
van Hashimoto de oorzaak. Hierbij stopt de schildklier uiteindelijk geheel met werken.
7
Een andere auto-immuunziekte is de lymfocytaire thyreoïditis. Deze gaat binnen 1 tot 4 maanden
vanzelf over. Soms ontstaat deze ziekte na een bevalling.
Andere oorzaken kunnen zijn: een operatie aan de schildklier, bestraling van de hals, behandeling met
radioactief jodium, en gebruik van bepaalde geneesmiddelen (die lithium of jodium bevatten).
Bron: http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum/k_voorlichting/NHGPatientenbrieven/NHGPatientenbrief/PBD10a.htm
Lithiumvergiftiging
Oppassen bij zoutverlies
Lithium en keukenzout hebben een bijzondere relatie met elkaar. Wanneer het zoutgehalte in het
lichaam afneemt, bijvoorbeeld door een zoutloos dieet, door diarree of zweten, probeert de nier dit
zoutverlies tegen te gaan door minder ­lithium (zout) uit te scheiden. Als gevolg daarvan wordt de
­lithiumconcentratie in het bloed aanmerkelijk hoger en ontstaat de kans op bijwerkingen en een
lithiumvergiftiging.
Lithiumvergiftiging ontstaat sneller bij:
• een zoutarm dieet;
• gebruik van bepaalde medicijnen (o.a. plaspillen en bepaalde pijnstillers);
• braken en diarree;
• langdurige transpiratie;
• te weinig vochtgebruik;
• ziekte met hoge koorts.
Verschijnselen van een dreigende lithiumvergiftiging:
• voorheen niet bestaande en snel erger wordende sufheid;
• sloomheid;
• lusteloosheid;
• spierzwakte;
• zwaar gevoel in armen en benen;
• een onzekere ‘dronkemansloop’ of ‘dronkemansgelal’ (terwijl geen alcohol is gedronken);
• sterk beven van handen en/of kaak;
• braken, diarree;
• spiertrekkingen.
Oppassen voor overdosering
De dosering van lithium luistert zeer nauw. Een geringe overdosering kan al ernstige bijwerkingen
veroorzaken. En er is slechts een klein verschil tussen de werkzame bloedspiegel en de bloedspiegel
waarbij al vergiftigingsverschijnselen (lithium­intoxicatie) optreden. Een verdubbeling van de
concentratie kan dan leiden tot ernstige symptomen. Daarom mag u een vergeten dosis nooit inhalen.
Verschijnselen
Een te grote hoeveelheid lithium in het bloed kan ernstige gevolgen hebben, zoals spierverstijving,
spierkrampen, epileptische aanvallen, bewusteloosheid en uiteindelijk, als niet wordt ingegrepen, ook
de dood. Hieraan gaat een fase met voorspellende verschijnselen vooraf, waardoor we een dreigende
lithiumvergiftiging kunnen herkennen. Overigens is het mogelijk dat er zelfs bij een normale
bloedspiegel vergiftigingsverschijnselen optreden. In deze gevallen zal vaker dan gewoonlijk een
lithiumbloedspiegel worden bepaald en eventueel de dosis worden aangepast.
Een lithiumvergiftiging is ernstig en kan onherstelbare gevolgen hebben als niet wordt ingegrepen.
Hoe zwaarder de vergiftiging en hoe langer de duur ervan, des te groter is de kans op ernstige, soms
blijvende symptomen.
Bron: http://www.spreekuurthuis.nl/themas/manisch-depressieve_stoornis/informatie/lithium/lithiumvergiftiging
Interessante artikelen mbt. bovenstaande twee onderwerpen zijn:
Hyperthyreoïdie tijdens lithiumgebruik
Lithiuminteracties en de kans op een lithiumintoxicatie
8
Diarree
Acute diarree is een plotseling optredende afwijking van het gewone ontlastingspatroon, waarbij de
ontlasting brijig tot waterig is en de persoon meer en vaker ontlasting kwijt raakt dan hij normaal doet.
Als het langer duurt dan twee weken, spreken we van chronische diarree. Acute diarree gaat meestal
binnen 4 tot 7 dagen over.
Als u acute diarree heeft, dan moet u vaker dan normaal naar het toilet om u te ontlasten, de
ontlasting is dunner dan normaal (brijig of waterig). U voelt zich vaak beroerd en kunt last hebben van
buikkrampen, vooral voordat u naar de wc gaat. Het kan zijn dat u koorts heeft of last heeft van
misselijkheid en braken, maar dat is niet altijd het geval. Soms ziet u bloed of slijm bij de ontlasting.
Hoe ontstaat het?
Acute diarree wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door een infectie in de darmen. Deze infectie is
het gevolg van een besmetting met een bacterie, een virus of een protozo. Deze ziekteverwekkers
krijgt u binnen via:
- Voedsel. Hierbij gaat het meestal om vlees, vis of schaaldieren die niet goed of te lang bewaard
zijn of niet door en door gaar waren; ook kan het komen van niet goed gewassen groente of fruit
- Besmet water
- Contact met de ontlasting of het speeksel van iemand die diarree heeft (bijvoorbeeld als u een
gezin hebt met kleine kinderen, en meerdere personen hebben diarree)
- Recent verblijf in de (sub)tropen kan ook met de infectie samenhangen
De infectie tast (tijdelijk) de darmwand aan, waardoor deze niet meer optimaal functioneert.
De meest voorkomende verwekker van diarree bij volwassenen is het Norwalkvirus. De belangrijkste
bacteriën zijn Shigella sp., Campylobacter sp. en non typhii Salmonella.
Door de diarree verliest u meer vocht dan normaal. Het is dus heel belangrijk dat u meer drinkt dan u
gewoonlijk doet, juist ook als u last hebt van braken. Uit onderzoek is gebleken dat, ook als u braakt,
er toch altijd vocht wordt opgenomen. Door te drinken kunt u voorkomen dat u uitdroogt. Uitdroging is
het belangrijkste risico dat een persoon met acute diarree loopt. U mag gewoon eten.
Bron: http://www.dokterdokter.nl/medisch/folder/view/id/1489/acute-diarree-bij-volwassenen/
Als de diarree niet vanzelf over gaat, zal gewoonlijk een arts geraadpleegd worden. Die kan
aanvullend onderzoek (laten) uitvoeren, bijv. een buikonderzoek, of de ontlasting bij een lab. laten
controleren op pathogenen of stoffen die te maken hebben met vetomzetting.
Staar (cataract)
Voor in het oog, vlak achter de pupil, zit de heldere en doorzichtige ooglens. Naarmate we ouder
worden, wordt deze lens minder helder. Daardoor lijken de dingen die we zien waziger en grauwer van
kleur. Dit troebel worden van de ooglens wordt 'staar' of 'cataract' genoemd. Iedereen die ouder wordt,
krijgt daarmee te maken. Maar niet iedereen heeft er echt last van.
Er zijn verschillende vormen van staar:
1. aangeboren staar
2. staar ontstaan door ziekte of beschadiging van het oog.
3. ouderdomsstaar (of ‘seniel cataract’)
Ouderdomsstaar is goed te behandelen. Een staaroperatie kan het gezichtsvermogen vrijwel volledig
herstellen.
Bij deze operatie haalt de oogarts de troebele lens uit het oog en vervangt deze door een kunstlensje.
De oogarts opereert altijd maar één oog per operatie. Zo kunt u kort na de operatie alles weer doen,
omdat u nog voldoende zicht heeft door uw niet-geopereerde oog. Staaroperaties worden heel
regelmatig uitgevoerd. In principe is het risico van complicaties gering maar een bloeding, infectie of
netvliesprobleem kan optreden. Ook lukt het soms niet alle lensresten te verwijderen bij de operatie.
Bij een deel van de patiënten kan zogenaamde na- staar optreden, waarbij een geringe troebeling
ontstaat die met een laserbehandeling te behandelen is. Ook op zeer hoge leeftijd is de operatie nog
goed te ondergaan. Overigens is opereren de enige manier om echt iets te doen aan ouderdomsstaar.
Er bestaan geen medicijnen tegen staar.
9
Bron: http://www.ziekenhuis.nl/index.php?cat=ziektebeelden&ziektebeelden=ziektebeeld_item&item_id=309&letter=S
Patiëntenfolder Refaja: http://www.refaja.nl/assets/apgf_media.asp?id=8D22645C-1366-43A4-A0BF-EE3DFE52E882
Jackson epilepsie
Jackson epilepsie begint meestal in een bepaald deel van het lichaam, bijvoorbeeld het gezicht een
arm of been. Dat ene deel gaat eerst schokken en trekken waarna het zich uitbreidt naar de rest van
het lichaam. Het is niet tegen te houden als het eenmaal is begonnen. Het verloop wordt een Jackson
mars (loop) genoemd.
Bron: http://www.epilepsie.net/archief/soortenepi.html
ADD - Het overwegend onoplettend type
ADD (Attention Deficit Disorder) is een stoornis die zich kenmerkt door problemen bij het vasthouden
en verdelen van de aandacht en concentratie. Het is letterlijk een gat tussen het vermogen om te
presteren en het uiteindelijk presteren. ADD’ers zijn slecht in timemanagement (alles op het laatste
moment) en hebben meestal grote problemen bij het aanhouden van een vaste dagelijkse structuur en
gezond slaapritme. Ook zijn er moeilijkheden bij het plannen / organiseren van bijvoorbeeld de
huishouding en administratie. De ADD’er is snel afgeleid en vertoont chaotisch gedrag, hij/zij piekert
veel en voelt zich regelmatig overspoeld. Dagelijks terugkerende taken vormen de grootste uitdaging.
In tegenstelling tot mensen met ADHD is een ADD’er niet hyperactief. De ADD’er heeft wel last van
veel gedachten. In een gesprek kunnen zij bijvoorbeeld vaak en snel van onderwerp veranderen. Door
de gevolgen van concentratieproblemen / onoplettendheid, heeft de ADD’er meestal een laag of zeer
bescheiden zelfbeeld opgebouwd. Denk aan reacties van de omgeving door herhaaldelijk te laat
komen, vergeten afspraken of verjaardagen, enz.
Bij ADD is er sprake van een dopamine tekort en een verlaagde hersenactiviteit in de prefrontale
cortex. Als gevolg van de dopaminetekorten zijn ADD’ers snel afgeleid en zeer gevoelig voor
verslavende middelen. Dopamineverhogende middelen of -activiteiten verhogen de concentratie. Om
deze reden kan een ADD’er zich vaak wel goed concentreren bij bepaalde (creatieve) talenten en hier
erg langdurig (tot bijna obsessief) mee bezig zijn. Op deze momenten heeft de ADD’er een soort ultra
concentratievermogen, meestal met uitstekende resultaten. Ook een spannende / crisissituatie heeft
een dopamineverhogende werking, waardoor de informatieoverdracht in de hersenen beter verloopt
en zij zich beter kunnen concentreren. Om die reden is ADD in een eerste gesprek vaak nog moeilijk
vast te stellen. Door het erfelijke aspect leven er vaak meer ADD’ers, en soms een combinatie van
ADD’ers en ADHD’ers, in één huishouden met ieder een eigen gebruiksaanwijzing, persoonlijke
wensen en behoeften. Deze zijn soms lastig op elkaar aan te passen.
Zie ook http://www.sadd.nl/ADD-Brochure.pdf
Bron: http://www.sadd.nl/2011/Symformatie2007.pdf
10
Taaislijmziekte (Cystic Fibrosis, CF)
Taaislijmziekte of cystic fibrosis (CF) is een aandoening waarbij de slijmproducerende klieren een te
taai slijm maken. Dit komt door een storing in de zouthuishouding. Het is een erfelijke aandoening;
soms is direct na de geboorte al duidelijk dat een kind het heeft. Iemand met CF heeft vooral
problemen met de luchtwegen: het taaie slijm veroorzaakt veelvuldig terugkerende luchtweginfecties.
Daarnaast zijn er maagdarmproblemen door verminderde opname van vetten uit de voeding. De
behandeling is specialistisch en wordt vaak door meerdere specialisten (longarts en maagdarmarts)
uitgevoerd. CF is een ernstige aandoening die op dit moment niet te genezen is. Tijdens het verloop
van de ziekte worden de klachten steeds erger. Hierdoor is de levensverwachting beperkt.
Bron: http://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/850/redir
Voor uitgebreidere info zie ook de betreffende pagina’s op:
Gezondheid.nl | Mens-en-Gezondheid | Wikipedia | en last but not least Ziekenhuis.nl
NB: Sinds 1 mei 2011 wordt via de hielprik bij baby’s standaard gescreend op CF.
Xanthelasmata (gelige zwelling in huid)
Een xanthelasma is een gelige zwelling in de huid van de bovenoogleden. Het is een plaatselijke
vetstapeling in de huid. Het komt het meest voor in de binnenooghoek en is meestal symmetrisch.
Oorzaak
Het berust op een locale stofwisselingsstoornis, die het meest voorkomt bij vrouwen in of na de
overgang, maar ook bij suikerziekte (diabetes mellitus), bij aandoeningen van de galwegen en bij
vetstofwisselingsstoornissen (bijv laag HDL-cholesterol spiegel, bij familaire hypercholesterolemie).
Bij jonge patiënten moet de vetstofwisseling nagekeken worden.
Behandeling
De gelige zwelling is meestal operatief goed te verwijderen. Het wordt meestal verwijderd om
cosmetische reden. Na operatieve verwijdering kan de zwelling geleidelijk aan weer terugkomen.
Bron: http://www.oogartsen.nl/oogartsen/oogleden/gelige_huidzwelling_xanthelasma/
Syndroom van Diogenes
Het syndroom van Diogenes is relatief onbekend, tot nu toe is er weinig geschreven over de oorzaak,
de behandeling en het verloop. Dit syndroom kenmerkt zich onder andere door sociale terugtrekking,
achterdocht, persoonlijke verwaarlozing, verwaarlozing van de leefomgeving, een slechte
voedingstoestand en het verzamelen van ogenschijnlijk waardeloos materiaal.
Het belangrijkste en het meest in het oog springende kenmerk is verzamelzucht, de oorzaak hiervan
wordt aan verschillende factoren toegeschreven, zoals de jongste zijn uit een gezin met veel kinderen,
veel verzamelen op jonge leeftijd, de Tweede Wereldoorlog meegemaakt hebben en een bepaalde
vorm van dementie of een psychiatrische stoornis.
Momenteel bestaat er nog geen effectieve behandeling voor het syndroom van Diogenes.
Bron: http://www.nvspv.nl/vakblad/sppdf/sp88/sp88_mediaan.pdf
Breath-holding spells
Tijdens een breath-holding spell (aanval waarbij de adem wordt ingehouden) ademt het kind niet meer
en verliest het voor korte tijd het bewustzijn. Dit gebeurt na een schrikaanjagende of emotioneel
onplezierige gebeurtenis.
Breath-holding spells doen zich voor bij 5% van de kinderen die verder gezond zijn. De aanvallen
beginnen doorgaans in het tweede levensjaar. Bij 50% van de kinderen zijn ze op vierjarige leeftijd
verdwenen en bij ongeveer 83% van de kinderen op 8-jarige leeftijd. De overige kinderen (17%), die
er als volwassene last van blijven houden, verliezen het bewustzijn als reactie op emotionele stress.
Breath-holding spells komen in twee vormen voor.
11
De cyanotische vorm, die het meeste voorkomt, wordt onbewust door jonge kinderen opgeroepen
tijdens een driftbui of als reactie op een standje of een andere onplezierige gebeurtenis. De aanvallen
zijn op hun hevigst op ongeveer 2-jarige leeftijd en komen zelden voor na het 5e levensjaar. Tijdens
een spell houdt het kind de adem in (mogelijk zonder dat het zich daarvan bewust is) totdat het zijn
bewustzijn verliest. Vaak geeft het kind een schreeuw, ademt uit en houdt dan op met ademen. Kort
daarna begint de huid blauw (cyanotisch) te worden en raakt het kind bewusteloos. Er kan een
epileptische aanval optreden. Het bewustzijnsverlies duurt over het algemeen slechts enkele
seconden, waarna de ademhaling wordt hervat en de normale huidskleur en het bewustzijn
terugkeren. De spell kan mogelijk worden onderbroken door een koud doekje tegen het gezicht van
het kind te houden. Ondanks het angstaanjagende van de situatie moeten de ouders proberen niet het
gedrag te versterken dat bij het kind de cyanotische vorm oproept. Wanneer het kind is bijgekomen,
moeten de ouders het veilig in bed leggen. Ouders moeten huisregels opleggen. Het kind kan in huis
niet zomaar de vrije hand worden gelaten omdat het deze aanvallen heeft die op zijn driftbuien volgen.
Het kind afleiden en situaties vermijden die waarschijnlijk driftbuien veroorzaken, zijn een goede
aanpak.
De bleke vorm van de spell volgt gewoonlijk op een pijnlijke ervaring, zoals vallen en het hoofd stoten
of plotseling schrikken. De hersenen geven een signaal af (via de nervus vagus, een hersenzenuw)
waardoor de hartfrequentie sterk daalt, met bewustzijnsverlies als gevolg. Bij deze vorm worden
bewustzijnsverlies en onderbreking van de ademhaling (die beide tijdelijk zijn) dus veroorzaakt door
een zenuwreactie op schrik, waardoor het hart trager gaat slaan.
Het kind ademt niet meer, verliest snel het bewustzijn en wordt bleek en slap. Er kan zich een
epileptische aanval voordoen. Tijdens een aanval is de hartslag zeer laag. Na de aanval neemt de
hartfrequentie weer toe, begint de ademhaling opnieuw en keert het bewustzijn terug zonder dat
hiervoor een behandeling nodig is. Omdat deze vorm zelden voorkomt, is misschien nader onderzoek
en behandeling nodig als de aanvallen zich vaak voordoen.
Bron: http://www.merckmanual.nl/mmhenl/sec23/ch269/ch269g.html
Zie ook http://www.dokterdokter.nl/aandoening/1530/breath-holding-spell-de-adem-vasthouden
en http://www.babybytes.nl/encyclopedie/B/Breath-Holding-Spells
Ziekte van Graves
De ziekte van Graves is een auto-immuunziekte waarbij de (werking van de) schildklier aangedaan
wordt. Afhankelijk van het stadium van de ziekte werkt de schildklier te snel, te langzaam of helemaal
niet meer. Mogelijke uiterlijke kenmerken zijn een vergrote schildklier (struma) en karakteristiek
uitpuilen van de ogen (exoftalmus). Verder treden vaak een verhoogde hartslag op en een
huidafwijking aan de scheenbenen.
De aandoening is ook wel bekend als de ziekte van Graves-Basedow.
Voor meer info, raadpleeg de bron (site van de patiëntenvereniging).
Bron: http://www.graves-patienten.nl/ned/b01.htm
Schildersziekte, organo psycho syndroom (OPS), chronische toxische
encephalopathie (CTE)
Aantasting van het zenuwstelsel door langdurig inademen van agressieve, vluchtige oplosmiddelen.
Oorzaak
Het inademen van agressieve, vluchtige oplosmiddelen (om bijvoorbeeld vetten en oliën op te lossen)
kan een schadelijke uitwerking hebben op het centrale zenuwstelsel. De hersenaandoening die
daaruit voortkomt wordt in de volksmond 'schildersziekte' genoemd, de medische term is organo
psycho syndroom (OPS) of chronische toxische encephalopathie (CTE). Om deze hersenaandoening
voor een deel te voorkomen, wordt ernaar gestreefd zoveel mogelijk over te stappen op het gebruik
van verfsoorten zonder oplosmiddelen en om persoonlijke beschermingsmiddelen zoals masker en
handschoenen te gebruiken.
Symptomen
12
Niet alleen schilders hanteren deze giftige stoffen (zoals terpentine, thinner, tolueen, aceton of
xyleen), maar ook tapijtleggers, autospuiters, laboranten of mensen die in drukkerijen de persen
reinigen.
OPS tast het centrale zenuwstelsel aan, met lichamelijke en psychische gevolgen. Bij het ziektebeeld
gaat het om zeer uiteenlopende symptomen, op het gebied van emotie, concentratie, geheugen en
leervermogen.
Geuite klachten zijn onder andere hoofdpijn, duizeligheid, concentratiestoornissen, moeheid,
vergeetachtigheid en zelfs karakterveranderingen (zoals agressie) waarvan naast de OPS-patiënt zelf
een heel gezin de dupe kan worden. In een ernstige vorm kan zelfs dementie voorkomen.
Bron: https://www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/hersenaandoeningen/ops.html
DCD - Developmental Coördination Disorder
Soepel bewegen, praten, uit je woorden komen, jezelf aan- en uitkleden, tandenpoetsen, billen
afvegen, met mes en vork eten, veters strikken, een bal gooien en vangen, met een pen schrijven etc.
Het lijkt allemaal zo gewoon dat kinderen deze vaardigheden leren. Voor sommige kinderen is dat
echter niet zo gewoon. Dat kunnen kinderen zijn met DCD.
DCD staat voor Developmental Coordination Disorder, in het Nederlands vertaald als stoornis in de
ontwikkeling van de coördinatie van bewegingen.
DCD is een verzamelnaam voor een aantal kenmerken van (licht) gestoorde motorische functies,
zoals een lage spierspanning, een grote bewegingsonrust, coordinatieproblemen of problemen met
fijnmotorische vaardigheden. Deze problemen kunnen apart voorkomen, maar veel vaker treden ze in
combinatie op.
DCD lijkt voor te komen bij 5 tot 10 % van de schoolgaande kinderen. Vaak zijn het jongens. In
diverse onderzoeken worden verhoudingen genoemd van 4 meisjes tegenover 10 jongens.
De naam DCD zegt niets over de achterliggende oorzaak. Het zegt meer dat er iets met de motoriek
aan de hand is, dan wát er aan de hand is. Motorische onhandigheid wordt meestal wel beschouwd
als een uiting van een in aanleg niet optimaal ontwikkeld zenuwstelsel.
DCD kan bij kinderen in verschillende situaties problemen geven. Handelingen zoals lopen, klimmen,
schrijven of knippen kosten een kind met DCD soms veel moeite. Veel kinderen met DCD werken
hierdoor traag of komen niet goed mee op school.
Ook vinden ze het vaak moeilijk om met de juiste motoriek te reageren. Bijvoorbeeld om een bal te
vangen.
Daarnaast zijn er kinderen die zich moeilijk kunnen concentreren en die moeite hebben met het horen,
zien en begrijpen van wat er om hen heen gebeurt.
Volgens de DSM is DCD te herkennen aan de volgende kenmerken:
 De uitvoering van dagelijkse handelingen die motorische coördinatie vereisen, is beduidend
slechter dan verwacht", gezien de leeftijd van een kind en het gemeten intelligentieniveau. Dit kan
tot uiting komen in het later bereiken van motorische mijlpijlen (zoals lopen, kruipen, zitten), in het
laten vallen van voorwerpen, 'houterigheid', slechte prestaties bij sport, of een slecht handschrift.
 De aandoening beinvloedt zichtbaar de schoolse prestaties of algemene dagelijkse activiteiten.
 De aandoening is niet het gevolg van een medische conditie (zoals cerebrale parese (verlamming)
of spierdystrofie), en voldoet niet aan de criteria van een pervasieve ontwikkelingsstoornis (PDDNOS)
 Als er sprake is van mentale retardatie (verstandelijke beperking), moeten de motorische
problemen ernstiger zijn dan de problemen die normaal gesproken bij mentale retardatie
voorkomen.
Bron: http://www.balansdigitaal.nl/stoornissen/dcd/
Serotoninesyndroom
Het serotoninesyndroom is een reactie op een te hoog serotoninegehalte van het bloed. De kans op
het syndroom neemt toe wanneer een patiënt verschillende geneesmiddelen gebruikt die het gehalte
aan serotonine doet stijgen. Binnen minuten tot enkele uren kunnen milde symptomen optreden zoals
13
hartkloppingen, opgewondenheid, zweten en trillingen in de benen. Het serotoninesyndroom kan zich
echter ook uiten in een levensbedreigende verhoging van de lichaamstemperatuur, delirium,
spiertrekkingen en totale ontregeling van de stofwisseling. In sommige gevallen leidt het serotoninesyndroom tot de dood.
Verschillende geneesmiddelgroepen kunnen een verhoging van de serotoninespiegel veroorzaken,
waaronder SSRI's, MAO-remmers, tricyclische antidepressiva, tramadol en fentanyl, samutriptan,
hoestmiddelen, metoclopramide en de kruiden sint-janskruid en ginseng. Ook drugs als XTC en LSD
kunnen bijdragen aan een serotoninesyndroom.
Bron: http://www.gezondheidsnet.nl/medisch/nieuws/52/serotoninesyndroom-vooral-bij-vrouwen
NLD – Non-verbal Learning Disabilities (non-verbale leerproblemen)
Kinderen met NLD hebben problemen met het verwerken van non-verbale informatie. Ze komen
verbaal vaak zeer vaardig over, maar hebben moeite met het verwerken van zintuiglijke prikkels.
NLD is een afkorting van de Engelse term Non-verbal Learning Disabilities. Letterlijk vertaald betekent
dat 'non-verbale leerstoornissen', ofwel: leerstoornissen die betrekking hebben op non-verbale
informatie. Op zich kan deze term verwarring geven, omdat kinderen met dit beeld verbaal zeer
vaardig kunnen overkomen, maar toch problemen kunnen hebben met bepaalde aspecten van taal
(met name de betekenis en het begrip van talige boodschappen).
NLD is een begrip uit de neuropsychologie waarbij het gaat om een specifiek profiel van vaardigheden
en tekorten bij de informatieverwerking van zintuiglijke prikkels. De auditieve informatie (het horen)
wordt beter verwerkt dan de informatie die via zien en voelen binnenkomen.
De problemen uiten zich in de motoriek, het ruimtelijk inzicht, het inzicht in oorzaak-gevolg-relaties, de
schoolse vaardigheden bij rekenen en schrijven, het werktempo en het 'sociale snapvermogen'.
Kenmerken van NLD
Een kind met NLD kunt u herkennen aan een aantal signalen en kenmerken. Dit kunnen o.a. zijn:
 een spraakontwikkeling die vrij laat op gang komt (eenmaal op gang gekomen is de spraak goed;
wel kunnen er uitspraakproblemen zijn, en eigenaardigheden zoals echoën, herhalingen en een
monotone spraak)
 problemen met inzichtelijk rekenen (mechanisch rekenen wordt wel aangeleerd)
 traagheid, onzekerheid in het werk
 moeite met het aanleren van routines (beheerst het kind ze eenmaal, dan zit het er ook goed tot
extreem goed in)
 passief gedrag
 weinig sociale vaardigheden
 angst voor ongewone sociale situaties
 onverklaarbare uitingen van woede en angst
 moeite met herkennen van niet-verbale signalen (gebaren, gelaatsuitdrukkingen)
 problemen met overzicht, bijvoorbeeld in de gymzaal en het zwembad
 snel verdwalen
 gevaarlijk gedrag in het verkeer
Jongeren en volwassenen met NLD hebben meer dan gemiddeld te kampen met psychiatrische
stoornissen zoals angststoornissen en depressies.
NLD wordt vaak verward met andere stoornissen, zoals ADHD en PDD-NOS (een aan autisme
verwante contactstoornis). NLD kan worden gezien als een aanvullende diagnose die door de
diagnoses ADHD en PDD-NOS heen kan lopen. ADHD en PDD-NOS zijn kinderpsychiatrische
diagnoses: diagnoses die iets zeggen over het gedrag. De diagnose NLD zegt iets over de
informatieverwerking.
Bron: http://www.balansdigitaal.nl/stoornissen/nld/
14
Syndroom van Stevens Johnson (SJS)
Stevens Johnson Syndroom (SJS) is een zeer ernstige en levensgevaarlijke ziekte, die de huid en de
slijmvliezen aantast. SJS wordt over het algemeen veroorzaakt door een zeer extreme allergische
reactie van het immuunsysteem op medicijnen, maar kan ook worden veroorzaakt als reactie op een
infectie of een ziekte.
Bron / Lees verder op: http://www.medirecord.eu/syndroom/stevensjohnson.htm
Syndroom van Klinefelter
Het Syndroom van Klinefelter is een aangeboren chromosoomafwijking die alleen bij jongens/mannen
voorkomt. Het syndroom komt vrij regelmatig voor, ongeveer 1 op de 700 jongens of mannen in
Nederland leidt aan dit syndroom.
Normaal gesproken hebben de cellen van een mens twee geslachtschromosomen: jongens/mannen
hebben een X en Y chromosoom, meisjes/vrouwen hebben een X en X chromosoom. Bij mannen met
het Syndroom van Klinefelter bevatten de cellen geen twee maar drie geslachtschromosomen: ze
hebben een X, nog een X en een Y chromosoom.
De oorzaak is een storing in de chromosoomverdeling. Deze storing kan zich voordoen wanneer de
cellen zich delen en kan al vroeg in de ontwikkeling van een ongeboren kind optreden. Het is echter
ook mogelijk dat de storing later in de ontwikkeling van een foetus optreedt. Het komt ook voor dat
jongens/mannen met het Syndroom van Klinefelter naast de cellen met een 'foutje' ook cellen hebben
met een normale chromosoomverdeling. In dit geval is het mogelijk dat sommige symptomen van
deze aandoening minder heftig optreden.
Er zijn een aantal kenmerkende symptomen bij het Syndroom van Klinefelter:
 Tijdens de baby- en kleuterperiode kan zich een vertraagde taalontwikkeling voordoen en later
lopen.
 Tijdens de lagere schoolperiode kunnen zich leer- en gedragsproblemen voordoen.
 In de puberteit zijn weinig lichaamsbeharing en baardgroei, verminderde spierontwikkeling en
spierkracht, kleine testikels, hoge stem, onvruchtbaarheid en borstvorming kenmerkend.
 Wanneer de volwassenheid bereikt is zijn langere armen en benen, botontkalking, bloedarmoede,
minder ontwikkeling van spiermassa, vermoeidheid en concentratieverlies kenmerkend.
Bron: http://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/506/klinefelter-syndroom-van.html
Zie ook: http://www.kinderneurologie.eu/ziektebeelden/syndromen/klinefelter.php
15
Index
ADD ............................................................... 10
amnesie ........................................................... 2
apathie ............................................................. 2
astrocyten ........................................................ 4
astrocytomen ................................................... 4
ataxie ........................................................... 2, 3
breath-holding spells ..................................... 11
cataract ............................................................ 9
confabulaties.................................................... 2
craniotomie ...................................................... 5
CTE..................................... Zie Schildersziekte
cystic fibrosis ................................................. 11
DCD ............................................................... 13
diarree .............................................................. 9
Diogenes, syndroom van ............................... 11
enterocutaan .................................................... 6
euforie .............................................................. 2
fistel ................................................................. 6
glia ................................................................... 4
glioblastoom..................................................... 4
gliomen ............................................................ 4
gradering.......................................................... 4
Graves, ziekte van ......................................... 12
hersentumor..................................................... 4
hersenvlies ...................................................... 6
hydrocefalie ..................................................... 6
hypothalamus .................................................. 2
hypothyreoïdie ................................................ 7
Jackson epilepsie .......................................... 10
Klinefelter, syndroom van ............................. 15
Korsakov ......................................................... 2
lithiumvergiftiging ............................................ 8
meningeoom ................................................... 6
neuronavigatie ................................................ 6
NLD ............................................................... 14
oligo-astrocytomen .......................................... 4
oligodendrocyten ............................................. 4
oligodendrogliomen ......................................... 4
OPS ..................................... Zie Schildersziekte
schildersziekte .............................................. 12
serotoninesyndroom ..................................... 13
staar ................................................................ 9
Stevens Johnson, syndroom van .................. 15
taaislijmziekte ................................................ 11
thiamine........................................................... 2
Wernicke ......................................................... 2
Wernicke encefalopathie ................................. 3
xanthelasmata ............................................... 11
16
Download