Populaire Samenvatting In de kwantumfysica, de theorie die interacties tussen de kleinste deeltjes beschrijft, hebben deeltjes geen absolute plaats maar hebben ze een bepaalde distributie gekregen over de ruimte. Dat wil dus zeggen dat je waar je ook meet, altijd een bepaalde kans hebt om het deeltje tegen te komen. Op bepaalde plaatsen in de ruimte is de waarschijnlijkheid natuurlijk groter dan andere plaatsen van de ruimte, en op bepaalde plaatsen is de kans ook compleet verwaarloosbaar. Deze waarschijnlijkheden ’bestaan’ alleen voordat je daadwerkelijk gaat meten waar een dergelijk deeltje zich bevindt, als je eenmaal gaat meten waar een deeltje zich bevindt, dan hef je de onzekerheid op. Het punt waar het dus hier om gaat is het gegeven dat een deeltje geen gedefinieerde plaats in de ruimte heeft voordat je eraan gaat meten. Er zijn zo ook configuraties bedenkbaar waarbij de waarschijnlijkheid van het deeltje richting een barrière reist (dit kan van alles zijn, we nemen voor het gemak een muur) en het verassende hierbij is dat het deeltje in de kwantummechanica door de barrière heen kan gaan. Als een deeltje door een barrière heen reist heet dit tunnelen. Dit tunnelen komt doordat in de kwantummechanica de positie van deeltjes wordt gerepresenteerd door een golffunctie. Zo’n golffunctie geeft de waarschijnlijkheid van een deeltje als functie van de plaats en de tijd. Als de barrière waar de golffunctie op af komt niet al te dik is (de waarschijnlijkheid om een deeltje na een barrière te vinden neemt exponentieel af met de dikte van de barrière), heeft men na de barrière ook nog een zekere waarschijnlijkheid om het deeltje aan te treffen. Zie hiervoor ook de onderstaande figuur. Figuur 1 Het klinkt misschien als een bizar concept maar er zijn veel voorbeelden te vinden van tunnelen in de ’echte’ wereld. Zo kan een fabrikant van computerchips 1 de banen in een computerchip die de elektrische signalen voort geleiden niet te dicht op elkaar leggen omdat er anders elektronen van de ene baan naar de andere baan tunnelen. Een effect wat natuurlijk absoluut niet wenselijk is, omdat dan je signalen in de knoop raken. In dit bachelorproject gaan we kijken naar een ander soort barrière, namelijk een barrière opgeworpen door het elektrische potentiële veld. Men kan zich voorstellen dat als de energie van het veld hoog genoeg is dat het op gegeven moment op een bepaalde afstand van een gegeven punt genoeg energie heeft gekregen om twee deeltjes te laten ontstaan (massa is tenslotte niks meer dan een alternatieve vorm van energie). Volgens de wet van ladingsbehoud moet er dan een deeltje en het bijbehorende antideeltje ontstaan. Het effect waarbij dit gebeurt heet het Schwinger Effect en is hetgeen wat wij in dit verslag hebben nagerekend. De methode die wij hiervoor gebruikt hebben bewandelt een ander pad dan hoe het effect in eerste instantie in 1951 door Nobelprijswinnaar Julian Schwinger is berekend. Om de waarschijnlijkheid van dit effect te berekenen wordt er namelijk gebruik gemaakt van instantonen, theoretische deeltjes die geen gezette plaats in de tijd hebben maar gelokaliseerd zijn in de tijd. Men kan de berekening dan als volgt voorstellen. Stel dat een deeltje zich voortbeweegt in een sterk homogeen elektrisch veld. Op de afstand waarop normaal het deeltje van te voren zou zijn gekomen komt het deeltje de barrière tegen waar het doorheen moet tunnelen. De dikte van de barrière wordt gedefinieerd door de energie die het veld moet verrichten als deze energie gelijk is aan twee maal de rustmassa van het te verschijnen deeltje (het deeltje met zijn antideeltje). In dit project toon ik aan dat deze berekening equivalent is aan de berekening van Schwinger. 2