Biotechnologie bij dieren (GGO) Hieronder wordt beschreven welke stappen u dient te doorlopen als u zich bezig gaat houden met biotechnologische handelingen bij dieren in het kader van uw onderzoek. 1. De CBD vergunning (vervallen) Het was in Nederland verboden om genetisch materiaal van dieren te wijzigen en om biotechnologische handelingen bij een dier of embryo toe te passen, tenzij de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de minister van VROM hiervoor een vergunning afgeeft. Dit principe is sinds kort losgelaten. Er wordt nu alleen nog maar een advies gegeven over het maken en gebruiken van genetisch gemodificeerde dieren op basis van de Wet op de dierproeven door de DEC. Zie punt 2 en 4. Tevens is voor het maken, fokken, kruisen, experimenteren en huisvesten van GGO’s een vergunning nodig van bureau GGO (Ministerie van VROM). Informatie over vergunningaanvraag bij bureau GGO kunt u inwinnen bij uw Biologische Veiligheidsfunctionaris of M. Hoekman (Unit Transgenese, GDL). 2. Welke groepen dieren heeft u nodig voor het genereren van een GGO? Voor het maken van een knock-out of knock-in dieren (injecteren van ES-cellen in blastocysten): dekmannen, gevasectomeerde mannetjes, blastocystdonoren, fosters (draagmoeders), niet-chimere pups, chimere pups en fokdieren. De fokdieren worden gekruist met de chimeren. De dieren die uit die kruising ontstaan worden agouti’s genoemd. Sommige daarvan zijn mutant en andere niet. De niet mutante agouti’s maken ook deel uit van de aantallen dieren die staan vermeld in de vergunning die per lijn gebruikt mogen worden. Voor het maken van transgenen (micro-injectie van DNA in de voorkern van een bevruchte eicel): dekmannen, gevasectomeerde mannetjes, embryodonoren, fosters (draagmoeders) en transgene- en niet-transgene pups. Gemiddeld is het aantal dieren dat wordt toegekend 150 per lijn. In beide hierboven genoemde gevallen is het aantal van 150 dieren per lijn gebaseerd op 3 founders. Soms moeten er meer dan drie founders gemaakt worden om een lijn met het juiste expressieniveau te verkrijgen, soms kan het met minder. 3. Koepelaanvraag voor het genereren van GGO’s De afdeling Transgenese van het GDL waar in Utrecht alle GGO’s worden gegenereerd, heeft met de DEC afgesproken dat alle gemeenschappelijke handelingen die aan de dieren worden verricht voor het genereren van GGO’s, onafhankelijk van het construct, in een koepelaanvraag aan de DEC voor advies wordt voorgelegd. U dient als onderzoeker van deze koepelaanvraag gebruik te maken. De Unit Transgenese (M. Hoekman) registreert het aantal dieren dat per construct is gebruikt voor het genereren van GGO’s, en overlegt deze aantallen met de onderzoeker. 4. Reguliere DEC aanvraag voor het gebruiken van de GGO’s Na het advies van de DEC m.b.t. het maken van de GGO’s dient u als onderzoeker ook een aanvraag bij de DEC in te dienen voor het gebruiken van de GGO’s voor uw onderzoek. Deze aanvraag is gelijk aan de reguliere DEC-aanvraag (deel A, B en C) waarin u uw experimenten met de GGO’s beschrijft 5. Eventueel DEC aanvraagformulier met fok met ongerief Het fokken met genetisch gemodificeerde dieren die inherent ongerief hebben (dus als gevolg van de genetische modificatie) is een dierproef. Mocht u een fok van genetisch gemodificeerde dieren op gaan zetten die gepaard gaat met ongerief voor (een deel van) de dieren, dan dient u hiervoor ook een aanvraag in te dienen bij de DEC. Mocht u meer informatie wensen over bovengenoemde procedure, dan kunt u zich wenden tot de proefdierdeskundigen, de Unit Transgenese van het GDL (M. Hoekman) of de ambtelijk secretaris van de DEC. 6. Voorschriften t.a.v. het verrichten van biotechnische handelingen aan dieren in fok Het kan om diverse redenen gewenst zijn om bij dieren in fok handelingen te verrichten. Niet in alle gevallen is daarvoor een goedkeuring van de DEC vereist. De volgende uitgangspunten dienen als leidraad: Er is geen DEC-goedkeuring vereist voor handelingen die samenhangen met: Het identificeren van proefdieren in fok of voorraad (d.m.v. oorknip, chip, merkteken op de vacht/huid). Er dient wel opgepast te worden bij het verwijderen van vacht bij kleine proefdiersoorten omdat dit snel zou kunnen lijden tot substantiële daling van de lichaamstemperatuur. Het genotyperen van proefdieren in fok of voorraad (d.m.v. oorknip, bloedafname, wangslijm, haren). Het verrichten van (invasieve) handelingen bij proefdieren ter (veterinaire) behandeling van een gezondheidsprobleem. Er is wel een DEC-goedkeuring vereist voor handelingen die samenhangen met: het hanteren/fixeren/isoleren van proefdieren t.b.v. het verzamelen van gegevens (bijv. lichaamstemperatuur) of materiaal (bijv. urine of faeces) ten behoeve van onderzoeksdoeleinden. Het verrichten van invasieve handelingen (bijv. bloedafname, orale of parenterale toediening van stoffen, chirurgische ingrepen, etc.) ten behoeve van onderzoeksdoeleinden. Het doden van proefdieren het verzamelen van vitaal materiaal (cellen, weefsel, organen, embryo’s) ten behoeve van onderzoeksdoeleinden. Er is altijd een DEC-aanvraag vereist bij een van een fok van (transgene, knock-out, mutante) proefdieren, waarbij sprake is van (een kans op) ongerief ten gevolge van het gewijzigde genotype.