Angst en depressie in de huisartspraktijk: signaleren van risicogroepen Peter F M Verhaak NIVEL 12-maands prevalentie stemmings-, angst- en middelenstoornis 250 200 N/1000 patiënten 150 Depressie Angst Alcohol 100 50 0 1824 2534 Bron: Nemesis; LASA 3544 4554 5564 6574 7585 85+ Prevalentie van angst en depressie in huisartspraktijk 50 40 N/1000 30 patiënten 20 Angst Depressie 10 0 0-24 2544 4554 Bron: 2e Nationale Studie 5564 6574 7584 85+ Huisartspraktijk en populatie op dezelfde schaal 250 250 200 200 150 100 50 0 24-44-54-64-74-8485+ 0 25 45 55 65 75 150 Angst Depressie 100 50 0 24-34-44-54-64-74-8585+ 18 25 35 45 55 65 75 Depressi e Angst Alcohol Vraag 1 • Welke klinische of achtergrond kenmerken van patiënten bevorderen de herkenning door de huisarts? Methode • DSM_IV diagnoses met CIDI vastgesteld bij 805 high risk patients (GHQ > 3) – – – – Alcohol misbruik Depressie Bipolaire stoornis Angststoornis • 376 patients met tenminste één DSM-IV stoornis • Contact registratie van huisartscontacten van deze patienten gedurende 1 jaar Beschikbare gegevens • Per huisartscontact: ICPC-code van de diagnose van de huisarts • Per patiënt – – – – CIDI diagnose van psychiatrische stoornis Ernst van de stoornis Socio-demographische kenmerken van de patiënt Aantal contacten/jaar (met somatische/psychische etc. diagnoses) % personen in een leeftijdscategorie met een CIDI-diagnose 60 40 1 of meer diagnoses Alcohol Affectief Angst % 20 0 18-54 55-64 65-74 75+ Co-morbiditeit tussen Angst, Depressie en Alcohol bij 55- en 55+ 100 100 75 75 50 50 25 25 0 0 Alcohol Alcohol Angst Depressie Angst Alcohol Alcohol Angst Depressie Angst Huisartsen diagnoses voor patiënten met enige DSM-IV diagnose 100% Anders somatisch 80% Som.symp.depr. 60% Sociaal probleem 40% A-specifieke psych.diagnose Specifieke diagnose 20% 0% N: -54 55-64 65-74 75+ 208 104 19 13 Huisartsen diagnoses voor patienten met DSM-IV diagnose depressie 100% Anders somatisch 80% Som.symp.depr. 60% Sociaal probleem 40% A-specifieke psych.diagnose Specifieke diagnose 20% Geen contact 0% -54 55-64 65-74 75+ Huisartsen diagnoses voor patiënten met DSM-IV diagnose: angst 100% Anders somatisch 80% Som symp angst 60% Sociaal probleem 40% A-specifieke psych.diagnose Specifieke diagnose 20% Geen contact 0% -54 55-64 65-74 75+ Huisartsdiagnoses bij mensen met een DSM-IV-diagnose: 55- en 55+ vergeleken Overig somatisch Som.sympt.dep. Psychisch Sociaal 55- Overig somatisch Som.sympt.dep. Psychisch Sociaal 55+ Huisartsdiagnoses bij DSM-IV depressie: 55- en 55+ vergeleken Overig somatisch Som.sympt.dep. Psychisch Sociaal 55- Overig somatisch Som.sympt.dep. Psychisch Sociaal 55+ Huisartsdiagnoses bij DSM-IV angst: 55- en 55+ vergeleken Overig somatisch Som.sympt.dep. Psychisch Sociaal 55- Overig somatisch Som.sympt.dep. Psychisch Sociaal 55+ Conclusie 1: Een psychische stoornis wordt eerder ontdekt: • Wanneer het een depressieve stoornis is • Wanneer er sprake is van meerdere psychische stoornissen tegelijkertijd • Naarmate de patiënt de huisarts vaker bezoekt We vinden geen verband • Wanneer de patiënt ouder (of jonger) is • Bij oudere patiënten spelen dezelfde factoren (depressie, comorbiditeit, veelvuldig artsbezoek) • Wel hebben ouderen i.h.a. meer lichamelijke comorbiditeit Vraag 2 • Worden ouderen met een psychische aandoening anders behandeld dan jongeren? Methode • Video- opnames bij 142 huisartsen • 2094 opgenomen en beoordeelde consulten • 170 consulten met een psychische diagnose Methode 2: beschikbare gegevens • Duur van het consult • Hulpvragen van de patiënt (gecodeerd in ICPC) • Oordelen arts: – Diagnose – Genoeg tijd – Psychische aspecten • Oordelen patiënt – evaluatie handelen arts • Observaties – Non-verbaal (blikrichting, affect) – Inbreng patiënt – Tijd besteed aan counseling, advies en info over psychosociale zaken rol lich. aspecten volgens ha. bij psychische klachten 70 60 50 40 30 -55 55+ 20 10 0 a h h c ch c m s y y i s s t so p p a > = h a c som oma> y m so ps s h c y ps Mate waarin arts luistert naar de patiënt met psychische klachten 70 60 50 40 -50 50+ 30 20 10 0 geheel niet 2 3 4 in sterke mate Er is geen enkel verschil tussen consulten van 55- en 55+ als het gaat om: • Ruimte geven en aanmoedigen bij de anamnese • Betrokkenheid van patiënt bij beslissingen • Algemene affectmaten: – – – – Dominantie Vriendelijkheid Bezorgdheid Betrokkenheid • Duur van het consult • Duur van het oogcontact Behandeling bij psychische hulpvragen: praten 12 10 8 -55 55+ 6 4 2 0 Counseling Info/advies Behandeling bij psychische hulpvragen (2) 80 60 5555+ % 40 20 0 Recept Verwijzing Conclusie 2: Met betrekking de behandeling van oudere patiënten • Is er geen verschil in de voorwaardenscheppende activiteiten van de arts – Tijd – Non-verbaal gedrag – Luisteren • Maar wordt er wel vaker gepraat met jongeren en worden jongeren vaker verwezen naar een specialist Over-all conclusies • Veel mensen met psychische problemen komen niet onder de aandacht van de huisarts • Met name klinische factoren bevorderen de kans dat psychische problemen wél onder de aandacht van de huisarts komen. Leeftijd lijkt in dit opzicht nauwelijks een belemmering Over-all conclusies (vervolg) • Ouderen met psychische problemen hebben wel meer lichamelijke co-morbiditeit • Ouderen met psychische problemen worden in grote lijnen op dezelfde wijze benaderd door de huisarts als jongeren • Maar er vindt minder gespreksmatige behandeling plaats en er wordt minder verwezen