Het oog achter een telescoop. Carlo Jenniskens ( 1958 ). Studeerde

advertisement
Onderwerp "Het oog achter een telescoop.
Carlo Jenniskens ( 1958 ). Studeerde Optometrie aan de Faculteit gezondheidszorg te Utrecht. en
pedagogiek aan de Hogeschool van Breda. Werkt als paramedisch optometrist in diverse oogarts
praktijken. Is tevens jarenlang Voorzitter van de NVWS afdeling Breda en een gedreven Amateur
Astronoom met vele verschillende instrumenten.
In de oogheelkunde heeft de optometrist als belangrijkste taak het optometrisch onderzoek van patiënten
zoals: refractie bepaling van het oog, oogstand afwijkingen onderzoek, kleuren zien testen, gezichtsveld
afwijkingen bepalen, netvliesgevoeligheid meten, en met microscopen de structuren van het oog screenen
op afwijkingen.
Als afstudeeropdracht maakte ik een scriptie over de fysiologische werking van het netvlies. Hierbij
worden de grenzen van de visuele perceptie verklaard aan de hand van de organisatie van de netvlies
structuren.
Excerpt
Geen zintuig dat zo vaak wordt bezongen en zo veelvuldig voorkomt in uitdrukkingen en gezegden, als het
oog. " Als blikken konden doden", "Ogen zijn als spiegels van je ziel", "Je blind staren op iets…" iedereen
kan deze voorbeelden moeiteloos aanvullen. Ze duiden erop dat ogen onze gemoedstoestand kunnen
weergeven. Maar daarnaast hebben onze ogen ook een technische functie. Ze waarschuwen en informeren
en ze stellen ons in staat met anderen te communiceren. Ogen zijn voor wetenschappers een belangrijk
zintuig. De (amateur) astronomen ervaren op een bijzondere manier de grenzen van de werking van het
oog.
De werking van het oog kunnen we vergelijken met een fototoestel. Al is dit een simplificatie die dit
zintuig geen recht doet. Oog en camera hebben beide een lens. Als lichtgevoelige film fungeert in het oog
het netvlies, waarop het beeld van de buitenwereld door het optische systeem, de lens en het hoornvlies,
wordt afgebeeld.
Dit is een globale schets, meer gedetailleerd gaat het als volgt.
Het oog vangt het beeld op. Supersnel worden de lichtstralen vervolgens door het hoornvlies, de voorste
oogkamer, de pupil, de lens en het glasachtig lichaam naar het netvlies gebracht. Daar wordt het tot een
netvliesbeeld gebundeld en dan via zenuwen naar de hersenen geleid. Daar ontstaat pas de eigenlijke
gewaarwording via bepaalde zintuigcellen die in "zien" zijn gespecialiseerd. Deze cellen zijn vaksgewijs
gegroepeerd en vormen als het ware een intern projectiescherm waarop het beeld door ons oog
opgenomen van de buitenwereld wordt afgebeeld.
Het optische systeem.
Een scherp beeld ontstaat als het brekende vermogen van het oog precies in ingesteld op de lengte van het
oog. Hoornvlies en lens spelen bij het scherp zien de belangrijkste rol. Dat brekend vermogen wordt
namelijk voor het grootste deel, ongeveer 70%, door het hoornvlies opgeleverd. De ooglens moet de rest
opbrengen. Als we een voorwerp van een afstand bekijken, wordt de lens afgeplat. Als we een voorwerp
dichterbij zien, wordt de lens boller, de kringspier in het oog wordt in diameter kleiner. Het vermogen om
de lens boller te maken heet accommodatie. Dit Accommodatie vermogen stelt ons in staat om op
verschillende afstanden scherp te zien.
Hoornvlies en lens breken de lichtstralen die in het oog komen zodat ze op het netvlies samenkomen. Het
beeld bevindt zich omgekeerd en verkleind op het netvlies en activeert de daar aanwezig cellen.
Het netvlies.
Het netvlies bevat prikkelopnemende cellen. Wordt zo'n cel door een lichtstraal getroffen, dan vindt er
een fotochemisch proces plaats en wordt er een elektrisch potentiaalverschil opgewekt. De zo ontstane
prikkel wordt door de oogzenuw aan de hersenen doorgegeven. De prikkelopnemende cellen zijn te
verdelen in kegels en staafjes. De kegeltjes zijn niet erg gevoelig voor licht, maar kunnen wel kleuren
waarnemen. De staafjes kunnen dit laatste niet, maar reageren daarentegen weer op zwak licht. Ze stellen
ons in staat in schemerdonker te zien. Er is een plaats op het netvlies, recht achter de pupil, waar zich heel
veel kegeltjes bevinden. Dat is de gele vlek. Hier vandaan naar de oogranden toe, neemt de dichtheid van
de kegeltjes steeds meer af, terwijl het aantal staafjes toeneemt. Intensief gedetailleerd kijken gebeurd
met de gele vlek, maar als iemand s' avonds een zwakke ster wil zien, is het toch beter ernaast te kijken.
Dan valt die ster niet meer op de gele vlek, maar ernaast waar de staafjes zijn. De staafjes hebben
bijzondere mechanismen die ons in staat stellen zeer zwakke sterren te kunnen zien. Maar er zijn ook
verschijnselen die het waarnemen kunnen beïnvloeden. Het oog kent drie adaptatie niveaus Ieder niveau
heeft een ander gevoeligheidsverloop. Maar ook de licht gevoeligheidsgrens is bij ieder niveau anders. De
grens magnitude en het kleuren zien wordt onder de drie niveaus anders ervaren.
Als geen ander ervaart de amateur astronoom de grens van de fysiologische werking van het oog. Het oog
is met de huidige technologie in al zijn aspecten moeilijk te evenaren.
Het oog en de telescoop.
Voor de 19de eeuw werd er door zowel de amateur als de professionele astronoom visueel waargenomen.
Het gehele observeren was afhankelijk van het menselijk oog. Vandaag gebruikt de professionele
astronoom grote telescopen met sensitieve elektrische licht detectoren. Voor de amateur is het gebruik
van de fotografie al jaren vertrouwd. Maar vele amateur astronomen kijken nog veel visueel.
Het direct waarnemen van deep sky objecten is voor velen een zuivere hobby. De gemiddelde amateur
gebruikt een kleine spiegel of lenzen kijker van 10 to 25 cm. Deze hedendaagse telescopen geven bij
bescheiden spiegeldiameters een beter beeld van deep sky objecten dan de vroegere grotere telescopen
die door de pioniers werden gebruikt. Er zijn duizenden interessante deep sky objecten te zien, maar de
meeste zijn erg zwak, en honderd maal zwakker welk het ongewapend oog kan zien. Hoewel een telescoop
van bv 15 cm, 400 maal licht sterker is dan het oog. Blijven de deep sky objecten uiterst zwakke nevelige
objecten.
In deze lezing zal de spreker de werking van het oog bespreken bij het waarnemen van deep sky objecten
met de telescoop. Het oog kan zwakke objecten waarnemen waarvan het licht uitgespreidt is over een
hoek van 5 tot 10 graden. Bij gebruik van een telescoop kunnen we deze zwakke nevelige objecten
zodanig vergroten zodat zij voor het oog goed waarneembaar zijn.
De werking van de telescoop komt ook hierbij volledig aan de orde. Een interessant onderwerp is de
"Optimum detection magnification" voor een bepaald deep sky object. Deze varieert afhankelijk van de
diameter van de telescoop. In de lezing zal duidelijk worden gemaakt dat de oppervlakte helderheid van
het waargenomen object bij een kleine telescoop zwakker is dan bij een grote telescoop, daarom zal de
vergroting hoger moeten zijn om deep sky objecten te kunnen observeren met bescheiden telescoop
diameters. De voornaamste ingrediënten die de amateur kan gebruiken om zwakke nevelige objecten te
kunnen waarnemen zijn: een uitgekiende reeks oculairen. Met deze lezing probeert de spreker de actieve
amateur astronoom te laten zien dat visueel waarnemen een boeiende bezigheid kan zijn.
Download