Blok 4 10 Klankgrgoepenwoord Deze categorie komt in veel

advertisement
Blok 4
10 Klankgrgoepenwoord
Deze categorie komt in veel woorden voor en is een heel lastige categorie.
stap 3
stap 1
stap 4
stap 2
Stap 1 Verdelen in klankgroepen
Klankgroepen zijn auditieve lettergrepen. Je verdeelt het woord dus in lettergrepen zoals
je ze hoort. Bijvoorbeeld: slaa-pen, sto-ppen, rei-zen, sprin-ten.
Kinderen zeggen bijvoorbeeld hardop: slaa-pen. De klankgroep is slaa.
Stap 2 Bepalen van de laatste klank
Het kind moet de laatste klank van de klankgroep kunnen bepalen. In de klas zetten we een
streepje onder de laatste klank. Bijvoorbeeld: slaa-pen, sto-ppen, rei-zen, sprin-ten.
Kinderen zeggen bijvoorbeeld hardop: slaa-pen. De klankgroep is slaa. De laatste klank is
aa.
Stap 3 Bepalen van de groep
De kinderen bepalen de klankgroep en de laatste klank. Ze weten om welke klank het gaat
en kunnen deze meteen in de goede groep plaatsen.
Kinderen zeggen bijvoorbeeld hardop: slaa-pen. De klankgroep is slaa. De laatste klank is
aa. Dat is een lange klank.
Stap 4 Bepalen wat je moet doen
Bij de lange klanken moet een stukje van de lange klank worden weggenomen.
Regel: Dan neem ik een stukje van de aa, ee, oo, uu weg.
Bij de korte klanken moet de medeklinker na de klinker worden
verdubbeld.
Regel: Dan schrijf ik de … dubbel.
Bij de tweetekenklank en de medeklinkers komt er niets bij en gaat er
niets weg.
Regel: Dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor.
In de klas zeggen de kinderen het volgende:
 Kinderen zeggen bijvoorbeeld hardop: slaa-pen. De klankgroep is slaa. De laatste
klank is aa. Dat is een lange klank. En dan neem ik een stukje van de aa weg.
 Kinderen zeggen bijvoorbeeld hardop: sto-ppen. De klankgroep is sto. De laatste
klank is o. Dat is een korte klank. En dan schrijf ik de p dubbel.
 Kinderen zeggen bijvoorbeeld hardop: rei-zen. De klankgroep is rei. De laatste klank
is ei. Dat is een tweetekenklank. En dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor. Hoort
bij de ei-plaat dus korte ei.
 Kinderen zeggen bijvoorbeeld hardop: sprin-ten. De klankgroep is sprin. De laatste
klank is n. Dat is een medeklinker. En dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor.
Werkwoord
Het werkwoord zegt wat een mens, dier of ding doet of wat er gebeurt.
11 Verkleinwoord
Bij verkleinwoorden leren de kinderen eerst het grondwoord op te schrijven en
daarna de uitgang -je, -tje of -pje.
Bijvoorbeeld: Bordje is een verkleinwoord. Het grondwoord is bord. Dat is een
langermaakwoord. Ik hoor een /t/ aan het eind, dus langer maken. Ik hoor of ik
d of t moet schrijven. Dan -je erachter. Ik hoor de /u/, maar ik schrijf de e.
Nieuwtje is een verkleinwoord. Het grondwoord is nieuw. Dat is een eeuw-ieuwwoord. Ik denk aan de u. Dan -tje erachter. Ik hoor de /u/, maar schrijf de e.
Bij ieder verkleinwoord zeggen wij de regel:
Verkleinwoord. Grondwoord is … Dat is een …(categorie plus regel). Dan … (-je/-tje/-pje)
erachter. Ik hoor de /u/, maar ik schrijf de e.
Inprenting:
Woord van het uw-rijtje
Bij-uw hoor je een lange klank, maar moet je een korte klank opschrijven. Dit is een
inprentrijtje.
Het inprentrijtje is: uw, duw, ruw, schuw, sluw, schaduw, waarschuw, zenuw, zwaluw.
Bij ieder woord uit het uw-rijtje zeggen wij de regel:
Ik hoor de /uu/, maar ik schrijf de u.
Blok 3
7 Eeuw-ieuw-woord
De klanken /eeuw/ en /ieuw/ worden weergegeven door een combinatie van
vier tekens. De u wordt wel eens vergeten, omdat je hem niet hoort.
Deze woorden worden uitgebreid met –er en -en. Bijvoorbeeld: nieuwer en
sneeuwen.
Bij ieder eeuw-ieuw-woord zeggen wij de regel:
Eeuw-ieuw-woord. Ik denk aan de u.
8 Langermaakwoord
Als je de /t/ aan het eind van een woord hoort, kan het met een d of t
worden geschreven. Om erachter te komen hoe het woord moet worden
geschreven, moeten de kinderen het woord langer maken. Dan hoor je de
goede klank.
Let op: dit geldt niet voor werkwoorden.
Bij ieder langermaakwoord zeggen wij de regel:
Langermaakwoord. Ik hoor een /t/ aan het eind, dus langer maken. Ik
hoor of ik d of t moet schrijven.
9 Voorvoegsel
De voorvoegsel be-, ge-, ver- zijn betekenisloze stukjes die vooraan
staan.
Bij ieder voorvoegsel zeggen wij de regel:
Voorvoegsel. Ik hoor de /u/, maar ik schrijf de e.
Blok 2
4 Plankwoord
De nk-klank wordt gemaakt door een combinatie van de letters
n en k. Kinderen zetten er wel eens een g tussen. Je hoort immers /ngk/.
Deze woorden worden uitgebreid met -er, -el en -en. Bijvoorbeeld: klinker,
wankel, schenken. Ook deze woorden horen bij de plankwoorden
Bij ieder plankwoord zeggen wij de regel:
Plankwoord. Daar mag geen g tussen.
5 Eer-oor-eur-woord
Onder invloed van de r ondergaan de klanken /ee/, /oo/ en /eu/ een klankverkleuring.
Dit kan tot een verkeerde schrijfwijze leiden. Bijvoorbeeld: bir in plaats van beer, spor in
plaats van spoor en trur in plaats van treur.
De kinderen moeten alert worden op woorden
waarbij ze /eer/, /oor/ en /eur/ achteraan horen.
Bij ieder eer-woord zeggen wij de regel:
Eer-woord. Ik schrijf ee.
Bij ieder oor-woord zeggen wij de regel:
Oor-woord. Ik schrijf oo.
Bij ieder eur-woord zeggen wij de regel:
Eur-woord. Ik schrijf eu.
6 Aai-ooi-oei-woord
Je hoort de /j/ maar je moet de i schrijven.
Deze woorden worden uitgebreid met woorden met –er, -el en –en.
Bijvoorbeeld: maaier, strooisel en bloeien.
Bij ieder aai-ooi-oei woord zeggen wij de regel:
Aai-ooi-oei-woord. Ik hoor de /j/ maar schrijf de i.
Blok 1
1 Hakwoord
Een hakwoord is een klankzuiver éénlettergrepig woord.
Bij een hakwoord 'hakt' het kind het woord in klanken (letters).
In de klas gebruiken wij hier hakkaarten bij.
Bij ieder hakwoord zeggen wij de regel:
Hakwoord. Ik schrijf het woord zoals ik het hoor.
1 Speciaal hakwoord
Bij sommige hakwoorden hoor je tussen twee medeklinkers een 'u',
maar schrijf je deze niet (je schrijft 'kerk' en geen 'keruk').
Bij ieder speciaal hakwoord zeggen wij de regel:
Speciaal hakwoord. Daar mag geen u tussen.
2 Zingwoord
Deze woorden hebben 'ng-klank'. Bijvoorbeeld: eng, vinger, sprongen.
Bij ieder zingwoord zeggen wij de regel:
Zingwoord. Net als bij ding dong.
3 Luchtwoord
Dit zijn woorden met 'cht'. In de meeste gevallen wordt na een korte
klank (a, o, e, u,i) 'cht' geschreven.
Uitzonderingen hierop is de tegenwoordige tijd van werkwoorden met
twee g's.
De drie belangrijkste zijn: liggen/ligt, leggen/legt, zeggen/zegt.
Bij ieder luchthwoord zeggen wij de regel:
Luchtwoord. Kort klank + cht met de ch van lucht.
Behalve bij: hij ligt, hij legt, hij zegt.
De au- en ei-plaat en rap
De plaat met de woorden wordt ingeprent. De woorden die op de plaat en in de rap
voorkomen worden met de korte ei of met atje-au geschreven.
Komen de woorden niet op deze platen en in de rap voor, dan is het een lange ij of otje-ou.
Regel:
•Staat op de ei-plaat, dus korte ei.
•Staat niet op de ei-plaat, dus lange ij.
•Staat op de au-plaat, dus atje-au.
•Staat niet op de au-plaat, dus otje-ou.
Download