Demagogen, het zout van de democratie Samenvatting van artikel door: Anton van Hooff Demagogen Oorspronkelijk waren demagogen de volksleiders in het antieke Griekenland. Wie aan politiek doet, spreekt Grieks. Het woord 'politiek' zelf is van Griekse herkomst. 'Politiek' betekent 'dat wat te maken heeft met de polis'. In de Oudheid ging het om een gemeenschap die zich vormde in de kantons van Griekenland. Bij de monarchie lag het machtszwaartepunt bij de ene (monos) vorst. Bij de aristocratie werd de elite (aristoi betekent 'de besten') geacht de gemeenschap onzelfzuchtig te leiden. De meest verbreide oer-Griekse term is dèmokratia, letterlijk 'volksmacht'. Waarschijnlijk was dit eerst een scheldwoord in de mond van oude aristocraten. Zij vonden het waanzinnig dat het volk het laatste woord zou hebben. Zoiets moet ook zijn gebeurd met het woord dèmagogos, dat letterlijk niet meer dan ‘volksleider’ betekent, maar dat als scheldwoord ontstond. Willekeur Het woord ‘democratie’ duikt voor het eerst op bij de historicus Herodotos (ca. 484-424). Hij laat dit woord gebruiken in een debat tussen drie Perzische kopstukken over de beste staatsvorm voor Perzië na de dood van usurpator Smerdis, in 521 v.Chr. Een van de drie, Otanes, houdt een pleidooi voor volksmacht: die voorkomt volgens hem de willekeur waartoe iedere monarch gedoemd is te vervallen. Zijn twee gesprekspartners, Megabyzos en Darius, schetsen in schrille kleuren de nadelen van de democratie. Darius trekt in dit debat aan het langste eind. De Perzen voerden de monarchie in en stelden Darius tot koning aan. De Perzen legden het vervolgens af tegen de vrije Grieken tijdens een botsing tussen Oost en West in de Perzische Oorlogen (499-449). De Griekse burgersoldaten die in de Slagen van Marathon (490) en Salamis (480) de Perzische numerieke overmacht versloegen, wisten waarvoor zij vochten: de polis was een zaak van 'wij' en niet van 'hij of zij daar aan de top'. Stinkende leerlooier In het debat over de beste staatsvorm gebruikt Herodotus niet het woord ‘demagoog’, maar heeft hij het over 'iemand die het volk voorstaat'. Wellicht had de schrijver daarbij Perikles in gedachten (ca. 470-429), die in Athenes grote tijd van jaar tot jaar gekozen werd tot commandant, stratègos. De tweede grote Griekse historicus, Thoukydides (ca. 455-400; Latijn: Thucydides), zegt over het regime van deze Perikles: 'In naam was er democratie, maar in feite een bewind door één man.' Hij noemt hem nergens dèmagogos (volksleider). Bij Thoukydides zijn Kleon (? -422) en Alkibiades (ca. 450-404) wel de gebeten hond. Tot dan toe had Athene zich gehouden aan Perikles’ strategie: het moest het niet laten aankomen op een veldslag met Sparta in de oorlog toen der tijd (431-404), want die zouden de Spartanen ongetwijfeld winnen. Maar Kleon en Alkibiades lieten deze ingehouden strategie varen en hitste het volk op om de oorlog agressiever te voeren.In zijn redes zoals Thoukydides die weergeeft, stelt Kleon zich op als de woordvoerder van de eenvoudige burger, die geen boodschap heeft aan de mooie praatjes van intellectuelen. Door deze volkse stijl van praten overtuigde hij het volk telkens weer, stelt Thoukydides met verachting vast. Domheid regeert Criticus van de democratie vragen zicht af hoe het mogelijk is dat zulke erkende onzin als democratie toch in Athene kan bestaan. Wint dan niet altijd de wijsheid van de elite? 'Het antwoord is dat het volk begrijpt dat de domheid en lage stand van die man in combinatie met zijn politiek standpunt voordeliger zijn dan de morele kwaliteiten en het inzicht van iemand van betere stand, die een politiek tegengestelde opvatting heeft.' zegt een anonieme schrijver in die tijd. Kleon blijkt wel een effectieve spreken te zijn geweest. De kunst van de overreding leerde de Griekse politicus van leraren in de welsprekendheid, die in die tijd met de algemene term voor deskundigen als sophistai werden betiteld. In de ogen van Plato (ca. 429-347) laten zij zich alleen leiden door het streven naar succes en malen niet om de waarheid. Hierdoor heeft het ‘sofisme’ definitief een negatieve betekenis gekregen. Schervengericht Pas omstreeks 1800 wordt Plato van zijn voetstuk gestoten. Dit gebeurde door Friedrich Nietzsche (1844-1900) en Karl Popper (1902-1994). Popper ontmaskert de cirkelredenering van Plato. Plato beweert dat de beste polis alleen kan ontstaan als de besten het voor het zeggen hebben. ‘Maar wie zijn de besten dan en wie maakt dat uit, Plato zeker!? Zulke lieden zijn gedoemd totalitaire heersers van ideale staten te worden.’ zegt Popper. Democratie is voor Popper een systeem dat voorkomt dat er rampen gebeuren als er bijgeval slechteriken aan de macht komen. In de Atheense democratie was het zo dat een gekozen leider die zich tot potentaat ontpopte, door middel van het zogeheten schervengericht aan de kant kon worden gezet. Bij deze stemprocedure schreven de kiezers de naam van een persoon op een stuk gebroken aardewerk. Kreeg iemand minimaal de helft van de uitgebrachte 'stemmen', dan werd die voor tien jaar verbannen. Zo kon de antieke democratie zichzelf vernieuwen. De ondergang van de Atheense democratie begon in 338, toen het Atheense polisleger het bij Chaironeia aflegde tegen Macedonië. Enige tijd later was Athene alleen nog in naam een democratie, maar in feite de heerschappij van een stel regenten. Het lijkt erop dat de Nederlandse democratie al na vier jaar de schok van Fortuyns populisme te boven is. Een snufje demagogie op z'n tijd is het zout voor de democratie. bron: Historisch Nieuwsblad