Amsterdam, 3 april 2014 Aan de leden van de vaste kamercommissie voor Veiligheid en Justitie van de Tweede Kamer der Staten Generaal Betreft: reactie Platform art 19 op Nationaal Actieplan Mensenrechten Geachte commissieleden, Ten behoeve van de behandeling van het nationaal Actieplan Mensenrechten in uw commissie op 10 april a.s., wil Platform Artikel 191, u een aantal opmerkingen in overweging geven. Allereerst zijn wij uiteraard verheugd dat dit actieplan er is. De Nederlandse regering heeft gehoor gegeven aan de aanbevelingen van onder meer het VN Mensenrechtencomité en andere organisaties om zo’n plan te maken, zoals die in de laatste UPR van Nederland in 2012 aan de orde kwamen. Op de officiële regeringsrapportage van de UPR is ten behoeve van de VN behandeling door veel nationale partijen commentaar geleverd op wat naar hun opinie nog ontbrekende schakels en achtergebleven punten in het Nederlandse mensenrechtenbeleid waren. Wij verwijzen hier met name naar het schaduwcommentaar van 25 NGO’s zoals verwoord in een document van het NJCM en het commentaar van de toenmalige Commissie Gelijke Behandeling, de Nationale Ombudsman en de Kinderombudsman, die wij als toetssteen van het Nederlandse mensenrechtenbeleid opvatten (NJCM (2011) , Dutch NGOs’ contribution to the second Universal Periodic Review of the Netherlands by the UN Human Rights Council; CGB, Nationale Ombudsman, Kinderombudsman (2012), UPR Submission The Netherlands) . Dan moeten we helaas constateren dat in dit Actieplan nogal wat punten uit beide commentaren niet of niet afdoende afgehandeld worden. We sluiten ons aan bij de voornaamste opmerkingen in beide rapportages, bv ten aanzien van de positie van asielzoekers in Nederland, de trage voortgang van de ratificatie door Nederland van verschillende mensenrechtenverdragen (p 19) en het niet willen ratificeren van het migrant worker verdrag; dit laatste komt in het Actieplan zelfs niet ter sprake. 1 Het Platform Artikel 19 is een samenwerkingsverband tussen de ANBO, Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, Ieder(In) Netwerk voor mensen met een beperking of chronische ziekte, Movisie, Radar. In het Platform Artikel 19 werken de organisaties samen om, ieder vanuit hun eigen deskundige invalshoek, gelijke behandeling en nondiscriminatie in Nederland te bevorderen. Mensenrechteneducatie Mensenrechteneducatie wordt terecht door het VN comité als een groot belang gezien. Jongeren krijgen regelmatig te maken met schelden en pesten op school, wat als een vorm van geweld gezien wordt onder de werking van artikel 19 IVRK (bescherming tegen kindermishandeling). Nederland is voor het niet naleven van de IVRK-verplichting voor mensenrechten- en kinderrechteneducatie al meerdere malen terecht gewezen. (zie recent bv Rossenberg, S. van (2013) LHBTI-kinderen in Nederland. Rapportage over de leefwereld en rechten van een vergeten groep kwetsbare kinderen COC Nederland.) Het College voor de Rechten van de Mens doet in haar jaarlijkse rapportage 2012 de aanbeveling aan Nederland om mensenrechten expliciet te benoemen in de kerndoelen voor het primair en voortgezet onderwijs. In het Actieplan staat dit “welwillend te bezien”, maar doet geen toezegging. De regering heeft blijkens het gestelde op p 14 en 15 een afweging gemaakt van de randvoorwaarden waaraan beperkingen van de mensenrechten moeten voldoen, en wel op basis van proportionaliteit en subsidiariteit. Tamelijk veel maatregelen van de rijksoverheid lijken echter op gespannen voet te staan met de mensenrechten, zonder dat duidelijk is of deze toetsing wel afdoende heeft plaatsgevonden. Te denken valt hierbij aan de bescherming van de privacy, en aan het grondrecht om niet per definitie als verdachte te worden bestempeld. De actiepunten n het Actieplan ter bescherming van de privacy (p35) zijn wel erg summier. Dit leidt tot de vraag in hoeverre het toetsingskader dat volgens de regering aanwezig is om naleving van de mensenrechten te garanderen, wel voldoende is. Het budget voor veel toetsingsorganen (waaronder de anti-discriminatiebureaus en het College voor de Rechten van de Mens) lijkt onder invloed van de crisis ernstig onder druk te staan, waardoor zij hun werk niet naar behoren kunnen uitoefenen.(Zie bv Partners en Pröpper 2012, Evaluatie van de Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen, 2012 p. 42, waarin aangegeven wordt dat niet alle gemeenten de volledig rijksbijdrage aan de ADV toekennen en de aanvullende budgetten onder druk staan door de bezuinigingen) Het College voor de Rechten van de Mens mag daarnaast individuele klachten over de mensenrechten niet in behandeling nemen. Dit wordt aan de rechter overgelaten (en hoewel de toegang tot het recht en de advocatuur wel besproken wordt in het Actieplan, zijn de leges verhoogd en is de vergoeding voor de sociale advocatuur dusdanig verlaagd, dat de mogelijkheid om een klacht in te dienen in de nabije toekomst alleen voor de rijkeren mogelijk lijkt. Hier ontstaat rechtsongelijkheid op basis van sociale omstandigheden). Op p 31 onder non discriminatie en gelijke behandeling hadden wij graag een verwijzing gezien naar de Richtlijn gelijke behandeling buiten de arbeid, waarvan het ontwerp al enige jaren onderwerp van onderhandelingen in de Europese Commissie is. Met het aantreden van de nieuwe regering in Duitsland is een grote belemmering voor aanname van deze voor de mensenrechten zo belangrijke Richtlijn verdwenen. De regering zou zich verder moeten inspannen voor aanname van deze Richtlijn. Er zullen vele positieve gevolgen zijn, bij voorbeeld voor ouderen die nog leeftijdsdiscriminatie ervaren bij financiële dienstverlening. Op p 23 bespeuren wij een onduidelijkheid omtrent de bevoegdheden van de Nationale Ombudsman versus de Kinderombudsman, die inmiddels deel uitmaakt van de Nationale Ombudsman. Want waar de Nationale Ombudsman alleen mag toetsen op naleving van grondrechten door bestuursorganen, mag de Kinderombudsman ook op organisaties toetsen. In het Actieplan staat op p 27 dat het kabinet met gemeenten gaat praten die nog geen anti-discriminatievoorziening hebben. Maar er wordt niet gezegd wat de mogelijkheden zijn om onwillige gemeenten te bewegen daar alsnog iets aan te doen; en evenmin wordt een voorstel gedaan om gemeenten te bewegen een gelijk bedrag per inwoner in deze voorziening te steken, zodat ook hier de thans bestaande rechtsongelijkheid opgeheven wordt. Lokaal en decentralisatie De Nederlandse samenleving staat voor ongekende veranderingen op lokaal terrein ten gevolge van de decentralisaties van de taken op de gebieden zorg- en welzijn. Het is onbekend op dit moment of ten gevolge van de decentralisaties niet een situatie gaat ontstaan waarin een aantal rechten van bv ouderen, jongeren en mensen met een beperking worden geschonden. Doordat gemeenten zelf bepalen wat zij vergoeden en wat niet, ontstaat ook hier rechtsongelijkheid tussen burgers, zowel naar woonplaats als naar sociaal-economische situatie. Door de bezuinigingen zijn er meer taken voor mantelzorgers en informele zorgverleners, terwijl dit nu al veel vaker vrouwen zijn. Uit internationaal onderzoek blijkt dat wanneer zorgtaken verschuiven van intramurale naar extramurale zorg het vooral (laagopgeleide) vrouwen zijn die deze onbetaalde werkzaamheden op zich nemen, waardoor zij aan economische zelfstandigheid verliezen. Het is niet wenselijk en tegenstrijdig met de beleidsmaatregelen zoals beschreven in de bijlage van Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013-2016: “inzetten op het verder versterken van de economische zelfstandigheid van vrouwen en het verhogen van de arbeidsparticipatie.” Platform Artikel 19 adviseert om te monitoren wat de effecten zijn van de decentralisaties zorg op de verhouding tussen zorgtaken en betaald werk voor mannen en vrouwen. Er is bovendien een ontwikkeling ingeslagen om verzekeraars een grote rol te geven bij het verstrekken van zorg en voorzieningen. Wat dat kan betekenen zien we bij voorbeeld op dit moment rond de situatie van transgenders. VU mc heeft de geslachtsveranderende behandelingen stopgezet omdat de verzekeraars volgens hen niet meer geld willen geven. Voor nieuwe gevallen is momenteel geen hulp, wat kan leiden tot een (nog) hoger aantal suïcides, en dit verzuim staat op gespannen voet met het grondwetsartikel over de onaantastbaarheid van het lichaam en het recht om een persoon te zijn. Arbeidsmarkt In alle rapporten en commentaren op het Nederlandse mensenrechtenbeleid komt discriminatie op de arbeidsmarkt, met name van vrouwen (o.a. zwangerschapsdiscriminatie), transgenders, minderheden en mensen met een beperking naar voren als een punt dat Nederland snel moet aanpakken. Het Actieplan komt echter niet verder dan de constatering op p. 32, dat er ”bezien wordt” of er “vervolgacties” nodig zijn. Daarnaast is het beter om onder discriminatie alle gronden expliciet te vermelden, in plaats van de selectie die er nu staat. Dus eveneens leeftijd en handicap. Discriminatie van zowel senioren als jongeren en mensen met een beperking op de arbeidsmarkt is zorgwekkend. Jeugdigen De mensenrechten van jeugdigen zijn niet voldoende gewaarborgd in Nederland. Wij denken daarbij onder meer aan de situatie van minderjarige asielzoekers, en aan de positie van jeugdigen in het strafrecht. Er zijn nog steeds minderjarige asielzoekers die in vreemdelingendetentie worden gehouden. Er verblijven daarnaast veel kinderen in Nederland die staatloos zijn of van wie de nationaliteit niet voldoende kan worden vastgesteld (in 2012 waren dat er resp 820 en 22.500). Op grond van het VN-Kinderrechtenverdrag zouden deze kinderen op hun 18e automatisch het nederlanderschap moeten worden toegekend, maar Nederland heeft er voor gekozen dat niet te doen en het in de praktijk vrijwel onmgelijk te maken. Regelmatig komt het voor dat 16 en 17 jarigen niet meer onder het jeugdstrafrecht vallen, wat in strijd is met het VN kinderrechtenverdrag.(Kinderrechtenmonitor 2013, Kinderombudsman 2013, pp 154-155; p 77) In de uitwerking van het onderwerp onderwijs wordt wel aandacht geschonken aan de positie van mensen die niet rechtmatig in Nederland verblijven en aan achterstandsleerlingen. De situatie van jongeren met beperkingen wordt echter niet beschreven. Het Platform Artikel 19 is graag bereid om nadere toelichting te geven. Hoogachtend, Namens het Platform Artikel 19 Cathérine bij de Vaate