MINIPROFIELWERKSTUK 5 VWO (Op de studiemiddagen van 9 en 16 december) gaan jullie werken aan een miniprofielwerkstuk voor de vakken scheikunde en biologie. Het is de bedoeling dat jullie leren om zelf een onderzoeksvraag (en eventueel deelvragen) op te stellen, vervolgens onderzoek te doen om antwoord te vinden op deze vraag en tenslotte dit alles in een verslag te zetten. Bij de beoordeling zal, naast het opstellen van de onderzoeksvraag en de verslaglegging, ook gelet worden op de praktische vaardigheden, zelfstandigheid en samenwerking (zie hieronder ook voor de beoordelingsnormen). Voor het mini-pws heb je de keuze uit vijf onderwerpen, het ene onderwerp is wat meer gesloten dan het andere (dat betekent dat voorgeschreven is wat je moet doen) en het ene onderwerp is wat moeilijker dan het andere. Bij alle onderwerpen staat aangegeven hoe open of gesloten het is en wat de moeilijkheidsgraad is. De vijf onderwerpen zijn: A bepaling van het zuurstofgehalte in water B onderzoek aan grond C bepaling van maagzuurbeperkende stoffen in Rennies D onderzoek aan het enzym peroxidase E onderzoek aan gist Hierbij hebben jullie op papier de vijf onderwerpen gekregen. Lees ze door en bepaal voor jezelf wat je het leukst lijkt om te doen. Het mini-pws doe je in groepjes van twee personen (drie personen is eventueel, na overleg met de docent, mogelijk). Beoordeling: de onderzoeksvraag met hypothese (1 punt) beschrijving van de werkwijze met meetmethode (1 punt) resultaten en verwerking van de resultaten (2 punten) conclusie en discussie (2 punten) praktische uitvoering van de experimenten (2 punten) samenwerking (1 punt) zelfstandigheid (1 punt) Deze beoordeling telt mee als P-opdracht voor biologie (behalve voor de leerlingen die geen biologie 2 hebben) en voor scheikunde. Het definitieve verslag moet uiterlijk ingeleverd worden op (vrijdag 14 januari om 16.00 uur.) MINIPROFIELWERKSTUK 5 VWO Onderwerp A: ONDERZOEK NAAR WATERKWALITEIT soort onderzoek: hangt van de keuze af (half open tot open) moeilijkheidsgraad: vrij moeilijk (vooral lastig rekenwerk) Inleiding Hoewel water maar één soort stof is, komen er op aarde verschillende soorten water voor: zeewater, rivierwater, drinkwater, afvalwater etc. Elke soort water wordt voor verschillende doelen gebruikt. Een goede kwaliteit van het water is voor de mens van levensbelang. Vandaar dat er veel onderzoek gedaan wordt aan de verschillende soorten water. Bij dit onderzoek ga je zelf de waterkwaliteit onderzoeken. Je mag zelf een keuze maken, maar hieronder zullen we één onderwerp verder uitwerken: onderzoek naar het zuurstofgehalte in water. Zuurstof is één van de belangrijkste stoffen op aarde voor verreweg het meeste leven. Het aantal organismen dat zonder zuurstof weet te overleven is beperkt. Zelfs de meeste dieren die in het water leven kunnen niet zonder zuurstof. Het zuurstofgehalte van water is dan ook een belangrijke indicator voor de waterkwaliteit. Er treedt vissterfte op als de zuurstofconcentratie lager is dan ca. 5 mg per liter. Het water gaat stinken door de anaërobe afbraakproducten (vetzuren, alcoholen, waterstofsulfide, etc.). Het zuurstofgehalte in water kan men laten stijgen door het water te beluchten (bijv. door middel van een watertrap), door het rioolwater dat in de rivier terecht komt te zuiveren of door de lozingen op de rivier te beperken. Lozingen die het zuurstofgehalte in water verlagen zijn bijvoorbeeld industriële lozingen van koelwater. Ook het water dat vanuit landbouwgronden via sloten in de Dommel terecht komt verlaagt het zuurstofgehalte. Dit wordt veroorzaakt door het in dit water aanwezige fosfaat en nitraat, afkomstig van de gebruikte kunstmest. Deze stoffen zorgen namelijk voor een overdadige algengroei waardoor na afsterving van deze planten een zuurstoftekort in het water ontstaat. Onderzoek Hieronder staan een aantal mogelijke onderzoeken die je kan doen als je het zuurstofgehalte in water wil gaan bepalen. Je mag ook een eigen onderzoek bedenken. Bedenk bij het opstellen van je onderzoek ook welk water je wilt gaan onderzoeken. Overigens mag je ook een ander wateronderzoek doen, maar dat moet je dan wel zelf bedenken (je mag natuurlijk wel overleggen met je docent) Laat je plan controleren door de docent voor je het gaat uitvoeren. Deelonderzoek 1 Onder andere de zuurstofconcentratie is bepalend voor het leven in water. Onderzoek wat de zuurstofconcentratie is in de verschillende waters in de omgeving en zoek uit of deze concentratie voldoende hoog is of juist onrustbarend laag. Deelonderzoek 2 De oplosbaarheid van zuurstof in water blijkt afhankelijk te zijn van, onder andere, de temperatuur. Onderzoek hoe de oplosbaarheid van zuurstof afhankelijk is van de temperatuur. Deelonderzoek 3 Eigen onderzoeksvraag Op internet zijn vele watersites te vinden. Hieronder enkele interessante sites: www.riza.nl www.waterland.net www.aqualarm.nl (op deze site kan je actuele gegevens over waterkwaliteit vinden) Bepaling zuurstofgehalte in water Je gaat hieronder een titratie uitvoeren. Het is handig om van tevoren §13.5 van chemie sk deel 2 een keer doorgelezen te hebben en met je docent besproken te hebben voor je de daadwerkelijke titratie gaat uitvoeren. - Doe in een erlenmeyer nauwkeurig afgemeten 200 mL water (je mag ervan uitgaan dat de dichtheid van het water 1 gram/mL is). Voeg aan deze monsteroplossing 2 mL mangaanchloride oplossing (25 massa-%) en 2 mL natronloog (25 massa-%). De volgende reacties vinden nu plaats: Mn2+ + 2 OH- Mn(OH)2 4 Mn(OH)2 + O2 4 MnO(OH) - + 2 H2 O Schud de monsteroplossing goed en laat de oplossing een paar minuten staan. Voeg nu 8 mL fosforzuuroplossing (40 massa-%) toe om een zuur milieu te creëren. Schud de oplossing weer en wacht weer enkele minuten. Voeg aan de oplossing een overmaat vast kaliumjodide (minimaal 0,2 g) toe. Het kaliumjodide zal oplossen en het jodide ion reageert in zuur milieu met MnO(OH): 2 MnO(OH) + 2 I- + 6 H+ Mn2+ + I2 + 4 H2O - Vul een buret met 0,01 M natriumthiosulfaatoplossing. Deze oplossing zal je eerst zelf moeten maken en de concentratie moet je nauwkeurig weten. Neem nu nauwkeurig 80 mL van de monsteroplossing en voeg hieraan een klein beetje zetmeeloplossing toe zodat de oplossing blauw gekleurd is. Druppel nu voorzichtig de natriumthiosulfaatoplossing erbij totdat de blauwe kleur precies verdwenen is. Lees af hoeveel mL van de natriumthiosulfaatoplossing je hebt toegevoegd. Bereken hieruit het zuurstofgehalte van de oplossing. Voer voor de nauwkeurigheid de titratie twee keer uit. MINIPROFIELWERKSTUK 5 VWO Onderwerp B: ONDERZOEK AAN GROND soort onderzoek: vrij gesloten moeilijkheidsgraad: sommige proefjes zijn makkelijk, een aantal zijn wat lastiger. Voor sommige onderdelen is de theorie van hoofdstuk 9 (chemie sk deel 1) nodig Inleiding De bovenste laag van de planeet aarde is de aardkorst. Deze korst bestond vele miljoenen jaren geleden uit harde rots. Door verwering van dit harde gesteente werd dit veranderd in kleinere delen. Deze kleinere delen kunnen door wind, water of ijs worden verplaatst. Hierdoor zijn nu grote delen van de aarde bedekt door los materiaal: grond. Je kunt zien dat grond uit verschillende vaste bestanddelen bestaat. Tussen de gronddeeltjes zitten ruimtes (“poriën”) . Deze poriën kunnen gevuld zijn met water of met lucht. De vochtigheid van de grond wordt hierdoor voor een groot deel bepaald. De vaste bestanddelen kunnen afkomstig zijn van het harde gesteente. Ze worden dan minerale bestanddelen genoemd. Het kunnen ook verteerde resten van planten of dieren zijn, meestal humus genoemd. De bovenste laag materiaal is natuurlijk van belang voor de groeiende plant. Hier “zitten” de stoffen die de plant nodig heeft. Die laag, 1 a 2 meter dik noemen we wel de bodem. De minerale bestanddelen die in de bodem voorkomen zijn afkomstig van het harde gesteente. Het zijn verbindingen waarin vooral de elementen silicium en zuurstof voorkomen, naast aluminium, calcium, magnesium, kalium en natrium. In humus (daarin bevinden zich voornamelijk de organische verbindingen) vinden we de noodzakelijke voedingsstoffen voor de planten, onder meer nitraat, fosfaat, sulfaat, carbonaat en ammoniumionen. Daarnaast heeft de grond een zekere zuurgraad afhankelijk van de samenstelling van de grond, de zuurgraad (pH) wordt bepaald door het aantal H+ (H3O+) ionen per liter water. Omdat ook een aantal H+ ionen geadsorbeerd zijn aan de grond zal voor de pH verschil uitmaken of je de grond eerst met een KCl-oplossing schudt of alleen met zuiver water. Onderzoek In dit onderzoek aan grond ga je bepalen wat het watergehalte van de grond bij de school is. Daarnaast bepaal je het organische stofgehalte, de zuurgraad, de bufferende capaciteit (met behulp van coach 5) en het ijzer(III) gehalte in de grond. Overigens mag je proefjes vervangen door een eigen onderzoek. Bespreek deze dan wel eerst met de docent. Voor het onderzoek heb je voldoende grond nodig (minimaal 1/2 kilo). Je mag zelf bepalen waar je de grond vandaan wilt halen. Bewaar de grond in een gesloten plastic zak om uitdrogen te voorkomen. Voer met de grond de onderstaande opdrachten uit. Maak zelf een planning wanneer wat gedaan moet worden. Opdrachten bij het grond onderzoek Opdracht A: Bepaling van het watergehalte in de grond Weeg nauwkeurig ongeveer 5 gram grond af en verdeel dit goed over een glazen petrischaaltje. Markeer het met je naam en zet het in een oven, gedurende 1 week bij 110o C . Weeg het weer bij kamertemperatuur. Opdracht B: Bepaling van het organische stofgehalte in grond Weeg 2 porties van circa 5 grond nauwkeurig af en voeg bij elke portie 5 ml 1,0 M HCl.. Als er geen gas meer ontwijkt als je nog wat HCl toevoegt spoel je beide mengsels met water. Giet het water af, zonder grond te verliezen en spoel nogmaals. Nadat de waterlaag weer afgegoten is worden beide porties van de overblijvende vaste stof gedurende een week gedroogd bij 110o C. De volgende week wordt het eerste portie gewogen. Het tweede portie wordt gewogen en overgebracht in een (vooraf gewogen) porseleinen kroes en met een brander uitgestookt. Weeg het tweede portie steeds na zo'n 10 minuten stoken (en afkoelen!!). Als de massa niet (nauwelijks) meer afneemt bepaal je de massa van de uitgestookte grond. Opdracht C: Bepaling van de pH van je grond. Maak een 1:1 slurrie van grond en water. Neem 50 gram grond en 50 gram water en meng deze. Meet vervolgens de pH met pH papier of pH meter. Vaak wordt ook de pH(KCl) bepaald van grond. Dit is de pH van een 1:1 slurrie van grond en een KCl-oplossing van 0,10 M. Bepaal ook de pH(KCl) van jullie grond. Verklaar optredende verschillen (lees de inleiding hiervoor nog een keer door). Opdracht D: Bepaling van het bufferend vermogen van grond Voer het experiment uit met behulp van coach 5. Het programma en het experiment staan op de computer in het beta-lab. Zie bijlage grond als buffer. Opdracht E: Bepaling van het ijzer(III)ionengehalte in de grond Voor het maken van de ijkreeks hebben we een oplossing nodig met [Fe3+] = 1ּ10-4 molּL-1. Maak in 9 identieke reageerbuizen de volgende oplossingen klaar: buisnr. ijzeropl (mL) 1 1,0 2 2,0 3 3,0 4 4,0 5 5,0 6 6,0 7 7,0 8 8,0 9 9,0 KSCN-opl (mL) 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 water (mL) 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 - [Fe3+] (molּL-1 Schud 20 gram grondmonster met 50 ml water gedurende ongeveer 1 minuut in een erlenmeyer. Door bezinken en/of filtreren moet je 10 ml van een zo helder mogelijke vloeistof krijgen. Doe 8,0 mL van de oplossing in een identieke reageerbuis als de ijkreeks. Voeg hieraan 1,0 mL 1M zoutzuur en 1,0 mL kaliumthiocyanaatoplossing, KSCN. Vergelijk de roodkleuring met de ijkreeks en bepaal hieruit het Fe3+-gehalte in de grond. MINIPROFIELWERKSTUK 5 VWO Onderwerp C: ONDERZOEK NAAR MAAGZUURBEPERKENDE STOFFEN soort onderzoek: gesloten moeilijkheidsgraad: niet zo moeilijk (wel wat lastig rekenwerk), maar je moet zelfstandig hoofdstuk 9 (van chemie sk deel 1) doornemen Inleiding Van alle geneesmiddelen die in Nederland geslikt worden staan de maagzuur beperkende stoffen met afstand op de eerste plaats. Rond de 650 miljoen gulden wordt er jaarlijks aan deze medicijnen besteed. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er regelmatig nieuwe producten bijkomen, zowel producten die via de drogist verkocht mogen worden als producten die alleen via de apotheker te krijgen zijn. Alle maagzuurbeperkende stoffen hebben tot doel te vermijden dat brandend maagzuur optreedt, een situatie waarbij het maagzuur in de slokdarm komt hetgeen een zeer pijnlijke affaire is. Dit wordt gedaan door de overdosis maagzuur die in de maag aanwezig is af te breken. Hiertoe zitten er in maagzuurbeperkende stoffen basische bestanddelen die reageren met het maagzuur. Op de bijsluiter van het geneesmiddel staat wat de samenstelling ervan is. Het doel van deze praktische opdracht is te onderzoeken of deze samenstelling correct is. Onderzoek Bij dit onderzoek ga je onderzoeken of de aangegeven hoeveelheid maagzuurbeperkende stof in een Rennie klopt. Daartoe moet je onderstaande stappen uitvoeren: - bepaal via de bijsluiter welke maagzuurbeperkende stof(fen) in een Rennie zitten en hoeveel hiervan in één tablet zit. - bereken het aantal mol zuur dat kan reageren met deze hoeveelheid maagzuurbeperkende stoffen. - Door het langzaam toevoegen van een hoeveelheid zuur met bekende concentratie kan de hoeveelheid maagzuurbeperkende stoffen met behulp van een titratie bepaald worden. Echter doordat de reactie van het tablet met het zuur niet zo snel gaat, wordt de titratie op een iets andere manier toegepast. We voegen een overmaat zuur toe dat alle maagzuurbeperkende stoffen daarmee zullen reageren tot zij op zijn. Vanwege de overmaat zuur is er dan nog steeds een hoeveelheid zuur over. Deze overmaat titreren we met een base totdat de oplossing pH neutraal is. - vermaal in een mortier een Rennie tablet - doe het poeder in een bekerglas en voeg hieraan ongeveer, maar wel nauwkeurig afgemeten!!, een drievoudige overmaat zoutzuur (bereken zelf hoeveel dit ongeveer zal zijn). - voeg enkele druppels van de indicator fenolftaleïen toe (zoek uit welke kleuromslag je kan verwachten). Waarom fenolftaleïen gebruikt wordt en niet broomthymolblauw hoef je nu nog niet te weten. titreer de oplossing met natronloog. Bepaal zelf de concentratie die het natronloog moet hebben, zodat je ongeveer 15 mL van het loog moet toevoegen om een kleuromslag te krijgen. - voer de proef nog twee keer uit. - bereken het gemiddelde aantal mol base en bereken hieruit of de samenstelling van de Rennie zoals op de bijsluiter staat correct is. Bij dit onderzoek hoort ook een stukje theorie. Zoek uit: - wat is brandend maagzuur. - wanneer ontstaat brandend maagzuur en wat gebeurt er dan precies. - andere informatie over maagzuur. MINIPROFIELWERKSTUK 5 VWO Onderwerp D: ONDERZOEK NAAR HET ENZYM PEROXIDASE soort onderzoek: open (je mag dus in grote mate zelf bepalen hoe je het onderzoek aanpakt) moeilijkheidsgraad: niet zo moeilijk Inleiding Enzymen zijn belangrijke stoffen omdat ze er voor zorgen dat bioprocessen met voldoende snelheid kunnen verlopen bij betrekkelijk lage temperaturen. Peroxidase is de naam voor het enzym dat de ontleding van waterstofperoxide (H2O2) in water en zuurstof versnelt. Waterstofperoxide is een zeer agressieve stof die sterk oxiderend werkt. Het ontstaat als bijproduct van de fotosynthese maar komt ook in dierlijk weefsel in tamelijk grote concentraties voor. Een reden voor de agressiviteit van het waterstofperoxide ligt in de zwakke O-O binding. Deze wordt gemakkelijk verbroken waarbij dan H-O. radicalen ontstaan. Deze radicalen zijn vermoedelijk één van de oorzaken van de veroudering van de cel. Des te korter stoffen als waterstofperoxide bestaan des te beter is dat; peroxidase zorgt daar voor. In de lever van de mens en verschillende dieren bevindt zich het peroxidase dat er voor zorgt dat er geen ophoping van waterstofperoxide ontstaat. In aardappelen komt het enzym peroxidase ook in grote hoeveelheden voor. Bij dit onderwerp voor het miniprofielwerkstuk wordt onderzoek gedaan aan het peroxidase in aardappelen. Onderzoeksgebieden Door verschillende deelonderzoeken uit te voeren proberen we gezamenlijk een beter beeld te krijgen van het enzym peroxidase. Kies als groepje van twee personen één van de deelonderzoeken uit en stel zelf een onderzoeksplan met onderzoeksvraag op. Laat dit plan controleren door de docent voor je het gaat uitvoeren. Deelonderzoek 1 Biokatalysatoren hebben in het algemeen een temperatuursoptimum. We onderzoeken de temperatuurafhankelijkheid van het enzym. Deelonderzoek 2 Waterstofperoxide kan de cel binnendringen. Is de mate van reageren evenredig met het beschikbare oppervlak? Deelonderzoek 3 Katalysatoren worden alleen gebruikt maar niet verbruikt. Hoe is het verband tussen de hoeveelheid enzym en de hoeveelheid waterstofperoxide die door het enzym per seconde kan worden omgezet? Deelonderzoek 4 Eigen onderzoeksvraag. Beschikbaar is: - 30% waterstofperoxide oplossing - 3 % waterstofperoxide oplossing - aardappelen - rasp - het gangbare glaswerk MINIPROFIELWERKSTUK 5 VWO Onderwerp E: ONDERZOEK AAN GIST soort onderzoek: open moeilijkheidsgraad: niet zo gemakkelijk Inleiding Gisten zijn eencellige micro-organismen met een grootte van circa 0,005-0,020 mm. Anders dan bacteriën hebben gistcellen hun DNA in de celkern opgeborgen; dat hebben zij gemeen met planten, dieren en mensen, waardoor zij ingedeeld zijn bij de eukaryote organismen. Al vele duizenden jaren spelen gisten een belangrijke rol in het leven van de mens. De oudst bekende vorm van gistgebruik is de spontane omzetting van granen in bier en van druiven in wijn. Daarnaast wordt gist al eeuwen ingezet voor het laten rijzen van brooddeeg; aanvankelijk werd hiervoor de gist gebruikt die overbleef na de biergisting, maar sinds het eind van de negentiende eeuw wordt bakkersgist in toenemende mate gekweekt. Gist wordt ook gegeten. Als vitaminesupplement zijn er gisttabletten en als broodbeleg is er gistpasta (marmiet) te koop. Gist in de vorm van gistextract wordt als hartige smaakstof toegevoegd aan veel voedingsmiddelen, vooral aan soepen en sauzen. Dankzij het onderzoek van Louis Pasteur (1822-1895) werd duidelijk dat tijdens de wijngisting een toename optrad van het gewicht van de gist die gekoppeld was aan een toename van de hoeveelheid geproduceerde koolstofdioxide. Hieruit concludeerde hij dat er een chemische omzetting plaats vond. Verder onderzoek toonde aan dat gistcellen verantwoordelijk zijn voor de omzetting van suikers in alcohol en koolstofdioxide. Tevens bleken extracten van gistcellen ook andere chemische reacties te katalyseren. De hiervoor verantwoordelijke stoffen werden enzymen genoemd, wat in het Grieks “in gist” betekent. Alle tot nu toe bekende gistsoorten zijn in staat om tenminste één suiker, bijvoorbeeld glucose of fructose, te gebruiken als enige bron van koolstof en energie. In aanwezigheid van zuurstof, dus bij de dissimilatie van de gist worden de suikers geheel omgezet in water en koolstofdioxide. Er wordt zoveel energie geproduceerd dat de gistcellen zich snel kunnen vermeerderen. Bij de alcoholische vergisting worden de gistcellen bij afwezigheid van zuurstof gedwongen om de suikers maar gedeeltelijk af te breken om in hun energiebehoefte te voorzien, dit levert echter veel minder energie op, als bijproducten ontstaan alcohol en CO2 Bij de biergisting moet eerst het zetmeel uit de granen omgezet worden in suikers voordat de alcoholvergisting kan beginnen. Brouwerijen houden hun speciale giststammen geheim, omdat deze voor de speciale smaakcomponenten in het bier zorgen, doordat er bij de vergisting ook kleine hoeveelheden van bijproducten ontstaan. Wil je alcoholvrij bier maken dan moet je het wort bij 1oC laten vergisten. Bij wilde gistingen, waarbij ook gisten uit de lucht meedoen, zoals bij het lambiekbier, ontstaan ook allerlei zuren, zoals appelzuur en melkzuur, die effect hebben op de smaak en misschien ook op de verdere vergisting. In de alternatieve voedingsmiddelenindustrie worden aan gist diverse gunstige eigenschappen toegedicht, zoals: rijk aan vitamine B-complex, goed voor een gave huid en glanzend haar. De gist moet echter altijd de maag passeren voordat de gunstige stoffen in het bloed kunnen worden opgenomen. Verliest gist dan niet zijn werking? Zou marmiet op het brood nog een gistende werking hebben, op het brood of in de maag? Kan je nog wel achter het stuur na het eten van een boterham met marmiet? Onderzoek De werking van gistcellen wordt beïnvloed door een aantal factoren (zie ook je biologie boek). Bij dit miniprofielwerkstuk ga je van één van deze factoren onderzoeken hoe de werking van gist daarvan afhangt. Je mag zelf bepalen welke. Ook de manier waarop je de werking van gist gaat meten mag je zelf bepalen. Hieronder staan een aantal mogelijkheden: - de toename van de concentratie alcohol (meting van de dichtheid) - de toename van de hoeveelheid gas (het gas opvangen, of met stijgende gistbolletjes of gistpapiertjes). - de toename van de temperatuur (met een temperatuursensor en coach5). Zie bijlage gistactiviteit. Formuleer een onderzoeksvraag en stel een onderzoeksplan op. Laat dit door je docent controleren. Na goedkeuring ga je je experiment uitvoeren.