Rapportage `Langer thuis, kwartaalmonitor extramuralisering lage

advertisement
Langer thuis
Kwartaalmonitor
extramuralisering lage ZZP’s
Eerste kwartaal 2013
Inhoudsopgave
Samenvatting ....................................................................................................................... 4
1
2
3
4
Onderzoeksopzet en begrippen....................................................................................... 6
1.1
Inleiding................................................................................................................... 6
1.2
Probleemstelling........................................................................................................ 6
1.3
Onderzoeksmethode .................................................................................................. 9
1.4
Cijferafronding in tabellen ........................................................................................ 10
1.5
Gebruikte concepten ................................................................................................ 10
Verpleging en verzorging.............................................................................................. 13
2.1
Casemix van intramurale instroom ............................................................................ 13
2.2
Zorgzwaarte van intramurale instroom....................................................................... 14
2.3
Substitutie door lichamelijk gehandicaptenzorg?.......................................................... 15
2.4
Extramurale instroom en doorstroom ......................................................................... 15
2.5
Extramurale instroom en doorstroom naar functiecombinatie ........................................ 18
2.6
Verhouding intramuraal versus extramuraal................................................................ 19
2.7
Conclusie................................................................................................................ 19
Geestelijke gezondheidszorg ........................................................................................ 21
3.1
Casemix van intramurale instroom ............................................................................ 21
3.2
Zorgzwaarte van intramurale instroom....................................................................... 24
3.3
Extramurale instroom en doorstroom ......................................................................... 26
3.4
Extramurale instroom en doorstroom naar functiecombinatie ........................................ 28
3.5
Verhouding intramuraal versus extramuraal................................................................ 28
3.6
Conclusie................................................................................................................ 29
Verstandelijk gehandicaptenzorg ................................................................................. 30
4.1
Casemix van intramurale instroom ............................................................................ 30
4.2
Zorgzwaarte van intramurale instroom....................................................................... 31
4.3
Extramurale instroom en doorstroom ......................................................................... 32
4.4
Extramurale instroom en doorstroom naar functiecombinatie ........................................ 34
4.5
Verhouding intramuraal versus extramuraal................................................................ 34
4.6
Conclusie................................................................................................................ 35
Bijlage 1: Berekening zorgzwaarte-index ........................................................................... 36
Bijlage 2: Lijst met afkortingen .......................................................................................... 43
Langer Thuis
3
Samenvatting
In deze rapportage worden de effecten van het extramuraliseringsbeleid in beeld gebracht. Daarbij
wordt onder meer gekeken of de intramurale instroom, de extramurale in- en doorstroom en de
verhouding tussen intramuraal en extramuraal veranderen in de periode na de invoering van de
beleidsmaatregelen ten opzichte van de periode ervoor. Deze samenvatting geeft per sector de
belangrijkste bevindingen van het onderzoek weer.
Sector Verpleging en Verzorging
De intramurale instroom van cliënten met de twee laagste ZZP’s VV01 en VV02 is sterk gedaald in het
eerste kwartaal 2013. Dit is conform verwachting en bedoeling. Zorgaanbieders hebben in beperkte
mate geanticipeerd op de extramuralisering van VV01 en VV02 door voor ingang van de
beleidsmaatregel hiervoor nog een indicatie aan te vragen. Er is aanwijzing voor een substitutieeffect: de instroom van intramurale cliënten met VV03 neemt toe. Dit is mogelijk een gevolg van het
feit dat cliënten geen aanspraak meer kunnen maken op VV01 of VV02. Deze substitutie zien we niet
voor VV04. Er zijn bovendien geen aanwijzingen voor een substitutie van de niet meer indiceerbare
ZZP’s VV01 en VV02 door de nog wel indiceerbare lagere ZZP’s voor LG. Ondanks dat de instroom in
de hogere ZZP’s is gestegen, is sprake van een lichte afname van de totale intramurale instroom in
het eerste kwartaal 2013 ten opzichte van het voorafgaande kwartaal.
Ondanks deze daling van de totale intramurale instroom, stijgt de totale zorgzwaarte ten opzichte van
het voorgaande kwartaal door een gelijktijdige stijging van de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt. De
zorgzwaarte van de instroom van de twee laagste ZZP’s voor VV daalt weliswaar flink als gevolg van
de extramuralisering van de lagere ZZP’s voor VV. Maar deze daling wordt overschaduwd door een
stijging van de zorgzwaarte van de instroom van de hogere ZZP’s.
Een verwacht effect van de afname van de intramurale instroom van in de twee laagste ZZP’s, is dat
de cliënten die hier voorheen aanspraak op zouden maken nu (langer) een beroep doen op
extramurale zorg. Dit effect lijkt zich inderdaad voor te doen. Het aantal extramuraal in- en
doorstromende cliënten met een dominante grondslag SOM of PG is ten opzichte van het kwartaal
voorafgaand aan de invoering van de beleidsmaatregelen (2012-Q4) toegenomen. Dit vertaalt zich
eveneens in een stijging van de zorgzwaarte van de extramurale in- en doorstroom. Ten opzichte van
het vierde kwartaal 2012 zijn binnen de sector V&V meer cliënten extramuraal in- en doorgestroomd.
Tegelijkertijd hebben zij gemiddeld zwaardere zorg geïndiceerd gekregen. De extramurale
zorgzwaarte is hierdoor sterker gestegen dan het aantal extramurale cliënten met een dominante
grondslag SOM of PG.
Het extramuraliseringsbeleid heeft geleid tot een verschuiving in de verhouding van het aantal
intramurale en extramurale cliënten in de sector V&V en in de verhouding tussen de intramurale en
extramurale zorgzwaarte. Het aandeel van de extramurale cliënten is in het eerste kwartaal 2013 met
één procentpunt toegenomen ten opzichte van het kwartaal voorafgaand aan de invoering van de
beleidsmaatregelen (2012-Q4). Dit geldt ook voor het aandeel van de totale extramurale
zorgzwaarte.
Sector Geestelijke Gezondheidszorg
Het extramuraliseringsbeleid heeft er toe geleid dat er in het eerste kwartaal 2013 vrijwel geen
intramurale instroom meer is van cliënten met de twee laagste ZZP’s voor GGZ-B (voortgezet Verblijf
in een psychiatrische instelling). Ook in 2012 was er al vrijwel geen instroom meer. Er is dus geen
aanwijzing dat zorgaanbieders hebben geanticipeerd op de extramuralisering van deze lagere ZZP’s.
De intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor GGZ03B of GGZ04B is in het eerste kwartaal
2013 niet gestegen; dus voor een substitutie-effect is evenmin aanwijzing. Door een toename van de
instroom in de hogere ZZP’s is per saldo sprake van een toename van de totale intramurale instroom.
Analoog aan de toename van de intramurale instroom in de hogere ZZP’s voor GGZ-B, is in het eerste
kwartaal 2013 ook hun totale zorgzwaarte toegenomen ten opzichte van het vierde kwartaal 2012. De
zorgzwaarte van de instroom van de twee laagste ZZP’s voor GGZ-B daalt tot nul, doordat er geen
instroom meer is. Deze daling wordt meer dan gecompenseerd door een stijging van de zorgzwaarte
van de instroom van de hogere ZZP’s. De ontwikkeling van de totale zorgzwaarte is sterker dan de
toename van het aantal cliënten door de toename van de gemiddelde zorgzwaarte.
Langer Thuis
4
Ook de intramurale instroom van cliënten met de twee laagste ZZP’s voor GGZ-C (beschermende
woonomgeving en toezicht) is in het eerste kwartaal 2013 sterk afgenomen. Ook hier zijn geen
aanwijzingen voor anticipatie- of substitutie-effecten. De instroom in de hogere ZZP’s GGZ-C is
eveneens gedaald, waardoor de totale intramurale instroom van cliënten afnam.
Voor de zorgzwaarte van de intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor GGZ-C zien we een
andere ontwikkeling. Ten opzichte van het eerste en vierde kwartaal 2013 is sprake van een daling
van niet alleen de twee laagste ZZP’s, maar ook van de hogere ZZP’s. Aangezien de gemiddelde
zorgzwaarte per cliënt vrijwel gelijk blijft, wordt deze verlaging verklaard door de afname van de
intramurale instroom.
Ook voor de GGZ-sector is een verwacht effect van de afname van de intramurale instroom in de
twee laagste ZZP’s, dat cliënten die hier voorheen aanspraak op zouden maken nu (langer) een
beroep doen op extramurale zorg. Dit effect lijkt zich echter niet voor te doen: er is geen sprake van
een relatieve toename van extramurale cliënten. Evenmin is er sprake van een relatieve toename van
hun totale zorgzwaarte, doordat de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt nagenoeg gelijk is gebleven.
Van een verschuiving in de verhouding van (de zorgzwaarte van) het aantal intramurale en
extramurale cliënten in de sector GGZ is hierdoor ook geen sprake.
Sector Gehandicaptenzorg
De intramurale instroom van cliënten met de twee laagste ZZP’s VG01 en VG02 is ten opzichte van
het eerste en vierde kwartaal 2012 sterk gedaald. Dit is een verwacht en bedoeld effect van het
extramuraliseringsbeleid. Er zijn geen aanwijzingen dat zorgaanbieders in het vierde kwartaal 2012
hebben geanticipeerd op de extramuralisering van VG01 en VG02. Ook voor een substitutie-effect is
geen aanwijzing. Dit zou tot uiting moeten komen in een stijging van de intramurale instroom van
cliënten met VG03 of VG04. Doordat de instroom in de hogere ZZP’s ook verminderde, daalt per saldo
in het eerste kwartaal 2013 de totale intramurale instroom fors ten opzichte van het vierde kwartaal
2012.
Analoog aan deze afname van de intramurale instroom is ook de totale zorgzwaarte afgenomen. Die
daalt iets minder sterk dan het aantal instromende cliënten door een lichte toename in de gemiddelde
zorgzwaarte per cliënt.
Een verwacht effect van de afname van de intramurale instroom van de twee laagste ZZP’s, is dat de
cliënten die hier voorheen aanspraak op zouden maken nu (langer) een beroep doen op extramurale
zorg. Voor dit effect is echter geen aanwijzing. Het aantal extramuraal in- en doorstromende cliënten
met een dominante grondslag VG blijft, vergeleken met het vierde kwartaal 2012, nagenoeg gelijk.
Analoog hieraan blijft de totale zorgzwaarte van de extramurale instroom en doorstroom van VGcliënten ook stabiel door gelijkblijvende gemiddelde zorgzwaarte per cliënt.
Het extramuraliseringsbeleid heeft geen duidelijk effect gehad op de verhouding van het aantal
intramurale en extramurale cliënten in de sector VG.
Langer Thuis
5
1
Onderzoeksopzet en begrippen
1.1 Inleiding
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) verandert de komende jaren ingrijpend. In het
Regeerakkoord van 2012 zijn beleidsmaatregelen nader uitgewerkt voor de hervorming van de
langdurige zorg. De AWBZ wordt gereduceerd tot een kern-AWBZ, waarin de nadruk ligt op zorg met
verblijf voor cliënten met een zware zorgbehoefte. Het grootste deel van de verantwoordelijkheid voor
het toekennen van de extramurale AWBZ-zorg, een deel van de intramurale GGZ (beschermende
woonomgeving en toezicht: ZZP’s GGZC) en de Jeugdzorg gaat naar de gemeenten. Dit op basis van
de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de nieuwe Jeugdwet. De verantwoordelijkheid voor
het toekennen van extramurale verpleging en de een deel van de intramurale GGZ (voortgezet
Verblijf in psychiatrische instelling: ZZP’s GGZ-B) gaat naar de zorgverzekeraars. Dit op basis van de
Zorgverzekeringswet (Zvw).
In de hervorming van de langdurige zorg die vanaf 2013 wordt ingezet, staat de bevordering van het
langer thuis wonen van cliënten centraal. Nieuwe cliënten krijgen in plaats van een indicatie voor een
licht zorgzwaartepakket (ZZP) een indicatie voor extramurale zorg (in functies en klassen). Deze
extramuraliseringsdoelstelling wordt volgens de Kamerbrief Hervorming Langdurige zorg1 als volgt
gefaseerd uitgevoerd:
•
Per 1 januari 2013: extramuralisering van ZZP’s VV01 en VV02 voor alle nieuwe cliënten en van
ZZP’s GGZ01, GGZ02, VG01 en VG02 voor nieuwe cliënten vanaf 23 jaar.
•
Per 1 januari 2014: extramuralisering van ZZP VV03 voor nieuwe cliënten.
•
Per 1 januari 2014 of 1 januari 2015 (nog onbepaald): extramuralisering van ZZP VG03 (naar
verwachting 50%), ZZP’s LG01, LG03, ZG01 (auditief en visueel) en VV04 (naar verwachting
50%) voor nieuwe cliënten.
•
ZZP GGZ 03 gaat per 1 januari 2015, inclusief wooncomponent, over naar Zvw en Wmo.
Het ministerie van VWS heeft het CIZ verzocht relevante beleidsinformatie te leveren over de
beleidsmaatregelen die betrekking hebben op de hervorming van de intramurale AWBZ-zorg. Daarom
worden twee rapportages ontwikkeld:
•
Kwartaalmonitor Intramurale Zorg (1 maal per 3 maanden);
•
Jaarrapportage intramurale zorg (1 maal per jaar) met ruimte voor verdieping en nadere
analyses.
1.2 Probleemstelling
Doelstelling
Het ministerie van VWS heeft een aantal beleidsmaatregelen ontwikkeld, waarin de
kabinetsvoornemens over de hervorming van de langdurige ondersteuning en zorg zijn uitgewerkt. Dit
onderzoek wil bedoelde, verwachte en onbedoelde effecten van deze beleidsmaatregelen, gericht op
het langer thuis blijven wonen, in kaart brengen. Indien op basis van dit onderzoek er aanwijzing is
voor onvoldoende of onbedoelde effecten, kan dit aanpassing van de beleidsmaatregelen betekenen.
Vraagstelling
De beleidsmaatregelen uit het Regeerakkoord van 2012 beogen vanaf 2013 een sterke afname van de
intramurale instroom van cliënten met intramuraal geïndiceerde zorgaanspraak voor de twee laagste
ZZP’s voor Verpleging en Verzorging (VV) en vanaf 23 jaar voor Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)
en Verstandelijk Gehandicaptenzorg (VG). Onder intramurale instroom verstaan we cliënten die op
peildatum 1 geen intramurale indicatie hebben (geen indicatie of een extramurale indicatie) en op
peildatum 2 wel. Zie Figuur 1.2.1.
1
Zie bijlage bij brief van Staatssecretaris van VWS, M.J. van Rijn, aan de Tweede kamer: Hervorming langdurige
zorg d.d. 25 april 2013 (kenmerk 114352-103091-LZ).
Langer Thuis
6
Peildatum 1
Peildatum 2
Instroom
Doorstroom continu
Doorstroom discontinu
Uitstroom
Figuur 1.2.1 Stroomschema van indicaties tussen twee peildata
Een toename van de geïndiceerde aanspraak op de overige ZZP’s kan een onbedoeld substitutie-effect
van dit beleid zijn. Indien dit effect zich voordoet, kan dit vooral een relatieve toename betreffen van
de intramurale instroom van cliënten met de resterende c.q. dan laagste ZZP’s 03 en 04 binnen
dezelfde ZZP-reeks. Een verschuiving van de niet meer indiceerbare ZZP’s VV01 en VV02 naar de nog
wel indiceerbare lage ZZP’s voor LG2 is echter ook mogelijk. Onderscheid tussen de grondslag SOM en
LG is namelijk niet altijd scherp te maken. Een afname van de instroom in de lagere ZZP’s en een
toename van de instroom in de resterende ZZP’s komt tot uitdrukking in de casemix binnen een ZZPreeks: de verdeling van cliënten over specifieke ZZP’s binnen een ZZP-reeks.
Mogelijk hebben zorgaanbieders in 2012 in het vooruitzicht van de aangekondigde beleidsmaatregelen
per 1-1-2013 geanticipeerd op de extramuralisering van de lage ZZP’s. Deze voorgenomen
beleidsmaatregelen maakten immers deel uit van het Regeerakkoord dat in oktober 2012 is gesloten.
Zorgaanbieders kunnen hierop geanticipeerd hebben door op de valreep nog de ZZP’s aan te vragen,
voordat dit in 2013 niet meer kon. Daarom vergelijken we behalve 2013-Q1 ook 2012-Q4 met 2012Q1. Dit geldt ook voor de overige onderzoeksvragen.
Het bovenstaande leidt tot de eerste onderzoeksvraag:
1. Verandering casemix van intramurale instroom?
In hoeverre is de casemix van de intramurale instroom in ZZP’s voor VV, GGZ, VG en LG in
het vierde kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013 veranderd ten opzichte van het eerste
kwartaal 2012?
In het verlengde hiervan kan dit substitutie-effect ook tot uitdrukking komen in verandering van de
zorgzwaarte. Zorgzwaarte is het product van omvang van de geïndiceerde zorgaanspraak (in
uren/dagdelen/dagen per week) en het zorgtarief (in euro’s per uur/dagdeel/dag). Om de totale
aanspraak op AWBZ-zorg weer te geven, is een zorgzwaarte-index ontwikkeld. Die laat per peildatum
zien wat de relatieve verandering is van de totale zorgzwaarte, afgezet tegen een ijkpunt3. Het
ijkpunt kent de waarde 100. Als de waarde van de index op een peildatum hoger is dan 100, is de
gemiddelde zorgomvang gestegen ten opzichte van het ijkpunt. Is de waarde van de index op een
peildatum lager dan 100, dan is de gemiddelde geïndiceerde zorgomvang gedaald ten opzichte van
het ijkpunt. Voor de zorgzwaarte-index op een peildatum wordt gebruik gemaakt van gewogen
tarieven, zoals door de NZa berekend. De wijze waarop de zorgzwaarte-index is berekend, wordt
toegelicht in bijlage 1.
2
Het betreft dan naar verwachting vooral LG01 en LG03.
3
De extramurale functies PV, VP, BGI worden in uren per week geïndiceerd. De extramurale functies BGG en BHG
worden in dagdelen per week geïndiceerd (1 dagdeel komt overeen met 4 uur). De extramurale functie KVB wordt
in dagen per week geïndiceerd, evenals alle ZZP’s.
Langer Thuis
7
De sterke afname van de lagere ZZP’s kan dus leiden tot een toename in de geïndiceerde aanspraak
op de overige ZZP’s. Dit leidt meestal ook tot een toename in totale zorgzwaarte van de hogere
ZZP’s. De mate waarin dit gebeurt is – behalve van de toename van het aantal intramuraal
instromende cliënten - ook afhankelijk de ontwikkeling van de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt. Het
is daarom relevant om de ontwikkeling in beeld te brengen van de totale en gemiddelde zorgzwaarte
van de intramurale instroom in de periode na de invoering van de beleidsmaatregelen ten opzichte
van de periode ervoor. Dit leidt tot de tweede onderzoeksvraag:
2. Verandering zorgzwaarte van intramurale instroom?
In hoeverre verschilt voor de intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor
respectievelijk V&V, GGZ, VG en LG de totale en gemiddelde zorgzwaarte in het vierde
kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013 van de totale en gemiddelde zorgzwaarte in het
eerste kwartaal 2012? (ZZP’s gecategoriseerd in ZZP 01+02 resp. ZZP 03 en hoger)
Een verwacht effect van de beleidsmaatregelen uit het Regeerakkoord, is dat cliënten die vóór de
ingang van deze beleidsmaatregelen zouden zijn ingestroomd in de laagste ZZP’s voor V&V, GGZ en
VG, nu daarvan extramuraal instromen of extramuraal doorstromen. De extramurale doorstromers
betreft cliënten die reeds aanspraak maakten op extramurale zorg en hier nu langer een beroep op
doen omdat instroom in de lage ZZP’s niet meer mogelijk is. De extramurale instroom betreft cliënten
die nog geen aanspraak maakten op AWBZ-zorg en niet meer direct in de lage ZZP’s kunnen
instromen. (In het algemeen ontvangen cliënten eerst extramurale zorg voordat zij instromen in
intramurale zorg).
Een afname van de intramurale instroom voor ZZP’s V&V kan een toename van de extramurale
instroom en extramurale doorstroom van cliënten met dominante grondslag SOM of PG tot gevolg
hebben. Zo kan een lagere intramurale instroom voor ZZP’s GGZ en VG leiden tot een toename van
de extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante grondslag PSY, respectievelijk
VG.
Onder extramurale instroom verstaan we cliënten die op peildatum 1 geen extramurale indicatie
hebben (d.w.z. helemaal geen indicatie of een intramurale indicatie) en op peildatum 2 wel. Onder
extramurale doorstroom verstaan we cliënten die zowel op peildatum 1 als op peildatum 2 een
extramurale indicatie hebben. De som van de extramurale instroom en doorstroom is gelijk aan het
aantal extramurale cliënten op peildatum 2. Zie Figuur 1.2.1.
Indien het op beide peildata dezelfde indicatie betreft, is er sprake van continue doorstroom; bij een
tussentijdse herindicatie, spreken we van discontinue doorstroom. Beide vormen van doorstroom zijn
hier relevant. Een toename van de continue doorstroom zou toegeschreven kunnen worden aan
cliënten die vanwege het gewijzigde beleid hun extramurale indicatie behouden in plaats van door te
stromen naar een laag ZZP. Een toename van de discontinue doorstroom zou toegeschreven kunnen
worden aan cliënten die vanwege het gewijzigde beleid een extramurale herindicatie krijgen in plaats
van door te stromen naar een laag ZZP.
Om een specifiek beeld te krijgen welke cliënten en extramurale zorgaanspraak het betreft, wordt de
extramurale instroom en doorstroom nader uitgesplitst naar dominante grondslagen en
functiecombinaties.
Dit leidt tot de derde onderzoeksvraag:
3. Verandering extramurale instroom en doorstroom?
In hoeverre is de extramurale in- en doorstroom van cliënten in het vierde kwartaal 2012 en
het eerste kwartaal 2013 veranderd ten opzichte van het eerste kwartaal 2012?
a. Uitgesplitst naar dominante grondslag SOM, PG, PSY en VG;
b. Uitgesplitst naar functiecombinaties.
Een toename van de extramurale in- en doorstroom leidt naar verwachting tot een toename van de
totale zorgzwaarte van de extramurale in- en doorstroom; deze is gelijk aan de totale extramurale
zorgzwaarte op de tweede peildatum. Deze totale extramurale zorgzwaarte is – behalve van het
aantal extramurale cliënten - ook afhankelijk van de gemiddelde extramurale zorgzwaarte per cliënt.
Langer Thuis
8
(De totale zorgzwaarte is immers de som van de zorgzwaarte van alle afzonderlijke cliënten). Het is
daarom interessant om te kijken in welke mate de totale zorgzwaarte van de extramurale in- en
doorstroom verandert in de periode na de invoering van de beleidsmaatregelen ten opzichte van de
periode ervoor. Dit leidt tot de vierde onderzoeksvraag:
4. Verandering zorgzwaarte van extramurale instroom en doorstroom?
In hoeverre verschilt voor de extramurale instroom en doorstroom van cliënten met de
dominante grondslagen SOM, PG, PSY en VG de totale en gemiddelde zorgzwaarte in het
vierde kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013 ten opzichte van het eerste kwartaal
2012?
Effectieve realisering van het extramuraliseringsbeleid leidt naar verwachting ook tot een verschuiving
van de verhouding van het aantal intramurale en extramurale cliënten. Indien in 2013-Q1 de
intramurale instroom afneemt en de extramurale in- en doorstroom toeneemt, dan komt dit tot
uitdrukking in de verhouding van het aantal intramurale en extramurale cliënten.
Dit leidt tot de vijfde onderzoeksvraag:
5. Verschuiving verhouding aantal intramurale en extramurale cliënten?
In hoeverre verschilt de verhouding van het aantal intramurale cliënten en het aantal
extramurale cliënten voor V&V, GGZ en VG in het vierde kwartaal 2012 en het eerste
kwartaal 2013 ten opzichte van het eerste kwartaal 2012?
Effectieve realisatie van het extramuraliseringsbeleid moet ook blijken uit een verschuiving van de
verhouding tussen de totale intramurale zorgzwaarte en de totale extramurale zorgzwaarte van
cliënten. Indien in 2013-Q1 de totale intramurale zorgzwaarte afneemt en de totale extramurale
zorgzwaarte toeneemt, dan komt dit tot uitdrukking in de verhouding tussen beide.
Dit leidt tot de zesde onderzoeksvraag:
6. Verschuiving verhouding totale intramurale zorgzwaarte en totale extramurale
zorgzwaarte?
In hoeverre verschilt de verhouding van de totale intramurale zorgzwaarte en de totale
extramurale zorgzwaarte voor V&V, GGZ en VG in het vierde kwartaal 2012 en het eerste
kwartaal 2013 ten opzichte van het eerste kwartaal 2012?
1.3 Onderzoeksmethode
In de vraagstelling gaat het om het in beeld brengen van mogelijke effecten van het
extramuraliseringsbeleid. In hoeverre verandert de intramurale instroom en de zorgzwaarte hiervan in
de periode na de invoering van de beleidsmaatregelen ten opzichte van de periode ervoor? In
hoeverre verandert de extramurale in- en doorstroom en de verhouding tussen het aantal
extramurale en intramurale cliënten in de periode na de invoering van de beleidsmaatregelen ten
opzichte van de periode ervoor? Deze mogelijke effecten worden aan de hand van tabellen in beeld
gebracht. Het kwartaal na de invoering van de beleidmaatregelen (eerste kwartaal 2013) en het
kwartaal voor de invoering van de beleidsmaatregelen (vierde kwartaal 2012) wordt steeds
vergeleken met het eerste kwartaal 2012. Veranderingen in 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q1
duiden op effecten van de beleidsmaatregel gericht op extramuralisering. Veranderingen in 2012-Q4
ten opzichte van 2012-Q1 kunnen duiden op anticiperend gedrag van zorgaanbieders.
Langer Thuis
9
1.4 Cijferafronding in tabellen
De inhoud van de rapportage is privacygevoelig. Om de privacy van cliënten te waarborgen, worden
in de tabellen alleen absolute waarden vanaf de waarde vijf getoond. Verder worden alle aantallen in
de rapportage afgerond op vijf.
Deze maatregelen kunnen ertoe leiden, dat de optelling van het aantal cliënten in een tabel niet
overeenkomt met de randtotalen van deze tabel.
1.5 Gebruikte concepten
Definiëring van instroom, doorstroom en uitstroom
Onder instroom van cliënten op een bepaalde peildatum worden die cliënten verstaan die op deze
peildatum een bepaalde geldige indicatie hebben voor AWBZ-zorg, maar op de voorafgaande
peildatum nog niet. Onder de doorstroom van cliënten op een bepaalde peildatum worden die cliënten
gerekend die zowel op deze als de voorafgaande peildatum een geldige indicatie hebben voor AWBZzorg. Onder uitstroom van cliënten op een bepaalde peildatum vallen die cliënten die op deze
peildatum geen aanspraak meer hebben op AWBZ-zorg, maar op de voorafgaande peildatum nog wel.
Cliënten die tussen twee peildata instromen en ook weer uitstromen (de tussenstroom), blijven
buiten beschouwing. Deze tussenstroom is van beperkte omvang indien de twee peildata een kwartaal
begrenzen; de meeste indicaties hebben immers een langere geldigheidsduur dan een kwartaal.
Definiëring van kwartalen
In deze rapportage wordt gebruik gemaakt van de volgende kwartaalaanduidingen:
•
2012-Q1. Hier wordt het eerste kwartaal 2012 mee aangeduid. Dit is de periode tussen de
peildata 1 januari 2012 en 1 april 2012.
•
2012-Q4. Hier wordt het vierde kwartaal 2012 mee aangeduid. Dit is de periode tussen de
peildata 1 oktober 2012 en 1 januari 2013.
•
2013-Q1. Hier wordt het eerste kwartaal 2013 mee aangeduid. Dit is de periode tussen de
peildata 1 januari 2013 en 1 april 2013.
Extramuraal en intramuraal
Er wordt binnen de AWBZ onderscheid gemaakt tussen extramurale en intramurale zorg. Het CIZ
spreekt over extramurale zorg, als de cliënt een indicatiebesluit heeft zonder verblijf. Indien een cliënt
voor drie etmalen of minder per week Verblijf heeft (Kortdurend Verblijf), dan is echter ook sprake
van extramurale zorg. Worden meer dan drie etmalen zorg met Verblijf geïndiceerd, dan spreken we
van een intramuraal besluit. Intramurale zorg wordt geïndiceerd als de zorgvraag noodzakelijkerwijs
gepaard gaat met een beschermende woonomgeving, therapeutisch leefklimaat of permanent
toezicht. Het CIZ indiceert extramurale zorg in zorgfuncties en intramurale zorg in
zorgzwaartepakketten (ZZP’s).
Het CIZ deelt de cliëntpopulatie in op basis van de zorg die is toegekend in het indicatiebesluit. Het is
mogelijk dat de cliënt uiteindelijk de zorg in een andere setting consumeert; een indicatie voor
intramurale zorg kan als extramurale zorg worden verzilverd.
Zorgzwaartepakketten en intramurale sectoren
Intramurale zorg wordt sinds 1 juli 2007 geïndiceerd in zorgzwaartepakketten (ZZP’s). Een ZZP is een
omschrijving van samenhangende zorg die naar aard, inhoud en omvang bij een cliëntprofiel past
(regeling zorgaanspraken AWBZ). Er zijn ZZP’s voor specifieke settings. Dit worden ook wel de ZZPreeksen genoemd. De reeksen zijn:
Verpleging en Verzorging (V&V);
Verstandelijk Gehandicapt (VG);
Licht Verstandelijk Gehandicapt (LVG);
Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapt (SGLVG);
Langer Thuis
10
Lichamelijk Gehandicapt (LG);
Zintuiglijk Gehandicapt Auditief (ZGaud) en Visueel (ZGvis);
Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ): GGZ-B (verblijf vanwege behandeling) en GGZ-C
(verblijf vanwege noodzaak beschermende woonomgeving).
Zowel de indicaties in zorgzwaartepakketten als in combinaties van functies worden samengevat in
drie zorgsectoren:
Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ);
Gehandicaptenzorg (GZ);
Verpleging en Verzorging (V&V).
De ZZP’s VG, LVG, SGLVG, ZG en LG vallen onder de sector Gehandicaptenzorg (GZ).
Extramurale zorgfuncties en functiecombinaties
De extramurale AWBZ-zorg is ingedeeld in zorgfuncties, te weten:
Persoonlijke Verzorging (PV);
Verpleging (VP);
Begeleiding Individueel (BGI) en Begeleiding Groep (BGG);
Behandeling (BH)4;
Kortdurend Verblijf (KVB).
Sommige cliënten hebben een indicatie voor een enkele functie. Vaak echter hebben cliënten
meerdere functies geïndiceerd gekregen. Omdat bepaalde combinaties van functies veel voorkomen,
kunnen verschillende functiecategorieën worden geformuleerd. De categorieën lopen min of meer op
in zorgzwaarte. Bovendien sluiten de categorieën elkaar uit. Dit betekent dat iedere cliënt in slechts
één van de categorieën kan worden ingedeeld.
De extramurale zorg is ingedeeld in de volgende functiecombinaties:
4
Functie categorie
Functies in het indicatiebesluit
PV-sec
Alleen Persoonlijke Verzorging
VP-sec
Alleen Verpleging
PV + VP
Persoonlijke Verzorging en Verpleging, geen andere functies
BH (+ PV/VP)
Behandeling alleen, of in combinatie met Persoonlijke Verzorging en/of Verpleging
BGI-sec
Alleen Begeleiding Individueel
BGI + PV/VP/BH
Begeleiding Individueel in combinatie met een of meer van de functies Persoonlijke
Verzorging, Verpleging, en Behandeling
BGG-sec
Alleen Begeleiding Groep
BGG + PV/VP/BH
Begeleiding Groep in combinatie met een of meer van de functies Persoonlijke
Verzorging, Verpleging en Behandeling
BGI + BGG
Begeleiding Individueel en Begeleiding Groep, geen andere functies
BGI + BGG +
PV/VP/BH
Begeleiding Individueel en Begeleiding Groep, in combinatie met een of meer van de
functies Persoonlijke Verzorging, Verpleging en Behandeling
KVB + PV/VP/BH/BG
Kortdurend Verblijf (maximaal drie etmalen per week) in combinatie met een of meer
van de functies Persoonlijke Verzorging, Verpleging, Behandeling, Begeleiding
Individueel en Begeleiding Groep
Behandeling kan sinds 1-12011 Behandeling Individueel (BHI) of Behandeling Groep (BHG) betreffen.
Langer Thuis
11
Grondslag
Een cliënt kan alleen aanspraak maken op AWBZ-zorg, als voor hem of haar een grondslag kan
worden vastgesteld. Een grondslag is een aandoening, beperking of handicap waardoor de verzekerde
kan zijn aangewezen op zorg. Er zijn zes grondslagen:
Somatische aandoening/ziekte (SOM);
Psychogeriatrische aandoening/ziekte (PG);
Psychiatrische aandoening/ziekte (PSY);
Lichamelijke handicap (LG);
Verstandelijke handicap (VG);
Zintuiglijke handicap (ZG).
Dominante grondslag
Voor iedere cliënt kunnen meerdere grondslagen worden geregistreerd, bijvoorbeeld als iemand zowel
een somatische als een psychiatrische aandoening heeft. Eén hiervan wordt aangewezen als de
dominante grondslag. Deze wordt vastgesteld op grond van de zwaarstwegende beperkingen. Als het
bijvoorbeeld vooral de psychiatrische aandoening is die tot aanspraak op AWBZ-zorg leidt, dan wordt
‘PSY’ de dominante grondslag.
Langer Thuis
12
2
Verpleging en verzorging
2.1 Casemix van intramurale instroom
Zoals verwacht en bedoeld is de intramurale instroom van cliënten met de twee laagste ZZP’s VV01
en VV02 sterk gedaald in 2013-Q15 (Tabel 2.1.1). De daling van VV01 en VV02 is tussen 2012-Q1 en
2012-Q4 aanzienlijk minder sterk dan tussen 2012-Q4 en 2013-Q1; dit is een aanwijzing dat
zorgaanbieders in beperkte mate hebben geanticipeerd op de extramuralisering van VV01 en VV02
(Figuur 2.1.1).
De daling van de instroom van cliënten met VV03 in 2012 buigt om in een lichte stijging in 2013-Q1.
Dit is een aanwijzing voor een mogelijk substitutie-effect: cliënten die geen aanspraak meer kunnen
maken op VV01 of VV02, krijgen nu VV03. Deze substitutie zien we niet voor VV04. Tegelijkertijd valt
de toename op van de instroom van cliënten met de ZZP’S VV06 (en in mindere mate VV05) in 2013Q1 ten opzichte van 2012-Q4. Deze sterke toename van de instroom in VV06 kan een substitutie zijn
van ZZP VV09a; deze is per 1-1-2013 overgeheveld naar de Zvw.
De totale intramurale instroom is in 2012 gedaald met 9%. Vervolgens is deze instroom in 2013-Q1
ten opzichte van 2012-Q4 verder gedaald met 2%.
Tabel 2.1.1 Casemix van intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor VV6 in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013Q1: aantallen en index hiervan (2012-Q1=100).
Aantallen cliënten
Index aantal cliënten
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
VV01
385
480
5
100
125
2
VV02
1.785
1.355
35
100
76
2
VV 01+02
2.170
1.840
40
100
85
2
VV03
4.070
3.570
3.670
100
88
90
VV04
2.845
2.500
2.385
100
88
84
VV05
3.240
3.020
3.625
100
93
112
VV06
1.380
1.540
2.360
100
112
171
VV07
285
285
370
100
100
130
VV08
120
85
125
100
68
102
VV10
390
395
380
100
102
98
VV 03 t/m 10
12.325
11.395
12.910
100
92
105
Totaal
14.500
13.230
12.950
100
91
89
VV09a
10.015
7.965
0
100
80
0
VV09b
750
435
400
100
58
53
In figuur 2.1.1 zien we dat de intramurale instroom voor de ZPP’s VV02 t/m VV06 is gedaald in 2012Q2 en voor VV02 en VV03 ook nog in 2012-Q3. In 2012-Q4 stijgt de instroom van deze ZZP’s weer
enigszins. De intramurale instroom is het grootst voor VV03 en VV05.
5
De intramurale instroom van cliënten met ZZP’s VV01 of VV02 in 2013-Q1 betreffen indicaties die nog vóór 1-1-2013 zijn
aangevraagd maar waarvan de geldigheid pas ná 1-1-2013 is ingegaan.
6
De ZZP’s VV09a+b (revalidatiezorg) worden buiten de totalen gehouden omdat - in afwijking van andere ZZP’s VV – deze ZZP’s
een relatief hoge instroom kennen vanwege hun relatief korte duur. Bovendien speelt hier een ander beleidseffect. In het verleden
kregen alle cliënten die aanspraak maakten op een vorm van revalidatiezorg een ZZP VV09. VV09 kan sinds 1 januari 2012 niet
meer worden geïndiceerd, maar behield wel recht tot en met uiterlijk 31 december 2012 - daarna niet meer. Per 1 januari 2012
wordt er in de indicatiestelling onderscheid gemaakt tussen VV09a en VV09b. VV09a betreft geriatrische revalidatiezorg en is
bedoeld voor cliënten die naar verwachting na de revalidatiezorg terugkeren naar huis of verzorgingshuis. VV09a is per 1-1-2013
overgeheveld naar de Zvw en was dus alleen geldig in 2012.
Langer Thuis
13
Figuur 2.1.1Ontwikkeling intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor VV tussen het eerste kwartaal
2012 en het eerste kwartaal 2013
Intramurale instroom ZZP's VV
4.500
VV03
Aantal instromende intramurale cliënten
4.000
3.500
VV05
3.000
VV04
2.500
2.000
VV02
1.500
VV06
1.000
500
VV01 VV10
VV07
0
VV08
2012-Q1
2012-Q2
2012-Q3
2012-Q4
2013-Q1
2.2 Zorgzwaarte van intramurale instroom
Ondanks een lichte daling van het totaal aantal intramuraal instromende V&V-cliënten in 2013-Q3 ten
opzichte van 2012-Q4 (Tabel 2.1.1) stijgt de zorgzwaarte van de totale intramurale V&V-instroom
(Tabel 2.2.1). Dit hangt samen een stijging van de gemiddelde zorgzwaarte per instromende cliënt
(Tabel 2.2.2). Kortom, minder instromende cliënten in een ZZP VV hebben in 2013-Q1 ten opzichte
van 2012-Q4 gemiddeld zwaardere zorg geïndiceerd gekregen, uitmondend in een toename van
zorgzwaarte voor alle intramuraal instromende V&V-cliënten.
Tabel 2.2.1 Index van totale zorgzwaarte van instromende cliënten met een ZZP voor V&V in 2012-Q1, 2012-Q4
en 2013-Q1 (2012-Q1=100)
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
VV01+02
100
83
2
VV03 t/m VV10 (excl. VV09a+b)
100
94
109
Totaal
100
93
100
Tabel 2.2.2 Index van gemiddelde zorgzwaarte per intramuraal instromende cliënt met een ZZP voor V&V in
2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1 (2012-Q1=100)
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
VV01+02
100
98
101
VV03 t/m VV10 (excl. VV09a+b))
100
101
104
Totaal
100
102
111
In de vorige paragraaf zagen we dat de gezamenlijke instroom van de hogere ZZP’s voor V&V - na
een daling in 2012 - in 2013-Q1 weer is gestegen ten opzichte van 2012-Q4 (Tabel 2.1.1). De
ontwikkeling van de totale zorgzwaarte verloopt analoog: na een daling volgt een stijging (Tabel
2.2.1). De totale zorgzwaarte is in 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q4 echter sterker gestegen dan
het aantal intramuraal instromende cliënten. Dit is verklaarbaar door een gelijktijdige stijging van de
gemiddelde zorgzwaarte per cliënt (Figuur 2.2.1).
Langer Thuis
14
Figuur 2.2.1 Ontwikkeling van de instroom van ZZP’s VV03 t/m VV10 (exclusief VV09) in 2012-Q1, 2012-Q4 en
2013-Q1: indexen van aantal cliënten en hun totale en gemiddelde zorgzwaarte (2012-Q1=100)
120
109
105
100
100
100
100
92
94
inde x a a nta l clië nte n
inde x to ta le zo rgzw a a rte
104
101
80
60
40
20
0
2012-Q 1
2.3
2012-Q 4
inde x ge midde lde zo rgzw aa rte
2013-Q1
Substitutie door lichamelijk gehandicaptenzorg?
Zoals eerder gesteld willen we nagaan of een verschuiving plaatsvindt van de niet meer indiceerbare
ZZP’s VV 01 en 02 naar de nog wel indiceerbare lage ZZP’s LG. Hier is geen aanwijzing voor: Tabel
2.3.1 laat in het eerste kwartaal 2013 een lagere instroom van cliënten met lagere ZZP’s voor LG zien
in vergelijking met het eerste kwartaal 2012.7
Tabel 2.3.1 Casemix van intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor LG in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013Q1: aantallen en index hiervan (2012-Q1=100).
Aantallen cliënten
Index aantal cliënten
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
LG01
10
20
10
100
164
82
LG02
85
65
50
100
73
56
Subtotaal LG01+02
95
80
55
100
84
59
LG03
85
65
55
100
75
62
LG04
115
140
135
100
124
119
LG05
45
35
30
100
74
64
LG06
115
100
95
100
85
79
LG07
15
15
20
100
107
147
Subtotaal LG03-07
380
355
335
100
94
88
Totaal
475
435
390
100
92
82
2.4 Extramurale instroom en doorstroom
Een verwacht effect van de afname van de intramurale instroom in de twee laagste ZZP’s, is dat de
cliënten die hier voorheen aanspraak op zouden hebben gemaakt nu in plaats daarvan (langer) een
beroep doen op extramurale zorg. We gaan na of dit het geval is aan de hand van het aantal
7
Door afronding van de aantallen op vijftallen stemmen de percentages (die zijn gebaseerd op de niet afgeronde
cijfers) hier niet mee overeen.
Langer Thuis
15
instromende en doorstromende cliënten en hun totale en gemiddelde zorgzwaarte. Bovendien
bekijken we om welke functiecombinaties het dan gaat.
In 2013-Q1 neemt het aantal extramuraal in- en doorstromende cliënten met een dominante
grondslag SOM of PG toe ten opzichte van het kwartaal voorafgaand aan de invoering van de
beleidsmaatregelen (2012-Q4) (Tabel 2.4.1 en Figuur 2.4.1). Deze toename van 2% in 2013-Q1 ten
opzichte van 2012-Q4 is relatief sterker in vergelijking met de toename van 2% in 2012-Q4 ten
opzichte van 2012-Q1. Dit omdat deze periode drie keer zo lang is. Dit is een aanwijzing dat het
verwachte effect inderdaad optreedt: de afname van de intramurale in- en doorstroom van cliënten
met de twee laagste ZZP’s VV gaat gepaard met een relatieve toename van de extramurale in- en
doorstroom bij cliënten met dominante grondslag SOM of PG.
Tabel 2.4.1 Extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante grondslag SOM of PG in 2012-Q1,
2012-Q4 en 2013-Q1: aantallen en index hiervan (2012-Q1=100).
Aantallen cliënten
2012-Q1
Index aantal cliënten
2012-Q4
2013-Q1
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
39.540
36.065
39.260
100
91
99
190.035
196.680
200.355
100
103
105
SOM: totaal
229.580
232.745
239.615
100
101
104
PG: instroom
1.835
1.810
1.885
100
98
103
15.870
16.705
16.835
100
105
106
17.710
18.510
18.720
100
105
106
41.380
37.870
41.145
100
92
99
205.910
213.385
217.190
100
104
105
247.285
251.255
258.335
100
102
104
SOM: instroom
SOM: doorstroom
PG: doorstroom
PG: totaal
SOM+PG: instroom
SOM+PG: doorstroom
SOM+PG: totaal
Figuur 2.4.1 Ontwikkeling extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante grondslag SOM of PG
tussen het eerste kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013.
Extramurale instroom + doorstroom naar dominante grondslag SOM of PG
300.000
250.000
SOM + PG
SOM
200.000
150.000
100.000
50.000
PG
0
2012Q1
2012Q2
2012Q3
2012Q4
Langer Thuis
2013Q1
16
Zorgzwaarte van extramurale instroom en doorstroom
De toename van de totale zorgzwaarte met 5% in 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q4 is relatief veel
groter dan de toename van 1% in 2012-Q4 ten opzichte van 2012-Q1, mede omdat deze laatste
periode drie keer zo lang is (Tabel 2.4.2).
De gemiddelde zorgzwaarte is in 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q4 gestegen met 2%, terwijl deze in
de voorafgaande periode stabiel was (Tabel 2.4.3).
Voor 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q4 geldt, dat de toename van de totale en de gemiddelde
zorgzwaarte voor SOM groter is dan voor PG. Tegelijkertijd geldt, dat de totale en de gemiddelde
zorgzwaarte voor de instroom groter zijn dan voor de doorstroom, zowel voor het totaal als voor SOM
en PG afzonderlijk (Tabel 2.4.2 en Tabel 2.4.3).
Tabel 2.4.2 Index van totale zorgzwaarte van extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante
grondslag SOM of PG in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1 (2012-Q1=100)
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
SOM: instroom
100
92
104
SOM: doorstroom
100
103
107
SOM: totaal
100
101
106
PG: instroom
100
94
107
PG: doorstroom
100
104
105
PG: totaal
100
103
105
SOM + PG: instroom
100
92
105
SOM + PG: doorstroom
100
103
107
Totaal
100
101
106
Tabel 2.4.3 Index van gemiddelde zorgzwaarte van extramurale instroom en doorstroom van cliënten met
dominante grondslag SOM of PG in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1 (2012-Q1=100).
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
SOM: instroom
100
100
105
SOM: doorstroom
100
99
101
SOM: totaal
100
100
102
PG: instroom
100
95
104
PG: doorstroom
100
99
101
PG: totaal
100
99
99
SOM + PG: instroom
100
100
105
SOM + PG: doorstroom
100
99
101
Totaal
100
100
102
In Figuur 2.4.2. zijn de totalen van de aantallen in- en doorstromende cliënten en hun totale en
gemiddelde zorgzwaarte overzichtelijk naast elkaar gezet. Hieruit wordt duidelijk, dat de toename van
het aantal extramuraal in- en doorstromende cliënten in 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q4 minder
sterk is (2%) dan de toename van hun totale zorgzwaarte (5%). Dit is verklaarbaar door een
gelijktijdige toename van de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt (2%). Kortom, in 2013-Q1 zijn meer
cliënten extramuraal in- en doorgestroomd ten opzichte van 2012-Q4. Tegelijkertijd hebben zij
gemiddeld ook zwaardere zorg geïndiceerd gekregen, waardoor de totale zorgzwaarte sterker steeg
dan het aantal cliënten.
Langer Thuis
17
Figuur 2.4.2 Ontwikkeling van de extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante grondslag
SOM of PG in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1: indexen van aantal cliënten en hun totale en gemiddelde
zorgzwaarte.
120
100
102
106
104
100
101
100
100
100
102
80
60
40
20
0
inde x a a nta l clië nte n
inde x to ta le zo rgzw a a rte
2012-Q 1
2012-Q4
inde x ge midde lde zo rgzw aa rte
2013-Q1
2.5 Extramurale instroom en doorstroom naar functiecombinatie
De grootste toename (zowel absoluut als relatief) van de extramurale in- en doorstroom in 2013-Q1
ten opzichte van 2012-Q4 komt voor rekening van cliënten met een indicatie voor de
functiecombinaties VP-sec (16%) (Tabel 2.5.1a). Deze toename kan samenhangen met het
Experiment Regelarme Instellingen (ERAI). Hierin wordt voor cliënten met een zorgbehoefte voor PV,
BGI en/of VP namelijk een indicatie afgegeven voor VP-sec.
Tabel 2.5.1a Extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante grondslag SOM of PG in 2012-Q1,
2012-Q4 en 2013-Q1 naar functiecombinatie: aantallen en index hiervan (2012-Q1=100)
Aantallen cliënten
Index aantal cliënten
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
2012-Q1
2012-Q4
PV-sec
143.475
147.265
150.145
100
103
105
VP-sec
21.290
21.355
24.640
100
100
116
PV+VP
32.520
33.175
34.155
100
102
105
BH(+PV/VP)
2.475
2.685
2.575
100
108
104
BGI-sec
2.520
2.540
2.535
100
101
100
12.820
12.625
12.890
100
98
101
7.485
7.570
7.345
100
101
98
17.390
17.205
17.270
100
99
99
BGI+BGG(sec)
1.265
1.335
1.385
100
105
109
BGI+BGG(+PV/VP/BH)
4.685
4.560
4.565
100
97
97
BGI+PV/VP/BH
BGG-sec
BGG+PV/VP/BH
KVB(+PV/VP/BH/BG)
Totaal
2013-Q1
1.340
920
805
100
69
60
247.265
251.235
258.310
100
102
104
Langer Thuis
18
2.6 Verhouding intramuraal versus extramuraal
Aantal cliënten
Indien de intramurale instroom afneemt en (hierdoor) de extramurale in- en doorstroom toeneemt
(dan wel minder afneemt), dan komt dit tot uitdrukking in een verandering van de verhouding tussen
het aantal intramurale en extramurale cliënten met een geldige indicatie op een bepaalde peildatum
(instroom en doorstroom) en hun totale zorgzwaarte.
Verhouding aantal intramurale en extramurale cliënten
In tabel 2.6.1 is zichtbaar dat het extramuraliseringsbeleid in de sector VV heeft geleid tot een
toename van het aandeel extramurale cliënten 58% in 2012-Q4 naar 59% in 2013-Q1. Deze
verschuiving van 1% is weliswaar even groot als de verschuiving van 1% in 2012-Q4 ten opzichte van
2012-Q1, maar heeft betrekking op een kortere periode en is daarom relatief groter.
Tabel 2.6.1 Verhouding tussen het aantal intramurale en extramurale cliënten in de sector VV in 2012-Q1, 2012Q4 en 2013-Q1.
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
Extramuraal (SOM+PG)
57%
58%
59%
Intramuraal (VV)
43%
42%
41%
100%
100%
100%
Totaal
Totale zorgzwaarte
In tabel 2.6.2 is zichtbaar dat het aandeel van de totale extramurale zorgzwaarte in de sector V&V is
toegenomen van 36% in 2012-Q4 naar 37% in 2013-Q1. Ook hier geldt, dat deze toename van
1 procentpunt relatief groter is in vergelijking met de toename van 1 procentpunt in 2012-Q4 ten
opzichte van 2012-Q1, omdat dezelfde stijging in een kortere periode wordt gerealiseerd.
Tabel 2.6.2 Verhouding totale intramurale en extramurale zorgzwaarte van cliënten in de sector VV in 2012-Q1,
2012-Q4 en 2013-Q1.
Extramuraal (SOM+PG)
Intramuraal (VV)
Totaal
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
35%
36%
37%
65%
64%
63%
100%
100%
100%
2.7 Conclusie
De intramurale instroom van cliënten met de twee laagste ZZP’s VV01 en VV02 is sterk gedaald in het
eerste kwartaal 2013. Dit is conform verwachting en bedoeling. Zorgaanbieders hebben slechts in
beperkte mate geanticipeerd op de extramuralisering van VV01 en VV02 door vóór ingang van de
beleidsmaatregel hiervoor nog een indicatie aan te vragen. Er is aanwijzing voor een substitutieeffect: de instroom van intramurale cliënten met VV03 neemt toe. Dit komt mogelijk doordat cliënten
geen aanspraak meer kunnen maken op VV01 of VV02. Deze mogelijke substitutie zien we niet voor
VV04. Er zijn bovendien geen aanwijzingen voor een substitutie van de niet meer indiceerbare ZZP’s
VV01 en VV02 door de nog wel indiceerbare lagere ZZP’s voor LG. Ondanks dat de instroom in de
hogere ZZP’s is gestegen, is sprake van een lichte afname van de totale intramurale instroom in het
eerste kwartaal 2013 ten opzichte van het voorafgaande kwartaal.
Ondanks deze lichte daling van de totale intramurale instroom, stijgt de totale zorgzwaarte door een
gelijktijdige stijging van de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt. De zorgzwaarte van de instroom van
de twee laagste ZZP’s voor V&V daalt weliswaar flink als gevolg van de extramuralisering van de
lagere ZZP’s voor VV. maar deze daling wordt overschaduwd door een stijging van de zorgzwaarte
van de instroom voor de hogere ZZP’s.
Een verwacht effect van de afname van de intramurale instroom voor de twee laagste ZZP’s, is dat de
cliënten die hier voorheen aanspraak op zouden hebben gemaakt nu (langer) een beroep doen op
extramurale zorg. Dit effect lijkt zich inderdaad voor te doen. Het aantal in- en doorstromende
cliënten met een dominante grondslag SOM of PG nam ten opzichte van het kwartaal voorafgaand aan
de invoering van de beleidsmaatregelen (2012-Q4) toe. Dit vertaalt zich in een stijging van de
Langer Thuis
19
zorgzwaarte van de extramurale instroom en doorstroom. Ten opzichte van het vierde kwartaal 2012
zijn binnen de sector VV meer cliënten extramuraal in- en doorgestroomd. Tegelijkertijd hebben zij
gemiddeld zwaardere zorg geïndiceerd gekregen. De extramurale zorgzwaarte is hierdoor sterker
gestegen dan het aantal extramurale cliënten met een dominante grondslag SOM of PG.
Het extramuraliseringsbeleid heeft geleid tot een verschuiving in de verhouding van het aantal
intramurale en extramurale cliënten in de sector V&V. Dit geldt eveneens voor de verhouding tussen
de intramurale en extramurale zorgzwaarte. Het aandeel van de extramurale cliënten is in het eerste
kwartaal 2013 met één procentpunt toegenomen ten opzichte van het kwartaal voorafgaand aan de
invoering van de beleidsmaatregelen (2012-Q4). Dit geldt ook voor het aandeel van de totale
extramurale zorgzwaarte.
Langer Thuis
20
3
Geestelijke gezondheidszorg
De intramurale zorg voor de GGZ bestaat uit de ZZP’s voor GGZ-B en GGZ-C. De ZZP’s voor GGZ-B
betreffen de zorg die wordt verleend binnen een voortgezet Verblijf vanwege behandeling in een
psychiatrische instelling; de ZZP’s voor GGZ-C hebben betrekking op de zorg die wordt verleend
binnen een beschermende woonomgeving en toezicht. Gezien de verschillende aard van deze zorg,
behandelen we beide apart.
3.1 Casemix van intramurale instroom
Voortgezet Verblijf in psychiatrische instelling (ZZP’s GGZ-B)
Zoals bedoeld en verwacht is er vrijwel geen instroom meer van cliënten met de twee laagste ZZP’s
voor GGZ-B in 2013-Q1; deze instroom was in 2012 ook laag (Tabel 3.1.1a en Figuur 3.1.1a). Voor
deze twee laagste ZZP’s is in 2012-Q4 geen sprake van een stijging ten opzichte van 2012-Q1. Er is
dus geen aanwijzing dat zorgaanbieders in 2012-Q4 geanticipeerd hebben op de extramuralisering
van de lagere ZZP’s.
Er is evenmin aanwijzing voor een substitutie-effect: voor de ZZP’s GGZ03B, GGZ04B is in 2013-Q1
geen sprake van een stijging ten opzichte van de voorafgaande periode.
Opvallend is de stijging van de intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor GGZ05B en
GGZ07B in 2013-Q1. Vooral hierdoor is de gezamenlijke instroom van de hogere ZZP’s GGZ03B t/m
07B - na een daling in 2012 met 23% - in 2013-Q1 weer met 21% gestegen ten opzichte van 2012Q4 (Tabel 3.1.1a).
Tabel 3.1.1a Intramurale instroom van cliënten met een ZZP GGZ-B in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1: aantallen
en index hiervan (2012-Q1=100).
Aantallen cliënten
GGZ01B
Index aantal cliënten
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
x
x
x
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
GGZ02B
15
10
0
100
80
0
GGZ 01B+02B
15
10
0
100
75
0
GGZ03B
80
50
50
100
63
63
GGZ04B
35
25
20
100
69
57
GGZ05B
125
90
130
100
73
102
GGZ06B
15
15
15
100
87
100
GGZ07B
40
45
75
100
121
197
GGZ 03B t/m 07B
295
225
290
100
77
98
Totaal
310
235
290
100
77
93
Langer Thuis
21
Figuur 3.1.1a Ontwikkeling intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor GGZ-B tussen 2012-Q1 en
2013-Q1 (B Pakketten).
Intramurale instroom ZZP's GGZ02B - GGZ07B
140
GGZ05B
Aantal instromende intramurale cliënten
120
100
80
GGZ03B
60
40
GGZ07B
GGZ04B
20
GGZ06B
GGZ02B
0
2012-Q1
2012-Q2
2012-Q3
2012-Q4
2013-Q1
Beschermende woonomgeving en toezicht (ZZP’s GGZ-C)
Zoals bedoeld en verwacht is, net als voor de ZZP’s GGZ-B, ook voor de ZZP’s GGZ-C sprake van een
sterke afname van de instroom van cliënten met de twee laagste ZZP’s in 2013-Q1 (Tabel 3.1.1b en
Figuur 3.1.1b). De cliënten die in 2013-Q1 wel instromen in een ZZP GGZ01C of GGZ02C zijn cliënten
in de leeftijd van 18-23 jaar of cliënten waarvan de indicatie nog vóór 1-1-2013 is aangevraagd, maar
waarvan de geldigheid pas na 1-1-2013 is ingegaan.
Er is ook hier geen aanwijzing dat zorgaanbieders in 2012-Q4 geanticipeerd hebben op de
extramuralisering van de lagere ZZP’s want voor deze laagste ZZP’s is in 2012-Q4 geen sprake van
een stijging ten opzichte van 2012-Q1.
Ook voor deze ZZP’s GGZ-C is geen aanwijzing voor een substitutie-effect: de instroom van de ZZP’s
GGZ03C en GGZ04C is in 2013-Q1 niet toegenomen ten opzichte van de voorafgaande periode.
De gezamenlijke instroom van de hogere ZZP’s GGZ03C t/m 06C voor een beschermende
woonomgeving is - na een daling in 2012 met 11% - in 2013-Q1 verder gedaald met 2% ten opzichte
van 2012-Q4 (Tabel 3.1.1b).
Langer Thuis
22
Tabel 3.1.1b Intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor GGZ-C in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1:
aantallen en index hiervan (2012-Q1=100).
Aantallen cliënten
2012-Q1
2012-Q4
Index aantal cliënten
2013-Q1
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
GGZ01C
15
10
5
100
77
38
GGZ02C
325
200
75
100
62
23
GGZ 01C+02C
340
210
80
100
62
23
GGZ03C
1105
905
910
100
82
82
GGZ04C
260
275
255
100
107
100
GGZ05C
175
190
170
100
109
97
GGZ06C
10
5
10
100
67
100
GGZC 03Ct/m 06C
1.545
1.380
1.345
100
89
87
Totaal
1.885
1.590
1.425
100
84
75
Figuur 3.1.1b Ontwikkeling intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor GGZ-C tussen 2012-Q1 en
2013-Q1 (C Pakketten).
Intramurale instroom ZZP's GGZ01C - GGZ06C
1.200
GGZ03C
Aantal instromende intramurale cliënten
1.000
800
600
400
GGZ02C
GGZ04C
200
GGZ05C
0
GGZ01C
GGZ06C
2012-Q1
2012-Q2
2012-Q3
2012-Q4
Langer Thuis
2013-Q1
23
Totale intramurale instroom GGZ
Per saldo is de intramurale instroom van cliënten in de GGZ-sector zowel in 2012 als in 2013-Q1
afgenomen (Tabel 3.1.1c ).
Tabel 3.1.1c Intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor GGZ in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1:
aantallen en index hiervan (2012-Q1=100).
Aantallen cliënten
GGZ 01+02
Index aantal cliënten
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
355
220
80
100
63
22
GGZ 03 t/m 07
1.840
1.605
1.630
100
87
89
Totaal
1.885
1.590
1.425
100
84
75
3.2 Zorgzwaarte van intramurale instroom
Voortgezet Verblijf in psychiatrische instelling (ZZP’s GGZ-B)
De totale zorgzwaarte van alle ZZP’s GGZ-B samen stijgt in 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q4 (Tabel
3.2.1a) door een toename van zowel het aantal cliënten (Tabel 3.1.1a) als hun gemiddelde
zorgzwaarte (Tabel 3.2.2a).
Tabel 3.2.1a Index van totale zorgzwaarte van intramuraal instromende cliënten met een ZZP-B voor GGZ in
2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1 (2012-Q1=100).
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
GGZ 01B+02B
100
76
0
GGZ 03B t/m 07B
100
82
110
Totaal
100
82
106
Tabel 3.2.2a Index van gemiddelde zorgzwaarte van intramuraal instromende cliënten met een ZZP voor GGZ-B
in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1 (2012-Q1=100).
GGZ 01B+02B
2012-Q1
2012-Q4
100
102
2013-Q1
GGZ 03B t/m 07B
100
107
112
Totaal
100
107
114
In de vorige paragraaf zagen we, dat de gezamenlijke instroom van de hogere ZZP’s GGZ03B t/m
07B - na een daling in 2012 met 23% - in 2013-Q1 weer met 21% steeg ten opzichte van 2012-Q4
(Tabel 3.1.1a). Dit komt vooral voor rekening van een stijging van het aantal cliënten die instromen
in een ZZP GGZ05B of GG07B.
De totale zorgzwaarte van de instroom van cliënten met een hoger ZZP voor GGZ-B steeg - na een
daling met 18% in 2012 - in 2013-Q1 weer met 28% ten opzichte van 2012-Q4 (Figuur 3.2.1a). De
ontwikkeling van de totale zorgzwaarte is dus sterker dan de ontwikkeling van het aantal cliënten.
Dit kan verklaard worden door de toename van de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt. De gemiddelde
zorgzwaarte per instromende cliënt met een hoger ZZP voor GGZ-B steeg, na een stijging van 7% in
2012 in 2013-Q1, verder met 5% ten opzichte van 2012-Q4. Kortom, meer intramuraal instromende
cliënten hebben in 2013-Q1 gemiddeld zwaardere zorg geïndiceerd gekregen, waardoor de toename
van de totale zorgzwaarte groter is dan de toename van de instroom.
Langer Thuis
24
Figuur 3.2.1a Ontwikkeling van de instroom van ZZP’s GGZ B03 t/m B07 in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1:
indexen van aantal cliënten en hun totale en gemiddelde zorgzwaarte (2012-Q1=100).
120
112
110
100
100
98
100
107
100
82
77
80
60
40
20
0
index a a ntal clië nten
inde x to ta le zo rgzw a a rte
2012-Q1
inde x ge midde lde zo rgzw a a rte
2012-Q 4
2013-Q1
Beschermende woonomgeving en toezicht (ZZP’s GGZ-C)
Voor de zorgzwaarte van de instroom van de ZZP’s voor GGZ-C (beschermende woonomgeving en
toezicht) zien we een andere ontwikkeling. Hier zien we geen stijging maar een daling van de totale
zorgzwaarte van alle ZZP’s GGZ-C samen in 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q4; deze daling wordt
alleen verklaard door een afname van het aantal cliënten (met 9%); hun gemiddelde zorgzwaarte
blijft vrijwel gelijk (Tabel 3.2.1b en 3.2.2ba).
Tabel 3.2.1b Index van totale zorgzwaarte van intramuraal instromende cliënten met een ZZP-C voor GGZ in
2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1 (2012-Q1=100).
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
GGZ 01C+02C
100
62
23
GGZ 03C t/m 06C
100
90
88
Totaal
100
86
78
Tabel 3.2.2b Index van gemiddelde zorgzwaarte van intramuraal instromende cliënten met een ZZP voor GGZ in
2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1 (2012-Q1=100).
GGZ 01C+02C
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
100
100
99
GGZ 03C t/m 06C
100
101
101
Totaal
100
102
103
In de vorige paragraaf zagen we dat de gezamenlijke instroom van de hogere ZZP’s GGZ03C t/m 06C
voor een beschermende woonomgeving - na een daling in 2012 met 11% - in 2013-Q1 verder is
gedaald met 2% ten opzichte van 2012-Q4 (Tabel 3.1.1b). De ontwikkeling van de totale zorgzwaarte
houdt hier vrijwel gelijke tred met de ontwikkeling van het aantal instromende cliënten. Dit hangt
samen met het feit dat de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt hier licht stijgt.
Langer Thuis
25
Figuur 3.2.1b Ontwikkeling van de instroom van ZZP’s GGZ C03 t/m C06 in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1:
indexen van aantal cliënten en hun totale en gemiddelde zorgzwaarte (2012-Q1=100).
120
100
100
100
101
101
100
89
90
87
88
80
60
40
20
0
inde x a a nta l clië nte n
inde x to ta le zo rgzw a a rte
2012-Q1
2012-Q4
inde x ge midde lde zo rgzw aa rte
2013-Q 1
3.3 Extramurale instroom en doorstroom
Uitsplitsing van de GGZ-sector in voortgezet Verblijf in een psychiatrische instelling en de
beschermende woonomgeving en toezicht is hier niet mogelijk, omdat niet is vast te stellen voor
welke van beide de extramurale zorg een vervanging is.
Ook voor de GGZ-sector geldt, dat een verwacht effect van de afname van de intramurale instroom
van de twee laagste ZZP’s is dat de cliënten die voorheen aanspraak zouden hebben gemaakt op de
twee laagste ZZP’s, nu (langer) een beroep doen op extramurale zorg. We gaan na of dit het geval is
aan de hand van het aantal in- en doorstromende cliënten en de totale en gemiddelde zorgzwaarte.
Indien cliënten inderdaad ter vervanging van lage ZZP’s (langer) een beroep doen op extramurale
zorg, bekijken we om welke functiecombinaties het dan gaat.
In Tabel 3.3.1 en Figuur 3.3.1 is zichtbaar dat in 2013-Q1 het aantal in- en doorstromende cliënten
met een dominante grondslag PSY licht toeneemt ten opzichte van het voorafgaande kwartaal 2012Q4. Deze toename betreft alleen de doorstroom; de instroom daalt juist. De totale toename van de
in- en doorstroom is relatief gelijk aan de toename in 2012-Q4 ten opzichte van 2012-Q1, omdat deze
laatste periode drie keer zo lang is. Hieruit kunnen we afleiden, dat het verwachte effect voor de GGZ
niet optreedt: de afname van de intramurale instroom van cliënten met de twee laagste GGZ-ZZP’s
gaat niet gepaard met een relatieve toename van de extramurale in- en doorstroom bij cliënten met
dominante grondslag PSY.
Tabel 3.3.1 Extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante grondslag PSY in 2012-Q1, 2012Q4 en 2013-Q1: aantallen en index hiervan (2012-Q1=100).
Aantallen cliënten
2012-Q1
Instroom
Doorstroom
Totaal
2012-Q4
Index aantal cliënten
2013-Q1
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
4.950
3.885
3.795
100
78
77
72.615
75.800
76.515
100
104
105
77.565
79.685
80.310
100
103
104
Langer Thuis
26
Figuur 3.3.1 Ontwikkeling extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante grondslag PSY
tussen 2012-Q1 en 2013-Q1.
Extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante grondslag PSY
90.000
PSY
80.000
70.000
60.000
50.000
40.000
30.000
20.000
10.000
0
2012Q1
2012Q2
2012Q3
2012Q4
2013Q1
Zorgzwaarte van extramurale instroom en doorstroom
Net als de toename van het aantal in- en doorstromende cliënten geldt ook hier, dat de toename van
de totale zorgzwaarte in 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q4 relatief gelijk is aan de toename in 2012Q4 ten opzichte van 2012-Q1, omdat deze laatste periode drie keer zo lang is (Tabel 3.3.2).
De gemiddelde zorgzwaarte voor de totale in- en doorstroom is gelijk gebleven (Tabel 3.3.3).
Tabel 3.3.2 Index van totale zorgzwaarte van extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante
grondslag psychiatrie in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1 (2012-Q1=100).
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
Instroom
100
81
78
Doorstroom
100
104
106
Totaal
100
103
104
Langer Thuis
27
Tabel 3.3.3 Index van gemiddelde zorgzwaarte van extramurale instroom en doorstroom van cliënten met
dominante grondslag psychiatrie in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1 (2012-Q1=100).
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
Instroom
100
103
101
Doorstroom
100
100
100
Totaal
100
100
100
In Figuur 3.3.2. zijn de totalen van de aantallen in- en doorstromende cliënten en hun totale en
gemiddelde zorgzwaarte overzichtelijk en in onderlinge samenhang weergegeven. Hieruit wordt
duidelijk, dat de toename van de totale zorgzwaarte van de extramurale in- en doorstroom in 2013Q1 ten opzichte van 2012-Q4 (Tabel 3.3.2) gelijk is aan de toename van het aantal extramuraal inen doorstromende cliënten (Tabel 3.3.1). Dit is verklaarbaar door een onveranderde gemiddelde
zorgzwaarte per cliënt (Tabel 3.2.3).
Figuur 3.3.2 Ontwikkeling van de extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante grondslag
psychiatrie in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1: indexen van aantal extramurale cliënten en hun totale en
gemiddelde zorgzwaarte (2012-Q1=100).
120
100
103
104
100
103
104
100
100
100
100
80
60
40
20
0
inde x a a nta l clië nte n
inde x tota le zorgzw a a rte
2012-Q1
2012-Q4
inde x ge midde lde zorgzw a a rte
2013-Q1
3.4 Extramurale instroom en doorstroom naar functiecombinatie
We hebben geconcludeerd dat er geen aanwijzing is voor substitutie van niet meer indiceerbare lage
ZZP’s GGZ 01 en 02 (B+C) door extramurale zorg. De vraag door welke extramurale functies de niet
meer indiceerbare intramurale zorg wordt vervangen, is dan irrelevant en vervalt.
3.5 Verhouding intramuraal versus extramuraal
Aantal cliënten
Het extramuraliseringsbeleid heeft niet geleid tot een verschuiving in de verhouding tussen het aantal
intramurale en extramurale cliënten in 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q4. Bij een relatief stabiel
aantal extramurale cliënten is de afname van de intramurale instroom in 2013-Q3 ten opzichte van
van 2012-Q4 blijkbaar te klein om deze verhouding te veranderen. Tussen 2012-Q1 en 2012-Q4 is
sprake van een lichte verschuiving van de verhouding in het voordeel van het intramurale deel (Tabel
3.5.1).
Langer Thuis
28
Tabel 3.5.1 Verhouding intramurale / extramurale instroom en doorstroom van cliënten in de sector GGZ in 2012Q4 en 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q1.
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
Extramuraal (PSY)
64%
63%
63%
Intramuraal (GGZ)
36%
37%
37%
100%
100%
100%
Totaal
Totale zorgzwaarte
In Tabel 3.5.2 is zichtbaar, dat de verhouding van het aantal intramurale en extramurale cliënten
wordt weerspiegeld in de verhouding van de totale intramurale en extramurale zorgzwaarte: deze
blijft ook stabiel in 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q4. Er is ook nu een kleine verschuiving
waarneembaar in 2012: het aandeel van de zorgzwaarte van de intramurale instroom van cliënten
met een ZZP voor GGZ neemt dan toe met 1%.
Tabel 3.5.2 Verhouding totale intramurale en extramurale zorgzwaarte van cliënten in de sector GGZ in 2012-Q4
en 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q1.
Extramuraal
Intramuraal
Totaal
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
31%
30%
30%
69%
70%
70%
100%
100%
100%
3.6 Conclusie
Het extramuraliseringsbeleid heeft er toe geleid dat in het eerste kwartaal 2013 vrijwel geen
intramurale instroom meer is van cliënten met de twee laagste ZZP’s voor GGZ-B (voortgezet Verblijf
in een psychiatrische instelling). Ook in 2012 was er al vrijwel geen instroom meer. Er is dus geen
aanwijzing dat zorgaanbieders hebben geanticipeerd op de extramuralisering van deze lagere ZZP’s.
De intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor GGZ03B of GGZ04B is in het eerste kwartaal
2013 niet gestegen - dus voor een substitutie-effect is evenmin aanwijzing. Door toename van de
instroom in de hogere ZZP’s is per saldo sprake van een toename van de totale intramurale instroom.
Analoog aan de toename van de intramurale instroom in een ZZP voor GGZ-B is in het eerste
kwartaal 2013 ook de totale zorgzwaarte toegenomen ten opzichte van het vierde kwartaal 2012. De
zorgzwaarte van de instroom van de twee laagste ZZP’s voor GGZ-B daalt tot nul, doordat er geen
instroom meer is. Deze daling wordt meer dan gecompenseerd door een stijging van de zorgzwaarte
van de instroom van de hogere ZZP’s. De ontwikkeling van de totale zorgzwaarte is sterker dan de
toename van het aantal cliënten door de toename van de gemiddelde zorgzwaarte.
Ook de intramurale instroom van cliënten met de twee laagste ZZP’s voor GGZ-C (beschermende
woonomgeving en toezicht) is in het eerste kwartaal 2013 sterk afgenomen. Ook hier zijn geen
aanwijzingen voor anticipatie- of substitutie-effecten. De instroom in de hogere ZZP’s GGZ-C is
eveneens gedaald, waardoor de totale intramurale instroom van cliënten afnam.
In de zorgzwaarte van de intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor GGZ-C zien we een
andere ontwikkeling. Ten opzichte van het eerste en het vierde kwartaal 2013 is sprake van een
daling van niet alleen de twee laagste ZZP’s, maar ook van de hogere ZZP’s. Aangezien de
gemiddelde zorgzwaarte per cliënt vrijwel gelijk blijft, wordt deze verlaging verklaard door de afname
van de intramurale instroom.
Ook voor de GGZ-sector is een verwacht effect van de afname van de intramurale instroom in de
twee laagste ZZP’s, dat de cliënten die hier voorheen aanspraak op zouden hebben gemaakt nu
(langer) een beroep doen op extramurale zorg. Dit effect lijkt zich echter niet voor te doen: er is geen
sprake van een relatieve toename van extramurale cliënten. Er is ook geen relatieve toename van
hun totale zorgzwaarte, doordat de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt nagenoeg gelijk bleef. Van een
verschuiving in de verhouding van (de zorgzwaarte van) het aantal intramurale en extramurale
cliënten in de sector GGZ is hierdoor ook geen sprake.
Langer Thuis
29
4
Verstandelijk gehandicaptenzorg
4.1 Casemix van intramurale instroom
Conform verwachting en bedoeling, is de instroom van cliënten met de twee laagste ZZP’s VG01 en
VG02 in 2013-Q1 aanzienlijk minder (Tabel 4.1.1). Cliënten die wel nog in 2013-Q1 instromen in een
ZZP VG01 of VG02 zijn cliënten in de leeftijd van 18-23 jaar, of cliënten waarvan de indicatie nog
vóór 1-1-2013 is aangevraagd, maar waarvan de geldigheid pas na 1-1-2013 inging.
Voor VG02 zien we in 2012-Q4 een geringe stijging van de instroom (van 370 in 2012-Q3 naar 400 in
2012-Q4) (Figuur 2.1.1). Voor VG01 treedt een gelijktijdige daling op (van 25 naar 10). Dit is een
aanwijzing dat zorgaanbieders in 2012-Q4 nauwelijks hebben geanticipeerd op de extramuralisering
van VV01 en VV02.
Voor substitutie van VG01 en VG02 door VG03 of VG04 is zeker geen aanwijzing: de instroom in
VG03 of VG04 is in 2013-Q1 juist gedaald. Verder valt de sterke daling van de instroom in VG07 en
VG08 in 2013-Q1 op (Tabel 4.1.1). Ook opvallend is de duidelijke toename van VG04 in 2012-Q4 ten
opzichte van het eerste kwartaal 2012.
Tabel 4.1.1 Intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor VG in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1: aantallen
en indexen hiervan (2012-Q1=100).
Aantallen cliënten
Index aantal cliënten
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
VG01
25
10
5
100
50
25
VG02
430
400
190
100
93
44
VG01+VG02
455
415
200
100
91
43
VG03
675
655
595
100
97
88
VG04
155
210
160
100
136
103
VG05
70
70
70
100
96
99
VG06
360
320
315
100
89
88
VG07
30
25
10
100
86
43
VG08
75
70
45
100
99
62
VG03 t/m VG08
1.360
1.350
1.195
100
99
88
Totaal
1.815
1.765
1.395
100
97
77
Langer Thuis
30
Figuur 4.1.1 Ontwikkeling intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor VG tussen 2012-Q1 en 2013-Q1.
Intramurale instroom ZZP's VG
800
Aantal instromende intramurale cliënten
700
VG03
600
500
VG02
400
VG06
300
200
VG04
100
0
VG08
VG05
VG07
VG01
2012-Q1
2012-Q2
2012-Q3
2012-Q4
2013-Q1
4.2 Zorgzwaarte van intramurale instroom
De zorgzwaarte van alle ZZP’s voor VG daalt minder sterk dan het aantal instromende cliënten in een
ZZP-VG door een lichte toename van de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt (Tabel 4.2.1 en 4.2.2).
Tabel 4.2.1 Index van totale zorgzwaarte van intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor VG (exclusief
LVG en SGLV) in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1 (2012-Q1=100).
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
VG01+02
100
91
44
VG03-08
100
99
87
Totaal
100
97
79
Tabel 4.2.2 Index van gemiddelde zorgzwaarte van intramurale instroom van cliënten met een ZZP voor VG
(exclusief LVG en SGLV) in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1 (2012-Q1=100).
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
VG01+02
100
100
101
VG03-08
100
99
99
Totaal
100
100
103
Het aantal cliënten dat instroomt in de hogere ZZP’s VG03 t/m VG08 is in 2012 nagenoeg stabiel en
daalt in 2013-Q1; deze daling betreft vooral de instroom van VG03 en VG04. Deze ontwikkeling houdt
gelijke tred met de ontwikkeling van de totale zorgzwaarte van de hogere ZZP’s, omdat de
gemiddelde zorgzwaarte per cliënt vrijwel gelijk blijft (Figuur 4.2.1).
Langer Thuis
31
Figuur 4.2.1 Ontwikkeling van de instroom van ZZP’s VG03 t/m VG08 in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1: indexen
van aantal cliënten en hun totale en gemiddelde zorgzwaarte (2012-Q1=100).
120
100
100
100
99
100
99
88
99
99
87
80
60
40
20
0
inde x a a nta l clië nte n
inde x to ta le zo rgzw a a rte
2012-Q1
4.3
2012-Q4
inde x ge midde lde zo rgzw aa rte
2013-Q1
Extramurale instroom en doorstroom
Net als voor de V&V-sector en de GGZ-sector, gaan we hier na of de cliënten die voorheen aanspraak
zouden hebben gemaakt op de twee laagste ZZP’s, nu (langer) een beroep doen op extramurale zorg.
Voor de verwachte substitutie van niet meer indiceerbare, lage ZZP’s VG door extramurale zorg is
geen aanwijzing (Tabel 4.3.1). Het aantal in- en doorstromende cliënten in 2013-Q1 blijft gelijk ten
opzichte van het voorafgaande kwartaal 2012-Q4.
Tabel 4.3.1 Extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante grondslag VG in 2012-Q1, 2012-Q4
en 2013-Q1: aantallen en index hiervan (2012-Q1=100) 8.
Aantallen cliënten
2012-Q1
Instroom
Doorstroom
Totaal
2012-Q4
Index aantal cliënten
2013-Q1
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
2.920
2.410
2.390
100
82
82
67.300
68.145
68.185
100
101
101
70.220
70.555
70.575
100
100,5
100,5
8
In deze tabel zou de presentatie van percentages zonder decimaal een relatief grote vertekening geven omdat de
sommige percentages niet veel afwijken van de afrondingsgrens.
Langer Thuis
32
Figuur 4.3.1 Ontwikkeling extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante grondslag VG tussen
2012-Q1 en 2013-Q1.
Extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante grondslag VG
80.000
VG
70.000
60.000
50.000
40.000
30.000
20.000
10.000
0
2012Q1
2012Q2
2012Q3
2012Q4
2013Q1
Zorgzwaarte van extramurale instroom en doorstroom
De totale zorgzwaarte van extramurale instroom en doorstroom samen blijft stabiel (Tabel 4.3.2); dit
geldt ook voor de gemiddelde zorgzwaarte (Tabel 4.3.3). Dit is in overeenstemming met het vrijwel
stabiele aantal in- en doorstromende cliënten (Figuur 4.3.2).
Tabel 4.3.2 Index van totale zorgzwaarte van extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante
grondslag verstandelijke handicap in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1 (2012-Q1=100).
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
Instroom
100
83
90
Doorstroom
100
100
101
Totaal
100
100
100
Langer Thuis
33
Tabel 4.3.3 Index van gemiddelde zorgzwaarte van extramurale instroom en doorstroom van cliënten met
dominante grondslag verstandelijke handicap in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1 (2012-Q1=100).
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
Instroom
100
100
111
Doorstroom
100
100
100
Totaal
100
100
100
Figuur 4.3.2 Ontwikkeling van de extramurale instroom en doorstroom van cliënten met dominante grondslag
verstandelijke handicap in 2012-Q1, 2012-Q4 en 2013-Q1: indexen van aantal cliënten en hun totale en
gemiddelde zorgzwaarte (2012-Q1=100) 9.
120
100
100,5
100,5
100
100
100
100
100
100
100
80
60
40
20
0
inde x a a nta l clië nte n
inde x to ta le zo rgzw a a rte
2012-Q1
4.4
2012-Q 4
inde x ge midde lde zo rgzw aa rte
2013-Q1
Extramurale instroom en doorstroom naar functiecombinatie
Net als voor de GGZ-sector kunnen we concluderen, dat voor substitutie van niet meer indiceerbare,
lage ZZP’s VG01 en VG02 door extramurale zorg geen aanwijzing is. De vraag door welke extramurale
functies de niet meer indiceerbare intramurale zorg wordt vervangen, is dan irrelevant en vervalt.
4.5 Verhouding intramuraal versus extramuraal
Voor de VG-sector is de verschuiving in de verhouding intramurale vs. extramurale zorg lastiger te
bepalen. Dit komt doordat de extramuralisering niet geldt voor de lage ZZP’s voor LVG en SGLVG,
terwijl deze cliënten ook de dominante grondslag VG hebben. Dit houdt in, dat we de ZZP’s LVG en
SGLVG ook moeten opnemen bij de intramurale zorg. Ondanks dit nadeel presenteren we - omwille
van de consistentie - deze verhouding hier toch.
Aantal cliënten
In de sector VG is het aandeel extramurale cliënten in 2013-Q1 vrijwel stabiel ten opzichte van 2012Q4. Tussen 2012-Q1 en 2012-Q4 is sprake van een lichte verschuiving van de verhouding in het
voordeel van het extramurale aandeel (Tabel 4.5.1).
9
In deze tabel zou de presentatie van percentages zonder decimaal een relatief grote vertekening geven omdat de
sommige percentages niet veel afwijken van de afrondingsgrens. Dit geldt ook voor Tabel 4.5.1 en Tabel 4.5.2.
Langer Thuis
34
Tabel 4.5.1 Verhouding intramurale / extramurale instroom en doorstroom van cliënten in de sector VG in 2012Q4 en 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q1.10
Extramuraal (VG)
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
43,7%
44,5%
44,7%
Intramuraal (VG)
56,3%
55,5%
55,3%
Totaal
100%
100%
100%
Totale zorgzwaarte
Het aandeel van de totale extramurale zorgzwaarte in de sector VG is in 2013-Q1 stabiel ten opzichte
van 2012-Q4. Ook tussen 2012-Q1 en 2012-Q4 dit aandeel vrijwel stabiel (Tabel 4.5.2).
Tabel 4.5.2 Verhouding totale intramurale en extramurale zorgzwaarte van cliënten in de sector VG in 2012-Q4
en 2013-Q1 ten opzichte van 2012-Q1.
2012-Q1
2012-Q4
2013-Q1
Intramuraal (VG
21,4%
78,6%
21,7%
78,3%
21,8%
78,2%
Totaal
100%
100%
100%
Extramuraal (VG)
4.6
Conclusie
De intramurale instroom van cliënten met de twee laagste ZZP’s VG01 en VG02 is ten opzichte van
het eerste en vierde kwartaal 2012 sterk gedaald. Dit is een verwacht en bedoeld effect van het
extramuraliseringsbeleid. Er zijn geen aanwijzingen dat zorgaanbieders in het vierde kwartaal 2012
hebben geanticipeerd op de extramuralisering van VG01 en VG02. Ook voor een substitutie-effect is
geen aanwijzing, hetgeen tot uiting zou moeten komen in een stijging van de intramurale instroom
van cliënten met VG03 of VG04. Doordat de instroom in de hogere ZZP’s ook is verminderd, daalt per
saldo in het eerste kwartaal 2013 de totale intramurale instroom fors ten opzichte van het vierde
kwartaal 2012.
Analoog aan deze afname van de intramurale instroom is ook de totale zorgzwaarte afgenomen. Deze
daalt minder sterk dan het aantal instromende cliënten door een lichte toename in de gemiddelde
zorgzwaarte per cliënt.
Een verwacht effect van de afname van de intramurale instroom van de twee laagste ZZP’s, is dat de
cliënten die hier voorheen aanspraak op zouden hebben gemaakt nu (langer) een beroep doen op
extramurale zorg. Voor dit effect is echter geen aanwijzing. Het aantal extramuraal in- en
doorstromende cliënten met een dominante grondslag VG blijft, vergeleken met het vierde kwartaal
2012, nagenoeg gelijk.
Analoog hieraan blijft de totale zorgzwaarte van de extramurale in- en doorstroom van VG-cliënten
ook stabiel. Dit komt door de gelijkblijvende, gemiddelde zorgzwaarte per cliënt.
Het extramuraliseringsbeleid heeft geen duidelijk effect gehad op de verhouding van het aantal
intramurale en extramurale cliënten in de sector VG.
10
In deze tabel zou de presentatie van percentages zonder decimaal een relatief grote vertekening geven omdat
de sommige percentages niet veel afwijken van de afrondingsgrens.
Langer Thuis
35
Bijlage 1: Berekening zorgzwaarte-index
De ene vorm van zorg is ‘zwaarder’ dan de andere: de ‘zorgzwaarte’ kan verschillen. De zorgzwaarte
definiëren we als het product van de geïndiceerde zorgomvang en het zorgtarief. Dit zorgtarief is
afhankelijk van een aantal zorgkenmerken (zoals mate van beschikbaarheid en deskundigheid) of
zorgcomponenten (zoals woonzorg, dagbesteding, verblijf). We gaan hierbij uit van de zorgtarieven
die door de NZa zijn vastgesteld voor specifieke ZZP’s en AWBZ-zorgfuncties.
Voor de berekening van de zorgzwaarte wordt de zorgomvang (uitgedrukt in dagen, dagdelen of uren
per week) van iedere geldige functie resp. ZZP vermenigvuldigd met het gewogen gemiddelde
functie- of ZZP-tarief (uitgedrukt euro’s per dag, dagdeel of uur) zoals die door de NZa zijn berekend.
Bij deze wijze van berekening van de zorgzwaarte worden een aantal factoren buiten beschouwing
gelaten die van invloed zijn op de zorgzwaarteberekening.11
Voor het in kaart brengen van de verandering in de zorgzwaarte wordt voor verschillende peildata de
zorgzwaarte berekend. Door op elke peildatum uit te gaan van de NZa-tarieven 2011 is een
vergelijking tussen de peildata mogelijk; veranderingen in aanspraak worden dan niet vertekend door
tariefstijgingen. De verandering van zorgzwaarte wordt uitgedrukt aan de hand van een zorgzwaarteindex: deze index laat per peildatum zien wat de relatieve verandering is van de zorgzwaarte (van de
hele cliëntenpopulatie of van het gemiddelde per cliënt), afgezet tegen een ijkpunt. Het ijkpunt kent
de waarde 100. (De wijze waarop de zorgzwaarte(-index) is berekend, staat uitgelegd in bijlage 2.)
Een functie of ZZP kent meerdere tarieven omdat dit tarief afhankelijk is van de prestatie die wordt
geleverd binnen het kader van de functie of ZZP. Deze prestatie wordt bepaald door een aantal
zorgkenmerken (zoals mate van beschikbaarheid en deskundigheid) of zorgcomponenten (zoals
woonzorg, dagbesteding, verblijf). We hanteren de tarieven die door de NZa zijn vastgesteld voor
specifieke prestaties – gekoppeld aan een ZZP of de AWBZ-zorgfunctie VBT/KVB, PV, VP, BGI, BGG en
BHG (De functie BHA of BHI wordt buiten beschouwing gelaten omdat hier geen uren voor worden
geïndiceerd). Deze tarieven hebben voor functies betrekking op een uur, voor dagbesteding (BGG of
BHG) op een dagdeel en voor een ZZP op een dag. Omdat de ene prestatie binnen een functie of ZZP
meer wordt geleverd dan een andere, heeft de NZa een gewogen gemiddeld tarief voor een bepaalde
functie of ZZP berekend. De berekening hiervan gaat als volgt.
Van ZZP- en functietarief……
Voor de ZZP’s worden de betreffende tarieven bepaald op basis van de componenten woonzorg,
dagbesteding, behandelaars en verblijf, een gemiddelde tijdsduur per week voor functies, een bedrag
per dag en een vast bedrag voor de functie Verblijf. Daarnaast is het tarief onder meer afhankelijk
van de specifieke toelating van de zorgaanbieder, de toelating in- of exclusief behandeling en/of
dagbesteding en vervoer. Omdat het tarief voor bepaalde ZZP’s varieert naargelang er wel of geen
toelating is voor behandeling en/of dagbesteding, komt het voor dat een ZZP twee of zelfs vier
verschillende prestaties met bijbehorende tarieven kent.
Ook voor de indiceerbare extramurale functies PV, VP, BGI, BGG en BHG heeft de NZa tarieven
bepaald. Ook hier geldt dat onder een bepaalde functie verschillende prestaties vallen, die zijn
opgebouwd uit een basisprestatie, eventueel aangevuld met een module beschikbaarheid en een
doelgroepspecifieke module waarvoor specifieke deskundigheid is vereist - ieder met een eigen tarief.
De tarieven voor de functie KVB dan wel VBT voor maximaal 3 dagen hebben we berekend door de
tarieven voor de Verblijfscomponenten voor V&V, GGZ, VG en LG resp. ZG te vermenigvuldigen met
11
Op de eerste plaats kan er bovenop de ZZP-tarieven nog sprake zijn van toeslagen voor specifieke doelgroepen,
opslag kapitaallasten dagbesteding en vervoerskosten; deze hebben wij buiten beschouwing gelaten omdat wij aan
de hand van de geïndiceerde zorg daar geen zicht op hebben. Hierdoor valt de berekende zorgzwaarte lager uit
dan de werkelijke zorgzwaarte. Verder worden de functies BHI en BHA bij de berekening van de zorgzwaarte
buiten beschouwing gelaten omdat hier geen uren voor worden geïndiceerd. (Bovendien zijn vanaf 18 april 2011
de functies BHI en BHG voor de grondslag ZG indicatievrij gemaakt, waardoor geïndiceerde dagdelen voor BHG
voor ZG-cliënten vanaf dan niet meer worden meegenomen bij de zorgzwaarteberekening). Ook hierdoor valt de
berekende zorgzwaarte lager uit. Tenslotte laten we de gewenste leveringsvorm (Persoonsgebonden budget (Pgb)
of Zorg in natura (ZIN)) buiten beschouwing; een indicatie in de vorm van een Pgb is qua zorgzwaarte echter lager
dan een indicatie in de vorm van ZIN (want de tarieven voor Pgb zijn lager), waardoor de totale zorgzwaarte hoger
uitvalt.
Langer Thuis
36
het aantal verblijfsdagen per week. Het betreft hier uitsluitend het tarief voor Verblijf12, dus exclusief
zorgfuncties.
In deze Trendrapportage maken we voor elke peildatum gebruik van de tarieven zoals deze door de
NZa zijn vastgesteld in de Beleidsregels voor 201113, dus ook voor de peildata in 2010 en 2012.
Hierdoor is een vergelijking tussen de peildata mogelijk en zijn veranderingen niet toe te schrijven
aan tariefstijgingen.
……naar gewogen ZZP- en functietarief…..
Intramuraal
In de berekening van de zorgzwaarte-index wordt voor de intramurale zorg gebruik gemaakt van
gewogen ZZP-tarieven. De NZa heeft voor ieder ZZP een gewogen ZZP-tarief berekend. Hiertoe zijn
per ZZP (bijvoorbeeld VV03) de verschillende ZZP-tarieven per prestatie vermenigvuldigd met het
aantal afgesproken dagen voor deze prestatie. Na sommatie van deze producten ontstaat per ZZP een
totaalbedrag. Dit totaalbedrag wordt gedeeld door het totaal aantal afgesproken dagen voor het
desbetreffende ZZP. Het resultaat is het gewogen ZZP-tarief (per dag).
Hieronder staat een fictief rekenvoorbeeld van gewogen ZZP-tarief.
ZZP VG03
Prestatie
Excl. BH, excl. dagbest.
Excl. BH, incl. dagbest.
Incl. BH, excl. dagbest.
Incl. BH, incl. dagbest.
Totaal
Prestatiecode
Z430
Z431
Z432
Z433
ZZPdagtarief
€ 9,€13,€ 11,€15,-
Afgesproken
dagen
20
18
12
30
80
ZZP-dagtarief x
afgesproken dagen
€180,€234,€132,€450,€996,-
Gewogen ZZP-dagtarief voor VG03 = € 996,- / 80 = € 12,45
De kosten van oude verblijfsindicaties die nog uitgedrukt zijn in functies (indicaties van voor 1-7-2007
weergegeven als Verblijf Langdurig (VBL) of Verblijf Tijdelijk (VBT) voor minimaal 4 dagen per week)
zijn ook meegenomen in deze berekening. Op 1 januari 2010 betrof dit nog 17% van alle
verblijfsindicaties. Dit percentage daalt vervolgens naar 7% op 1 januari 2011 en naar 2 % op 1
januari 2012 (Tabel B1).
Tabel B1 Aantal verblijfsindicaties geïndiceerd in de functies VBL of VBT voor 4 dagen of meer per week per
peildatum
VBL/VBT
ZZP
Totaal
VBL/VBT
ZZP
Totaal
1 januari 2010
52.680
265.065
317.750
17%
83%
100%
1 januari 2011
24.025
309.385
333.405
7%
93%
100%
1 januari 2012
5.600
340.925
346.520
2%
98%
100%
Omdat hiervoor geen tarieven voor 2011 bekend zijn, hebben we deze tarieven bepaald op basis van
een vertaaltabel waarmee we de verblijfsindicaties uitgedrukt in functies kunnen herleiden tot een
overeenkomstig ZZP (Tabel B2). Op basis van de dominante grondslag van de cliënt en de
bandbreedte van het totaal aantal geïndiceerde uren zorg per week voor de functies OBA, PV, VP en
ABA hebben we een indicatie dan herleid tot een bepaald ZZP. Vervolgens hebben we bekeken of de
12
Deze verblijfscomponenten hebben betrekking op de huishoudelijke verzorging, keukenpersoneel, facilitaire
dienst, dagelijkse welzijnactiviteiten en voedings- en hotelmatige kosten.
13
We hebben gekozen voor de tarieven uit 2011 omdat deze ook gebruikt zijn voor de Kwartaalmonitor
Indicatiemelding. Voor de ZZP’s en KVB / VBT ≤ 3 dagen betreft dit Beleidsregel CA-452, voor de extramurale
functies PV, VP en BGI betreft het de Beleidsregel CA-300-469 en voor de functies BGG en BHG maken we gebruik
van de Beleidsregel CA-300-489 (Dagbesteding).
Langer Thuis
37
cliënt ook een indicatie had voor de functie Behandeling (BHA of BHV) en/of Dagbesteding
(ABD/OBD). Op basis hiervan kon het ZZP herleid worden tot een specifieke prestatie binnen het ZPP
met overeenkomstig tarief, dat gebruikt kon worden voor de berekening van de zorgzwaarte. Een
gewogen tarief hoefde voor deze indicaties dus niet berekend te worden.
In sommige gevallen discrimineert een verblijfsindicatie voor VBL en VBT van 4 dagen of meer per
week op basis van de bandbreedte van de zorgomvang voor OBA, PV, VP en ABA echter niet naar één
ZZP, maar naar een cluster van twee, drie of zelfs vier ZZP’s. In dat geval hebben we wel een
gewogen tarief voor deze verblijfsindicaties moeten berekenen, en wel op basis van de landelijke
verdeling van afgesproken dagen over de verschillende prestaties die vallen binnen het betreffende
ZZP-cluster (Tabel B2, laatste kolom). Deze verdeling over de verschillende prestaties wordt bepaald
op basis van wel/geen een indicatie voor behandeling en/of dagbesteding.
Tabel B2 Vertaaltabel waarmee verblijfsindicaties uitgedrukt in functies vertaald zijn naar een overeenkomstig
ZZP (bron: HHM in APE14)
Grondslag
ZZP
bandbreedte
uren voor OBA,
PV, VP en ABA
SOM
1
0-11
2
11-14
3
PG
VG
landelijke
verdeling
gebruiken
Grondslag
ZZP
bandbreedte
uren voor OBA,
PV, VP en ABA
LG
1
0-11
2
11-14,5
17,5-21
3
14,5-18,5
4
14-17,5
4
18,5-23
6
25-27,5
5
23-28,5
ja
7
23-25
ja
6
23-28,5
ja
8
23-25
ja
7
28,5 en hoger
9
21-23
aud1
0-13,5
ja
10
27,5 en hoger
aud2
13,5-23,5
ja
1
0-11
aud3
13,5-23,5
ja
2
11-14
aud4
13,5-23,5
ja
4
14-18,5
vis1
0-13,5
ja
5
18,5-23
vis2
0-13,5
ja
7
23-26,5
vis3
13,5-23,5
ja
9
18,5-23
vis4
33,5 en hoger
10
26,5 en hoger
vis5
23,5-33,5
1
0-11
ja
PSY
GGZ 1C
0-10
2
0-11
ja
(zonder
BH)
GGZ 2C
13-16
3
11-13
GGZ 3C
10-13
ja
4
15-19,5
GGZ 4C
10-13
ja
5
19,5-24
GGZ 5C
19,5 en hoger
6
13-15
7
24 en hoger
8
19,5-24
ZG
ja
ja
ja
ja
landelijke
verdeling
gebruiken
GGZ 6C
16-19,5
PSY
GGZ 1B
0-10
(met
BH)
GGZ 2B
13-16
GGZ 3B
10-13
ja
GGZ 4B
10-13
ja
GGZ 5B
19,5-24
GGZ 6B
16-19,5
GGZ 7B
24 en hoger
De eigenschappen van cliënten met deze vertaalde ZZP’s wijken licht af van de ZZP’s die al ingedeeld
zijn. Dat komt doordat alleen de cliënten met een lange indicatieduur nog niet in een ZZP zijn
ingedeeld.
14
Van Asselt, Mazzola, van Egmond, Thiel en Goudriaan (2012) Verdeelmodel AWBZ 2013 en een toekomstig
verdeelmodel voor de zorgverzekeraars. Den Haag: APE.
Langer Thuis
38
Extramuraal
In de berekening van de zorgzwaarte-index wordt voor de extramurale zorg gebruik gemaakt van
gewogen functietarieven. De NZa heeft voor de functies PV, VP en BGI een gewogen functietarief
berekend. Hiertoe zijn voor elke prestatie behorend bij een functie de betreffende uurtarieven
vermenigvuldigd met het aantal afgesproken dagen voor deze prestatie. Na het optellen van deze
producten per prestatie ontstaat een totaalbedrag. Dit totaalbedrag wordt gedeeld door het totaal
aantal afgesproken dagen voor de desbetreffende functie. Het resultaat is het gewogen functietarief
(per uur). Omdat functies worden geïndiceerd in klassen met bandbreedtes, wordt in berekeningen
het midden van de bandbreedte aangehouden.
Voor Dagbesteding heeft een deel van de prestaties met bijbehorende tarieven zowel betrekking op
de functies BGG en BHG, terwijl een deel alleen betrekking heeft op BGG en een deel alleen op BHG
15
. Op basis hiervan hebben we voor de functies BGG en BHG apart de gewogen tarieven berekend –
ook weer uitgaande van het aantal afgesproken dagdelen.
Hieronder staat een fictief rekenvoorbeeld van het gewogen uurtarief voor de functie Persoonlijke
Verzorging.
Persoonlijke verzorging
Prestatie
PV basis
PV extra (beschikbaarheid)
PV speciaal (doelgroepspecifiek)
Totaal
Prestatiecode
H126
H127
H120
Uurtarief
€ 9,€10,€14,-
Afgesproken
uren
3.500
500
400
4.400
Uurtarief x
afgesproken uren
€31.500
€5.000
€5.600
€42.100
Gewogen uurtarief voor PV = €42.100 / 4.400 = €9,57
……naar zorgzwaarte-index
De verandering in de zorgzwaarte brengen we in kaart door middel van een zorgzwaarte-index. De
zorgzwaarte-index laat zien wat de relatieve verandering per peildatum van de zorgzwaarte is – voor
de totale zorgzwaarte van alle cliënten en voor de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt - afgezet tegen
de peildatum 1 januari 2010 als ijkpunt.
Allereerst wordt de zorgzwaarte per cliënt berekend door het gewogen gemiddelde tarief (in euro’s
per uur, dagdeel of dag) te vermenigvuldigen met de geïndiceerde zorgomvang (in uren, dagdelen of
dagen per week).
De totale zorgzwaarte van een functie of ZZP (in euro’s per week) wordt dan berekend door de
zorgzwaarte per cliënt met een specifieke functie of ZZP te vermenigvuldigen met het betreffende
aantal cliënten en dit product te sommeren voor alle cliënten met diezelfde functie of ZZP. Door de
totale zorgzwaarte van alle extramurale functies samen te sommeren kan dan de totale extramurale
zorgzwaarte berekend worden. Op dezelfde wijze kan door sommatie van de totale zorgzwaarte van
alle ZZP’s (binnen een sector), de totale intramurale zorgzwaarte (per sector) berekend worden.
Omdat zowel de intramurale als de extramurale zorgzwaarte in dezelfde eenheid wordt gemeten
(euro’s per week), kan door het optellen van de intramurale en extramurale zorgzwaarte de totale
zorgzwaarte berekend worden.
De verandering in deze intramurale, extramurale en totale zorgzwaarte wordt in kaart gebracht door
middel van de indexering van deze zorgzwaarten op een bepaalde peildatum: de zorgzwaarte-index.
Deze laat per peildatum zien wat de relatieve verandering van de zorgzwaarte is, afgezet tegen een
bepaalde peildatum als ijkpunt. Voor de zorgzwaarte-index (Hoofdstuk 2) is gekozen voor peildatum
1 januari 2010. (De zorgzwaarte voor de voorafgaande peildata is gebaseerd op schattingen en om
die reden minder geschikt als ijkpunt).
15
Zie NZa Beleidsregel CA-300-489.
Langer Thuis
39
Intramuraal
Zo wordt voor een bepaalde peildatum de intramurale zorgzwaarte per cliënt berekend door voor elke
cliënt het gewogen ZZP-tarief (in euro’s per dag) te vermenigvuldigen met de geïndiceerde
zorgomvang (in dagen per week)16. Deze intramurale zorgzwaarte per cliënt (in euro’s per week)
wordt vermenigvuldigd met het aantal cliënten met een overeenkomstig ZZP, resulterend in de
intramurale zorgzwaarte per ZZP. De sommatie hiervan voor alle ZZP’s resulteert dan in de totale
intramurale zorgzwaarte. Als we dit dan delen door het totaal aantal geïndiceerde intramurale cliënten
resulteert de gemiddelde intramurale zorgzwaarte per cliënt op een bepaalde peildatum.
De waarde van de totale intramurale zorgzwaarte op peildatum 1 januari 2010 wordt als ijkpunt
genomen en geïndexeerd op 100. De waarden op de andere peildata worden hiermee vergeleken om
zo de relatieve verandering in de totale intramurale zorgzwaarte in kaart te brengen. Op eenzelfde
wijze wordt de gemiddelde intramurale zorgzwaarte per cliënt geïndexeerd.
Hieronder staat een fictief rekenvoorbeeld van de totale intramurale zorgzwaarte en de gemiddelde
intramurale zorgzwaarte per cliënt op ijkpunt 1 januari 2010 inclusief de indexering hiervan.
IJkpunt 1 januari 2010
Zorgzwaarte per cliënt
ZZP-nr
1. Gewogen ZZP2. Zorgomvang
tarief (€/dag)
(dgn/week)
VV01
€ 7,50
7
VV02
€ 9,7
VV03
€10,26
7
…
…
…
Totaal alle
ZZP’s
Som van zorgzwaarte van alle ZZP’s
Totaal aantal cliënten
3. Aantal cliënten
met dit ZZP
20
10
10
…
40
=
€ 2.398,20
40
Totale intramurale zorgzwaarte: 1x2x3 (€/week)
€1.050,€ 630,€ 718,20
…
€2.398,20
= €59,96 per week
Totale intramurale zorgzwaarte is €2.398,20 per week en wordt voor 1 januari 2010 geïndexeerd op 100.
Gemiddelde intramurale zorgzwaarte per cliënt is € 59,96 per week en wordt voor 1 januari 2010
geïndexeerd op 100.
Op overeenkomstige wijze wordt in het fictief rekenvoorbeeld hieronder ook voor peildatum 1 januari
2012 de totale intramurale zorgzwaarte en de gemiddelde intramurale zorgzwaarte per cliënt
berekend. Verder wordt hier bovendien de wijze getoond waarop de indexering hiervan voor
peildatum 1 januari 2012 wordt berekend.
16
Het aantal geïndiceerde dagen per week voor een ZZP bedraagt meestal zeven, maar niet altijd.
Langer Thuis
40
Peildatum 1 januari 2012
Zorgzwaarte per cliënt
ZZP-nr
1. Gewogen ZZP- 2. Zorgomvang
tarief (€/dag)
(dgn/week)
VV01
€ 7,50
7
VV02
€ 9,7
VV03
€10,26
7
…
…
…
Totaal alle
ZZP’s
Som van zorgzwaarte van alle ZZP’s
Totaal aantal cliënten
3. Aantal cliënten
met dit ZZP
10
20
15
…
45
=
€2.862,30
45
Totale intramurale zorgzwaarte: 1x2x3 (€/week)
€ 525,€ 1.260,€ 1.077,30
…
€2.862,30
= €63,61 per week
Totale intramurale zorgzwaarte is €2.862,30 per week. De indexering hiervan voor 1 januari 2012 laat de
relatieve verandering zien ten opzichte van het ijkpunt: (€2.862,30 / € 2.398,20) x 100 = 119.
Gemiddelde intramurale zorgzwaarte per cliënt is € 63,61 per week. De indexering hiervan voor 1 januari
2012 laat de relatieve verandering zien ten opzichte van het ijkpunt: (€63,61 / €59,96) x 100 = 106.
Extramuraal
Op overeenkomstige wijze wordt voor een bepaalde peildatum ook de extramurale zorgzwaarte per
cliënt berekend door voor elke cliënt het gewogen functietarief (in euro’s per uur) te
vermenigvuldigen met de geïndiceerde zorgomvang (in uren per week op basis van het
klassenmidden). Deze extramurale zorgzwaarte per cliënt (in euro’s per week) wordt vermenigvuldigd
met het aantal cliënten met een overeenkomstige zorgomvang voor de betreffende functie. Dit
product wordt voor elke specifieke zorgomvangwaarde voor de betreffende functie berekend en alle
deze producten worden vervolgens gesommeerd, resulterend in de extramurale zorgzwaarte per
functie (in euro’s per week).
Voor alle functies (PV, VP, BGI, BGG en BHG) wordt deze zorgzwaarte op deze wijze berekend en
vervolgens gesommeerd, wat resulteert in de totale extramurale zorgzwaarte (in euro’s per week).
Als we dit dan delen door het totaal aantal cliënten met een geldige extramurale indicatie op een
bepaalde peildatum krijgen we de gemiddelde extramurale zorgzwaarte per cliënt (in euro’s per week)
op die bepaalde peildatum.
De waarde van de totale extramurale zorgzwaarte op peildatum 1 januari 2010 wordt ook nu als
ijkpunt genomen en geïndexeerd op 100. De waarden op de andere peildata worden hiermee
vergeleken om zo de relatieve verandering in de totale zorgzwaarte in kaart te brengen. Op dezelfde
wijze wordt de gemiddelde extramurale zorgzwaarte per cliënt geïndexeerd.
Hieronder staat een fictief rekenvoorbeeld van de totale extramurale zorgzwaarte en de gemiddelde
extramurale zorgzwaarte per cliënt op ijkpunt 1 januari 2010 inclusief de indexering hiervan.
Langer Thuis
41
IJkpunt 1 januari 2010
Zorgzwaarte per cliënt
Functie
1. Gewogen functie2. Zorgomvang
tarief (€/uur)
(uur/week)
PV
€9,57
1
PV
€9,57
3
PV
€9,57
5
…
…
…
VP
€14,1
VP
€14,2
VP
€14,3
…
…
…
BGI
…
…
BGG
…
…
BHG
…
…
Totaal alle
functies
Som van zorgzwaarte van alle functies
Totaal aantal cliënten
3. Aantal cliënten
met deze indicatie
50
70
70
…
20
30
35
…
…
…
…
275
€ 8.427,70
275
=
Totale extramurale zorgzwaarte: 1x2x3 (€/week)
€ 478,50
€2.009,70
€3.349,50
…
€ 280,€ 840,€ 1.470,…
…
…
…
€ 8.427,70
= €30,65
Totale extramurale zorgzwaarte is € 8.427,70 per week en wordt voor 1 januari 2010 geïndexeerd op
100.
Gemiddelde extramurale zorgzwaarte per cliënt is € 30,65 per week en wordt voor 1 januari 2010
geïndexeerd op 100.
Op overeenkomstige wijze wordt in het fictief rekenvoorbeeld hieronder ook voor peildatum 1 januari
2012 de totale extramurale zorgzwaarte en de gemiddelde extramurale zorgzwaarte per cliënt
berekend. Verder wordt hier bovendien de wijze getoond waarop de indexering hiervan voor
peildatum 1 januari 2012 wordt berekend.
IJkpunt 1 januari 2012
Functie
Zorgzwaarte per cliënt
1. Gewogen 2.
functietarief Zorgomvang
(€/uur)
(uur/week)
PV
€ 9,57
1
PV
€ 9,57
3
PV
€ 9,57
5
…
…
…
VP
€ 14,00
1
VP
€ 14,00
2
VP
€ 14,00
3
…
…
…
…
…
…
Totaal alle functies
Som van zorgzwaarte van alle functies
Totaal aantal cliënten
3. Aantal cliënten met
deze indicatie
=
60
70
40
…
15
50
15
…
…
250
€ 6.737,90
250
Totale extramurale
zorgzwaarte: 1x2x3
(€/week)
€ 574,20
€ 2.009,70
€ 1.914,00
€ 210,00
€ 1.400,00
€ 630,00
…
…
€ 6.737,90
€ 26,95
Totale extramurale zorgzwaarte is € 6.737,90 per week. De indexering hiervan voor 1 januari 2012
laat de relatieve verandering zien ten opzichte van het ijkpunt: (€ 6.737,90/€ 8.427,70) x 100 = 80.
Gemiddelde extramurale zorgzwaarte per cliënt is € 26,95 per week. De indexering hiervan voor 1
januari 2012 laat de relatieve verandering zien ten opzichte van het ijkpunt: (€26,95 / €30,65) x 100
= 88.
Door de totale intramurale en extramurale zorgzwaarte op een bepaalde peildatum te sommeren
resulteert de totale zorgzwaarte. Door deze te delen door het totaal aantal cliënten met een geldige
indicatie op de betreffende peildatum resulteert de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt. Beide
zorgzwaarten kunnen vervolgens worden geïndexeerd.
Langer Thuis
42
Bijlage 2: Lijst met afkortingen
Op alfabetische volgorde:
ABA
Activerende Begeleiding Algemeen
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BG
Begeleiding (overkoepelende functiegroep)
BGG
Begeleiding Groep (d.w.z. in groepsverband)
BGI
Begeleiding Individueel
BH
Behandeling (functie)
BHG
Behandeling Groep (m.i.v. 1 januari 2011)
BHI
Behandeling Individueel (m.i.v. 1 januari 2011)
KVB
Kortdurend Verblijf (m.i.v. 1 januari 2011)
LG
Lichamelijke handicap (grondslag)
OBA
Ondersteunende Begeleiding Algemeen
PG
Psychogeriatrische aandoening/ziekte (grondslag)
Pgb
Persoonsgebonden budget
PSY
Psychiatrische aandoening/ziekte (grondslag)
PV
Persoonlijke Verzorging (functie)
SOM
Somatische aandoening/ziekte (grondslag)
VB
Verblijf (overkoepelende functiegroep)
VBT
Verblijf Tijdelijk (functie, tot 1 januari 2011))
VG
Verstandelijke handicap (grondslag)
VP
Verpleging (functie)
ZG
Zintuiglijke handicap (grondslag)
ZIN
Zorg in natura
ZZP
Zorgzwaartepakket
Langer Thuis
43
Dit is een uitgave van het CIZ
Oktober 2013
De verantwoordelijkheid voor de inhoud van deze publicatie berust bij het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ). Het
gebruik van cijfers of teksten uit deze publicatie als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is
toegestaan, mits de bron wordt vermeld. Het CIZ aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten of andere
onvolkomenheden.
Voortschrijdend inzicht en informatiewensen vanuit het ministerie van VWS en de AWBZ-ketenpartners kunnen
leiden tot aanpassing van de vorm en inhoud van deze publicatie.
Download