File - Proefwerkweek 3

advertisement
Kenmerkende aspecten hoofdstuk 1
Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën: communisme en nationaalsocialisme.
Het voeren van twee wereldoorlogen en verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door
massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoeren.
De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken, in de greep van een wapenwedloop en de
daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.
De eenwording van Europa.
§1.1 – Geen veilige vrede, maar Koude Oorlog
De oorsprong van de Koude Oorlog ligt in de Eerste Wereldoorlog. De communisten kwamen in 1917
in Rusland aan de macht en hun leider Lenin riep op tot een communistische wereldrevolutie om een
einde te maken aan kapitalisme en uitbuiting. Tegelijk kwam president Wilson in de VS met het idee
van een veilige democratische wereld. Daarvoor moest eerst Duitsland verslagen worden en daarna
moesten de lidstaten van een volkerenorganisatie hun conflicten moeten oplossen door ze voor te
leggen aan de wereldorganisatie.
Wat kwam ervan terecht:
- de Sovjet-Unie bleef tot 1945 het enige communistische land omdat de wereldrevolutie
uitbleef
- de Volkenbond van Wilson kwam wel tot stand, maar was een machteloos orgaan omdat de
VS er zelf geen lid van werden (liever geen bemoeienis met internationale politiek)
In en na de Tweede Wereldoorlog hanteerde president Roosevelt ook het ideaal van Wilson. Hij zei
dat de VS Europa na 1918 in de steek hadden gelaten en dat daardoor Hitler-Duitsland zo groot was
geworden. Ook Roosevelt wilde een volkerenorganisatie die internationale conflicten kon beslechten
zodat de wereldvrede niet meer bedreigd zou worden. In 1941 kreeg hij steun hiervoor van de
Engelse premier Churchill en de Sovjet-dicator Stalin. In april 1945 werden de VN opgericht.
- respect voor territoriale integriteit (grondgebied) en onafhankelijkheid
- in onderlinge betrekkingen afzien van geweld of dreigingen daarmee
- geweld alleen uit zelfverdediging als optreden van de VN tot niets had geleid
Twee grote verschillen tussen Volkenbond en VN:
1. VS speelde nu wel een actieve rol
2. Grote mogendheden kregen de leiding (Veiligheidsraad met 15 zetels: 10 roulerende en 5
vaste voor de VS, Sovjet-Unie, Groot-Brittannië, Frankrijk en China, allen met vetorecht.
Daarnaast minder machtige Algemene Vergadering voor andere lidstaten)
Samenwerking ging minder goed: spanningen tussen VS en Sovjet-Unie liepen op door:
- na 1945 niet 5 maar 2 grote mogendheden / supermachten: VS en SU
- tegenstellingen tussen supermachten: VS wilde kapitalisme, democratie en vrij
ondernemerschap, terwijl SU dictatuur van communisten wilde en economische almacht van
de staat
- Amerikanen waren bang dat Stalin zijn communisme wereldwijd wilde verspreiden, terwijl
Stalin bang was dat VS een vertegenwoordiger was van het westers imperialisme dat het
communisme wilde vernietigen
- constante dreiging van kernwapens over en weer
§1.2 – Koude Oorlog in Europa
Stalin ging wel akkoord met Roosevelt’s plannen voor collectieve vrede, maar zag er weinig in. Hij
wilde een cordon sanitaire: een veiligheidsgordel van bevriende naties die de Sovjet-Unie zouden
vrijwaren voor toekomstige agressie. Hij vestigt communistische satellietstaten en vestigt het ‘ijzeren
gordijn’. Stalin wist namelijk hoe kwetsbaar zijn westgrens was na de Duitse inval in 1941. Hij bracht
heel Oost-Europa onder zijn invloedssfeer, Amerika nam de rest van Europa. Dat waren de gebieden
waar ze met hun eigen troepen de Duitsers hadden verdreven.
De verdeling leidde in 1949 toch tot grote spanningen omdat:
- Stalin tussen ’44 en ’48 veel communistische regimes in Oost-Europa vestigde
- er de mogelijkheid was dat Stalin zijn invloedssfeer verder zou gaan uitbreiden
Om te voorkomen dat Stalin zijn invloedssfeer en daarmee het communisme ging verspreiden,
lanceerden de VS in 1947 het Marshallplan: miljarden dollars werden in westerse economieën
gepompt zodat die minder vatbaar waren voor het communisme.
Achtergrond: containment politiek / indamming van het communisme
Directe aanleiding: communistische dreiging rond Turkije en Griekenland, waar Stalin en
communistische partijen meer invloed probeerden te krijgen
In 1945 was Duitsland opgedeeld in 4 bezettingszones. Rusland eiste schadevergoedingen van
Duitsland, maar Amerika vond dat dat het economisch herstel van Europa in de weg zou staan. De
Russen roofden hun gebied leeg en in 1948 voegden Frankrijk, Engeland en de VS hun deel samen.
Stalin werd boos en sloot alle toegangswegen naar Berlijn af in de hoop de hoofdstad helemaal in
handen te krijgen. Amerika bevoorraadde de stad echter via de lucht en Stalin gaf zijn blokkade op.
Op 23 mei 1949 richtte het westelijk deel van Duitsland de democratische Bondsrepubliek op, en een
paar maanden daarna volgde in het oosten de communistische DDR (Duitse Democratische
Republiek).
Amerika richtte in 1949 de NAVO op (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie) en daar stelde de
Sovjet-Unie in 1955 het Warschaupact tegenover (militair bondgenootschap). Stalin had zijn hoop op
een communistische wereldheerschappij nog niet opgegeven, maar de kans dat dit zou gebeuren
was erg klein:
- SU was straatarm en verzwakt door oorlog en repressie van eigen regime
- communisme had weinig aanhang in de VS en verloor ook aantrekkingskracht in Europa
- de VS waren militair en economisch superieur
Situatie na de WOII:
Verenigde Staten (Truman)
- militair (= atoombom) en economisch superieur
- heeft met Engeland West-Europa bevrijd van
Hitler, en West-Europa valt dan ook onder zijn
invloedssfeer (= conferentie van Jalta)
- parlementaire democratie
- vrije markteconomie (kapitalisme)
Sovjet-Unie (Stalin)
- zoekt veiligheid tegen nieuwe aanval Westen
- heeft Oost-Europa bevrijd en wil grenzen van
1917 terug (conferentie van Jalta)
- communistische dictatuur
- planeconomie
Communisme groeit: Sovjet-Unie lijkt aan macht te groeien. Maakt een cordon sanitaire en krijgt in
1949 ook een atoombom. Blokkeren Berlijn en ook China wordt communistisch onder leiding van
Mao Zedong in 1949. Ook grote communistische partijen in o.a. Italië en Frankrijk.
Reacties VS: containmentpolitiek (= Trumandoctrine). Begint in Europa met Marshallhulp, luchtbrug
Berlijn en oprichting van de NAVO. Later ook in de rest van de wereld, door het ingrijpen in de
Koreaoorlog en het vestigen van marionettenregeringen.
§1.3 – Koude Oorlog in Azië
Tot 1949 was de containmentpolitiek dus vooral gericht op het indammen van het communisme in
Europa. Er waren echter twee ontwikkelingen waardoor dat veranderde:
- SU kreeg een atoombom (1949)
- China werd communistisch onder leiding van Mao Zedong (1949). De echte Chinese regering
was naar Taiwan gevlucht
Aanvankelijk maakten de VS zich niet zo’n zorgen, omdat China een waardeloze bondgenoot was
gebleken in de oorlog tegen Japan, en omdat het communisme in dat achterlijke land wat anders was
dan het communisme in Europa. Wel gaven de Republikeinen de Democratische regering van
Truman de schuld, omdat die China verraden zouden hebben en er tientallen communisme op het
ministerie van Buitenlandse Zaken zouden werken. Truman besefte dat hij zich geen communistische
overwinning kon veroorloven: hij mocht niet ‘soft on communism’ zijn.
Korea was na de WOII opgedeeld in een communistisch Noord-Korea onder leiding van de SU en een
rechtse dictatuur Zuid-Korea onder leiding van de VS. In 1949 haalden beide supermachten hun
troepen weg om dat Korea niet het verdedigen waard was. De Noord-Koreaanse leider Kim Il-Sung
had Stalin al een paar keer gevraagd om toestemming om Zuid aan te vallen. Pas toen Mao Zedong
in China aan de macht kwam in 1949 en toen de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken in
1950 liet doorschemeren dat hij het verdedigen van Zuid-Korea niets waard vond, gaf hij Kim Il-Sung
toestemming, op de voorwaarde dat de SU er niet bij betrokken raakte. Mao kon wel hulp bieden.
In juni 1950 viel Noord het Zuiden binnen en de Veiligheidsraad riep tot Stalins verbazing 2 dagen
later al de VN op tot het verdedigen van Zuid-Korea. Stalin kon daar niets tegenin brengen, want hij
had zich vanwege de Taiwankwestie tijdelijk teruggetrokken uit de Veiligheidsraad en kon dus geen
veto uitbrengen. De Amerikanen drongen de Noord-Koreanen terug en vochten zelfs verder in
Noord-Korea, en op aandringen van Stalin viel China de Amerikanen aan, waardoor de oorlog nog 3
jaar duurde.
Een Amerikaanse werkgroep had onderzocht hoe Amerika moest reageren op de atoombom van
Rusland en het verlies van China. In april 1950 kwam de uitslag: Amerika mocht niet toegeven en de
containmentpolitiek moest wereldwijd worden toegepast. Daarbij was gebleken dat het
communistisch blok een groot militair overwicht had, dus nu moesten de VS het defensiebudget
verdrievoudigen, de conventionele bewapening opvoeren en ook de kernbewapening uitbreiden.
Truman deed dat.
§1.4 – Koude Oorlog en dekolonisatie
Onderlinge wantrouwen nam toe, wat leidde tot:
- vijandbeelden:
 angst in VS voor communistische wereldrevolutie (dominotheorie)
 angst voor nieuw westers (Amerikaans) imperialisme in SU
- wapenwedloop (wederzijdse afschrikking)
- propagandaoorlog (tegenstander wordt afgebeeld als ‘het kwaad’)
- Duitsland, Korea en Vietnam lang verdeeld in twee staten (communistisch – kapitalistisch)
- Chinese invloedssfeer in Azië
In 1953 sterft Stalin en Chroestsjov volgt hem op. Hij voert vanaf 1956 een politiek van vreedzame
coëxistentie. Men moet met elkaar leren leven. Situatie in EU blijft stabiel, in Azië niet:
In 1960 krijgen Mao en Chroestsjov ruzie over:
- ‘verraad’ vna Chroestsjov aan wereldrevolutie van Lenin
- aanpak Amerikaanse imperialisme
- leiderschap in communistische beweging
- ‘boerencommunisme’ in China, ‘industriearbeiders’ in SU
Ondanks deze concurrentie zagen de VS de communistische landen nog steeds als één blok. Eind ’60
kwam daar verandering in. De VS erkende ‘rood’ China en dit land werd lid van de VN en nam de
plaats van Taiwan in de Veiligheidsraad in.
Twee ontwikkelingen na 1945 waren dus:
1. De Koude Oorlog
2. Dekolonisatie
In Afrika en Azië kwamen veel nieuwe onafhankelijke staten en vanaf 1950 kwam dekolonisatie
nauw samen te hangen met de Koude Oorlog, omdat zowel de VS als de SU en China de nieuwe
landen in hun invloedssfeer probeerden te betrekken. De SU deed dat via communistische partijen
en antiwesterse onafhankelijkheidsbewegingen en de VS met economische, politieke en militaire
middelen (marionettenregeringen, militaire steun, investeringen).
Het Aziatische nationalisme kreeg een impuls na de WOII. Japan versloeg snel alle westerse machten
in Azië, en na de capitulatie in 1945 bleek het nationalisme onder de inheemse bevolking alleen maar
sterker. Engeland, Nederland en de VS gaven uiteindelijk toe aan het machtsverlies, maar Frankrijk
bleef zich verzetten.
Zij hadden Indochina: Laos, Cambodja, Vietnam. De VS wilden wel van het koloniale bewind af, maar
uiteindelijk steunden ze toch Frankrijk, omdat de onafhankelijkheidsbeweging in Indochina onder
communistische leiding stond. Vanaf toen begonnen de VS Frankrijk te steunen.
Kenmerkende aspecten hoofdstuk 2
De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.
Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme.
De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: nationalisme, liberalisme, socialisme,
confessionalisme, feminisme.
De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld.
§2.1 – Vietnam onder de Fransen
1884: Frankrijk kreeg Vietnam in handen en voegde dat een paar jaar later bij Indochina.
Beloftes:
- Aziaten laten delen in de westerse beschaving
- Er zou economische groei komen
- Er zou een moderne samenleving naar Frans model komen
Was eigenlijk alleen om eigen belang te doen: economisch gewin en aanzien krijgen als grootmacht.
Er kwam wel betere infrastructuur, scholing en gezondheidszorg, maar dat was beperkt.
Democratisering bleef ook uit: autoritaire gouverneur-generaal bestuurde de kolonie.
De industrialisatie ging langzaam, maar de agrarische ontwikkeling in het zuiden ging makkelijker.
Daar lag de vruchtbare Mekong-delta. Wel was de grond van landheren die arme boeren voor zich
lieten werken. De situatie in het noorden was wat dat betreft iets beter: grond was gelijkmatiger
verdeeld en de Fransen hadden minder invloed.
De Fransen waren arrogant en wreed en trokken het eigen volk voor. Slechts weinig Vietnamezen
profiteerden van het koloniale bestuur. Dat waren vooral handelaren, grootgrondbezitters en
ambtenaren. Saigon was de bruisende hoofdstad van het zuiden.
De opstanden waren lokaal en konden makkelijk de kop in worden gedrukt. De nationalistische
bewegingen die er al bestonden, waren te verdeeld. Het communisme bracht daar verandering in.
Hun leider was Ho Chi Minh. In 1919 ging hij naar Frankrijk om zelfstandigheid en democratie voor
zijn eigen land te vragen. Hierbij was hij geïnspireerd door de Amerikaanse president Wilson, die een
nieuwe wereldorde wilde op basis van het nationale zelfbeschikkingsrecht.
Zijn petitie werd afgewezen en hij keerde zich tot het communisme. Geloof in overwinning:
- communisme had in 1917 ook vooruitgang gebracht in Rusland (was geïndustrialiseerd en
kon ook wat voor de boeren betekenen)
- een strak georganiseerde en doortastende minderheid kon een machtigere tegenstander
verslaan
§2.2 – De tijger en de olifant
Ho Chi Minh vertrok in 1923 naar de SU en daarna naar China, om vanaf daaruit aanhangers voor het
communisme in Vietnam te winnen. In 1930 richtte hij de ICP op (Indochinese Communistische
Partij). Die leed onder vervolging en de Fransen executeerden later ook nog eens bijna alle
partijleden. Ho was in China gebleven en dus ongedeerd. In 1941 ging hij terug naar Vietnam en
kwam met partijgenoten samen om een nationale bevrijdingsbeweging op te richten, de Vietminh.
- onder communistische leiding, maar dat moest verborgen blijven
- doel: nationalistische krachten bundelen voor nationale onafhankelijkheid + revolutie
- leider van Vietminh werd Vo Nguyen Giap
Oprichting viel samen met de komst van de Japanners: Ho verwachtte dat de Japanners WOII zouden
verliezen en dat gebeurde, en toen kon de Vietminh bijna heel Vietnam bezetten. Op 2 september
riep Ho Chi Minh in Hanoi de onafhankelijkheid uit: de Democratische Repuliek Vietnam (DRV).
De VS erkenden zijn staat niet en wilde ook geen hulp bieden tegen de Fransen (die weer terug
waren gekomen). De VS hadden Frankrijk in Europa nodig als bondgenoot in de Koude Oorlog.
Daarom ging Ho Chi Minh zelf naar Parijs in 1946, maar dat hielp niet. Er brak oorlog uit tussen
Frankrijk en de Vietminh, waarbij de Vietminh (de tijger, zat in de jungle + platteland, sloegen
onverwachts toe) een guerrillaoorlog voerde tegen de Fransen (de olifant, zaten in de steden in het
zuiden).
Ook Stalin erkende de DRV tot 1950 niet, tot de communistische machtsovername in China. De SU en
China spraken nu af dat de SU zich op Europa zou richten en China op Azië. Daarom erkende China de
DRV in 1950 en ging wapens en adviseurs leveren. Toen erkende ook Stalin de DRV en beloofde hulp.
De Fransen hadden een Vietnamese regering erkend binnen een unie met Frankrijk, maar Frankrijk
bleef het voor het zeggen hebben (tegen Amerika’s wil). Toch erkende de VS in 1950 de
marionettenregering en stuurde Truman materieel en geld om de Fransen te steunen.
Frans-Vietnamese oorlog: 1946 – 1954
Vietminh o.l.v. Vo Nguyen Giap
-platteland
-vooral in het noorden
-guerrillatactiek
Fransen, later een marionettenregering
-steden
-vooral in het zuiden
-betere wapens
-hulp van China (adviseurs, wapens)
-hulp SU vanaf 1950 (materieel)
-hulp van VS (geld, wapens)
-door containmentpolitiek (dominotheorie)
-China en SU erkennen DRV
-VS erkennen Franse marionettenregering
§2.3 – Het vertrek van de Fransen
In 1954 betaalden de VS 80% van de Franse oorlogsinspanningen. De oorlogsmoeheid sloeg toe en
daarom werd besloten tot de conferentie van Genève, om een oplossing te vinden. Toch probeerden
beide partijen voor de conferentie nog een doorbraak te forceren, in Dien Bien Phu. De Fransen
hadden daar in 1953 een fort ingenomen, maar de Vietminh had met duizenden strijders de Fransen
omsingeld. De Fransen schrokken en vroegen Amerika om luchtsteun, die dat weigerde omdat
Engeland ook niet wilde. Op 6 mei 1954 viel Dien Bien Phu.
Frankrijk was het zat, maar de VS wilden niet berusten in een communistisch Vietnam. Dat kwam
door Eisenhower’s dominotheorie: als één land valt, zullen de anderen razendsnel volgen. Dan is het
communisme niet meer te stoppen.
8 mei 1954 begon de conferentie van Genève. Afgesproken:
- Vietnam tijdelijk verdeeld volgens de 17e breedtegraad
- Vietnam (beide delen) moeten neutraal blijven
- 1956: Frankrijk weg, verkiezingen en hereniging
Aanwezig: Groot-Brittannië, Sovjet-Unie, Frankrijk, China, DRV, Verenigde Staten
VS ondertekenden de conferentie niet, stemden alleen in met algemene akkoorden.
Reacties op de Geneefse akkoorden:
- Internationale Commissie van Toezicht (Polen, Canada en India) wordt opgericht ter naleving
van de akkoorden
- Ho Chi Minh is ontevreden maar accepteert het (moet 1/5e van grondgebied inleveren)
- Sovjet-Unie wil geen groot conflict met de VS in Azië (vreedzame coëxistentie)
- China vindt het prima: Vietnam is zwak, Noord-Vietnam is een bufferstaat
- VS willen dat de verdeling zo blijft en dat er geen verkiezingen komen.
Ter verdediging van Zuid-Vietnam wordt op 8 september 1954 de ZOAVO opgericht: vereniging van
anticommunistische staten in Azië die moeten overleggen bij een gewapende overval op een staat of
gebied in Zuidoost-Azië. Zo hield de VS zich wel aan de afspraken (Vietnam werd geen lid van de
ZOAVO) maar het was wel bedoeld om Zuid-Vietnam te beschermen.
§2.4 – Twee vijandige staten
De VS waren nooit van plan geweest verkiezingen te vestigen:
- zij hadden toch niet ondertekend (Zuid-Vietnam ook niet)
- verkiezingen zouden toch niet eerlijk gaan door communisme in Noord (controle)
Ho Chi Minh ging naar China en de SU voor hulp, maar kreeg die niet, omdat beide bondgenoten
geen conflict met de VS wilden.
Noord-Vietnam
-communistische eenpartijstaat o.l.v. Ho Chi
Minh
- vanaf 1954: interne revolutie
> Franse bedrijven nationaliseren
> herverdeling van de grond
- vanaf ’58: planeconomie, privé-eigendom werd
afgeschaft
- ’61: industrialisatie (mislukt)
- rijken vluchten naar Zuid-Vietnam
- afhankelijkheid van China neemt toe
Zuid-Vietnam
- antikoloniaal, anticommunistisch, politiestaat
o.l.v. Ngo Dinh Diem
- kapitalisme, maar:
> grote corruptie (arm = armer, rijker = rijker)
> gedwongen verhuizingen (strategic hamlett)
>harde repressie
- strijd tegen communisme was succesvol, maar
(financiëel) afhankelijkheid van de VS.
De VS zagen Diems harde regime eerst door de vingers. Hij had namelijk bijna alle communisten in
Zuid-Vietnam geëxecuteerd en het gevaar leek geweken.
Kenmerkende aspecten hoofdstuk 3
De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de
daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.
De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie.
De eenwording van Europa.
§3.1 – Volksopstand in Zuid-Vietnam
Noord-Vietnam wilde en mocht geen gewapende strijd leveren tegen het Zuiden om Amerikaanse
interventie te voorkomen (dat wilden China en de SU ook niet). Doel was wel de hereniging van
Vietnam. Een partijtop onderzocht Zuid-Vietnam en zei dat de situatie:
- kansrijk was: haat onder bevolking tegen Diem-regime nam toe
- gevaarlijk was: communisten werden met totale vernietiging bedreigd
Dus werd gewapende strijd wel hervat:
- Diem moest ten val worden gebracht
- Amerikanen moesten vertrekken door protest uit alle lagen van de bevolking, zonder dat
bekend werd dat de communisten daar leiding aan gaven
Vanaf 1959: externe revolutie (in Zuid-Vietnam) met als doel hereniging:
- hulp en guerrillastrijders gaan via Ho-Chi-Minhroute in Laos naar Zuid-Vietnam
- oprichting Nationaal Bevrijdingsfront (NLF) in 1960 in Zuid-Vietnam met
Volksbevrijdingsleger, dat de bijnaam Vietcong had.
Externe revolutie was mogelijk door de haat tegen Diem:
 enorme corruptie en geen industrialisatie
 uitbuiting arme boeren
 discriminatie van boeddhisten
De Vietcong beheerste al snel het platteland omdat ze boerenopstanden steunen en de ‘gewonnen’
grond verdeelden onder de arme boeren.
De haat tegen Diem neemt nog toe door:
- gedwongen verhuizingen naar ‘versterkte dorpen’ (agrovilles). Dit werkt averechts omdat
boeren niet willen verhuizen wegens voorouderverering, en door corruptie infiltreert de
Vietcong juist in die dorpen
- keiharde aanpak van oppositie in de steden > zelfverbranding monniken
§3.2 – Alarm in het Witte Huis
Toen Kennedy in 1961 aan de macht kwam, was er in Amerika nog weinig sprake van een
Vietnamkwestie en de media besteedden er weinig aandacht aan. Tot Kennedy krijgt te horen dat de
Vietcong lijkt te winnen en dat de SU en China de hulp aan Noord-Vietnam hebben opgevoerd.
Kennedy gelooft Eisenhower’s dominotheorie en stuurt onderzoeksteams naar Zuid-Vietnam maar
dat levert tegenstrijdige adviezen op: grondtroepen sturen < - > diplomatieke oplossing.
Kennedy deed geen van beide. Wat hij wel deed:
- veel meer adviseurs sturen
- helikopters sturen
- ontbladeringsmiddel gebruiken (agent orange)
- gebruik van napalm toestaan
Ondanks de druk van de VS voerde Ngo Dinh Diem geen democratische en sociale hervormingen
door. Daarom besluiten de VS een staatsgreep van militairen te steunen, die op 1 november 1963
plaatsvindt. Diem krijgt een vrijgeleide, maar wordt toch vermoord. In november 1963 werd ook
Kennedy vermoord.
Opvolger is Lyndon B. Johnson, die de Vietnampolitiek voortzette. De Vietcong was echter aan een
snelle opmars bezig en de nieuwe regering in Zuid-Vietnam bleek instabiel.
§3.3 – Johnsons dilemma
Johnson had 3 opties:
- kernoorlog (voordeel = minder slachtoffers eigen kant en oorlog snel over, nadeel = gevaar
van militair conflict met China of zelfs WO III)
- terugtrekken (is Vietnam wel belangrijk genoeg? Zou wel communistisch kunnen worden en
dat is gezichtsverlies voor de VS)
- oorlog
Het werd oorlog, en wel een ‘beperkte oorlog’:
 weinig Amerikaanse slachtoffers
 alleen vechten in Zuid-Vietnam (China grijpt dan niet in)
 conventionele wapens
 beperkt aantal doelen in Noord-Vietnam treffen d.m.v. bombardementen
Liever wilde Johnson geen oorlog voeren, want hij had een binnenlands programma: het vestigen van
de Great Society (een verzorgingsstaat die een einde maakte aan rassendiscriminatie, waarbij iedere
Amerikaan aanspraak kon maken op goed onderwijs, huisvesting, zorg en sociale voorzieningen).
Zijn Great Society kostte ook veel geld, en daarom moest oorlog in Zuid-Vietnam zo lang mogelijk
uitgesteld worden. In 1965 brak de oorlog uit, een beperkte oorlog.
§3.4 – Johnsons oorlog
Op 2 augustus 1964 werd een Amerikaanse torpedobootjager in de Golf van Tonkin (voor de kust
van Noord-Vietnam) aangevallen door Vietnamese torpedoboten. Er was nauwelijks schade, maar
het Tonkin-incident veroorzaakte grote onrust in Amerika. Johnson stuurde nog een boot en die
werd ook ‘aangevallen’. (Achteraf: 1e incident leek uitgelokt door Amerika, 2e verzonnen).
Dit was aanleiding voor de Tonkin-resolutie:
- Congres gaf de president oorlogsbevoegdheden
- er volgden vergeldingsaanvallen op havens in Noord-Vietnam (hierdoor stuurt NoordVietnam legereenheden naar het zuiden)
Johnson beloofde geen Amerikaanse militairen in Vietnam te laten vechten, maar verlies van
Vietnam zou niet tot de opties behoren. Johnson ging over tot militaire actie in 1965:
- presidentsverkiezingen waren toch voorbij
- Zuid-Vietnam kreeg toch geen stabiele regering
- Vietcong viel een helikopterbasis in Pleiku aan ( = de aanleiding)
In 1965 begint de escalatie:
- Operatie Rolling Thunder (massale bombardementen op Noord-Vietnam, maar ‘shock and
awe’ werkt niet echt)
- Amerikaanse blokkade op de 17e breedtegraad
- acties tegen Ho-Chi-Minhroute (mislukt grotendeels)
Noord-Vietnam houdt vol, door onder andere:
 het feit dat er geen VS-troepen in Noord-Vietnam zijn (afspraak China)
 hoogwaardige Sovjet-wapens (goede luchtafweer)
 Chinese wapens en arbeiders in de fabrieken
Kenmerkende aspecten hoofdstuk 4
De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de
daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.
De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.
De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie.
De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf
tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.
§4.1 – Het Tet-offensief
De Vietcong voerde een guerrillaoorlog waarbij ze snel en verrassend aanvielen en vervolgens weer
in de jungle verdwenen. Ook hadden ze een netwerk van tunnels en infiltreerden ze in dorpen.
Aanvoerder Amerika: Westmoreland. Tactiek van de Amerikanen daartegenover is destructief:
- Noord-Vietnam d.m.v. bombardementen over pijndrempel duwen zonder interventie van
China
- Search and Destroy: vijand opsporen en vernietigen (Zuid-Vietnam)
-
zoveel mogelijk Vietcongs doden (= bodycount)
dorpen platbranden
gebruik van napalm en agent orange
Het hielp:
- 7x zoveel doden onder Vietcongs als onder Amerikanen
- steden waren redelijk veilig
- eindelijk een stabiel militair bewind in Zuid-Vietnam (Nguyen Van Thieu)
Maar:
-tunnelsysteem houdt Vietcong gaande
- Noord-Vietnam blijft Vietcong bevoorraden
- platteland nooit echt onder controle van VS en Zuid-Vietnam
Gevolg  Westmoreland vraagt om steeds meer troepen.
Dan komt het Tet-offensief op 1 januari 1968. Tet is het Vietnamese Nieuwjaar, maar op die dag
drongen communisten steden, Amerikaanse ambassades en bases binnen, waardoor de VS compleet
verrast waren.
De Amerikanen konden het Tet-offensief snel breken, dus militair was het geen succes. Het was een
psychologisch succes: - publieke opinie VS veranderde
- Johnson besefte dat de oorlog niet zomaar te winnen was.
Om deze redenen besloot Johnson:
 tijdelijke stop van bombardementen
 aansturen op onderhandelingen met Noord-Vietnam (13 mei 1968 in Parijs van start)
 geen extra troepen naar Westmoreland
§4.2 – Groeiend verzet in Amerika
Tot 1965 was er weinig verzet tegen de Vietnamoorlog. Daarna nam dat toe, waarbij vooral de
media, de anti-oorlogsbeweging en de groeiende verdeeldheid in de politiek een rol speelden.
Eerst was het verslag van de media patriottistisch, maar dat veranderde in kritisch (met name door
jonge verslaggevers): - oorlog was op tv te volgen (eerste televisieoorlog)
- slachtoffers kwamen in beeld, geen enthousiasme bij soldaten
De babyboomers (naoorlogse jongeren) zetten zich af tegen hun ouders en tegen de traditionele
waarden en vormen zo een eigen cultuur. Zij vormen de protestgeneratie. Begon eind 1964 op een
universiteit in Californië.
Vanaf maart 1965 werden de jongeren pas echt actief:
 vonden angst voor het communisme zwaar overdreven
 waren tegen de dienstplicht (direct belang: anders zouden zij ook gestuurd worden)
 vonden vrijheidsstrijders (zoals Ho Chi Minh) idolen
Hun (succesvolle!) middelen:
- ‘teach-ins’ (openbare discussiebijeenkomst) en petities
- demonstraties (motto: make love, not war)
- protestsongs
- ontduiken van dienstplicht
Hierdoor brak ook fel protest uit in de rest van de wereld.
Tot dan toe hadden de politici braaf de president gevolgd. Maar nu kwamen het Pentagon en het
ministerie van Buitenlandse Zaken in opstand, omdat ze gebrek aan informatie hadden en werden
misleid (Johnson hield oorlogsuitgaven geheim en troepenzendingen maakte hij pas bekend als de
troepen al weg waren). De democraten volgden eerst de president nog.
- ze wilden hem niet afvallen
- ze niet ‘soft on communism’ wilden zijn
- wilden eigen troepen blijven steunen
Maar dat veranderde.
§4.3 – 1968
J. William Fullbright was altijd een vooraanstaande democraat geweest, maar hij deed in 1966
afstand van de president. Vanaf februari 1966 voerde hij openbare hoorzittingen en ondervroeg de
leden van de regering scherp. Deze hoorzittingen werden op tv uitgezonden, met als gevolg dat het
vertrouwen in Johnson flink daalde. Ook daalde het optimisme over de afloop van de oorlog (door
Walter Cronkite die zei dat het optimisme niet te winnen was, nadat de beroemde foto van de
executie van een Vietcongstrijder te zien was geweest).
Congres viel uiteen in twee kampen:
- haviken: wilden oorlog opvoeren
- duiven: wilden beperking van geweld, liever onderhandelingen (J. William Fullbright)
In 1968 was er ook veel binnenlandse chaos. Martin Luther King en Bobby Kennedy (broer en
presidentskandidaat) werden vermoord. In januari 1969 waren de nieuwe presidentsverkiezingen.
Richard M. Nixon werd de nieuwe president. Hij was een felle anti-communist en was eigelijk een
havik die voor hard militair ingrijpen was. Dat veranderde door/na het Tet-offensief:
- wilde eervolle vrede (zonder gezichtsverlies) door militair en diplomatiek offensief
- wilde vietnamisering van de oorlog (troepen Zuid-Vietnam versterken, VS-troepen terug)
Nixon’s strategie: Noord-Vietnam onder druk zetten door:
- militaire druk: meer bombardementen in Noord-Vietnam en nu ook op Ho-Chi-Minhroute in
Laos en Cambodja
- driehoeksdiplomatie (door Henry Kissinger, veiligheidsadviseur):
 toenaderings-/pingpongpolitiek tot China en nu komt de Volksrepubliek China in de
Veiligheidsraad
 Sovjet-Unie paaien met voorstellen tot wapenvermindering en gunstige voorwaarden
Dit noemen we de détente, het ontdooien van de Koude Oorlog.
§4.4 – Nixons oorlog
Nixon besloot tot meer bombardementen, en nu ook in Laos en Cambodja. Hij stuurde zelfs
grondtroepen naar Laos en Cambodja. Dat bleef lange tijd geheim. Reacties toen het uitlekte:
- massale (studenten-)protesten, zelfs 4 doden op Kent State University
- economie lijdt onder de oorlog
Hierdoor zou het Congres het oorlogsbudget beperken.
Noord-Vietnam gaf niet toe, niet op het slagveld en niet in de onderhandelingen. Ze wilden alleen de
strijd staken als alle Amerikanen vertrokken en als Thieu in Zuid-Vietnam werd afgezet.
Hierna gingen Nixon en Kissinger in 1972 over tot de driehoeksdiplomatie. Resultaat was dat Nixon
wist dat hij nu niks meer van China en de SU hoefde te vrezen. Dus toen er een groot NoordVietnamees offensief uitbrak, bombardeerde hij Noord-Vietnam en legde mijnen in de havens en
spoorwegen.
Resultaat: Noord-Vietnam geeft een beetje toe en Thieu hoeft niet meteen te vertrekken.
Zuid-Vietnam was overal buiten gehouden. Thieu eiste daarom meer Amerikaanse garanties.
Daarmee ging Noord-Vietnam natuurlijk niet akkoord.
Uiteindelijk kwamen de Parijse Vredesakkoorden dan toch, door:
- kerstbombardementen (’72): VS bombardeert overal in Noord-Vietnam, ook Hanoi en
Haiphong, net na de herverkiezing van Nixon
- druk van China en SU op Noord-Vietnam
- Noord-Vietnam realiseert zich dat alle Amerikaanse troepen weg zullen gaan
Januari 1973: Parijse Vredesakkoorden. Afgesproken:
- troepen VS weg
- Vietcong houdt posities
- samen verkiezingen voorbereiden in het Zuiden (= Vietcong en regime in Zuid).
De gevechten tussen de Vietcong en het Zuid-Vietnamese leger blijven echter. De VS bieden ZuidVietnam geen hulp meer en Nixon moet in ’74 zelfs aftreden door het Watergate-schandaal.
In 1975 valt Noord-Vietnam uiteindelijk Zuid-Vietnam aan met zware (Sovjet-)wapens en Saigon valt.
Zuid-Vietnam wordt ingelijfd bij de Socialistische Republiek Vietnam.
Theorieën over de Koude Oorlog:
Orthodoxe visie: Sovjet-Unie veroorzaakte de Koude Oorlog door hun streven naar
machtsuitbreiding.
Revisionisten: VS zijn schuldig aan de Koude Oorlog, want zij wilden nieuwe afzetmarkten voor hun
kapitalisme opbouwen (= modern imperialisme)
Realisme: gewoon een machtsconflict tussen de enige twee overgebleven supermachten.
De orthodoxe visie wordt in ere hersteld, door:
 val van Sovjet-Unie (zonder SU geen Koude Oorlog meer, dus schuld lag bij SU)
 nieuw bronnenmateriaal uit Rusland
Download