De Romeinse ruïnes nabij Lago Trasimeno

advertisement
De Romeinse ruïnes nabij Lago Trasimeno
Joris Lenstra
We hadden de auto op het gras geparkeerd en liepen tussen de ruïnes door. Mijn
vader trakteerde ons op een portie cultuur. Mijn broer en ik keken naar de lage
stenen muurtjes en de witte fundamenten in de grond. Van de cultuur was
weinig meer over behalve deze stenen en wat er in een klein museum in de
buurt te vinden was. Gelukkig gingen we vandaag niet naar dat museum toe. Ik
heb nooit begrepen wat er zo aantrekkelijk is aan ruïnes. Voor mij zijn het de
botten van een samenleving. Maar goed, we gingen om mijn vader een plezier te
doen en vanwege het schepijs dat hij ons na afloop beloofd had.
Enthousiast liep hij langs de ruïnes. Met veel gebaren vertelde hij over de
identieke wijze waarop de Romeinen hun steden bouwden. In iedere stad was er
een amfitheater, een markt (forum), een badhuis, en talrijk andere gebouwen.
Hij had Latijn gehad en was daar zeer trots op. Hij was jurist dus veel van zijn
Latijn zal er wel niet over zijn.
Ik weet niet of het door zijn snelle passen kwam of door de vroege hitte van de
Italiaanse zomerzon, maar ik raakte zowel mijn vader als mijn broer kwijt.
Ik zwierf in mijn eentje tussen de stenen. Ik liep over de grote, vlakke stenen die
de hoofdweg door het stadje vormden. Deze hoofdweg leidde linea recta naar
Rome, zo had mijn vader net verteld. Zulke hoofdwegen waren aangelegd door
het Romeinse leger. Dat had zelfs een heel wegennetwerk in Europa aangelegd,
zo heb ik op school bij Latijn geleerd.
Ik raakte de toppen van de afgesleten muurtjes aan. Ik keek hoe diep de gaten
waren in de muren van de markt waarin kruiken voor wijn of olijfolie werden
geplaatst.
Toen ik genoeg gezien had, ging ik aan de rand van het stadje zitten, op het
begin van een lage heuvel, en keek in de warme zon naar de afgetopte
gebouwen. Ik verveelde me. Ik keek naar de verlaten vallei. Ik begon mij voor te
stellen hoe de eerste mensen waren afgedaald van de veilige heuvels om in de
vallei te gaan wonen. Zij voelden zich veilig door de aanwezigheid van de
Romeinen, die van Italië één land hadden gemaakt, geregeerd vanuit één stad.
Eigenlijk zoals Europa nu vanuit één stad geregeerd wordt.
1
Ik stelde mij een man voor, in de kracht van zijn leven, met kort donker haar,
die naast mij op de heuvel kwam zitten, en tegen mij zijn verhaal kwam doen.
Zijn leven lang had hij de grond van deze heuvels bewerkt. Net als zijn vader en
zijn vader voor hem. Zijn voorouders waren de vallei in getrokken om aan de
hoofdweg te gaan wonen, aangelegd door zwetende donkerharige Romeinse
legionairs. Ze gingen hun lokale waar verkopen aan rondreizende soldaten en
handelaren. Hun dorpje groeide uit tot een kleine stad. Ze moesten meerdere
waterputten aanleggen om iedereen van water te voorzien. Ze bouwden kleine
huizen om de waterputten af te schermen. Dat werden stevige, rechthoekige
huizen, zoals de Romeinen die bouwden, met een houten deur en een schuin dak
tegen de zon. Ik heb langs de restanten ervan gelopen. Het was alsof een groot
mes de bovenkant van de put had afgesneden. Van het huisje was weinig meer
over dan een keten van stenen zoals kinderen die soms op het strand
neerleggen. Alleen zaten deze stenen diep vast in de grond.
Verder hadden ze een tempel gebouwd voor de nieuwe goden Romulus en
Remus; de Dioscuri, de heilige tweeling die Rome had gesticht. Ook hadden ze
een theater gebouwd naar Romeins model waar rondtrekkende
verhalenvertellers en toneelspeler optraden. Vooral zij die hele stukken uit
Griekse tragedies konden voordragen, waren zeer geliefd. En er kwamen scholen
waar hun kinderen de zeden en gewoonten van de Romeinen leerden, totdat ze
oud genoeg of nodig waren om het land te bewerken.
Hij zou me aankijken en toevertrouwen dat hij zich zorgen maakte om onze
oudste zoon. Die was zeer leergierig en had zijn mond vol van de Romeinen.
Vaak vroeg die voor het slapengaan of ‘ie ooit naar Rome mocht. Wat moest zijn
vader zeggen? Zij waren landbouwers, geen soldaten. Hij kende de wrede
spelletjes die de Romeinen graag speelden. Dat had hij gezien toen de soldaten
van de legioenen die hier soms verbleven op weg naar het noorden of het
zuiden, hun kracht en behendigheid toonden in de gevechten tegen de leeuwen
uit Africa en tegen wilde everzwijnen die bijna zo groot als leeuwen waren.
Hij zou me vertellen dat ze een grote markt hadden waar ronde broden, wild en
gedroogd vlees en verse groenten en fruit uit de vallei werden aangeboden. Er
zaten ronde gaten in de stenen muur bij de kramen voor de leren vaten met
olijfolie of wijn. Hij dacht vaak nog als een boer, met een weidse blik op het land,
rekenend in seizoenen. De drukte op de markt vond hij soms adembenemend.
2
Hij zou me vertellen dat hij het zich niet voor kon stellen dat zijn stad,
opgebloeid dankzij de Romeinse hoofdweg, op een dag zou zijn verdwenen. Dat
niemand meer zou weten hoe levendig het hier ooit is geweest.
Met een glinstering in zijn ogen zou hij zich de dag voor de geest halen dat stof
elk zicht op deze hoofdweg ontnam. Het was een spektakel. Een schier eindeloze
rij soldaten met rood gewaad en opgepoetste pantsers marcheerde in hun leren
sandalen onder de lokale triomfboog door richting Rome. De zon streelde hun
zilveren uitrustingen en kuste de gouden wapenstok met de rode wapperende
linten, met daarop het nummer van hun legioen en de triomfkrans daarboven.
Beschilderde Germaanse ruiters met ontblote bovenlichamen vormden de
achterhoede.
‘Hé, daar ben je’, zei mij vader. ‘Weer aan het dromen? Kom. We moeten je
broer zoeken. Die loopt hier ook nog ergens te dolen. Fascinerend, niet?’
Gebruiksvoorwaarden
Het werk van schrijvers en dichters op Nederland Schrijft mag gratis worden
gelezen en/of gedownload voor eigen gebruik. Iedere verspreiding,
openbaarmaking, verveelvoudiging of bewerking is niet toegestaan.
3
Download