De opstanding van Sri Yoekteswar ‘Heer Krishna!’ De verheerlijkte gestalte van de avatar verscheen in een schemerende gloed toen ik op mijn kamer in het Regent Hotel te Bombay zat. Over het dak van een hoog gebouw aan de overkant van de straat heenschijnend, was het onbeschrijfelijke visioen plotseling voor mijn gezicht verschenen, toen ik uit mijn grote open venster op de derde verdieping naar buiten staarde. De goddelijke gestalte wuifde mij toe, lachte en knikte groetend. Toen ik de boodschap van de heer Krishna niet precies begreep, vertrok hij met een gebaar van zegening. Wonderlijk opgetogen, voelde ik, dat een of andere geestelijke gebeurtenis werd aangekondigd. Mijn reis naar het Westen was voorlopig uitgesteld. Ik moest nog verschillende openbare voordrachten in Bombay houden eer ik afreisde om nog een bezoek aan Bengalen te brengen. Toen ik op 19 juni 1936 - een week na het visioen van Krishna-om drie uur’s middags op het bed in mijn hotelkamer in Bombay zat, werd ik uit mijn meditatie gewektdoor een zaligmakend licht. Voor mijn geopende, verbaasde ogen werd de gehele kamer in een vreemde wereld getransformeerd; het zonlicht veranderde in een bovenaardse schittering. Golven van verrukking overstelpten mij, toen ik Sri Yoekteswar in levenden lijve voor mij zag staan! ‘Mijn zoon!’ zei de meester terwijl hij mij met een betoverende engelachtige glimlach aankeek. Voor de eerste keer van mijn leven knielde ik niet aan zijn voeten om hem te begroeten, maar trad ik onmiddellijk naarvoren en sloot hem onstuimig in mijn armen. Opperste ogenblik! Het overweldigende geluksgevoel dat nu over mij kwam woog ten volle op tegen alle smart van de afgelopen maanden. ‘Mijn meester, geliefde van mijn hart, waarom verliet u mij?’ Ik sprak onsamenhangend in een overmaat van vreugde. ‘Waarom liet u mij naar de Koembha Mela gaan? Wat een bittere verwijten heb ik mij gemaakt dat ik u verliet!’ ‘Ik wilde je voorvreugde niet bederven, daar je zo graag het pelgrimsoord wilde bezoeken waar ik Babaji voor het eerst heb ontmoet. Ik liet je alleen een korte poos achter; ben ik niet weer bij je?’ ‘Maar u bent het, Meester, dezelfde Leeuw Gods? Draagt u een lichaam als dat wat ik in Poeri begroef onder het wrede zand?’ ‘Ja mijn kind, ik ben dezelfde. Dit is een lichaam van vlees en bloed. Ofschoon ik het zie als etherisch, is het stoffelijk voor jouw gezicht. Uit de kosmische atomen schiep ik een geheel nieuw lichaam precies gelijk aan dat kosmisch-droomstoffelijk lichaam, dat je te Poeri in je droomwereld onder het droomzand begroef . Ik ben in werkelijkheid opgestaan - niet op aarde, maar op een astrale planeet. Haar bewoners zijn beter dan de aardse mensheid in staat aan mijn hoge maatstaf te voldoen. Daar zul je evenals je verheven geliefden op zekere dag met mij zijn.’ ‘Onsterfelijke goeroe, vertel mij meer!’ ‘Wil je, beste jongen,’ zei hij blij lachend, ‘je greep niet een weinig losser maken?’ ‘Slechts een weinig!’ Ik had hem omarmd met de greep van een octopus en kon dezelfde vage, geurige natuurlijke reuk onderkennen, die tevoren kenmerkend voor zijn lichaam was geweest. De tintelende aanraking van zijn goddelijk vlees voel ik nu nog om de binnenzijden van mijn armen en in de palmen van mijn handen, wanneer ik die heerlijke uren terugroep. ‘Zoals profeten naar de aarde worden gezonden om de mensen te helpen hun aardse karma uit te werken,’ verklaarde Sri Yoekteswar, ‘zo is mij door God aangewezen om op een astrale planeet als heiland te dienen. Deze wordt Hiranyaloka genoemd of ‘Verlichte Astrale Planeet’. Daar help ik vergevorderde schepselen om zich van hun astraal karma en van astrale wedergeboorten te bevrijden. De bewoners van Hiranyaloka zijn geestelijk hoog ontwikkeld. Allen daar hadden in hun laatste aardse leven het door meditatie gewonnen vermogen ontvangen om bewust hun stoffelijk lichaam bij de dood te verlaten. Niemand kan Hiranyaloka ingaan, tenzij hij op de aarde boven de staat van sabikalpa samadhi tot die van nirbikalpa samadhi is uitgestegen. De bewoners van Hiranyaloka zijn reeds door de gewone astrale gebieden heengegaan, waar bijna al de wezens vanaf de aarde moeten komen na de dood ; daar werkten zij veel karma van vroegere daden in de astrale werelden uit. Slechts vergevorderde wezens kunnen doeltreffend zulk verlossingswerk in de astrale werelden verrichten. Om zich dan van de laatste sporen van hun astrale karma te bevrijden worden deze zielen volgens een karmische wet in een nieuw lichaam op Hiranyaloka - de astrale zon of de astrale hemel - wedergeboren, waar ik nu ben om hen te helpen. Er zijn ook bijna volmaakte wezens op Hiranyaloka, die van de meer verheven oorzakelijke wereld zijn gekomen.’ Mijn geest was nu in zulk een volmaakte harmonie met die van mijn goeroe, dat hij mij zijn woordbeelden gedeeltelijk door spreken, gedeeltelijk door gedachtenoverbrenging meedeelde. Zo nam ik snel zijn gedachtenmozaïek op. ‘Je hebt in de schriften gelezen,’ vervolgde de Meester, ‘dat God de menselijke ziel achtereenvolgens in drie lichamen hulde: het ideeële of oorzakelijk lichaam, het ijle, astrale lichaam, zetel van’s mensen verstandelijke en emotionele natuur en het grove stoffelijke lichaam. Op aarde is de mens toegerust met zijn aardse zintuigen. Een astraal wezen werkt met zijn bewustzijn en gevoel en een lichaam dat is samengesteld uit biotronen. Een wezen met oorzakelijk lichaam verblijft in het zalige gebied der ideeën. Mijn arbeid houdt zich bezig met de astrale wezens, die zich gereed maken de oorzakelijke wereld binnen te treden.’ ‘Aanbiddenswaardige meester, vertel mij toch meer omtrent de astrale kosmos.’ Ofschoon ik mijn omarming op Sri Yoekteswars verzoek wat minder klemmend had gemaakt, waren nog altijd mijn armen om hem heen geslagen. Schat boven alle schatten, mijn goeroe had de dood uitgelachen om bij mij te komen! ‘Er zijn vele astrale planeten, die met astrale wezens zijn bevolkt,’ begon de Meester. ‘De bewoners gebruiken astrale vliegtuigen of massa’s licht om van de ene planeet naar de andere te reizen, sneller dan elektriciteit of radioactieve energie. Het astrale heelal bestaat uit verschillende ijle trillingen van licht en kleur en is honderden keren groter dan de stoffelijke kosmos. De gehele stoffelijke schepping hangt als een klein vast schuitje aan de grote, lichtende ballon van de astrale sfeer. Net zoals er veel stoffelijke zonnen en sterren in de ruimte zwerven, zijn er ook ontelbare astrale zonne- en sterrestelsels. Hun planeten hebben astrale zonnen en manen, schoner dan de stoffelijke. De astrale hemellichten lijken op het noorderlicht, terwijl het noorderlicht der astrale zon veel schitterender is dan het mild stralende van de maan. De astrale dag en nacht zijn langer dan die op aarde. De astrale wereld is oneindig heerlijk, schoon, zuiver en ordelijk. Daar zijn geen dode planeten of woest land. Er zijn geen aardse plagen zoals onkruid, bacteriën, insekten, slangen. Terwijl men op aarde grote verschillen in temperatuur en wisselende jaargetijden kent, heerst er in de astrale sferen het gelijkmatige klimaat van een eeuwige lente met nu en dan glanzende witte sneeuw en regen van veelkleurig licht. Astrale planeten zijn rijk aan opalen meren, lichtende zeeën en regenboogrivieren. Het gewone astrale heelal-niet de ijlere astrale hemel van Hiranyaloka - is bevolkt met miljoenen astrale wezens, die korter of langer geleden van de aarde zijn gekomen, en ook met myriaden feeën, meerminnen, vissen, dieren, kabouters, gnomen, halfgoden en geesten, die allen op verschillende astrale planeten verblijven in overeenstemming met hun karmische hoedanigheden. Verschillende sferische verblijven of trillingsgebieden zijn voor goede en kwade geesten aangewezen. De goeden kunnen vrij rondtrekken, maar de kwaden zijn tot begrensde gebieden beperkt. Op dezelfde wijze als menselijke wezens op de oppervlakte der aarde wonen, wormen in de grond, vissen in het water en vogels in de lucht, zo zijn astrale wezens van verschillende graad aangewezen op de hun passende trillingsgebieden. Onder de gevallen duistere engelen, die uit andere werelden zijn verdreven, worden gevechten en oorlogen gevoerd met bommen van prana of mentale mantrische stralen. Deze wezens verblijven in de duistere gebieden van de lagere astrale kosmos, en werken er hun kwade karma uit. In de wijd uitgestrekte rijken boven de donkere astrale kerker is alles lichtend en vol schoonheid. Het astrale heelal is meer van nature in harmonie met de goddelijke wil en Zijn plan van volmaking dan de aarde. Elk astraal voorwerp is allereerst gevormd door de wil van God en gedeeltelijk door de wilsuiting van astrale wezens. Zij bezitten het vermogen om de vorm van alles, wat reeds door de Heer geschapen is, nog te wijzigen of de schoonheid ervan te verhogen. Hij heeft Zijn astrale kinderen de vrijheid en het voorrecht geschonken om naar eigen wil de astrale schepping te veranderen of te verbeteren. Op aarde moet een vast voorwerp in vloeibare of andere toestand worden overgebracht door natuurkundige of scheikundige processen, maar astrale vaste voorwerpen worden ogenblikkelijk alleen door de wil der bewoners in astrale vloeistoffen, gassen of energie overgebracht. De aarde is duister van oorlogvoering en moord in de zee, op het land en in de lucht,’ vervolgde mijn goeroe, ‘maar de astrale rijken kennen een gelukkige harmonie en gelijkheid. Astrale wezens ontbinden of verstoffelijken hun gestalte naar vrije verkiezing. Bloemen of vissen of andere dieren kunnen zich een tijdlang in astrale mensen veranderen. Alle astrale wezens zijn vrij elke andere vorm aan te nemen en kunnen zich gemakkelijk met elkaar onderhouden. Geen vaste, bepaalde natuurwet houdt hen gebonden; elke astrale boom bijvoorbeeld kan met succes worden verzocht een astrale mango of andere gewenste vrucht of bloem of inderdaad welk ander voorwerp ook voort te brengen. Er zijn zekere karmische beperkingen, maar er is geen onderscheid in de astrale wereld omtrent de wenselijkheid van verschillende vormen. Alles trilt van Gods scheppend licht. Niemand wordt uit een vrouw geboren; nakomelingen worden door astrale wezens verstoffelijkt met behulp van hun kosmische wil in speciaal ontworpen, astraal verdichte vormen. Het kort tevoren op aarde stoffelijk ontbonden wezen komt daartoe uitgenodigd in een astraal gezin, aangetrokken door overeenkomstige verstandelijke en geestelijke neigingen. Het astraal lichaam is niet onderhevig aan warmte of kou of andere natuurlijke invloeden. Anatomisch gezien bestaat het uit een astraal brein of de duizendbladige lotus van licht en de zes ontwaakte middelpunten in de soeshoemna, of de astrale hersen-ruggemergstreng. Het hart trekt zowel kosmische energie als licht uit het astrale brein en pompt het in de astrale zenuwen en lichaamscellen of biotronen. Astrale wezens kunnen op hun lichamen inwerken door levenskracht of heilige mantrische trillingen. Het astraal lichaam is in de meeste gevallen een volkomen tegenhanger van het vroegere stoffelijk lichaam. Astrale wezens behouden hetzelfde voorkomen, dat zij in de jeugd van hun vroegere aardse bestaan hadden; bijwijlen verkiest een astraalwezen zoals ikzelf zijn voorkomen op oudere dag te behouden.’ Meester, die er als de bloeiende jeugd uitzag, lachte vrolijk. ‘Terwijl de ruimtelijke, drie-dimensionale, stoffelijke wereld alleen door de vijf zintuigen van de mens kan worden waargenomen zijn de astrale gebieden ook zichtbaar voor het alomvattende zesde zintuig: de intuïtie,’ vervolgde Sri Yoekteswar. ‘Door louter intuïtief gevoel zien, horen, ruiken, proeven en tasten alle astrale wezens. Zij bezitten drie ogen; waarvan twee gedeeltelijk zijn gesloten. Het derde en voornaamste astrale oog, vertikaal op het voorhoofd geplaatst, is open. Astrale wezens hebben al de uiterlijke zinsorganen: oren, neus, tong en huid, maar zij gebruiken het intuïtieve zintuig om gewaarwordingen door elk deel van het lichaam op te nemen; zij kunnen zien door het oor, of de neus, of de huid. Zij kunnen horen door de ogen of de tong en kunnen proeven door oren of huid enz. Het stoffelijk lichaam van de mens is aan ontelbare gevaren blootgesteld, en wordt gemakkelijk gekwetst of verminkt; het etherisch astraallichaam kan soms worden gewond of gekneusd, maar wordt door enkel wilskracht ogenblikkelijk geheeld.’ ‘Goeroedewa, zijn alle astrale wezens schoon?’ ‘Schoonheid is in de astrale wereld vooral een geestelijke hoedanigheid, niet een uiterlijke vorm,’ antwoorde Sri Yoekteswar. ‘Astrale wezens hechten daarom weinig belang aan gelaatstrekken. Zij hebben evenwel het voorrecht zich naar verkiezing met nieuwe, fleurige, astraal verstoffelijkte lichamen te kunnen bekleden . Net zoals wereldse mensen nieuwe kleren aantrekken voor gala-gelegenheden, zo nemen astrale wezens soms bijzondere vormen aan. Blijde astrale feesten op de hogere astrale planeten als Hiranyaloka hebben plaats, als iemand door geestelijke vooruitgang zich van de astrale wereld bevrijd heeft en zo gereed staat om de hemel der oorzakelijke wereld te betreden. Bij zulke gelegenheden verstoffelijken de Onzichtbare Hemelse Vader en de heiligen, die in Hem zijn opgenomen, Zich in lichamen van Hun eigen keuze en nemen deel aan de astrale plechtigheid. Om Zijn geliefde volgelingen te behagen, neemt de Heer elke gewenste vorm aan. Als de vrome in toewijding aanbad, ziet hij God als de Goddelijke Moeder. Voor Jezus was het Vader-aanzicht van de Oneindige boven alle andere voorstellingen aantrekkelijk. De individualiteit, waarmee de Schepperelk van Zijn schepselen heeft bekleed, stelt elke denkbare en ondenkbare eis aan’s Heren plooibaarheid!’ Mijn goeroe en ik lachten vrolijk. ‘Vrienden uit andere levens herkennen elkander gemakkelijk in de astrale wereld,’ ging Sri Yoekteswar met zijn schone, muzikale stem voort. ‘Zich verheugende in de onsterfelijkheid der vriendschap, beseffen zij de onvergankelijkheid van liefde, waaraan zij dikwijls hebben getwijfeld ten tijde van de droeve, bedriegelijke scheidingen in het aardse leven. De intuïtie der astrale wezens dringt door de sluier heen en neemt de menselijke handelingen op aarde waar, maar de mens kan de astrale wereld nietaanschouwen tenzij hij zijn zesde zintuig enigzins heeft ontwikkeld. Duizenden aardbewoners hebben voor een ogenblik een glimp van een astraal wezen of een astrale wereld waargenomen. De gevorderde bewoners van Hiranyaloka blijven meestentijds gedurende de lange astrale dag en nacht in extase wakker en helpen om ingewikkelde vraagstukken van kosmisch bestuur en verlossing van verloren zonen, aardgebonden zielen, uit te werken. Als de bewoners van Hiranyaloka slapen, hebben zij soms droomachtige astrale visioenen. Hun geest verkeert gewoonlijk in de bewuste toestand van de hoogste nirbikalpa zaligheid. Bewoners van alle delen der astrale werelden zijn nog onderhevig aan geestelijke smarten. Het gevoelig gemoed der hogere wezens op planeten als Hiranyaloka voelteen felle pijn als er een fout wordt gemaakt in gedrag of opvatting der waarheid. Deze gevorderde wezens trachten al hun daden of gedachten in harmonie te brengen met de volmaaktheid der geestelijke wet. Verkeer tussen bewoners van de astrale gebieden wordt geheel onderhouden door astrale telepathie en televisie; er is geen verwarring of misbegrip van het geschreven en gesproken woord, waar aardbewoners mee te kampen hebben. Net als personen op een bioscoopdoek schijnen te bewegen en te handelen door een opeenvolging van lichtbeelden en niet werkelijk ademen, zo bewegen en werken de astrale wezens als bewust geleide en geordende beelden van licht, zonder dat zij uit zuurstof kracht moeten verzamelen. De mens is afhankelijk van vaste en vloeibare stoffen, gassen en energie om zijn lichaam in stand te houden; astrale wezens voeden zich voornamelijk met kosmisch licht.’ ‘Meester, eten astrale wezens iets?’ Ik dronk zijn wonderbare inlichtingen met de ontvankelijkheid van al mijn vermogens in, met verstand, hart en ziel. Bovenbewuste waarnemingen van de waarheid zijn duurzaam reëel en onveranderlijk, terwijl de vervloeiende zintuigelijke ervaringen en indrukken nooit meer dan tijdelijk of betrekkelijk waar zijn, en spoedig in het geheugen al hun levendigheid verliezen. De woorden van mijn goeroe werden zo doordringend diep in mijn wezen ingedrukt, dat ik op elk ogenblik door mijn geest in bovenbewuste toestand te brengen, de goddelijke ervaring helder kan doen herleven. ‘Op stralen gelijkende lichtende gewassen groeien in overvloed op de astrale gronden,’ antwoordde hij. ‘De astrale wezens nuttigen ze als groenten en drinken nectar, die vloeit uit de heerlijke fonteinen van licht en uit astrale beken en rivieren. Net zoals de onzichtbare beelden van personen op aarde uit de ether kunnen worden opgedolven en door een televisieapparaat zichtbaar gemaakt en later weer in de ruimte worden vrijgelaten, zo kunnen de door God geschapen onzichtbare, in de ether zwevende blauwdrukken van groenten en planten, op een planeet door de wil harer bewoners, tot neerslag worden gebracht. Op dezelfde wijze worden uit de ongebreideldste fantasie van deze wezens hele tuinen van geurige bloemen verstoffelijkt die later weer in de onzichtbare ether oplossen. De bewoners van hemelse planeten zoals Hiranyaloka hebben dus nauwelijks behoefte aan voedsel, maar nog onafhankelijker van voedsel zijn de bijha bevrijde zielen in de oorzakelijke wereld, die niets gebruiken dan het manna der zaligheid. Het van de aarde bevrijde astrale wezen ontmoet er een menigte verwanten, vaders, moeders, echtgenoten en vrienden, waarmee in het in vroegere incarnaties op aarde verbonden was, zoals zij van tijd tot tijd in verschillende delen der astrale gebieden verschijnen. Het weet daarom niet wie het in het bijzonder moet beminnen. Het leert op die wijze een gelijke, goddelijke liefde aan allen te geven als verpersoonlijkte uitdrukking en kinderen van God. Ofschoon de uiterlijke verschijning der geliefden min of meer veranderd kan zijn ten gevolge van in het laatste leven van een bepaalde ziel ontwikkelde nieuwe eigenschappen, gebruikt . het astrale wezen zijn onfeilbare intuïtie om al degenen te herkennen, die hem eens in andere bestaansgebieden dierbaar zijn geweest en hen in het nieuwe astrale tehuis te verwelkomen. Omdat elk atoom in de schepping onuitwisbaar met individualiteit is begiftigd, zal een astrale vriend worden herkend, in welk gewaad hij ook verschijnt, evenals op aarde de persoonlijkheid van een acteur bij nauwkeurige beschouwing ondanks zijn vermomming is te herkennen. De levenstijd in de astrale wereld is veel langer dan die op aarde. De normaal gemiddelde levensperiode van een gevorderd astraal wezen is vijfhonderd tot duizend jaar, gemeten naar de aardse tijdmaten. Zoals zekere sequoia’s de meeste bomen duizenden jaren overleven en sommige yogi’s honderden jaren oud worden, hoewel de meeste mensen voor de zestig sterven, zo leven sommige astrale wezens veel langer dan de gewone tijd van astraal bestaan. Bezoekers aan de astrale wereld verblijven daareen kortere of langere periode, overeenkomstig de zwaarte van hun stoffelijk karma, dat hen binnen een bepaalde tijd naar de aarde terugtrekt. Het astrale wezen heeft niet op het ogenblik, dat het zijn stralend lichaam afwerpt, pijnlijk met de dood te strijden. Vele van deze wezens voelen zich evenwel enigszins zenuwachtigbij de gedachte hun astrale gestalte voor de ijlere oorzakelijke te moeten laten vallen. In de astrale wereld bestaat geen ongewilde dood, ziekte of ouderdom. Deze drie vrezen zijn de vloek der aarde, waar de mens zijn bewustzijn heeft veroorloofd zich bijna geheel en al te vereenzelvigen met een broos stof felijk lichaam, dat voortdurend lucht, voedsel en slaap nodig heeft om te kunnen bestaan. Bij de lichamelijke dood treden stilstand van de adem en ontbinding der vleselijke cellen in. Astrale dood bestaat in het uiteenvallen van de biotronen, de gemanifesteerde eenheden van energie waaruit het lichaam van astrale wezens bestaat. Bij de lichamelijke dood verliest een mens zijn bewustzijn van het stoffelijk hulsel en wordt hij zijn ijle lichaam in de astrale wereld gewaar. Wanneer zijn tijd m het astraalgebied ten eindeis, ervaart hij de astrale dood en gaat van het bewustzijn van astrale geboorte en dood over naar dat van aardse geboorte en dood. Die terugkerende kringlopen van astrale en stoffelijke belichaming zijn het onvermijdelijke lot van alle onverlichte wezens. Wat wij in de heilige schriften over hemel en hel lezen wekt vaak sluimerende herinneringen in ons op die uit diepere lagen dan het onderbewustzijn komen en talrijke belevenissen in de zalige astrale regionen en de teleurstellende aardse wereld in ons geheugen terugroepen. ‘Geliefde meester,’ vroeg ik, ‘wilt u mij alstublieft meer bijzonderheden vertellen over het verschil tussen wedergeboorte op aarde en in de astrale en oorzakelijke werelden?’ ‘De mens als een individuele ziel heeft in wezen een oorzakelijk lichaam,’ verklaarde mijn goeroe. ‘Dat lichaam is een voedingsbodem voor de vijfendertig ideeën, nodig voor God als de fundamentele of oorzakelijke gedachtekrachten, waaruit Hij later het ijle astrale lichaam van negentien elementen en het grove stoffelijke lichaam van zestien elementen heeft gevormd. De negentien elementen van het astraallichaam zijn verstandelijk, emotioneel en biotronisch. De negentien bestanddelen zijn: rede, ik besef, gevoel, verstand (zintuigelijk bewustzijn), de vijf instrumenten van kennis, de subtiele tegenhangers der zintuigen van gezicht, gehoor, reuk, smaak, gevoel; de vijf instrumenten van handeling, in het mentale overeenkomende met de uitvoerende vermogens van voortplanting, afscheiding, spreken, lopen en handvaardigheid; dan de vijf vormen van levenskracht die in staat zijn de functies van kristallisatie, opname, afwerping, stofwisseling en kringloop te vervullen. Dit ijle astrale hulsel met zijn negentien elementen overleeft de dood van het stoffelijk lichaam, dat gevormd is uit zestien grofstoffelijke chemische elementen. God schiep in Zichzelf verschillende ideeën en projecteerde ze in dromen. Zo ontstond de kosmische droomwereld die zich - als een mooie vrouw - heeft getooid met de vele prachtige sieraden der betrekkelijkheid. In vijfendertig gedachtencategorieën van het oorzakelijk lichaam werkte God al de negentien astrale elementen en zestien stoffelijke tegenhangers uit. Eerst verdichtte Hij de fijnstoffelijke trillingskrachten en schiep daardoor het astraallichaam; daarna verdichtte Hij de grofstoffelijke elementen waaruit het aardse lichaam bestaat. Volgens de wet der betrekkelijkheid, waardoor de Oorspronkelijke Eenvuldigheid het verbijsterend veelvuldige is geworden, zijn de oorzakelijke kosmos en het oorzakelijke lichaam verschillend van de astrale kosmos en het astrale lichaam; de stoffelijke kosmos en het stoffelijke lichaam zijn evenzo weer karakteristiek verschillend van de andere vormen der schepping. Het aardse lichaam is gevormd uit de vaste, geobjectiveerde dromen van de Schepper. De tweevoudigheid is overal op aarde aanwezig: ziekte en gezondheid, leed en vreugde, verlies en winst. Menselijke wezens vinden hun beperking en weerstand in de driedimensionale stof. Wanneer de levenswil van de mens ernstig geschokt wordt door ziekte of andere oorzaken, komt de dood; het zware overkleed van vlees wordt tijdelijk afgeworpen. De ziel blijft echter nog gehuld in het astrale en oorzakelijke lichaam. De aantrekkende kracht, waardoor alle drie lichamen tezamen worden gehouden, is begeerte. De kracht van onvervulde begeerten is de oorzaak van al de menselijke gebondenheid. Stoffelijke begeerten zijn gegrond in egoïsme en zinnengeneugten. De drang en verleiding tot zintuigelijke ervaring is machtiger dan de begeertekracht verbonden met astrale gehechtheid of oorzakelijke waarneming. Astrale begeerten gaan uit naar genot dat door trillingen wordt veroorzaakt. Astrale wezens genieten van de etherische muziek der sferen en zijn verrukt door het aanschouwen van de ganse schepping als onuitputtelijke uitdrukking van veranderend licht. De astrale wezens ruiken, proeven en voelen het licht ook. Zo hangen astrale begeerten samen met het vermogen van een astraal wezen om alle voorwerpen en ervaringen als vormen van licht te verdichten of als gecondenseerde gedachten of dromen. Oorzakelijke begeerten worden alleen door waarneming vervuld. De bijna bevrijde wezens, die enkel in het oorzakelijk lichaam zijn gehuld, zien het ganse heelal als de verwerkelijking van de droomgedachten Gods. Zij kunnen alles verwerkelijken door de gedachte alleen. Hun gevoelige ziel beschouwt daarom het genot van stoffelijke sensaties of astrale genietingen als grof en verstikkend. Oorzakelijke wezens werken hun begeerten uit door ze ogenblikkelijk te verstoffelijken. Zij, die alleen met de tere sluier van het oorzakelijk lichaam bekleed zijn, kunnen evenals de Schepper universums in het leven roepen. Omdat de hele schepping gevormd is uit het kosmische droomweefsel, heeft de ziel, die slechts met het fijnstoffelijke oorzakelijke lichaam is bekleed, ontzaglijke vermogens tot verwezenlijking. Een ziel, die van nature onzichtbaar is, kan alleen dan worden waargenomen wanneer hij bekleed is met een lichaam of lichamen. Het feit alleen al dat een lichaam aanwezig is, betekent dat het op grond van onvervulde wensen is ontstaan. Zolang de ziel van een mens is opgesloten in een, twee of drie lichamelijke vaten, die gesloten zijn met de stoppen van onwetendheid en begeerte, kan hij zich niet in de zee van de Geest onderdompelen. Wanneer het grove stoffelijke vat vernietigd wordt door de hamer van de dood, blijven de twee andere vaten, het astrale en het oorzakelijke over, om de ziel te verhinderen zich bewust met het Alomtegenwoordige Leven te verenigen. Wanneer begeerteloosheid door wijsheid is bereikt, doet deze de twee andere vaten uiteenvallen. Dan is de kleine menselijke ziel eindelijk vrij; hij is één geworden met de Onmetelijke Oneindigheid.’ Ik vroeg mijn goddelijke goeroe de hoge en geheimzinnige oorzakelijke wereld nader te verklaren. ‘De oorzakelijke wereld,’ antwoordde hij, ‘is onbeschrijfelijk subtiel. Om haar te begrijpen zou iemand zulk een geweldig concentratievermogen moeten bezitten, dat hij zijn ogen kon sluiten en de astrale kosmos en de stoffelijke kosmos in al hun uitgebreidheid - de lichtende ballon en het vaste schuitje - als enkel in gedachten bestaande kon beschouwen. Als iemand door die bovenmenselijke concentratie erin slaagde de beide heelallen met hun al hun verwikkelingen in louter ideeën te veranderen of op te lossen, zou hij de oorzakelijke wereld bereiken en op de grenslijn der samensmelting van geest en materie staan. Daar ziet iemand alle geschapen dingen: vaste, vloeibare, gasvormige stoffen, elektriciteit, energie, alle wezens, goden, mensen, dieren, planten bacteriën, als vormen van bewustzijn, net zoals iemand zijn ogen kan sluiten en beseffen, dat hij bestaat, hoewel zijn lichaam onzichtbaar is voor zijn stoffelijke ogen en enkel aanwezig als een gedachte. Alles wat een mens in zijn fantasie kan doen, kan een oorzakelijk wezen in werkelijkheid verrichten. Hetmet de rijkste verbeeldingskracht begaafde, intelligentste menselijke wezen kan alleen geestelijk van de ene uiterste gedachte naar een andere zwerven, van planeet tot planeet springen of neertuimelen in een eindeloos diepe put of als een raket het met sterrenzeeën bezaaide hemelgewelf inschieten, of als een zoeklicht strijken langs melkwegen en sterreruimten. Maar wezens in de oorzakelijke wereld hebben een veel grotere vrijheid en kunnen zonder moeite hun gedachten in ogenblikkelijke werkelijkheid doen verkeren zonder enige stoffelijke of astrale belemmering noch karmische beperking. Oorzakelijke wezens beseffen, dat het stoffelijke heelal oorspronkelijk niet uit elektronen en de astrale kosmos niet uit biotronen, maar dat in werkelijkheid beiden uit oneindig kleine deeltjes van de goddelijke gedachte geschapen zijn die door maya, de wet van de relativiteit (die ogenschijnlijk de Schepper van Zijn schepping scheidt) gespleten en verdeeld zijn. Zielen in de oorzakelijke wereld kennen elkander als geïndividualiseerde punten van vreugdevolle Geest; hun gedachtevormen zijn de enige voorwerpen die hen omringen. Oorzakelijke wezens zien, dat het verschil tussen hun lichamen en gedachten louter ideëel is. Zoals iemand, wanneer hij zijn ogen sluit, zich een verblindend wit licht of zwakke blauwe nevel kan voorstellen, zo kunnen oorzakelijke wezens alleen door gedachte zien, horen, voelen, proeven en ruiken; zij scheppen alles of lossen het op uit kracht van de kosmische geest. Dood en wedergeboorte voltrekken zich in de oorzakelijke wereld slechts in gedachte. Wezens met oorzakelijke lichamen vergasten zich enkel op de ambrosia der eeuwig nieuwe kennis. Zij drinken uit de bronnen van vrede, zwerven over de ongebaande gronden. der waarnemingen, zwemmen in de oneindige oceaan van zaligheid. Zie, hun schitterende gedachtelichamen glijden langs triljoenen door de Geest geschapen planeten, nieuw ontstane heelallen, wijsheidssterren, droombeelden van gouden nevelvlekken, over de ganse hemelblauwe boezem der Oneindigheid! Veel wezens blijven duizenden jaren lang in de oorzakelijke wereld. Door dieper verrukkingen trekt de ziel dan uit het kleine oorzakelijke lichaam weg en gaat op in de uitgestrektheid van de oorzakelijke kosmos. A1 de afgescheiden gedachtengolven, bijzondere golven van macht, liefde, wil, vreugde, vrede, intuïtie, kalmte, zelfbeheersing en concentratie versmelten in de altijd vreugdevolle Zee van Zaligheid. Niet langer ervaart de ziel zijn vreugde als een afzonderlijke golf van bewustzijn, maar wordt in de Ene Kosmische Oceaan gedompeld met al zijn golven - eeuwig lachen, eeuwige vreugde, eeuwig leven. Als een ziel uit de cocon der drie lichamen is gebroken, ontsnapt hij voor eeuwig aan de wet der betrekkelijkheid en wordt de onuitsprekelijke Eeuwig-Bestaande. Zie de vlinder van Alomtegenwoordigheid; zijn vleugels zijn bezaaid met sterren en manen en zonnen! De ziel, die zich ontplooid heeft tot Geest blijft alleen in het gebied van lichtloos licht, duisterloos duister, gedachteloze gedachte, bedwelmd door zijn verrukking van vreugde in Gods droom der kosmische schepping.’ ‘Een vrije ziel,’ viel ik vol eerbied uit. ‘Als een ziel tenslotte aan de drie omhullingen van lichamelijk zinsbedrog ontstegen is,’ vervolgde de Meester,’ wordt hij één met het Oneindige zonder enig verlies van individualiteit. Christus had zijn volmaakte bevrijding reeds verkregen voor dat hij als Jezus werd geboren. In drie stadia van zijn verleden, verzinnebeeld in zijn aardse leven als de drie dagen van zijn ervaring van dood en wederopstanding, had hij de macht verkregen volkomen in de Geest te verrijzen. De onontwikkelde mens moet talloze aardse, astrale en oorzakelijke incarnaties doormaken eer hij zich uit zijn drie lichamen kan losmaken. Een meester, die zijn uiteindelijke bevrijding heeft bereikt, kan verkiezen naar de aarde als profeet weder te keren om andere menselijke wezens tot God terug te brengen of, zoals ik, er de voorkeur aan geven, in de astrale kosmos te verblijven. Daar neemt hij als heiland iets van de karmische last der aldaar verblijvenden op zich en helpt ze zo hun reïncarnatiekringloop in de astrale kosmos te beëindigen en voor goed naar de oorzakelijke sferen over te gaan. Of een bevrijde ziel kan de oorzakelijke wereld binnengaan om de wezens daar te helpen hun verblijfsduur in het oorzakelijke lichaam te bekorten en zo de Volstrekte Vrijheid te verwerven.’ ‘Wederopgestane meester, graag zou ik meer willen weten omtrent de karmische krachten, die de zielen dwingen tot de drie werelden terug te keren.’ Ik dacht bij mezelf, ik kan wel steeds naar mijn alwetende Meester blijven luisteren. Nooit gedurende zijn aardse leven was ik in de gelegenheid geweest in één keer zoveel van zijn wijsheid in mij op te nemen. Nu voor het eerst ontving ik een helder, scherp omlijnd inzicht in de raadselachtige ruimte-indeling op het schaakbord van leven en dood. ‘Het stoffelijk karma of de begeerten in de mens moeten volledig zijn uitgewerkt voordat hij voortdurend in de astrale wereld kan blijven,’ legde mijn goeroe met zijn melodieuze stem uit. ‘Twee soorten wezens leven er in de astrale gebieden. Zij, die nog aards karma hebben af te werken en om hun karmische schulden te voldoen weer een grofstoffelijk lichaam moeten bewonen, kunnen na de stoffelijke dood eerder als tijdelijke bezoekers dan als blijvende bewoners van de astrale wereld worden aangemerkt. Wezens met onuitgewerkt aards karma is het na de astrale dood niet vergund naar de hogere oorzakelijke sfeer van kosmische gedachten over te gaan. Zij blijven heen en weergaan tussen de stoffelijke en de astrale wereld tot zij achtereenvolgens bewust worden van hun stoffelijke lichaam, dat uit zestien grove elementen bestaat, en hun astraal lichaam, dat uit negentien subtielere elementen is opgebouwd. Onontwikkelde mensen echter vallen na het verlies van hun aardse lichamen in een diepe, doffe doodsslaap en zijn zich nauwelijks bewust van de schone astrale sfeer. Na de astrale rust keert zo iemand voor verdere lessen naar het stoffelijke gebied terug en gewent zich langzamerhand door herhaalde reizen aan de werelden van ijlere astrale structuur. Normale of permanente bewoners van het astrale heelal zijn diegenen, die voor altijd van alle verlangens naar het stoffelijke bevrijd zijn en daarom niet meer naar de grove trillingen der aarde behoeven terug te keren. Zulke wezens hebben alleen astraal en oorzakelijk karma uit te werken. Bij de astrale dood gaan ze naar de oneindig ijlere en verfijndere oorzakelijke wereld over. Na een door de karmische wet bepaalde spanne tijds keren deze gevorderde wezens naar Hiranyaloka of een dergelijke hoge astrale planeet terug en worden er in een nieuw astraal lichaam herboren om hun onafgelost karma uit te werken. ‘Mijn zoon,’ vervolgde Sri Yoekteswar, ‘je kunt nu beter begrijpen dat ik bij goddelijk besluit wederopgestaan ben om in het bijzonder die zielen te verlossen die na hun terugkeer uit de oorzakelijke sfeer in de astrale wereld worden wedergeboren en niet voor de andere astrale wezens, die van de aarde daar komen. Wanneer dezen nog sporen bewaren van stoffelijk karma, stijgen ze niet tot de zeer hoge astrale planeten als Hiranyaloka. Net als de meeste mensen op aarde nog niet hebben geleerd om met hun door meditatie verkregen inzicht de hogere vreugden en voordelen van het astrale leven te waarderen en dus na de dood naar de beperkte, onvolmaakte genietingen der aarde wensen terug te keren, kunnen veel astrale wezens bij de normale ontleding van hun astrale lichaam zich de hogere toestand van geestelijke vreugde in de oorzakelijke wereld niet voorstellen en stilstaande bij de gedachten aan de grovere, bontkleuriger astrale hemel, haken zij ernaar het astrale paradijs opnieuw te bezoeken. Zulke wezens moeten een zwaar astraal karma uitwerken, voor ze na de astrale dood voortdurend kunnen verblijven in de oorzakelijke gedachtenwereld, die zo dicht nabij de Schepper gelegen is. Alleen wanneer een wezen geen verdere begeerten heeft naar het de ogen strelende, astrale heelal, en niet verleid kan worden daartoe terug te keren, blijft het in de oorzakelijke wereld. Wanneer hij daar het gehele oorzakelijke karma heeft uitgewerkt en de zaden van vroegere begeerten heeft vernietigd, stoot de opgesloten ziel de laatste der drie stoppen van onwetendheid uit en opstijgend uit het laatste hulsel van het oorzakelijk lichaam, verenigt hij zich met de Eeuwige.’ ‘Begrijp je het nu?’ vroeg de Meester met een betoverende glimlach. ‘Ja, door uw genade. Ik ben sprakeloos van vreugde en dankbaarheid.’ Nooit heb ik uit een lied of verhaal zo’n bezielende kennis ontvangen. Hoewel de Hindoese schriften naar de oorzakelijke en astrale werelden verwijzen en naar de drie lichamen van de mens, leken de woorden die in die boeken staan mij vaag en nietszeggend in vergelijking met het levende getuigenis van mijn herrezen meester. Voor hem bestond inderdaad geen enkel ‘onontdekt land van welks oevers geen reiziger terugkeert’! ‘De onderlinge doordringing,’ ging mijn grote goeroe voort, ‘van ‘s mensen drie lichamen, wordt op velerlei wijze door zijn drievoudige natuur uitgedrukt. In wakende toestand op aarde is een mens zich min of meer van zijn drie voertuigen bewust. Wanneer zijn zintuigen bezig zijn met proeven, ruiken, tasten, luisteren of zien, werkt hij hoofdzakelijk door zijn stoffelijk lichaam. Wanneer hij iets bepaalds wil of zich iets aanschouwelijk voorstelt, werkt hij hoofdzakelijk door zijn astraal lichaam. Zijn oorzakelijk lichaam drukt zich uit, wanneer hij nadenkt of zich verdiept in zelfbespiegeling of meditatie; de kosmische geniale gedachten komen tot de mens, die er een gewoonte van maakt met zijn oorzakelijk lichaam in aanraking te zijn. In deze zin kan een individu in het algemeen worden ingedeeld als een “materieel mens”,een “man van de daad” of “intellectueel mens”. Een mens vereenzelvigt zich ongeveer zestien uur per dag met zijn stoffelijk voertuig. Dan slaapt hij; als hij droomt, blijft hij in zijn astraal lichaam en schept naar believen, zonder inspanning elk gewenst voorwerp, net zoals de astrale wezens doen. Als zijn slaap diep en droomloos is, kan hij verscheidene uren zijn bewustzijn of ikbesef naar het oorzakelijk lichaam overbrengen; zo’n slaap is verkwikkend. Iemand die droomt komt in aanraking met zijn astraal en niet met zijn oorzakelijk lichaam; zijn slaap is dan niet ten volle verfrissend.’ Ik had Sri Yoekteswar vol liefde gadegeslagen, terwijl hij mij zijn wonderbare uitleg gaf. ‘Engelgelijke goeroe, uw lichaam lijkt volkomen op dat, wat ik laatst in de ashram te Poeri beweende.’ ‘Oja, mijn lichaam is een volmaakte kopie van het oude. Ik verstoffelijk of ontstoffelijk deze vorm op elk ogenblik naar mijn verkiezing, veel vaker dan ik op aarde deed. Door mijn lichaam in een ogenblik te ontstoffelijken kan ik per “lichtexpresse” van de ene planeet naar de andere of ook van de astrale naar de causale of de stoffelijke kosmos reizen.’ Lachend voegde mijn goddelijke goeroe eraan toe: ‘Ofschoon je dezer dagen zo snel en veel rondreist, had ik geen moeite je in Bombay te vinden.’ ‘O, Meester, ik had zo’n diep verdriet over uw dood!’ ‘Ach, waarin stierf ik? Is er niet een zekere tegenstrijdigheid in?’ Sri Yoekteswars ogen tintelden van liefde en vrolijkheid. ‘Op aarde heb je alleen maar gedroomd,’ ging hij verder. ‘Op die aarde zag je mijn droomlichaam. Later begroef je dat droombeeld. Nu is mijn verfijnder vleselijk lichaam dat je ziet en nu zelfs nogal stevig omklemd houdt - weer opgestaan op een andere ijlere droomplaneet van God. Op zekere dag zullen dat ijlere droomlichaam en die ijlere droomplaneet vergaan; ook zij zijn niet voor eeuwig. Alle droomzeepbellen moeten tenslotte bersten als Gods wekroep weerklinkt. Maak onderscheid, mijn zoon Yogananda, tussen droom en Werkelijkheid!’ Deze uit de Vedanta stammende voorstelling maakte diepe indruk op mij en ik schaamde mij dat ik mijn goeroe had beklaagd toen ik in Poeri zijn levenloze lichaam zag. Eindelijk begreep ik, dat mijn goeroe altijd volledig in God ontwaakt was geweest, dat hij zijn leven en overlijden op aarde, evenals zijn tegenwoordige opstanding slechts als betrekkelijke goddelijke ideeën in de kosmische droom zag. ‘Ik heb je nu de waarheid van mijn leven, dood en wederopstanding medegedeeld, Yogananda. Treur niet om mij, maar verbreid overal de konde van mijn wederopstanding. Verkondig alleen dat ik van deze aarde, die een droom van God is, ben opgestegen naar een andere planeet - die ook een droom van God is - waar de zielen met een astraal lichaam zijn bekleed. Nieuwe hoop zal worden gewekt in de harten der aardse dromers die nog altijd onder ellende en vrees voor de dood gebukt gaan.’ ‘Ja, meester!’ Hoe graag wilde ik mijn vreugde over zijn wederopstanding met anderen delen! ‘Op aarde waren mijn eisen ongewoon hoog, te hoog voor het karakter van de meeste mensen. Dikwijls beknorde ik je meer dan ik had moeten doen. Je doorstond mijn proef; je liefde scheen door de wolken van mijn berispingen heen.’ Hij voegde er teder aan toe: ‘Ik ben vandaag óok gekomen om je te zeggen dat ik je nooit meer met een strenge bestraffende blik zal aankijken. Ik zal je nooit meer een standje geven.’ Hoe zeer had ik de terechtwijzingen van mijn grote goeroe gemist! Ze waren beschermengelen voor mij geweest. ‘Beste meester! Berisp me nog miljoenen malen - berisp me nu!’ ‘Ik zal je niet meer terechtwijzen.’ Hoewel zijn goddelijke stem ernstig klonk, trilde er toch een heimelijk lachen in mee. ‘Jij en ik zullen tezamen glimlachen, zolang onze twee gestalten in de mayadroom van God afzonderlijk zullen verschijnen. Aan het eind zullen we ons als één met de Kosmische Geliefde verenigen; ons glimlachen zal Zijn glimlach zijn, onze verenigde vreugdezang door alle eeuwigheid weerklinken en alle zielen bereiken, die met God in harmonie zijn!’ Sri Yoekteswar gaf mij inlichtingen omtrent zekere dingen, die ik hier niet openbaar kan maken. Gedurende de twee uren, die hij met mij in de hotelkamer te Bombay doorbracht, beantwoordde hij al mijn vragen. Een aantal de gehele wereld betreffende voorspellingen, die hij op die junidag in 1936 deed zijn reeds uitgekomen. ‘Ik verlaat je nu, geliefde!’ Bij deze woorden voelde ik hoe de Meester zich uit mijn armen losmaakte. ‘Mijn kind,’ riep hij met luide stem die tot in het diepst van mijn ziel doordrong, ‘altijd als je de poort van nirbikalpa samadhi binnentreedt en mij roept, zal ik in vlees en bloed tot je komen evenals vandaag.’ Met deze hemelse belofte verdween Sri Yoekteswar uit mijn gezicht. Toen hoorde ik een stem die als een melodieuze donder uit de wolken leek te komen: ‘Zeg het allen: Wie door nirbikalpa-verwerkelijking weet, dat de aarde een droom van God is, kan tot de fijnstoffelijke droomplaneet Hiranyaloka opstijgen en mij daar wederopgestaan vinden in een lichaam, dat nauwkeurig op mijn aardse gelijkt. Yogananda, vertel het allen!’ Weg was de smart der scheiding. Het medelijden en verdriet om zijn dood, die mij lang van vrede hadden beroofd, waren nu vervloden in een hevige schaamte. Hemelse zaligheid stroomde nu als een fontein uit eindeloze, pas geopende zieleporiën voort. Vroeger door onbruik verstopt, gingen ze nu in zuiverheid wijd open door die stuwende vloed van verrukking. Als een film trokken mijn vroegere incarnaties aan mijn innerlijk oog voorbij en al het goede en slechte karma uit het verleden loste op in het kosmische licht dat de Meester gedurende zijn goddelijk bezoek over mij had uitgestort. In dit hoofdstuk van mijn levensbeschijving heb ik aan de opdracht van mijn goeroe voldaan en de blijde tijding verspreid, al moge zij nog eens een onverschillige generatie in de warbrengen. In het stof kruipen kan de mens goed; wanhoop is hem zelden vreemd; toch zijn dit afwijkingen, geen deel van ‘s mensen ware bestemming. Zodra hij dit zelf wil, kan hij de weg naar de vrijheid betreden. Te lang reeds heeft hij zich door zijn pessimistische raadgevers laten wijsmaken ‘gij zijt stof’, in plaats van zich op zijn onsterfelijke ziel te bezinnen. Ik was niet de enige, die het voorrecht had de Wederopgestane Goeroe te zien. Een van Sri Yoekteswars chela’s was een bejaarde vrouw, bekend onder de liefkozende naam van Ma (Moeder), wier huis dicht bij de hermitage te Poeri lag. De Meester was dikwijls op zijn ochtendwandeling bij haar huisje blijven staan om een praatje met haar te maken. Op de avond van de 16e maart 1936 kwam Ma aan de ashram en vroeg haar goeroe te spreken. ‘Wel, Meester is een week geleden gestorven!’ zei Swami Sebananda, die nu het beheer voerde over de hermitage te Poeri, en keek haar droevig aan. ‘Dat is onmogelijk,’ sprak ze glimlachend tegen. ‘Neen.’ Sebananda vertelde bijzonderheden over de begrafenis. ‘Ga mee,’ zei hij, ‘ik zal u naar Sri Yoekteswarji’s graf in de voortuin brengen.’ Ma schudde haar hoofd. ‘Er is geen graf voor hem! Vanochtend om tien uur kwam hij op zijn gewone wandeling voorbij mijn deur! Ik sprak verscheidene minuten met hem in helder daglicht. ‘Kom deze avond naar de ashram,’ zei hij. ‘Hier ben ik. Zegeningen stromen neer op dit oude, grijze hoofd! De onsterfelijke goeroe wilde mij doen begrijpen in welk bovennatuurlijk lichaam hij mij vanochtend heeft bezocht!’ De verbaasde Sebananda knielde voor haar. ‘Ma,’ zei hij, ‘wat een last van leed neemt u van mijn hart af! Hij is herrezen!’