Chapter 1 – Psychology and the Ancients (p 15)

advertisement
Samenvatting History of Psychology
David Hotersall – 4th edition
Inhoud
Chapter 1 – Psychology and the Ancients (p 15) ..................................................................................... 3
1.1 Advances in Medicine: A Biological Approach (p 15) .................................................................... 3
1.2 Advances in Mathematics: The Search of Order (p 21)................................................................. 3
1.3 Atomism: The Mind as Matter (p 22) ............................................................................................ 4
1.4 Advances in Philosophy (p 23)....................................................................................................... 4
1.5 The Importance of the Ancients (p 30) ......................................................................................... 5
Chapter 2 – Philosophical and Scientific Antecedents of Psychology (p 33)........................................... 5
2.1 The Renaissance World (p 34) ....................................................................................................... 5
2.2 Renaissance Science (p 36)............................................................................................................ 5
2.3 Renaissance Philosophy (p 46) ...................................................................................................... 6
2.4 Post-renaissance Philosophy: Empericism, Associationism, and Nativism (p 52)......................... 6
2.5 A Seventeenth-Century Nativist Countervoice (p 63) ................................................................... 7
2.6 Eighteenth-Century Associationism (p 65) .................................................................................... 8
2.7 Nineteenth-Century Associationism (p 67) ................................................................................... 8
2.8 An Eighteenth-Century Nativist Countervoice (p 77) .................................................................... 9
2.9 The Importance of the Renaissance and Post-Renaissance Eras (p 79) ........................................ 9
Chapter 3 – Early Studies of the Central Nervous System (p 81) ............................................................ 9
3.1 Experimental Investigations of Spinal Cord Functions (p 82)........................................................ 9
3.2 Sensory Physiology (p 84) .............................................................................................................. 9
3.3 Phrenology (p 89) .......................................................................................................................... 9
3.4 Localization of Function in the Brain (p 96)................................................................................... 9
3.5 Direct Stimulation of the Brain (p 104) ......................................................................................... 9
3.6 Progress and Challenge (p 112) ..................................................................................................... 9
Chapter 4 – Wilhelm Wundt and the Founding of Psychology (p 115) ................................................... 9
4.1 Wilhelm Wundt (1832-1920) (p 115) ............................................................................................ 9
Chapter 5 – Edward Titchener and Hugo Münsterberg (p 139) .............................................................. 9
Chapter 6 – German Psychologists of the Nineteenth and Early Twentieth Centuries (p 175) ............ 10
Chapter 7 – Gestalt Psychology in Germany and the United States (p 207)......................................... 10
Chapter 8 – The History of Clinical Psychology and the Development of Psychoanalysis (p 249) ........ 10
1
Chapter 9 – Darwin, Galton, Cattel, James and Hall (p 301) ................................................................. 10
Chapter 10 – Functionalism at the University of Chicago and Columbia University (p 361) ................ 10
Chapter 11 – Historical Uses and Abuses of Intelligence Testing (p 393) ............................................. 10
Chapter 12 – The Research of Ivan Pavlov and the Behaviorism of John B. Watson (p 443) ............... 10
Chapter 13 – Four Neobehaviorist Psychologists (p 487) ..................................................................... 10
2
Chapter 1 – Psychology and the Ancients (p 15)
1.1 Advances in Medicine: A Biological Approach (p 15)
Het meeste van de toenmalige psy zou nu medisch benaderd worden.
Alcmaeon begon met het ontleden van lichamen. Hij behandelde ziekte vanuit een holistisch
perspectief (=het idee dat de eigenschappen van een systeem niet kunnen worden verklaard door de
som van alleen zijn componenten te nemen).
Hippocrates wees al het bijgeloof en rituelen omtrent de medische wereld af en volgde Alcmaeon’s
aanpak. Alle ziekten komen van natuurlijke oorzaken en moeten met natuurlijke methoden worden
behandeld.
In The Art of Healing beschreef hij Melancholia, manies, postpartu depressies, phobias, paranoides
en hysterie. Hij dacht dat hysterie aan vrouwen was voorbehouden, het verkeerd geplaatst zijn van
de baarmoeder.
In The Nature of Men beschreef hij hoe lucht, aarde, vuur en water overeenkomen met zwart en geel
gal, bloed en phlegm (= een stof afgescheiden door het slijmvlies). Imbalans van één van deze stoffen
zorgt voor ziekte. Hier komt o.a. aderlaten vandaan en was een veel toegepaste praktijk in de
eeuwen hierna. Imbalans beïnvloed ook temperament (chagrijnig/msnel boos/apathisch e.d.).
In De Morbu sacro beschreef hij epilepsie. TOendertijd was epilepsie een goddelijke interventie.
Epilepsie beschouwde hij als een natuurlijke aandoening die te maken had met disharmonie van de
hersenen.
Verder o.a. bekend van de Hipocrates eed en word beschouwd als een ancient father of psychology.
Meeste van Hippocrates is bekend door Galen die 600 jaar later leefde.
Galen: A Link with the Past
Zijn gedachtes bleven belangrijk tot aan de 16de eeuw.
Hij was geen christen maar geloofde dat de bouw van de mens het bewijs van god was.
Het hart is de ‘verwarming’ van de mens, er brand een vuur in. Pas 1500 jaar later werd het hart
gezien als pomp.
In On the Passions and Errors of the Soul Galen beschreef dat ziektes van de ziel voortkomen uit
passies zoals boosheid, angst e.d. Een irrationele kracht verwijst ratio. Om hiervan te genezen is
begrip van de eigen ziel en zelfkennis noodzakelijk.
1.2 Advances in Mathematics: The Search of Order (p 21)
Thales of Miletus speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de wiskunde als taal van de
wetenschap. Hij voorspelde met wiskunde een zonsverduistering.
3
Pythagoras was een leerling van Thales. Hij vond o.a. dat hele breuken op een gitaar harmonisch
klinken waar oneindige of lange breuken niet mooi klinken.
1.3 Atomism: The Mind as Matter (p 22)
Democritus bedacht dat atomen ons universum vormen. The menselijke geest was hier ook
onderdeel van. De inhoud van de geest is een indeling van atomen (en dus van ervaring). Verder
beschreef hij hoe atomen uitgezonden worden door objecten en dat deze stroom aan atomen
afhankelijk zijn van de presentatie van het objects. Pas sinds kort is deze theorie weer geaccepteerd
sinds neuro wetenschappers het brein hebben onderzocht.
Zeno’s Paradoxes geven de onnauwkeurigheid van de zintuigen, vooral bij beweging. Bekendste
paradox is Achilles and een schildpad die rennen. De schildpad krijgt een voorsprong op Achilles. Als
achilles de beginplaats van de schildpad bereikt is de schildpad al verder, Achilles haalt nooit de
schildpad in. Beweging is volgend deze paradox onmogelijk, alleen de geest kent het begrip
beweging. Moderne versie is het verlaten van de kamer; telkens leg je de helft van de afstand af naar
de deur. ½ + ¼ + 1/8, etc., je bereikt nooit de deur.
1.4 Advances in Philosophy (p 23)
Belangrijkste filosofen SPA: Socrates, Plato (leerling van Soc.) en Aristotles (leerling van Plato). Zij
brachten epistemology voort, de filosofie die onderzoekt naar de oorsprong, natuur, methoden en
limieten van menselijke kennis.
Socrates zocht overal kennis, in het dagelijks leven, ondervroeg mensen. Hij vroeg; wat is de
waarheid? Hij betwijfelde elke aanname, elke zekerheid. Een rationalistische aanpak.
De waarheid zit verborgen in de geest, een leraar moet deze waarheid blootleggen. Hij helpt alleen.
Uiteindelijk werden de mensen Socrates beu omdat hij de waarheden continu aanviel en werd ter
dood veroordeeld.
Plato zag een verschil tussen was wij waarnemen en wat hij noemde ‘Forms’ (= de eeuwige
structuren die de wereld indelen). Sensaties zijn onstabiel, de Forms zijn ‘echt’ en eeuwig. Zijn
voorbeeld: in een grot is iemand vastgebonden en die ziet de objecten die buiten bewegen alleen
door de silhouetten van vlammen uit het vuur. De silhouetten zijn de sensaties en de objecten zijn
Forms.
Plato accepteerde individuele verschillen en in The Republic beschreef hij een utopische samenleving
met een oligarchisch systeem (degenen met het grootste vermogen tot redenering). Een nativistische
houding. Deze verschillen meette hij door individuele verschillen tussen lichaamsdelen (hoofd =
redenering, moed = borstkas, e.d.).
Aristotle in De memoria et reminiscentia zei hij dat geheugen voortkomt uit drie associatieve
processen. Objecten, gebeurtenissen en mensen worden met elkaar geassocieerd op basis van
gelijkheid, contrast en contiguïteit. De sterkte van de associatie hangt af van de frequentie en
eenvoud.
Hij was een empiricist, kennis word opgedaan door ervaringen. Aristotle kwam met de metafoor van
de geest als een leeg vel papier bij geboorte.
4
Verder bekend van de Theory of Causes:
1.
2.
3.
4.
Material cause: description of what it is made of
Formal cause: description of the form or essence
Efficient cause: beschrijving hoe de form of essence ontstaan is
Final cause: het beschrevene attributeren aan de maker
Aristotle zag het leven als een ladder van creatie met verschillende gradaties: nutritive (plants),
sensitive (animals) and rational (humans). Deze stelling is belangrijk geweest in o.a. Darwin’s Evolutie
theorie.
Verder zei hij dat het hart het belangrijkste is van de mens. Dit komt voort uit het feit dat de
Egyptenaren de geest plaatste in de romp en niet in het hoofd. De hersenen werden niet belangrijk
geacht. Ook hij word een vader van de psychologie genoemd.
Na Aristotle twee scholen voor psychologie belangrijk: Epicurians (doel van het leven is genieten van
wat het leven te bieden heeft en het minimaliseren van lijden bij anderen) en de Stoic (een rationeel
principe gidst het universum en iedereen moet deze ratio gebruiken om conflicten mee op te lossen).
Passies en emoties moeten vermeden worden
1.5 The Importance of the Ancients (p 30)
Nog steeds worstelen psychologen en filosofen met de vragen die de grieken al stelden. Ten dele
omdat we nog geen universele antwoorden hebben gevonden maar vooral dat we hetzelfde idee van
de wereld hebben, dezelfde ethiek en wetenschappelijke aanpak.
Chapter 2 – Philosophical and Scientific Antecedents of Psychology (p
33)
2.1 The Renaissance World (p 34)
De Renaissance gaf geboorte aan de moderne psych.
2.2 Renaissance Science (p 36)
Nicolaus Copernicus publiceerde zijn heliocentrische idee (zon als centrum). Dit, in de tijdsgeest, was
een zeer controversieel standpunt.
Galileo Galilei ontdekte m.b.v. de telescoop vier manen rond jupiter, details op de maan, de ‘melk’
van venus (hij dacht aan duizenden mini-sterren) en de twee ringen rond saturnus. Hij was
aanhanger van Copernicus wat ervoor zorgde dat hij een verklaring van niet-publicatie van de
katholieke kerk moest tekenen.
Verder ontwikkelde Galilei de wet van de vrije val, hij liet ballen rollen van een helling en meette de
snelheid.
Isaac Newton refracteerde wit licht in het kleurenspectrum en wist deze weer terug te refracteren in
wit licht. Later probeerden empericisten te doen wat Newton deed met licht: bewustzijn opbreken in
zijn elementen.
5
In Principia beschreef hij de zwaartekracht en de gevolgen hiervan: het universum met zijn
hemellichamen die om elkaar tollen. Hij schreef de pracht van dit alles toe aan God.
Aan het eind van zijn leven probeerde hij metaal in goud te veranderen; het kwik zou zijn rare gedrag
aan het eind van zijn leven hebben veroorzaakt
Halley voorspelde dat een komeet (die van Halley) in 1758 op kerstavond weer langs zou komen.
Toen hij gelijk bleek te hebben werd dit als een bewijs van de kracht van de menselijke geest
beschouwd.
William Harvey wist te berekenen dat het hart als een pomp werkt en niet bloed aanmaakt. De
Anatomical Treatise on the Heart and Blood in Animals is één van de grootste werken uit de
Renaissance. Een biologisch systeem kan bestudeerd worden.
2.3 Renaissance Philosophy (p 46)
René Descartes bracht in zijn Geometry een analytische geometrie (o.a. x-y-z assenstelsel). Descartes
leefde in NL en hield maar een klein aantal vrienden aan. Toen de zweedse koningin Christina hem
naar Stockholm haalde om les te geven stierf hij korte tijd later.
Naast zijn wiskunde was Descartes ook één van de grondleggers van de moderne westerse filosofie.
In zijn crisis waar hij het bestaan van alles betwijfeld (incl. god) bedacht hij Cogito ergo sum (ik denk,
dus ik ben). Verder was de mens een duale machine: het lichaam draait op mechanische acties, het is
een geavanceerde machine, de geest daarentegen is vrij, heeft geen substantie.
De mens (machine) wordt aangestuurd via dunne buisjes met daarin ‘animal spirits’. Deze animal
spirits worden opgewarmd en rondgepompt door het hart en brengen zo beweging voort in de vorm
van een ‘reflex arc’. De hersenen openen en sluiten de buisjes en zorgt dus voor de aansturing.
Descartes wees de pijnappelklier aan als het centrum van deze interactie.
Descartes dacht dat de mens ‘innate ideas’ (natuurlijk) en ‘derived ideas’ (uit ervaring) bevat. De
animal spirits leggen ‘paden’ aan in de hersenen die deze ‘derived ideas’ veroorzaken. Dit is de
voorloper van het nature-nurture debat.
Descartes laatste karakteristiek zijn passies: wonder, love, hate, desire, joy and saddness. Alle andere
emoties zijn afgeleiden hiervan.
Descartes was de eerste die een oog ontleedde.
Julien de La Mettrie zei dat mensen alleen verschillen van dieren in de complexiteit van de machine,
niet omdat we een geest hebben zoals Descartes beweerde. De mens is niet volledig rationeel en
dieren beschikken ook over ratio. Zij theoretiseerde dat apen symbolen-taal kunnen leren,
aanvankelijk werd dit verwezen maar recent is dit bewezen in chimpansees.
2.4 Post-renaissance Philosophy: Empericism, Associationism, and Nativism
(p 52)
Empericisten onderstrepen de ervaringen die inwerken op de passieve geest. Associationisten
onderstrepen de rol van de actieve geest bij het vormen van associaties. Nativisme onderstreept dat
niet alle kennis puur uit ervaringen opkomt maar beïnvloedt word door onze natuurlijke opbouw.
6
Thomas Hobbes zei dat een group’s integriteit alleen kan worden behouden door een sterke
gecentraliseerde authoriteit. Mensen zijn van nature aggresief.
John Locke was de eerste belangrijke Britse empericist. In Two Treatises on Government beschreef hij
dat de overheid gebaseerd is op een sociaal contract tussen ‘leiders’ en de onderdanen. Als de
overheid dit sociale contract overtreedt mogen de onderdanen de overheid afzetten.
Locke ging uit van de goedheid van de mens, een leeg vel bij geboorte en deze wordt gevuld door
ervaringen. Alleen vress voor pijn en verlies aan plezier zijn bij geboorte aanwezig. Kinderen hebben
een hekel aan school omdat zij hier geslagen worden. De behandeling van angsten in kinderen komt
erg overeen met die van de behaviourist John Watson.
Zijn Essay Concerning Human Understanding is het beginpunt van het Britse Empericisme. Hierin
wordt getracht het bewustzijn op te delen in zijn elementen. Voor Locke bestaat het bewustzijn uit
ideën die allen voortkomen uit ervaring. Hij verwees Descartes’s innate ideas. Ervaringen bestaan uit
sensaties (met objecten) een reflecties (ofwel interne acties van de geest). Ervaringen zijn niet altijd
betrouwbaar: neem drie kommen met water, één is heet, één is koud en één is op
kamertemperatuur. Doe één hand in het koude water en de ander in het warme. Na 30 seconden
doe ze in het neutrale water. Voor de ene hand voelt dit als warm aan, voor de ander als koud
(bedenk zelf welke waar).
Er zijn simpele en complexe ideën. Complexe ideën ontstaan uit simpele ideën op de volgende
manieren:
1. Combinatie van simpele ideeën
2. Relatie leggen tussen simpele ideeën.
3. Abstractie: van simpel idee alle bijhorende ideeën weghalen.
Locke was het met Molyneux eens die zei dat een blind iemand die opeens kan zien niet direct
vormen kan benoemen – hij moet de objecten eerst voelen.
George Berkeley was de opvolger en nog radicaler dan Locke. Alle kennis komt uit ervaring maar zei
eveneens dat het bestaan van de wereld afhing van perceptie. Materie bestaat alleen omdat het
waargenomen wordt, en niet anders. Dit idee werd als absurd verklaard. Johnsen bracht er
bijvoorbeeld tegenin dat een vuur, ondanks dat je een tijd weg bent geweest, wel brandstof heeft
verbruikt.
Perceptie gebruiken wij om bijvoorbeeld de afstand tussen objecten mee te schatten, we gebruiken
signalen.
2.5 A Seventeenth-Century Nativist Countervoice (p 63)
Gottfried Wilhelm von Leibniz had grote eerbied voor Locke’s Essay maar was het oneens met het
ongeschreven blad metafoor. In zijn New Essays on Understanding beweerde hij dat ¼ van de geest is
aangeboren en niet voortkomt uit ervaringen.
In The Monodology beschreef Leibniz een systeem van monads, een oneindig aantal elementen
waaruit alle dingen en activiteiten uit zijn opgebouwd. Monads zijn onverwoestbaar, onaanpasbaar
en onmaakbaar. Zowel de echte als mentale wereld bestaan uit deze monads. Mentale monads
7
kennen een activiteitsniveau die van bewust tot onbewust loopt. Ergens tussen deze bewust &
onbewust schaal is een drempel van bewustzijn. Monads interacteren niet, ze lopen echter gelijk
(paralel) en lijken daarom te interacteren.
2.6 Eighteenth-Century Associationism (p 65)
David Hume beschreef in Treatise of Human dat ideeën vage copieën zijn van inpressies, welke vaak
voortkomen uit sensaties. Sensaties zijn voor Hume alles, sense ergo sum. Er is een causaal verband
tussen inpressies en ideeën. Drie typen van verbanden: ze lijken op elkaar, contiguïteit in tijd of
ruimte, en oorzaak-gevolg.
David Hartley beschreef beelden die lijken te bestaan zelfs als de stimuli verdwenen is: een kaars die
lijkt te branden nadat hij net is uitgemaakt of een toon die je blijft horen zelfs als de toon al
weggevaagd is. Dergelijke associaties zijn de basis voor alle ideeën, meningen en affecties. Hij
gebruikte klinische ervaringen in zijn theoriën, hiervoor onbekend in de psych.
2.7 Nineteenth-Century Associationism (p 67)
James Mill beschreef in zijn Essay on Government een sterk argument voor een democratische
overheid: mensen zijn gemotiveerd uit egocentrische overwegingen en zullen deze overwegingen
doorzetten zelfs ten koste van anderen tenzij een overheid hen hiervan weerhoudt. De oplossing is
een door het volk gekozen overheid die verantwoording af moet leggen aan het volk.
James Mill ging nam het idee over dat het verstand bestaat uit ideeën en sensaties. Associaties zijn
sterk op basis van drie factoren: permanentie, correctheid en eenvoud. James Mill maakte ook
onderscheid tussen simpele en complexe ideeën.
John Stuart Mill, de zoon van, kreeg een zware opvoeding waarbij gevoel en emotie werden
uitgebannen. Dit bracht hem later tot een emotionele crisis waarbij hij het belang van emotie
ontdekte.
In The Subjection of Women John Mill argumenteerde hij dat door de behandeling van vrouwen hun
volle potentie onderdrukt wordt. Ook droeg hij een wetsvoorstel met vrouwen stemrecht in
Engeland, deze faalde maar vormde een begin van women’s suffrage.
John Mill breidde zijn vader’s idee uit dat een complex idee meer is dan alleen de som van simpele
ideeën. Zo is een huis meer dan alleen de bakstenen waar het uit bestaat. Verder zei hij dat het
verstand onderzocht kan worden –een stelling die daarvoor niet gebruikelijk was. De wetenschap zal
inexacter zijn dan bijv. scheikunde.
Door de strenge opvoeding voorzag hij de noodzaak voor het onderzoeken van invloeden op het
(intellectuele) karakter? Dit onderzoeksgebied noemde hij Ethology, nu betekend dit iets heel
anders.
Als alternatief op hedonism (mensen zijn alleen gemotiveerd door plezier en het vermijden van pijn)
stelde hij utilitarianisme voor, een filosofie die uitgaat dat acties fout zijn in de proportie dat deze
acties onvrede bij anderen veroorzaken.
Alexander Bain was de oprichter van het psychologische blad Mind. Verder vond hij gewoontes een
belangrijk onderdeel van de menselijke geest. Willekeurige gebeurtenissen leiden tot een positieve
8
of negatieve uitkomst. Die met positieve uitkomsten herhalen we: gewoontes. Dit standpunt lijkt op
dat van Edward Thorndike.
2.8 An Eighteenth-Century Nativist Countervoice (p 77)
Immanuel Kant leefde in Köningsberg en heeft nooit gereisd. Hoewel hij de Britse empericisten
accepteerde vroeg hij af hoe ervaring zelf mogelijk is. Hij geloofde dat bepaalde intuïties of
categorieën van inzicht aangeboren zijn. Zij beïnvloeden onze ervaringen. Dit framework is a priori
(vooraf bekend) en kennis uit ervaringen zijn a posteriori (achteraf bekend). Voorbeelden van a priori
kennis zijn tijd en ruimte en de mogelijkheid een taal te leren. Kant was van belangrijke invloed op de
eerste Duitse psychologen.
2.9 The Importance of the Renaissance and Post-Renaissance Eras (p 79)
Begin van nature-nurture debat d.m.v. empericisme-nativisme. Het empericisme gaf later geboorte
aan het behaviourisme.
Chapter 3 – Early Studies of the Central Nervous System (p 81)
3.1 Experimental Investigations of Spinal Cord Functions (p 82)
3.2 Sensory Physiology (p 84)
3.3 Phrenology (p 89)
3.4 Localization of Function in the Brain (p 96)
3.5 Direct Stimulation of the Brain (p 104)
3.6 Progress and Challenge (p 112)
Chapter 4 – Wilhelm Wundt and the Founding of Psychology (p 115)
4.1 Wilhelm Wundt (1832-1920) (p 115)
Chapter 5 – Edward Titchener and Hugo Münsterberg (p 139)
9
Chapter 6 – German Psychologists of the Nineteenth and Early
Twentieth Centuries (p 175)
Chapter 7 – Gestalt Psychology in Germany and the United States (p
207)
Chapter 8 – The History of Clinical Psychology and the Development of
Psychoanalysis (p 249)
Chapter 9 – Darwin, Galton, Cattel, James and Hall (p 301)
Chapter 10 – Functionalism at the University of Chicago and Columbia
University (p 361)
Chapter 11 – Historical Uses and Abuses of Intelligence Testing (p 393)
Chapter 12 – The Research of Ivan Pavlov and the Behaviorism of John
B. Watson (p 443)
Chapter 13 – Four Neobehaviorist Psychologists (p 487)
10
Download