Formularium Natuurkunde Enric Junqué de Fortuny May 17, 2010 Part I Mechanica 1 Chapter 1 Newton & Kinematica 1.1 Bewegingswetten van Newton Inertiaalstelsels: • Een inertiaalstelsel is een assenstelsel waarin de eerste wet van Newton (“traagheidswet”) geldt. • De aarde is, in goede benadering, een inertiaalstelsel. • Een assenstelsel dat met constante snelheid beweegt ten opzichte van een inertiaalstelsel, is eveneens een inertiaalstelsel. Eerste wet: Een deeltje, gezien vanuit een inertiaalstelsel, blijft in rust of in éénparige rechtlijnige beweging als er geen externe krachten op inwerken. Evenwicht van een puntmassa : X F~ = 0 X Fx = 0 X Fy = 0 X Fz = 0 Tweede wet: De versnelling van een deeltje is, gezien vanuit een inertiaalstelsel, evenredig met de netto-kracht die er op inwerkt en omgekeerd evenredig met de (constante) massa. Dynamica van een puntmassa : X F~ = m~a X Fx = m~a X Fy = m~a X Fz = m~a 2 Derde wet: Oefent een lichaam A een kracht uit op een lichaam B, dan oefent B een gelijke maar tegengestelde kracht uit op A. F~AopB = −F~BopA 1.2 Empirische wettten voor droge wrijving (Coulomb) Kinetische frictie : fk = µk .n Statisch frictie : fs <= µs .n 1.3 Fluı̈dumweerstand Bij lage snelheid : f v vt = kv = vt 1e−kt/m mg = k Bij hoge snelhied 1.4 f = vt = Dv 2 r mg D Kinematica cirkelvormige beweging Centripetale versnelling bij de eenparige cirkelvormige beweging (ar en Fr centripetaal, v is tangentiëel): ar = Fr = = v2 4π 2 r = r T2 mar v2 m r Tangentiële en radiale versnelling bij de kromlijnige (of ogenblikkelijk cirkelvormige) beweging (a is samengesteld uit centripetale ar en tangentiele at ): ~a = a~t + a~r 3 at = ar = dv dr v2 r 4 Chapter 2 Arbeid en kinetische energie 2.1 Arbeid Arbeid verricht door een veranderlijke kracht langs een kromlijnig pad: dW W = F~ · d~r = FT dr Z B F~ · d~r = A P2 Z = F cos(φ) dl P1 Arbeid uitgevoerd door een veranderlijke kracht op een recht pad: Z x2 W = Fx dx x1 Arbeid uitgevoerd door een constante kracht : W = F~ · ~s = F s cos(φ) Arbeid verricht op een elastische veer : Z Wel x2 = = kx dx x1 kx21 − 2 = −∆Uel 5 kx22 2 2.2 Kinetische energie Kinetische energie : K= 2.3 mv 2 2 Arbeid en energie Arbeid energie theorema : Arbeid is transfer van energie (van omgeving naar deeltje) Wtot = ∆K Gemiddeld vermogen : Pav = ∆W ∆t Ogenblikkelijk vermogen : P = = 6 dW dt ~ F · ~v Chapter 3 Potentiële energie en behoud van energie 3.1 Conservatieve krachten De arbeid verricht door een conservatieve kracht op een deeltje dat beweegt van A naar B is onafhankelijk van de gevolgde weg. Gevolg: De arbeid verricht door een conservatieve kracht op een deeltje dat beweegt langs een gesloten pad is nul. I F~c · d~r = 0 3.2 Potentiële energie De arbeid verricht door een conservatieve kracht is minus de verandering van de potentiële energie. Z 2 F~ · d~r W = 1 = U1 − U2 = −∆U Omgekeerd : voor een infinitesimale verplaatsing dx geldt dan dat een conservatieve kracht de negatieve gradiënt van de potentiële energie is. Fx (x) F~ dU (x) dx ~ = −∇U ∂U ~ ∂U ~ ∂U ~ = − i+ j+ k ∂x ∂y ∂z = − 7 Gravitationele potentiele energie : Ugrav = mgy Elastische potentiele energie : Uel 3.3 = kx2 2 Mechanische energie & interne energie De totale mechanische energie van een systeem is gedefinieerd als de som van de kinetische en de potentiële energie, E = K +U De interne energie is geassocieerd met de temperatuur van een systeem. Door een niet-conservatieve kracht (wrijving) wordt mechanische energie omgezet in interne energie van het systeem. Experimenten tonen aan dat : ∆Uint = −Wf ric 3.4 Behoud van energie Voor een niet-geı̈soleerd systeem is de verandering van de totale energie van het systeem gelijk aan de som van de energietransfers doorheen de grenzen van het systeem. X ∆K + ∆U + ∆Uint = T In een geı̈soleerd systeem geldt : ∆K + ∆U + ∆Uint = 0 In een geı̈soleerd systeem waarin geen niet-conservatieve krachten (zoals wrijving) inwerken op voorwerpen binnen het systeem is de totale mechanische energie constant, ∆K + ∆U = 0 Indien niet-conservatieve krachten arbeid verrichten, is deze arbeid gelijk aan de verandering van mechanische energie Wother = ∆K + ∆U 8 Chapter 4 Impuls, Stoot en Botsingen 4.1 Impuls Impuls (en: momentum) van een deeltje met constante massa : X d~v F~ = m dt d = (m~v ) dt p~ = m~v 2e wet van Newton in impulsgedaante : X d F~ = p~ dt 4.2 Stoot Stoot (en: impulse) J~ = Z t2 X F~ dt t1 = p~2 − p~1 Stoot-impuls theorema : De verandering van de impuls van een deeltje tijdens een tijdsinterval is gelijk aan de stoot van de netto-kracht op het deeltje ~ tijdens dat tijdsinterval. (= 2e gedaante formule J) Als de netto-kracht op een n-deeltjessysteem nul is, dan is de totale impuls van het systeem constant. P~ = p~A + p~B 9 dP~ dt 4.3 = 0 Botsing Een botsing is een sterke interactie tussen lichamen die gedurende een relatief korte tijd werkt (zij het door direct contact, of door verstrooing). • Bij een elastische botsing worden de totale impuls (in elke richting) en de totale kinetische energie behouden. • Bij een inelastische botsing wordt de totale impuls behouden, maar wordt een deel van de kinetische energie van de botsende voorwerpen omgezet in inwendige energie, elastische potentiële energie, ... • Bij een volledig inelastische botsing blijven de voorwerpen na de botsing in contact. 4.4 Massamiddelpunt van een stelsel puntmassa’s Het massamiddelpunt is de “massa-gewogen gemiddelde plaats (r)” van de deeltjes: X M = mi P mi~ri ~rcm = M P mi~vi ~vcm = PM Fext ~acm = M P~ = M~vcm 10 Chapter 5 Rotatie 5.1 Rotatie van starre lichamen-kinematica Afgelegde weg, hoeksnelheid en hoekversnelling. s = rθ dθ ωz = dt dωz αz = dt Radiale en tangentiële versnelling. arad = ω2 r atan = rα Rotatie met constante hoekversnelling. (alle hoeken in radialen θrad = ωz θ − θ0 θ ωz2 = ω0z + αz t 1 = (ω0z + ωz )t 2 1 = θ0 + ω0z t + αz t2 2 2 = ω0z + 2αz (θ − θ0 ) Traagheidsmoment (moment of inertia) X I = mi ri2 Zi = 11 r2 dm θdeg 360 π) Theorema der evenwijdige assen voor 2 assen IP en Icm en d = dist(IP , Icm ) IP = Icm + M d2 Kinetische energie K 5.2 1 2 Iω 2 = Dynamica van de rotatiebeweging Torsie (torque) rond een as tangentieel aan as ( moment bij mechanica). ~τ = ~rF~ τ = F r sin φ Moment en hoekversnelling bij de rotatie van een star lichaam. X τz = Iαz Rotatie van een star lichaam om een bewegende as is een samengestelde translatieen rotatiebeweging. (NB: Laatste formume ook geldig als de as door het massamiddelpunt een symmetrie-as is, en de richting van de rotatie-as niet verandert) K = F~ext = 1 1 2 M vcm + Icm ω 2 2 2 M~acm ~τz = Icm αz Rollen zonder glijden (samengestelde op onderkant bal = 0). vcm = Rω Rolweerstand enkel bij vervormbaar object. Arbeid en energie bij rotatie (analoog) dW = = Ftan r dθ τz dθ 12 Z W θ2 τz dθ = θ1 1 2 1 2 Iω − Iω 2 2 2 1 = ∆K dW = dt = τz ωz = P Impulsmoment van een puntmassa. ~ = ~r × p~ L = ~r × m~v ~ dL dt = ~r × F~ = ~τ Impulsmoment van een star lichaam. X L = Li X = mi ri2 ω = Iω Rotatie rond een symmetrie-as. ~ = I~ L ω Behoud van impulsmoment Voor elk stelsel puntmassaś geldt dat X ~τ = ~ dL dt Als het netto-moment van de externe krachten op een stelsel nul is, dan is het totale impulsmoment van het stelsel constant, ~ dL =0 dt 13 5.3 Conversietabel positie snelheid acceleratie kracht impuls massa lineaire beweging x v a F p m v = dx/dt a = dv/dt 2 K = mv 2 F = ma p = mv dp/dt = F rotatie θ ω α τ L I ω = dθ/dt α = dω/dt 2 K = Iω2 τ = Iα L = Iω dL/dt = τ 14 hoek hoeksnelheid hoekversnelling torsie hoekimpuls intertiaalmoment Chapter 6 Evenwicht van starre lichamen 6.1 Evenwichtsvoorwaarden Resulterende externe kracht is nul, X F~ = 0 Resulterend moment om een willekeurig punt is nul, X ~τ = 0 6.2 Resulterenden Vrije keuze van het momentpunt mogelijk, als voorwaarden rond O gelden, dan : X ⇒ ~τO0 = 0 15 Chapter 7 Periodieke beweging De wet van Hooke voor een elastische veer : Fx = kx 7.1 Eenvoudige Harmonische Beweging Definities. A = amplitude ω angulaire frequentie = φ = T = f = initiele fase 2π ω 1 T Bewegingsvergelijkingen. x(t) v a = A cos(ωt + φ) dx = = −ω sin(ωt + φ) dt d2 x = = −ω 2 A cos(ωt + φ) dt2 Energie. K = U = mω 2 A2 sin2 (ωt + φ) mv 2 = 2 2 kx2 kA2 cos2 (ωt + φ) = 2 2 16 E = K +U = kA2 2 Harmonische oscillatie. r T = 2π 7.2 m k Gedempte Oscillatie Demping indien niet conservatieve krachten optreden. ~ R = −b~v b = dempingscoefficient Zwakke demping (oscillatie). b = Ae− 2m t cos(ω1 t + φ) x Sterke demping (kruipend). x = C1 ep1 t + C2 ep2 t Kritische demping. b x = (A + Bt)e− 2m t Energie. b E = 1/2kA2 e− m t Kwaliteitsfactor Q = aantal radialen waarover de oscillator moet trillen alvorens zijn energie met een factor 1/e is afgenomen. Q = ω1 τE = 17 ω1 m b Part II Golven & Akoestiek 18 Chapter 8 Mechanische Golven 8.1 Golven en hun eigenschappen Mechanische golf : de verstoring (golf) die energie transporteert door een medium. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen transversaal (koord, recht op lengte) en longitudonaal (geluid, in richting van lengte). v = λ/T = λf s = 8.2 Golfvergelijkingen & dynamica y(x, t) k ω 8.3 F gofl op koord µ = Acos(kx − ωt) 2π = λ = 2πf = vk Golfkracht De gemiddelde kracht van een sinusoı̈dale golf wordt bepaald als : Pav = 1p µF ω 2 A2 2 De inverse-wortel wet voor lage golfintensiteiten zegt dat : I1 I2 = 19 r22 r12 8.4 Superpositie van golven y(x, t) 8.5 = y1 (x, t) + y2 (x, t) Staande golven op een koord Als het koord vastgenomen is aan zijde x = 0 : y(x, t) = ASW sin(kx)) sin(ωt) Aan beide kanten : f1 fn s 1 F = 2L µ v = n (n = 1,2,3,...) 2L = nf1 (n = 1,2,3,...) 20 Chapter 9 Geluidsgolven 9.1 Geluidsgolven De harmonische positiefunctie is = A cos(kx − ωt) y(x, t) Druk fluctuatie ten gevolge van geluidsgolven p = pmax sin(kx − ωt) pmax = BkA = pvωA De snelheid in verschillende media van een geluidsgolf. s B (longitudonale golf in vloeistof) v = ρ r γRT v = (geluidsgolf in een ideaal gas) M s Y v = (longitudonale golf in een vaste stof) ρ 9.2 9.3 Intensiteit en geluidsniveau I = Pav S β = (10dB) log I I0 Staande geluidsgolven In een open buis geldt : fn = nv (n = 1,2,3,...) 2L 21 Voor een gesloten buis geldt: fn = 9.4 nv (n = 1,3,5,...) 4L Fenomenen met geluidsgolven Interferentie treed op wanneer 2 of meer golven overlappen in de ruimte. De resulterende amplitude van de golf can groter (constructief) of kleiner (destructief) worden, afhankelijk van het feit of deze in fase zijn of niet. Beats kunnen waargenomen wordezn wanneer twee zeer dicht bij elkaar liggende frequenties tegelijk gehoord worden, de beat frequentie is dan : fbeat = fa − fb Doppler effect is een frequentieshift doordat de bron en/of de luisteraar van het geluid verplaatsen, relatief tot het medium. fL = v + vL fS v + vS Shockwave* treed op wanneer de bron zich voortplant met een snelheid die groter is dan die van het geluid in dat medium. Het golffront is dan een kegel met grootte α. sin α = v vs 22 Part III Thermodynamica 23 Chapter 10 Temperatuur & Warmte 10.1 Temperatuur & temperatuurschaal Kelvin vs Celsius. TK = TC + 273.15 In een systeem met vast volume geldt: T2 T1 10.2 = p2 p1 De nulde wet van de thermodynamica Wanneer systemen A en B in thermisch evenwicht zijn met een systeem C, dan zijn A en B ook onderling in thermisch evenwicht. 10.3 Thermale expansie & spanning Een temperatuursverandering ∆T veroorzaakt in elke dimensie een lineaire expansie. Wanneer deze expansie tegengehouden wordt, ontstaat er tensile spanning met grootte F/A. ∆L = αL0 ∆ ∆V F A = βV0 ∆ = −Y α∆ Voor een vaste stof geldt : β = 24 3α Een gat in een materiaal (bvb een gat in een schijf) zet uit net alsof het gat gevuld zou zijn met het materiaal. M.a.w. bij een temperatuutstijging wordt het gat groter. 10.4 Warmte, faseverandering & calorimetrie Warmte (Q) is energie die overgedragen wordt van een systeem naar een ander omwille van een temperatuursverschil via conductie, convectie of straling. Wanneer warmte wordt toegevoegd aan een lichaam, is Q positief. Q = mc∆T Q = nC∆T Een fase-overgang (constante temperatuur) vereist een toevoeging/aftrekking van warmte : Q = ±mL met m = massa M = molaire massa c = 10.5 specifieke warmtecapaciteit van het materiaal C = n = Mc aantal mol in stof L = latente warmte Warmte-uitwisseling Conductie (geleiding) : H = TH − TC dQ = kA dt L Convectie : H = AeσT 4 Straling Hnet = Aeσ(T 4 − Ts4 ) 25 Chapter 11 Thermische eigenschappen van materie 11.1 De ideale gaswet Druk (p), volume (V ) en temperatuur (T ) bepalen de toestand van een stof en staan in relatie volgens de ideale gasvergelijking : pV = nRT Verder kunnen we ook gebruik maken van de volgende eigenschap : p1 V1 T1 = p2 V2 (constante massa) T2 Let op consistentie in gebruikte units. 103 L = 106 cm3 X ◦C ⇒ 1 m3 ⇒ 273.15 + X K 1atm = 1.01325 bar N m2 ⇒ 1.01325 105 Pa = 11.2 1.01325 105 Moleculaire eigenschappen van materie mtotaal M ρ = nM = NA m mtotaal = V 26 11.3 Kinetisch-moleculair model Volgens de kinematica staan de staatvariabelen als volgt in relatie met elkaar : 2 N 1 p = m(v 2 )av 3 V 2 11.4 Equipartitie van energie Elke vrijheidsgraad voegt 1/2kT energie toe aan het systeem. Merk op dat de vrijheidsgraden deze zijn die geassocieerd zijn aan : translatie, rotatie & vibratie van molecules. Een gevolg hiervan is dat : nCv dT = 3/2nR dT = dQ Cv = 3/2R (monoatomisch) = 5/2R (polyatomisch) = 3R (monoatomisch vast) 27 Chapter 12 De eerste wet van de thermodynamica 12.1 Warmte & werk in thermodynamische processen De hoeveelheid werk om van toestand (a) naar toestand (b) te gaan is padafhankelijk. Werk uitgevoerd door gas (systeem) bij een volumeverandering (bvb een piston): Z V2 W = p dV V1 Bij constante druk geldt : W = p(V2 − V 1) 12.2 Eerste wet van de thermodynamic De interne energie (U) van een systeem is enkel afhankelijk van de staat van het systeem en niet van de manier waarop er naar die staat gegaan wordt. ∆U = Q−W dU = dQ − dW De interne energie van een geisoleerd systeem is constant (Q = W = 0 dus ∆U = 0). Bij een cyclisch proces geldt dat de begintoestand gelijk is aan de eindtoestand (Q = W dus ∆U = 0). 28 12.3 Speciale klasses van processen Adiabatische processen waarbij er geen warmteuitwisseling naar/van het systeem is. (Q = 0). Isochore processen waarbij het volume constant blijft. (W = 0). Isobare processen waarbij de druk constant is. (W = p(V2 − V1 )) Isotherme processen waarbij de temperatuur constant is. (voor ideale : V2 Q = W en W = nRT ln V1 ) 12.4 Thermodynamica van een ideaal gas Ideale gassen vergemakelijken het gebruik van de 1ste wet van de thermodynamica. Het komt er bij ideale gassen bij ALLE processen op neer dat : ∆U = nCV ∆T 12.4.1 Isochoor Bij constant volume (isochoor) geldt dat er geen arbeid verricht wordt, en is de interne energie volledige afhankelijk van de warmte. Dus: dU = dQ = nCV dT 12.4.2 isobaar Bij constante druk (isobaar): dU = dQ − dW = nCP dT − nRdT = n(CP − R)dT Verder geldt ook (CX = molaire warmte capaciteit van ideaal gas bij constante X): 12.4.3 CP = CV + R γ = CP /CV Adiabatisch Bij een adiabatisch proces voor een ideaal gas geldt er dat : pV γ = constant T V γ−1 = constant 29 De arbeid geleverd door het gas (in adiabatische expansie) kan uitgedrukt worden als : W = = = nCV (T1 − T2 ) CV (p1 V1 − p2 V2 ) R 1 (p1 V1 − p2 V2 ) γ−1 Hier is γ : γ = CP CV 1.67 (monoatomisch) = 1.40 (diatomisch) = 30 Chapter 13 De tweede wet van de thermodynamica 13.1 Reversibele en irreversibele processen Een reversibel proces, is een proces waarin de richting veranderd kan worden door een infinitesimale verandering in staat van het proces, en waarin het systeem altijd in, of zeer dichtbij het thermisch evenwicht ligt. Alle andere processen zijn irreversibel (alle processen van de natuur zijn irreversibel). 13.2 Heat engine Een warmtemotor (heat engine) neemt een bepaalde warmte (QH ) op en zet deze om in een arbeid (W ). Het overschot (QC ) wordt op lagere temperatuur weggegooid. De efficientie (e) van de motor wordt uitgedrukt als de ratio van verkregen arbeid t.o.v. input (warmte). W > 0 QH > 0 QC < 0 = QH − |QC | W e = QH QC = 1 − QH W Een 4-stroke interne verbrandingsmotor volgt een Otto-cylcus (cfr. p678). De efficientie hiervan (gegeven compressie ratio r) is : e = 1− 31 1 rγ−1 13.3 Refrigerators Een koeler (refrigerator) neemt een warmte QC van een koele plaats en werk W als input en gooit een zekere warmte QH weg naar een warme plaats. De performantie wordt bepaald door de performantiecoëficient (K). W < 0 QH < 0 QC > 0 |QH | = QC + |W | |QC | K = (koelen) |W | |QH | = (opwarmen) |W | 13.4 De tweede wet van de thermodynamica Engine-formulering Het is onmogelijk om een warmtemotor te construeren die, in een cyclus opererend, geen ander effect heeft dan input energie (van een reservoir) om te zetten in output arbeid. Refrigerator-formulering Het is onmogelijk om een cyclische machine te bouwen, die als enige effect de continue overdracht van energie d.m.v. warmte heeft van een object naar een ander object op hogere temperatuur, zonder input van energie door arbeid. Entropie-formulering groten. De entropie van een geı̈soleerd systeem kan enkel ver- Beide formulering zijn equivalent en wijzen op de onmogelijkheid van een perpetuum mobile. 13.5 Carnot-cyclus Een Carnot-cyclus is een thermodynamisch systeem met maximale efficiëntie tussen twee warmte-reservoirs op temperaturen TH en TC , dat enkel reversibele processen gebruikt. e = KCarnot = 32 TC TH TC TH + TC 1− 13.6 Entropie Entropie (S), is een staat-variabele die quantitatief de maat van ongeordendheid (chaos) aanduidt. Geisoleerde systemen neigen naar ongeordendheid. dS = ∆S = dQ T Z 2 1 dQ (reversibele processen) T Voor reversibele processen in het algemeen geldt dat : I dQ ∆S = =0 T Dus geldt dit ook voor een Carnot-cylcus (∆S = 0), waaruit : |QH | |QC | = TH TC Voor irreversibele processen geldt dat : ∆S > 0 33 Part IV Electromagnetisme 34 Chapter 14 Elektrische lading & Elektrisch veld 14.1 Behoud van lading De netto lading van een geı̈soleerd systeem is constant in de tijd. 14.2 Wet van Coulomb Beschrijft de interactie tussen twee puntladingen op afstand r van elkaar. Het superpositiebeginsel stelt dat de kracht van meerdere puntladingen op een andere puntlading gelijk is aan de vectoriële som van die puntladingen. F F~q 1 |q1 q2 | 4π0 r2 X F~iq = = i = 14.3 1 X qi q r̂i 4π0 i ri2 Elektrisch veld Het elektrische veld is de kracht per eenheidslading uitgevoerd op een testlading op eender welk punt in de ruimte. ~ E = ~ E = F~0 q0 1 q r̂ 4π0 r2 Bij velden met continue ladingsverdeling kunne we ook het superpositiebeginsel toepassen (vectorsom / integratie over ladingsdichtheid). dQ = λ dl 35 dQ = σ dA dQ = ρ dτ Z ~ = E dE τ σρ Z 1 dQ r̂ = 4π0 τ σρ r2 Met dichtheden : λ = σ = ρ = Q l Q A Q V Elektrische velden worden voorgesteld door elektrische veldlijnen met als karakteristieken : • Geven richting en zin aan • Starten op positieve en eindigen op negatieve lading • Aantal veldlijnen (densiteit) geeft sterkte van veld aan 14.4 Dipool in homogeen elektrisch veld Een dipool in een homogeen elektrisch veld ondergaat een torsie. van de negatieve naar de positieve pool met : p = τ = ~τ U qd pE sin φ ~ = p~ × E ~ = −~ p·E 36 Chapter 15 De wet van Gauss Flux is een maat van ‘flow’ van een electrisch veld door een oppervlak. Meer algemeen, voor een willekeurig volume, geldt: Z ΦE = Ecosφ dA Z ~ · dA ~ E ΦE = De wet van Gauss stelt dan dat : I ΦE = E cos φ dA I = = ~ · dA ~ E Qencl 0 Waarbij de cirkelintegraal over een gesloten oppervlak kan genomen worden als de som van elk oppervlak. Met hulpeigenschappen: ~ ⊥A ~ ⇒ E ⇒ E Z = constant ~ dA ~ = ±EA E A ~ kA ~ ⇒ E ⇒ ~ =0 ⇒ E E⊥ = 0 Z ~ dA ~=0 E A Z ~ dA ~=0 E A 37 Chapter 16 Elektrische potentiaal 16.1 Elektrische potentiaal Elektrisch potentiaalverschil tussen twee toestanden is het verschil in elektrische potentiële energie van die twee toestanden. UB − UA q Z B ~ · d~s E = − VB − VA = A Voor een puntlading is de potentiaal gedefinierd als min de arbeid per eenheid van lading die het veld verricht om een testlading van oneindig naar P te brengen. VP Up q Z = − = P ~ d~s E ∞ Deze wordt uitgedrukt in volt : 1V = 1J/C. De potentiaal kan berekend worden via : ~ =k E X Qi ri2 i r̂i (0-D) Z λr̂ ~ =k dl (1-D) E 2 L r Z σr̂ ~ =k E dA (2-D) r2 ZS ρr̂ ~ =k E dτ (3-D) 2 τ r Waaruit : ~P = k V X Qi i ri 38 (0-D) Z λ ~P = k dl (1-D) V L r Z σ ~P = k V dA (2-D) r ZS ρ ~P = k V dτ (3-D) τ r 16.2 Elektrisch veld & equiptentialen Equipotentiaaloppervlakken hebben de volgende eigenschappen : • E staat loodrecht op een equipotentiaalvlak • E wijst in de richting van dalende potentiaal 16.3 Eigenschappen van geladen geleiders • Binnen een geleider is het elektrisch veld nul • Binnen een geleider zijn er geen ladingen. Lading bevindt zich op het oppervlak • Het veld staat loodrecht op het oppervlak en heeft als grootte σ/0 • Een geleider is een equipotentiaalvolume • Een veldsterkte aan het oppervlak is omgekeerd evenredig met de plaatselijke kromtestraal Een rechtstreeks gevolg hiervan is de Corona-ontlading die zich voordoet op scherpe punten rond dunne geleiders : boven een kritische elektrische veldsterkte ondergaat het gas rondom deze punt een doorslag , het gas wordt geleidend. 39 Chapter 17 Capaciteit & Dielectrisch 17.1 Capaciteit van een condensator Voor een condensator geldt dat onder een aangelegde spanningsverschil Va − Vb : C Q Va − Vb = Eenheid : 1F = 1C/V . Dit vertaalt zich in : Cvlakke = Cbol = Ccilinder 0 A d ra rb rb − ra 2π0 = L ln rrab 4π0 Merk op dat in schakelingen geldt dat : Cparallel 1 Cserie 17.2 = C1 + C2 1 1 = + C1 C2 Energie in een condensator Opgeslagen energie. U 1 Q2 2 C 1 QV 2 1 CV 2 2 = = = Energiedichtheid w= 1 0 E 2 2 40 17.3 Diëlektrica Diëlektrica zijn nuttig omdat ze de capaciteit van een condensator kunnen verhogen met een factor K (de diëlektrische constante). Soms ook uitgedrukt in permitiviteit . Voor een plaatcondensator : 1 Ei = E0 1 − K C = KC0 = w = K0 1 2 E 2 Nota bene dat in een diëlektricum de volgende wetten gelden. I ~ · d~l = 0 E C I ~ · dA ~ = Q − Qi ΦE = E 0 A 41 Chapter 18 Stroom, weerstand & Elektromotieve kracht 18.1 Stroomsterkte I = dQ dt Eenheid : 1A = 1C/s 18.2 Resistiviteit & conductiviteit Wet van Ohm in sommige materialen (ohmse geleiders) is de stroomdichtheid recht evenredig met de veldsterkte. Resistiviteit (ρ) en conductiviteit (sigma) in functie van stroomdichtheid (J = I/A). ρ = σ = E J 1 ρ Voor metalen geldt: ρ(T ) 18.3 ρ0 (1 + α(T − T0 )) = Weerstand Weerstand. R = Rserie 1 = Rparallel = 42 V I R1 + R2 1 1 + R1 R2 Wet van pouillet : R= 18.4 ρL A Bronspanning Bronspanning is dient om elektromotirische kracht te leveren. = 18.5 ∆U |q| Wetten van Kirchhoff Knooppuntenwet (behoud van lading) stromen naar of van een knooppunt is nul. : de algebraische som van de Lussenwet (behoud van energie) : in een lus van een netwerk is de algebraische som van alle spanningen nul. 43 Chapter 19 DC Circuits 44