Verslag platform gezonde voeding 0-4 jarigen over vetten 01-12-2015

advertisement
Titel
: Inname (gezonde) vetten van jonge
kinderen nader belicht
Ter publicatie in : document voor deelnemers
Datum
: 18 maart 2016
Aantal woorden
: 2379
Auteur
: Reina van Bruggen
Versie
:2
<chapeau>
Verslag bijeenkomst Platform Gezonde Voeding 0-4 jarigen: expertsessie vet
<titel>
Inname (gezonde) vetten van jonge kinderen nader belicht
<intro>
Vet verdient een beter imago in de voeding van jonge kinderen. Voor veel ouders is het
niet duidelijk dat er ook gezonde vetten zijn zoals visvetzuren, ook weten ze niet precies
wat gezonde vetzuren zijn. De inname van vetten in jonge kinderen is dan ook vaak
onder de aanbevolen hoeveelheid. Een eenduidige boodschap in de media én van
zorgprofessionals over een gezonde vetinname is hard nodig. Dat is de conclusie van de
bijeenkomst van het Platform Gezonde Voeding 0-4 jarigen op 1 december in Utrecht.
De afgelopen jaren was een adequate groenteconsumptie het speerpunt van het
Platform. 'De groente-inname hebben we gekozen als kapstok voor een gezonde leefstijl
bij jonge kinderen. Maar ook de inname van totaal vet en van gezonde vetten en
visvetzuren in het bijzonder, laat te wensen over. We hebben personen nodig die het
belang van vetten in de media geloofwaardig kunnen overbrengen, zodat mensen echt in
actie komen.' Daarmee opende voorzitter dr. Koen Joosten, kinderarts-intensivist in het
Erasmus MC locatie Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam, de bijeenkomst.
<tussenkop>
Vet voor een gezonde ontwikkeling en groei
Vanaf de geboorte tot de peutertijd maakt een kind een enorme groei en ontwikkeling
door, die in geen enkel andere periode van het leven zo snel gaat. Voeding is cruciaal
voor een gezonde ontwikkeling en groei. De rol van vetten daarbij werd toegelicht door
dr. Annemarie Oosting, onderzoeker bij Nutricia Research in Utrecht. 'De vetbehoefte
verandert gedurende het leven en is afhankelijk van het ontwikkelingsstadium. Op de
leeftijd van 0-6 maanden heeft een baby zo'n 50 energieprocent vet nodig. Daarna
neemt het af naar 35 energieprocent en voor kinderen ouder dan 2 jaar is 25 tot 35
energieprocent voldoende. Uit onderzoek blijkt dat in veel Europese landen de vetinname
te laag is, ook in Nederland is deze te laag namelijk: 27,1 energieprocent op de leeftijd
van 18 maanden. Terwijl de inname van verzadigd vet hoog is: 2- tot 3-jarigen krijgen
bijna 12 energieprocent binnen in plaats van de maximaal aanbevolen 10
energieprocent.' Vet is in het vroege leven niet alleen de voornaamste leverancier van
energie voor groei en fysieke activiteit, het is ook een bron van vetoplosbare vitamines
en van lange keten meervoudig onverzadigde vetzuren (LCPUFA’s). LCPUFA’s - met een
goede omega 6-omega 3 balans - zijn van belang voor de ontwikkeling van het brein, de
ogen, het immuunsysteem, groei en metabolisme. Het LCPUFA docosahexaeenzuur
(DHA) is het voornaamste omega 3 vetzuur in de membranen van het centrale
zenuwstelsel en de belangrijkste component in de retina. Aan het eind van haar
presentatie gaf Oosting aan dat er nog weinig bekend is over de correlatie tussen vet en
de groeisnelheid van het kind. 'Wel zien we een mild positief effect van omega 3
suppletie tijdens de zwangerschap en het geboortegewicht. LCPUFA suppletie heeft
bovendien bij prematuren een positief effect op de groei. Dit is niet het geval bij
gezonde, à terme geboren zuigelingen.
Hart- en vaatziekten op latere leeftijd
'Atherosclerose begint vroeg in het leven. De basis wordt al vroeg gelegd. Al vanaf de
leeftijd van 10 jaar zijn de eerste laagjes vet aan de binnenkant van de aderen
zichtbaar.' Aan het woord is dr. Ans Eilander van Unilever R&D Vlaardingen, die het
onderwerp gezonde vetten uitdiepte in relatie tot het voorkomen van chronische ziekten.
'Een verhoogd cholesterol, hypertensie, overgewicht en obesitas zijn dan ook
risicofactoren voor hart- en vaatziekten die zich al op jonge leeftijd kunnen ontwikkelen.
Voedingsfactoren die daaraan bijdragen zijn een slechte vetzuurkwaliteit, te veel zout en
te veel energie. Uit onderzoek bij volwassenen is bekend dat een voeding met minder
verzadigde vetzuren, meer meervoudig onverzadigde vetzuren en weinig transvetzuren
het risico op hart- en vaatziekten verlagen.' Er is nog weinig onderzoek gedaan naar het
effect van (verschillende) vetzuren op jonge leeftijd en het verband met hart- en
vaatziekten. Als uitzondering hierop noemt Eilander de STRIP studie: 'Dat onderzoek laat
zien dat een lage inname van verzadigd vet op de leeftijd van 7 maanden tot 15 jaar een
gunstig effect kan hebben op bloedlipiden, bloeddruk en insulinegevoeligheid. Het
verband tussen de inname en status van verschillende omega 3 en omega 6 vetzuren op
jonge leeftijd en risicofactoren van hart- en vaatziekten is niet duidelijk.' De huidige
richtlijnen voor de vetinname door kinderen is hoofdzakelijk gebaseerd op richtlijnen voor
volwassenen. Eilander pleit voor meer onderzoek naar de inname van vetten (omega 3
en omega 6) bij jonge kinderen. Daarover is immers heel weinig bekend. Er is meer
informatie nodig over de biobeschikbaarheid van vetten voor de verschillende weefsels.
Weet men bijvoorbeeld precies hoe de conversie van ALA naar DHA verloopt bij
kinderen? De aanwezigen gaven aan dat het ook belangrijk is om de beschikbare
vetlevels in het lichaam te meten en aan de hand hiervan de behoefte te bepalen. Ook is
onduidelijk wat de precieze rol van vet is in het totale voedingspatroon bij kinderen.
Zeker als men bedenkt dat overgewicht een groot probleem is bij kinderen: 7% van de
kinderen wereldwijd heeft overgewicht.
<tussenkop>
Inname gezonde vetten en visvetzuren
Hoe het is gesteld met de inname van gezonde vetten en visvetzuren werd toegelicht
door dr. Evelien de Boer van het RIVM. Er zijn de laatste decennia verschillende
voedselconsumptiepeilingen in Nederland uitgevoerd waaruit de inname van gezonde
vetten bij kinderen duidelijk wordt. Het zogenoemde Voedingsstoffeninnameonderzoek
(VIO) uit 2000 is echter verouderd. Adviezen en opvattingen zijn veranderd en producten
zijn ondertussen van samenstelling veranderd of helemaal niet meer op de markt. In
2005-2006 heeft het RIVM bij 1.279 kinderen van 2 tot en met 6 jaar een
voedselconsumptiepeiling (VCP) uitgevoerd. Daarna is in de periode 2011-2014 de Eet
Compleet Test (ECT) in opdracht van Nutricia gedaan bij 1.526 kinderen van 10 maanden
tot 4 jaar die het kinderdagverblijf bezoeken. TNO heeft hiervan de analyse uitgevoerd
en gerapporteerd. De Boer: 'De energiebijdrage van vet is bij 0- tot 4-jarigen en bij 2tot en met 6-jarigen vergelijkbaar. De inname van verzadigd vet en transvet is bij de
oudere kinderen echter wel wat hoger dan bij de 0- tot 4-jarigen. Maar de VCP is
uitgevoerd in 2005 en 2006 en er is toen uiteraard gebruik gemaakt van de NEVO-tabel
2006 bij het berekenen van de voedingsstoffeninname. Wanneer de data worden
doorgerekend met de NEVO-tabel van 2013 halveert de inname van transvetzuren.
Verklaring hiervoor ligt in de inspanningen van de industrie om het transvetzuurgehalte
in hun producten te reduceren. De verzadigd vetinname daalt nauwelijks. Concluderend
voldoet de inname van transvet dan aan de aanbeveling, maar die van verzadigd vet is
nog steeds te hoog. De inname van linolzuur blijkt adequaat, maar de inname van alfalinoleenzuur (ALA) en visvetzuren ligt een stuk lager dan de norm. Ook uit de ECT blijkt
dat de inname van ALA en visvetzuren te wensen over laat. In deze test bleek de inname
van linolzuur voldoende.
Verder blijkt dat weinig kinderen vis eten. Circa 25% van de 2-6 jarigen eet nooit vis en
de gemiddelde visconsumptie volgens de VCP is 5 gram per dag. Binnen de ECT at
19,2% van de kinderen vis en lag de gemiddelde visconsumptie tussen de 5 en 6 gram
per dag. Ook het besmeren van brood en het gebruik van bereidingsvetten laat te
wensen over. Er is volgens De Boer wel een verschil tussen beide onderzoeken: 'In de
VCP werd dagelijks 9 tot 10 gram margarineproduct voor op brood gebruikt en binnen de
ECT 14 gram. Het lijkt er dus op dat op kinderdagverblijven meer wordt gesmeerd.
Binnenkort komen er tussentijdse nieuwe data beschikbaar uit de VCP 2012-2017. Er is
onderzoek gedaan bij 700 kinderen van 1 tot 3 jaar. De tussentijdse rapportage komt in
2016 en de eindrapportage in 2018.'
<tussenkop>
Ouders willen wel, maar weten niet beter
“Jonge kinderen en vetten, waarom lukt het niet?”, was de centrale vraag van Anita
Badart, diëtist en lactatiekundige IBCLC van Rond en Gezond. 'Gedeeltelijk omdat ouders
er veel verkeerde opvattingen op na houden. Uit onderzoek onder Nederlandse
aanstaande en jonge moeders blijkt dat velen denken dat als een peuter mee-eet met de
rest van het gezin, het dan gezond eet. Verder hoor ik vaak van moeders: “Besmeren
van het brood met een smeersel is niet logisch, boter maakt dik en margarine is
kunstmatige troep”. Als moeders al beseffen dat ze moeten smeren, worden ze in de
supermarkt overstelpt met verschillende kuipjes met allemaal een ander vetpercentage.
Ook wat betreft de warme maaltijd en vet hebben moeders volgens Badart verkeerde
opvattingen, zoals: van jus word je dik, appelmoes is een goed alternatief voor jus, rode
sauzen zijn beter dan mayonaise en vissticks zijn niet goed. Badart: 'Dat komt onder
andere door de media, foodbloggers en zelfbenoemde voedingsdeskundigen.' Ook
consultatiebureaus geven volgens Badart geen optimale voorlichting. 'In de folders die
ouders krijgen op het CB wordt niet gesproken over vet bij de warme maaltijd of hoe
vaak een kind vis zou moeten eten. Ook is niet duidelijk waarom er alleen maar wordt
gesproken over jam, honing en appelstroop voor op brood. Wat is er mis met pindakaas
of notenpasta? Het Voedingscentrum stelt tot op heden dat pindakaas alleen voor af en
toe is. Bij de dagmenu-ideeën voor een kind van 1 tot 3 jaar op de site van het
Voedingscentrum, wordt vet niet genoemd terwijl dit verder op de site wel wordt
geadviseerd (nagekomen reactie: het Voedingscentrum past dit momenteel aan). Hoe
moeten ouders het dan weten?' Badart eindigde haar presentatie met een aantal
concrete oplossingen. Allereerst moet de voorlichting vanuit het consultatiebureau beter,
actiever en concreter, maar daarvoor moeten de medewerkers ook weten wat het advies
is. Ook moet er meer duidelijkheid komen over de samenstelling en het belang van
smeer- en bereidingsvetten. Badart: 'Wellicht moet er net als in Duitsland een speciale
olie voor jonge kinderen, "Beikost Öl", op de markt komen. Bovendien moeten mensen
leren dat er vele producten zijn met gezonde vetten, zoals mayonaise, visfrietjes,
zalmburger, notenpasta, eieren, walnootolie en avocado.'
<tussenkop>
Levendige discussie
Onder leiding van de voorzitter van het platform Koen Joosten (zie kader) startte na de
presentaties een levendige discussie aan de hand van een aantal stellingen. Op de eerste
stelling "Hoe kunnen we het slechte imago van vet veranderen en waarom is er een
angst voor vetten" staken sommige aanwezigen hand in eigen boezem. Een van de
wetenschappers: 'We hebben met z'n allen als wetenschappers iets fout gedaan. Met de
rationale achter de Let op vet campagnes, ook in de Verenigde Staten, dacht men dat als
het totaal vet omlaag gaat, ook het verzadigd vet wel naar beneden zou gaan. Dat is niet
goed gegaan.' Het zal niet eenvoudig zijn om het slechte en zeer hardnekkige imago van
vet te veranderen. 'Dat is pas te veranderen als we het er met zijn allen over eens zijn
waar vetten staan', was een van de reacties. 'Er blijft voorlopig nog wel volop discussie
over verzadigde vetten. Want wanneer zijn verzadigde vetten nu echt slecht?' ?' De
deelnemers waren het eens dat net als in de nieuwe Richtlijn voor volwassenen de
verzadigde vetzuren vervangen moeten worden door onverzadigde vetzuren. Ook waren
ze het eens dat transvetten ongezond zijn, maar transvetten in de voeding zijn geen
issue meer. Transvetten zijn dan ook geen aandachtspunt meer binnen Richtlijnen goede
voeding 2015. Een geopperde oplossing voor het dilemma over vetten is 'focussen op
wat we wel weten. We weten dat veel suikers ongezond zijn.' Als de koolhydraatinname
daalt, is het van belang dat vooral de inname van inname van onverzadigd vet omhoog
gaat en niet die van verzadigd vet, volgens De Boer. Het minderen van suiker als lege
energiebron is volgens een andere deelnemer een gemakkelijke boodschap om te
communiceren. Bovendien zijn ouders heel gevoelig voor de ontwikkeling van hun kind,
zo reageerde een consultatiebureaumedewerker. 'Dat staat veel dichter bij ze dan ziektes
op latere leeftijd. Ons richten, ook in eventuele campagnes, op de ontwikkeling, zou veel
beter zijn.’
"Hoe kunnen we beter gebruik maken van de visvetzuren die de moeder inneemt en
doorgeeft aan haar ongeboren kind?", was de laatste stelling. 'Steeds meer zwangeren
eten geen vis, maar gebruiken visoliecapsules of een multivitamine supplement met
visolie', reageerde Badart. Er zijn rondom de zwangerschap veel negatieve adviezen over
vis zoals geen zalm die niet vers is, niet teveel tonijn in verband met zware metalen en
geen rauwe vis in verband met risico op listeria. Hierdoor wordt angst voor vis gecreëerd
bij zwangeren in plaats van dat er goede informatie wordt gegeven over gezonde vetten
in zwangerschap. Moeders moeten weer leren vis te gaan eten, tijdens de zwangerschap
en daarna, zodat vis gewoon weer op het menu komt te staan. Dan staat het ook op tafel
als het kind met de pot mee gaat eten.'
Joosten vatte de bijeenkomst samen in een aantal kernboodschappen:

Meer vet en dan vooral van goede vetten in de voeding van kinderen

Ouders duidelijk maken dat jonge kinderen geen volwassenen zijn en andere
voedingsbehoeften hebben voor hun ontwikkeling en groei

In de voorlichting nadruk op gezonde vetten binnen een gezond voedingspatroon

Een eenduidige boodschap, waarbij wij als professionals de keuzes maken voor de
boodschap die wordt uitgedragen

De gezondheidseffecten op de ontwikkeling van het kind centraal stellen in de
voorlichting

Ouders laten inzien dat het besmeren van brood voor hun kind een gezonde
gewoonte is

Volvette margarine beter herkenbaar maken in het schap van de supermarkt

Advies voor zwangeren en ouders: zet één keer per week vis op het menu
Tot slot filosofeerde Joosten kort over een mogelijk "plan to action": 'Wellicht is het een
goed idee om een tv-spot te maken met "kinderartsen bevelen aan dat...". Of moeten we
een topsporter of andere bekende Nederlander en geloofwaardig persoonlijkheid inzetten
in een publiekscampagne. Of moeten we een nationale viscampagne starten, met een
eventuele nationale visdag? In ieder geval moeten we alle Rens Kroesen en Kris
Verburghs in Nederland om de tafel zien te krijgen om ze te overtuigen van het belang
van vet zodat zij het kunnen uitdragen.' Na alle beschouwingen en discussie waren alle
deelnemers het er over eens dat het tijd wordt voor een eenduidige boodschap over vet.
<kader>
Het Platform Gezonde Voeding 0-4 jarigen is opgericht door de Nederlandse Vereniging
voor Kindergeneeskunde (NVK) samen met de Vereniging van Nederlandse Fabrikanten
van Kinder- en Dieetvoedingsmiddelen (VNFKD), het Voedingscentrum en TNO.
Aanleiding voor de oprichting was een TaskForce bijeenkomst in november 2011. Het
Platform richt zich op het delen van kennis en het bundelen van
implementatiestrategieën. Doel is een bijdrage leveren aan een gezonder eetpatroon
voor 0-4 jarigen. Voorzitter van het platform is dr. Koen Joosten, kinderarts-intensivist in
het Erasmus MC locatie Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam, tevens voorzitter
commissie voeding van de NVK. Onder de circa 35 deelnemers aan de bijeenkomst waren
naast de oprichters ook vertegenwoordigers aanwezig van diverse andere partijen, zoals
Wageningen Universiteit, Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD), Artsen
Jeugdgezondheidszorg, MVO – de ketenorganisatie voor oliën en vetten en het
Convenant Gezond Gewicht. De deelnemers kregen tijdens de bijeenkomst de "Charter
Gezonde Voeding 0-4" jaar uitgereikt. Hierin staan onder andere de uitgangspunten van
het platform als ook hoe leden bijdragen aan het realiseren van de door het platform
geformuleerde doelstellingen.
(zie www.platformkindervoeding.nl)
<einde kader>
Download