Titel : Inname (gezonde) vetten van jonge kinderen nader belicht Ter publicatie in : document voor deelnemers Datum : 18 maart 2016 Aantal woorden : 2379 Auteur : Reina van Bruggen Versie :2 <chapeau> Verslag bijeenkomst Platform Gezonde Voeding 0-4 jarigen: expertsessie vet <titel> Inname (gezonde) vetten van jonge kinderen nader belicht <intro> Vet verdient een beter imago in de voeding van jonge kinderen. Voor veel ouders is het niet duidelijk dat er ook gezonde vetten zijn zoals visvetzuren, ook weten ze niet precies wat gezonde vetzuren zijn. De inname van vetten in jonge kinderen is dan ook vaak onder de aanbevolen hoeveelheid. Een eenduidige boodschap in de media én van zorgprofessionals over een gezonde vetinname is hard nodig. Dat is de conclusie van de bijeenkomst van het Platform Gezonde Voeding 0-4 jarigen op 1 december in Utrecht. De afgelopen jaren was een adequate groenteconsumptie het speerpunt van het Platform. 'De groente-inname hebben we gekozen als kapstok voor een gezonde leefstijl bij jonge kinderen. Maar ook de inname van totaal vet en van gezonde vetten en visvetzuren in het bijzonder, laat te wensen over. We hebben personen nodig die het belang van vetten in de media geloofwaardig kunnen overbrengen, zodat mensen echt in actie komen.' Daarmee opende voorzitter dr. Koen Joosten, kinderarts-intensivist in het Erasmus MC locatie Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam, de bijeenkomst. <tussenkop> Vet voor een gezonde ontwikkeling en groei Vanaf de geboorte tot de peutertijd maakt een kind een enorme groei en ontwikkeling door, die in geen enkel andere periode van het leven zo snel gaat. Voeding is cruciaal voor een gezonde ontwikkeling en groei. De rol van vetten daarbij werd toegelicht door dr. Annemarie Oosting, onderzoeker bij Nutricia Research in Utrecht. 'De vetbehoefte verandert gedurende het leven en is afhankelijk van het ontwikkelingsstadium. Op de leeftijd van 0-6 maanden heeft een baby zo'n 50 energieprocent vet nodig. Daarna neemt het af naar 35 energieprocent en voor kinderen ouder dan 2 jaar is 25 tot 35 energieprocent voldoende. Uit onderzoek blijkt dat in veel Europese landen de vetinname te laag is, ook in Nederland is deze te laag namelijk: 27,1 energieprocent op de leeftijd van 18 maanden. Terwijl de inname van verzadigd vet hoog is: 2- tot 3-jarigen krijgen bijna 12 energieprocent binnen in plaats van de maximaal aanbevolen 10 energieprocent.' Vet is in het vroege leven niet alleen de voornaamste leverancier van energie voor groei en fysieke activiteit, het is ook een bron van vetoplosbare vitamines en van lange keten meervoudig onverzadigde vetzuren (LCPUFA’s). LCPUFA’s - met een goede omega 6-omega 3 balans - zijn van belang voor de ontwikkeling van het brein, de ogen, het immuunsysteem, groei en metabolisme. Het LCPUFA docosahexaeenzuur (DHA) is het voornaamste omega 3 vetzuur in de membranen van het centrale zenuwstelsel en de belangrijkste component in de retina. Aan het eind van haar presentatie gaf Oosting aan dat er nog weinig bekend is over de correlatie tussen vet en de groeisnelheid van het kind. 'Wel zien we een mild positief effect van omega 3 suppletie tijdens de zwangerschap en het geboortegewicht. LCPUFA suppletie heeft bovendien bij prematuren een positief effect op de groei. Dit is niet het geval bij gezonde, à terme geboren zuigelingen. Hart- en vaatziekten op latere leeftijd 'Atherosclerose begint vroeg in het leven. De basis wordt al vroeg gelegd. Al vanaf de leeftijd van 10 jaar zijn de eerste laagjes vet aan de binnenkant van de aderen zichtbaar.' Aan het woord is dr. Ans Eilander van Unilever R&D Vlaardingen, die het onderwerp gezonde vetten uitdiepte in relatie tot het voorkomen van chronische ziekten. 'Een verhoogd cholesterol, hypertensie, overgewicht en obesitas zijn dan ook risicofactoren voor hart- en vaatziekten die zich al op jonge leeftijd kunnen ontwikkelen. Voedingsfactoren die daaraan bijdragen zijn een slechte vetzuurkwaliteit, te veel zout en te veel energie. Uit onderzoek bij volwassenen is bekend dat een voeding met minder verzadigde vetzuren, meer meervoudig onverzadigde vetzuren en weinig transvetzuren het risico op hart- en vaatziekten verlagen.' Er is nog weinig onderzoek gedaan naar het effect van (verschillende) vetzuren op jonge leeftijd en het verband met hart- en vaatziekten. Als uitzondering hierop noemt Eilander de STRIP studie: 'Dat onderzoek laat zien dat een lage inname van verzadigd vet op de leeftijd van 7 maanden tot 15 jaar een gunstig effect kan hebben op bloedlipiden, bloeddruk en insulinegevoeligheid. Het verband tussen de inname en status van verschillende omega 3 en omega 6 vetzuren op jonge leeftijd en risicofactoren van hart- en vaatziekten is niet duidelijk.' De huidige richtlijnen voor de vetinname door kinderen is hoofdzakelijk gebaseerd op richtlijnen voor volwassenen. Eilander pleit voor meer onderzoek naar de inname van vetten (omega 3 en omega 6) bij jonge kinderen. Daarover is immers heel weinig bekend. Er is meer informatie nodig over de biobeschikbaarheid van vetten voor de verschillende weefsels. Weet men bijvoorbeeld precies hoe de conversie van ALA naar DHA verloopt bij kinderen? De aanwezigen gaven aan dat het ook belangrijk is om de beschikbare vetlevels in het lichaam te meten en aan de hand hiervan de behoefte te bepalen. Ook is onduidelijk wat de precieze rol van vet is in het totale voedingspatroon bij kinderen. Zeker als men bedenkt dat overgewicht een groot probleem is bij kinderen: 7% van de kinderen wereldwijd heeft overgewicht. <tussenkop> Inname gezonde vetten en visvetzuren Hoe het is gesteld met de inname van gezonde vetten en visvetzuren werd toegelicht door dr. Evelien de Boer van het RIVM. Er zijn de laatste decennia verschillende voedselconsumptiepeilingen in Nederland uitgevoerd waaruit de inname van gezonde vetten bij kinderen duidelijk wordt. Het zogenoemde Voedingsstoffeninnameonderzoek (VIO) uit 2000 is echter verouderd. Adviezen en opvattingen zijn veranderd en producten zijn ondertussen van samenstelling veranderd of helemaal niet meer op de markt. In 2005-2006 heeft het RIVM bij 1.279 kinderen van 2 tot en met 6 jaar een voedselconsumptiepeiling (VCP) uitgevoerd. Daarna is in de periode 2011-2014 de Eet Compleet Test (ECT) in opdracht van Nutricia gedaan bij 1.526 kinderen van 10 maanden tot 4 jaar die het kinderdagverblijf bezoeken. TNO heeft hiervan de analyse uitgevoerd en gerapporteerd. De Boer: 'De energiebijdrage van vet is bij 0- tot 4-jarigen en bij 2tot en met 6-jarigen vergelijkbaar. De inname van verzadigd vet en transvet is bij de oudere kinderen echter wel wat hoger dan bij de 0- tot 4-jarigen. Maar de VCP is uitgevoerd in 2005 en 2006 en er is toen uiteraard gebruik gemaakt van de NEVO-tabel 2006 bij het berekenen van de voedingsstoffeninname. Wanneer de data worden doorgerekend met de NEVO-tabel van 2013 halveert de inname van transvetzuren. Verklaring hiervoor ligt in de inspanningen van de industrie om het transvetzuurgehalte in hun producten te reduceren. De verzadigd vetinname daalt nauwelijks. Concluderend voldoet de inname van transvet dan aan de aanbeveling, maar die van verzadigd vet is nog steeds te hoog. De inname van linolzuur blijkt adequaat, maar de inname van alfalinoleenzuur (ALA) en visvetzuren ligt een stuk lager dan de norm. Ook uit de ECT blijkt dat de inname van ALA en visvetzuren te wensen over laat. In deze test bleek de inname van linolzuur voldoende. Verder blijkt dat weinig kinderen vis eten. Circa 25% van de 2-6 jarigen eet nooit vis en de gemiddelde visconsumptie volgens de VCP is 5 gram per dag. Binnen de ECT at 19,2% van de kinderen vis en lag de gemiddelde visconsumptie tussen de 5 en 6 gram per dag. Ook het besmeren van brood en het gebruik van bereidingsvetten laat te wensen over. Er is volgens De Boer wel een verschil tussen beide onderzoeken: 'In de VCP werd dagelijks 9 tot 10 gram margarineproduct voor op brood gebruikt en binnen de ECT 14 gram. Het lijkt er dus op dat op kinderdagverblijven meer wordt gesmeerd. Binnenkort komen er tussentijdse nieuwe data beschikbaar uit de VCP 2012-2017. Er is onderzoek gedaan bij 700 kinderen van 1 tot 3 jaar. De tussentijdse rapportage komt in 2016 en de eindrapportage in 2018.' <tussenkop> Ouders willen wel, maar weten niet beter “Jonge kinderen en vetten, waarom lukt het niet?”, was de centrale vraag van Anita Badart, diëtist en lactatiekundige IBCLC van Rond en Gezond. 'Gedeeltelijk omdat ouders er veel verkeerde opvattingen op na houden. Uit onderzoek onder Nederlandse aanstaande en jonge moeders blijkt dat velen denken dat als een peuter mee-eet met de rest van het gezin, het dan gezond eet. Verder hoor ik vaak van moeders: “Besmeren van het brood met een smeersel is niet logisch, boter maakt dik en margarine is kunstmatige troep”. Als moeders al beseffen dat ze moeten smeren, worden ze in de supermarkt overstelpt met verschillende kuipjes met allemaal een ander vetpercentage. Ook wat betreft de warme maaltijd en vet hebben moeders volgens Badart verkeerde opvattingen, zoals: van jus word je dik, appelmoes is een goed alternatief voor jus, rode sauzen zijn beter dan mayonaise en vissticks zijn niet goed. Badart: 'Dat komt onder andere door de media, foodbloggers en zelfbenoemde voedingsdeskundigen.' Ook consultatiebureaus geven volgens Badart geen optimale voorlichting. 'In de folders die ouders krijgen op het CB wordt niet gesproken over vet bij de warme maaltijd of hoe vaak een kind vis zou moeten eten. Ook is niet duidelijk waarom er alleen maar wordt gesproken over jam, honing en appelstroop voor op brood. Wat is er mis met pindakaas of notenpasta? Het Voedingscentrum stelt tot op heden dat pindakaas alleen voor af en toe is. Bij de dagmenu-ideeën voor een kind van 1 tot 3 jaar op de site van het Voedingscentrum, wordt vet niet genoemd terwijl dit verder op de site wel wordt geadviseerd (nagekomen reactie: het Voedingscentrum past dit momenteel aan). Hoe moeten ouders het dan weten?' Badart eindigde haar presentatie met een aantal concrete oplossingen. Allereerst moet de voorlichting vanuit het consultatiebureau beter, actiever en concreter, maar daarvoor moeten de medewerkers ook weten wat het advies is. Ook moet er meer duidelijkheid komen over de samenstelling en het belang van smeer- en bereidingsvetten. Badart: 'Wellicht moet er net als in Duitsland een speciale olie voor jonge kinderen, "Beikost Öl", op de markt komen. Bovendien moeten mensen leren dat er vele producten zijn met gezonde vetten, zoals mayonaise, visfrietjes, zalmburger, notenpasta, eieren, walnootolie en avocado.' <tussenkop> Levendige discussie Onder leiding van de voorzitter van het platform Koen Joosten (zie kader) startte na de presentaties een levendige discussie aan de hand van een aantal stellingen. Op de eerste stelling "Hoe kunnen we het slechte imago van vet veranderen en waarom is er een angst voor vetten" staken sommige aanwezigen hand in eigen boezem. Een van de wetenschappers: 'We hebben met z'n allen als wetenschappers iets fout gedaan. Met de rationale achter de Let op vet campagnes, ook in de Verenigde Staten, dacht men dat als het totaal vet omlaag gaat, ook het verzadigd vet wel naar beneden zou gaan. Dat is niet goed gegaan.' Het zal niet eenvoudig zijn om het slechte en zeer hardnekkige imago van vet te veranderen. 'Dat is pas te veranderen als we het er met zijn allen over eens zijn waar vetten staan', was een van de reacties. 'Er blijft voorlopig nog wel volop discussie over verzadigde vetten. Want wanneer zijn verzadigde vetten nu echt slecht?' ?' De deelnemers waren het eens dat net als in de nieuwe Richtlijn voor volwassenen de verzadigde vetzuren vervangen moeten worden door onverzadigde vetzuren. Ook waren ze het eens dat transvetten ongezond zijn, maar transvetten in de voeding zijn geen issue meer. Transvetten zijn dan ook geen aandachtspunt meer binnen Richtlijnen goede voeding 2015. Een geopperde oplossing voor het dilemma over vetten is 'focussen op wat we wel weten. We weten dat veel suikers ongezond zijn.' Als de koolhydraatinname daalt, is het van belang dat vooral de inname van inname van onverzadigd vet omhoog gaat en niet die van verzadigd vet, volgens De Boer. Het minderen van suiker als lege energiebron is volgens een andere deelnemer een gemakkelijke boodschap om te communiceren. Bovendien zijn ouders heel gevoelig voor de ontwikkeling van hun kind, zo reageerde een consultatiebureaumedewerker. 'Dat staat veel dichter bij ze dan ziektes op latere leeftijd. Ons richten, ook in eventuele campagnes, op de ontwikkeling, zou veel beter zijn.’ "Hoe kunnen we beter gebruik maken van de visvetzuren die de moeder inneemt en doorgeeft aan haar ongeboren kind?", was de laatste stelling. 'Steeds meer zwangeren eten geen vis, maar gebruiken visoliecapsules of een multivitamine supplement met visolie', reageerde Badart. Er zijn rondom de zwangerschap veel negatieve adviezen over vis zoals geen zalm die niet vers is, niet teveel tonijn in verband met zware metalen en geen rauwe vis in verband met risico op listeria. Hierdoor wordt angst voor vis gecreëerd bij zwangeren in plaats van dat er goede informatie wordt gegeven over gezonde vetten in zwangerschap. Moeders moeten weer leren vis te gaan eten, tijdens de zwangerschap en daarna, zodat vis gewoon weer op het menu komt te staan. Dan staat het ook op tafel als het kind met de pot mee gaat eten.' Joosten vatte de bijeenkomst samen in een aantal kernboodschappen: Meer vet en dan vooral van goede vetten in de voeding van kinderen Ouders duidelijk maken dat jonge kinderen geen volwassenen zijn en andere voedingsbehoeften hebben voor hun ontwikkeling en groei In de voorlichting nadruk op gezonde vetten binnen een gezond voedingspatroon Een eenduidige boodschap, waarbij wij als professionals de keuzes maken voor de boodschap die wordt uitgedragen De gezondheidseffecten op de ontwikkeling van het kind centraal stellen in de voorlichting Ouders laten inzien dat het besmeren van brood voor hun kind een gezonde gewoonte is Volvette margarine beter herkenbaar maken in het schap van de supermarkt Advies voor zwangeren en ouders: zet één keer per week vis op het menu Tot slot filosofeerde Joosten kort over een mogelijk "plan to action": 'Wellicht is het een goed idee om een tv-spot te maken met "kinderartsen bevelen aan dat...". Of moeten we een topsporter of andere bekende Nederlander en geloofwaardig persoonlijkheid inzetten in een publiekscampagne. Of moeten we een nationale viscampagne starten, met een eventuele nationale visdag? In ieder geval moeten we alle Rens Kroesen en Kris Verburghs in Nederland om de tafel zien te krijgen om ze te overtuigen van het belang van vet zodat zij het kunnen uitdragen.' Na alle beschouwingen en discussie waren alle deelnemers het er over eens dat het tijd wordt voor een eenduidige boodschap over vet. <kader> Het Platform Gezonde Voeding 0-4 jarigen is opgericht door de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) samen met de Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Kinder- en Dieetvoedingsmiddelen (VNFKD), het Voedingscentrum en TNO. Aanleiding voor de oprichting was een TaskForce bijeenkomst in november 2011. Het Platform richt zich op het delen van kennis en het bundelen van implementatiestrategieën. Doel is een bijdrage leveren aan een gezonder eetpatroon voor 0-4 jarigen. Voorzitter van het platform is dr. Koen Joosten, kinderarts-intensivist in het Erasmus MC locatie Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam, tevens voorzitter commissie voeding van de NVK. Onder de circa 35 deelnemers aan de bijeenkomst waren naast de oprichters ook vertegenwoordigers aanwezig van diverse andere partijen, zoals Wageningen Universiteit, Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD), Artsen Jeugdgezondheidszorg, MVO – de ketenorganisatie voor oliën en vetten en het Convenant Gezond Gewicht. De deelnemers kregen tijdens de bijeenkomst de "Charter Gezonde Voeding 0-4" jaar uitgereikt. Hierin staan onder andere de uitgangspunten van het platform als ook hoe leden bijdragen aan het realiseren van de door het platform geformuleerde doelstellingen. (zie www.platformkindervoeding.nl) <einde kader>