Wat heeft een mens nodig om te leven? – overweging bij Lukas 4 : 1 – 13. Alle mensen zijn verschillend en alle mensen lijken op elkaar. Hoe groot de verschillen ook zijn, man of vrouw, blank of zwart, arm of rijk, iedereen loopt in het leven tegen dezelfde vragen op. We willen allemaal brood. We moeten overleven. We willen niet alleen brood, we willen ook een huis en andere spullen die nodig zijn om te leven. Allemaal materiële dingen. En omdat die materiële dingen allemaal een bepaalde waarde hebben die in geld kan worden uitgedrukt, kun je zeggen: we hebben allemaal geld nodig. Maar “geld maakt (nog) niet gelukkig”. Je kunt niets beginnen zonder geld, maar met geld alleen ben je er nog niet. Alle mensen vragen om nog iets, en dat “nog iets” kunnen alleen andere mensen je geven. Als iedereen een hekel aan je heeft, voel je je niet gelukkig. Niemand, vermoed ik. Dat is geen leven. Maar als je vrienden hebt, als de mensen om je heen jou waarderen, respect voor je hebben, dan geeft dat een goed gevoel. In onze dromen overdrijven we dat soms. Dan dromen we hoe geweldig het zou zijn als ik een keer de eerste, de beste of de grootste zou zijn. Dan zou iedereen mij geweldig vinden! Ik wil maar zeggen: elk mens zoekt waardering en respect. En als je dat bereikt hebt, geld en respect, wat blijft er dan nog te wensen over? Is dat voldoende om te leven? Nee, we willen nog meer. Want we weten diep van binnen, dat het allemaal ook ineens afgelopen kan zijn. Dat realiseer je je al als je naar de gevolgen van de aardbeving op Haïti kijkt. Of als een van je vrienden ineens ernstig ziek blijkt te zijn. Niet voor niets zeggen we “Als je maar gezond bent”. Ik wil er niet aan denken dat zoiets mij zou overkomen. Alleen al de gedachte maakt me onrustig. Wat heb ik dan nog aan waardering of geld? Wat ik wil is zekerheid. Ik wil een zekerheid die geld en het respect van andere mensen me niet kunnen geven. Ik wil zeker weten dat God bestaat en dat God mij opvangt als ik val. Dat zou me pas echt ‘power’ geven! Vragen naar geld, respect en God. Ik vermoed dat alle mensen, hoe verschillend ze ook zijn, of ze nu binnen of buiten de muren leven, dit soort vragen hebben. Ook Jezus. Zelfs Jezus! Hij was pas gedoopt en vol van de Heilige Geest. De mensen zeiden: Hij had iets, iets bijzonders. Als je met hem te maken had, als je hem hoorde, als je hem bezig zag, dan moest je wel aan God denken. En toch kwam Jezus voor dezelfde vragen te staan als iedereen. Want in de woestijn van het leven, waar het helemaal niet duidelijk is welke kant je op moet, waar je niet altijd weet wat de goede richting is en wat je moet doen om te leven, begon Jezus te piekeren. En dat piekeren kwam door de duivel. De duivel? Bestaat die dan? Iemand zei: “Als je twijfelt, merk je dat de duivel er is. Als je twijfelt zijn er twee stemmen in je hoofd. Je moet dan kiezen. Welke keus maak je? Naar welke stem luister je? Wat de duivel zegt is altijd verleidelijk. Je kunt er je voordeel mee doen. Maar ‘Pas op!’. Aan alles hangt een prijskaartje.” “Als je de Zoon van God bent”, zegt de duivel, en je vergaat van de honger, waarom zou je dan van deze stenen geen brood maken? Ja, waarom eigenlijk niet? Waarom zou je je positie niet gebruiken om er je voordeel mee te doen? Je hebt toch brood en geld nodig om te leven? Haal uit je positie wat eruit te halen is en wees in ieder geval geen dief van je eigen portemonnee. Waarom gaat Jezus daar niet op in? Waarom gebruikt hij zijn bijzondere positie niet? Hij zegt: “Een mens leeft niet van brood alleen”. Dat mag waar zijn, maar met honger kun je toch niet leven? Waarom wijst hij af wat toch zo voor de hand ligt? Zou Jezus op een andere manier “Zoon van God” zijn dan wij verwachten? De tweede vraag van de duivel is nog verleidelijker: Zou jij niet eens de baas van alles willen zijn? Veel mensen weten wel wat ze dan zouden doen … Als ik minister van justitie was, dan zou ik het wel weten met alle gevangenissen! De duivel laat Jezus alle koninkrijken van de wereld zien. Als in een flits ziet Jezus zichzelf even als de keizer van Rome, de heerser van de hele wereld. Met alle roem en respect! Dat kan allemaal … als je mij aanbidt. Hoe verwerf je volgens de duivel respect? Daar heb je macht voor nodig. Dan moet je ervoor gaan dat de sterkste ook de grootste is. En niet bang zijn om vuile handen te maken, want macht ben je zo weer kwijt en dan heeft niemand meer respect voor je. Toch zegt Jezus ‘nee’ tegen de verleiding van de macht. Dat spel speelt hij niet mee. Hij onderwerpt zich aan een andere Macht: “Aanbid de Heer, je God, vereer alleen Hem”. Voor Jezus betekende dat: ik zoek niet de weg van de macht, maar de weg van de liefde. Maar, laten we reëel zijn, het is de vraag of je met die weg van de liefde wel respect en waardering kunt bereiken. Afzien van macht lijkt misschien wel nobel, maar hoever heeft dat Jezus zelf gebracht? Op het laatst liet iedereen hem in de steek en is hij gestorven als een machteloze zonder respect. Was Jezus niet te goed van vertrouwen? Was zijn geloof niet een beetje naïef? Zou Jezus er zelf nooit aan getwijfeld hebben of hij in de woestijn van het leven wel op de goede weg was? Als je niet wil leven van brood alleen, als je macht afwijst en vol vertrouwen de weg van de liefde wil gaan, dan moet je wel heel zeker zijn van je zaak. Zou Jezus zo zeker geweest zijn van zijn roeping in het leven? Welke mens twijfelt nooit? Of het wel goed komt met mij, met ons allemaal, met de wereld? Als je voor moeilijke beslissingen staat, als je bidt om wijsheid en kracht, dan kun je ineens overvallen worden door die vraag: Bestaat God wel? Welke zekerheid heb ik eigenlijk? Ik zou weleens een bewijs willen hebben dat God echt bestaat, dan zou ik me een stuk sterker voelen. Maar Jezus zoekt geen bewijs. Hij springt niet om zich te laten opvangen. Hij durft te kiezen voor wat niet zeker is. Hij wel. En wij? Wij zijn Jezus niet. Wij zoeken brood, respect en zekerheid. Ieder op zijn eigen manier. We zijn allemaal verschillend, maar we willen allemaal graag leven en dan heb je die dingen nodig. Maar we zijn Jezus niet. Hij was vol van de Heilige Geest en hij kon leven van de woorden die hij had geleerd uit de Bijbel: uit de geschiedenis toen zijn volk een weg zocht in de woestijn. Daar haalde hij zijn vertrouwen uit: als God zijn volk toen de weg wees door de woestijn naar het beloofde land, zal Hij het nu ook doen. Zoveel vertrouwen is wel bijzonder en met zo iemand kun je ons, gewone mensen, toch niet zomaar vergelijken? Is dat echt zo? Of zou het dan de duivel zijn die ons op de proef stelt, als wij denken dat de weg die Jezus ging voor gewone mensen teveel gevraagd is? Als ik de duivel gelijk geef, hoef ik ook niet meer stil te staan bij de lastige keuzes die ik moet maken op mijn tocht door de woestijn. Wel zo gemakkelijk! Maar wat me dan dwars zit is dat Jezus die weg van vertrouwen, hoop en liefde wel tot het einde ging. Hij bleef geloven dat die Geest van God, waar hij zo vol van was, voor iedereen bestemd is. Hij had er zelfs zijn leven voor over. Zijn stem zegt me: Je hoeft niet te laag over jezelf te denken! Liedsuggesties: o Geef mij kracht (nr. 219 Liturgisch Werkboek) o Groot uw uw trouw (nr. 287 Liturgisch Werkboek), in engels: Great is Thy faithfulness.