Leeuwarder Courant, 5 maart 2013 Crisis noopt tot meer Europese integratie STEVEN BRAKMAN dagstelling De onzekerheid rondom Griekenland en de stabiliteit van de euro zijn het gevolg van een ontwerpfout in de eurozone. De stelling: De huidige crisis bewijst de noodzaak van meer Europese integratie. Verrassend genoeg is de oplossing te vinden in alle lesboeken economie over de theorie van het optimale valutagebied. Europa moet linksom of rechtsom accepteren dat het logische gevolg van een gemeenschappelijke munt is dat monetair en economisch beleid vergaand wordt gecoördineerd. Voorstanders van de euro moeten deze boodschap duidelijker uitdragen. Tegenstanders moeten bekennen welk systeem zij beogen als de euro wordt afgeschaft en welke gevolgen dat heeft. Een optimaal valutagebied omvat landen die qua economische structuur en ontwikkelingen erg op elkaar lijken. Ze reageren vergelijkbaar op economische kansen en problemen, waardoor wisselkoersaanpassingen niet meer nodig zijn en men een gezamenlijke munt kan invoeren. De eurozone is in dat opzicht geen optimaal valutagebied, want er zijn forse economische verschillen tussen de zeventien landen die meedoen aan de Europese Monetaire Unie (EMU). De huidige monetaire unie is vooral een politiek project geweest. Na de Val van de Muur was men in Europa bevreesd voor een te groot en machtig Duitsland. De euro zou Duitsland Europa in trekken. De basis van die EMU en daarmee de eurozone werd gelegd in het Verdrag van Maastricht in 1991. Er werden toelatingscriteria afgesproken. Bekend is de regel dat een begrotingstekort niet groter mag zijn dan 3 procent van het bruto binnenlands product. Eén belangrijk onderdeel verzuimde 'Maastricht' echter en dat breekt de eurozone nu op. Het systeem van onderlinge koerswisselingen werd afgeschaft, maar er kwam geen alternatief dat in staat is de effecten van economische verschillen na toetreding op te vangen. Menig econoom dacht destijds dat een optimaal valutagebied als vanzelf zou ontstaan. Maar dat klopt niet. Dat verzuim blijft de eurozone parten spelen zolang het niet wordt aangepakt. Er moeten instrumenten worden bedacht die het verlies van het wisselkoersinstrument opvangen, zoals een heel flexibele arbeidsmarkt of een Europees systeem van belastingheffing. Vóór de euro zorgden wisselkoersaanpassingen tussen de verschillende munten voor een correctie op economische verschillen tussen landen. Wanneer hetzelfde product, bijvoorbeeld een Big Mac, in Rome omgerekend méér kostte dan in Londen, was dat een aanwijzing voor overwaardering van de Italiaanse munt. Devaluatie kon dat oplossen. De theorie van het optimale valutagebied van de Canadese econoom en Nobelprijswinnaar Robert Mundell beschrijft hoe de afschaffing van wisselkoersen alleen succesvol kan zijn wanneer daarna een ander mechanisme de effecten van economische verschillen kan tegengaan. Dat ligt in Europa al snel moeilijk. Stortingen vanuit het Noodfonds in de Griekse economie zijn impopulair. Arbeidsmigratie kan helpen, maar de komst van meer Polen in Nederland laat zien hoe snel sociale onrust volgt. Het inzetten van Duitse of Nederlandse werkloosheidsuitkeringen in Griekenland zou ook kunnen helpen, maar leg dat maar eens uit. Meer beleidscoördinatie is onvermijdelijk gevolg van de euro Een keuze voor één of meerdere munten kan nooit los gezien worden van de rest van het beleid. Een andere klassieker uit de economische theorie, het beleidstrilemma, laat zien dat elke overheid drie belangrijke wensen heeft waarvan er echter maar twee tegelijkertijd vrij te kiezen zijn. Ten eerste helpen vaste wisselkoersen de onzekerheid voor internationale handel te beheersen. De twee andere wensen zijn zelfstandig monetair beleid om werkloosheid te bestrijden en economische integratie van het kapitaalverkeer, wat ervoor zorgt dat het beschikbare geld optimaal wordt ingezet. Wie vaste wisselkoersen en vrij kapitaalverkeer wil combineren, moet zelfstandig monetair beleid opgeven. Het verlagen van de rente om de werkloosheid te bestrijden werkt niet meer, want het geld vloeit prompt naar hogere rentes in het buitenland. Deze kapitaalvrijheid is onlosmakelijk vervlochten met de basisgedachte van Europese economische samenwerking. De wisselkoersen zijn al opgevolgd door één munt. En dus kan de stabiliteit van de euro alleen nog worden gegarandeerd door monetaire autonomie van lidstaten op te geven. De ultieme consequentie is dat echt alleen de Europese Centrale Bank monetair beleid voert in de eurozone. Dat is de prijs voor de stabiliteit van de euro. Beleidscoördinatie is onvermijdelijk: er moet macht worden overgedragen aan een Europese instantie. De huidige openbare discussie over de eurocrisis is te onduidelijk. Tegenstanders van de euro wijzen vaak op de grote cultuurverschillen die het succes hinderen. Ze verzuimen uit te leggen wat zij wél willen. In die zin moeten ze toch echt eens man en paard noemen.De eurosceptici lijken gemakkelijk de historische les te vergeten hoe turbulent de tijd voor de euro kon zijn, met speculatieve aanvallen op de Franse franc en Italiaanse lire. En willen eurosceptici de euro dan opsplitsen in een Neuro (een munt voor de noordelijke EUstaten) en Zeuro of volledig vrije individuele wisselkoersen? En wat zijn dan de gevolgen? Het is helder dat het afschaffen van de euro enorm veel zal kosten. Voor Nederland is becijferd dat de acute kosten EUR200 miljard zouden zijn, alleen al door een daling van import en export met 25 procent. Voorstanders van de euro moeten veel duidelijker benadrukken dat meer beleidscoördinatie toch echt een onvermijdelijk gevolg is van de euro. Ik ben daar zelf ook voor. We hebben in feite geen keus als we de voordelen van die ene munt willen behouden. Steven Brakman is hoogleraar Internationale en Monetaire Economie aan de Rijksuniversiteit Groningen.