frans en duits op de basisschool en de aansluiting op het voortgezet onderwijs een programma van europees platform internationaliseren in onderwijs FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 1 © 2013 Europees Platform - internationaliseren in onderwijs Kennemerplein 16 Postbus 1007 2001 BA Haarlem T +31 (0)23 553 11 50 [email protected] www.europeesplatform.nl/linq Samenstelling en redactie Synke Hotje, Europees Platform Séverine Blache, Europees Platform Ruud Halink, Talenacademie Nederland Karin Akkerman, Europees Platform (eindredactie) Met dank voor hun bijdragen Luc Buise, Porta Mosana College, Maastricht Addy Creusen (directeur tot 2011), Basisschool ‘de kleine Wereld’, Vaals Ronald Oude Alink, St. Aloysius basisschool, Maastricht Jo Reijnders, SG Sophianum, Gulpen Riet Steffann, Onderwijsstichting Movare, Heerlen Fotografie Wilco van Dijen, pagina 3, 5, 13, 14, 15, 26, 30, 61 Deelnemende scholen, overige pagina’s Vormgeving en druk nr58 / total communication Les Duits op basisschool 'de kleine Wereld'. ISBN/EAN 978-90-70910-53-2 2 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 3 Voorwoord Het jaar 2005 is belangrijk voor het Europees Platform; het LinQ-project werd in het leven geroepen. LinQ heeft als doel de versterking van het talenonderwijs Frans en Duits, talen die in onze buurlanden worden gesproken. In het primair onderwijs zijn met behulp van LinQ lessen Frans of Duits ingevoerd op een aantal scholen. In het kader van LinQ hebben docenten Frans en Duits van scholen uit het primair en het voortgezet onderwijs één jaar lang samengewerkt als expertisegroep ‘Door­lopende leerlijn po-vo’. Het gaat om: Basisschool ‘de kleine Wereld’ in Vaals, Scholengemeenschap Sophianum in Gulpen, Kindcentrum Aloysius in Maastricht, Porta Mosana College in Maastricht en schoolbestuur Movare in Heerlen. De scholen zijn in hun werk door de projectcoördinator van het Europees Platform en de projectpartner van de Talenacademie Nederland ondersteund. Steeds meer basisscholen bieden Frans of Duits aan. Als de leerlingen later naar de middelbare school gaan, hebben ze in het begin een voorsprong in dat vak. Echter, na enige tijd verdwijnt deze voorsprong doordat weer bij niveau nul wordt begonnen in de brugklas. En bij Duits beginnen de lessen op de meeste middelbare scholen pas weer in klas 2. Tot die tijd is veel van het geleerde weer vergeten. SG Sophianum heeft gekozen voor het werken met verschillende niveaus van een lesmethode binnen één groep, terwijl het Porta Mosana College voor een aparte groep heeft gekozen, die gebruik maakt van gedigitaliseerde materialen. Maar ook de basisscholen investeren in een goede aansluiting. Deze begint bij een opbouwende leerlijn door de leerjaren heen, en eindigt met een goede overdracht. We willen middelbare scholen die te maken hebben met een basisschool met vroeg Frans of Duits in de buurt, en basisscholen met vroeg talenonderwijs ideeën geven voor het verbeteren van de aansluiting tussen basis- en voortgezet onderwijs. Ook scholen die om andere redenen leerlingen ontvangen met voorkennis van het Frans of Duits, kunnen hiermee hun voordeel doen. Op bijhorende cd-rom vindt u voorbeelden van lesmateriaal en andere nuttige documenten. Stephan Meershoek Hoofd Afdeling Netwerken & Dienstverlening Europees Platform - internationaliseren in onderwijs Een doorlopende leerlijn van basisschool naar voortgezet onderwijs biedt uitkomst. Enkele scholen experimenteren met een betere aansluiting. De bovengenoemde LinQ-expertisegroep van basis- en middelbare scholen heeft deze voorbeelden van good practice in dit boekje gebundeld. Twee scholenkoppels, met zeer uiteenlopende uitgangsposities, hebben gekozen voor verschillende oplossingen. 4 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 5 Inhoud 1 De meerwaarde van lessen Frans en Duits op de basisschool 2 Zorgen voor continuïteit: een doorlopende leerlijn 11 3 Deelnemende scholen 3.1 Basisschool ‘de kleine Wereld’ in Vaals 3.2 SG Sophianum in Gulpen 3.3 Euregioschool en Onderwijsstichting Movare in Heerlen 3.4 Porta Mosana College in Maastricht 3.5 Kindcentrum Aloysius in Maastricht 17 17 18 21 22 24 4 Doorlopende leerlijn: ervaringen uit de schoolpraktijk 4.1Samenwerking met de buren: partnerschap met Duitsland en SG Sophianum 4.2 Versterkt Duits op het Sophianum 4.3Euregioschool; opmerkelijk convenant tussen po- en vo-besturen 4.4Good practice Porta Mosana College 4.5Euregioschool Sint Aloysius 26 35 36 39 5Doorlopende leerlijn voor Engels: het Anna van Rijn College 43 6 Europese ontwikkelingen 45 7 Criteria voor een goed partnerschap 50 8 Een goed vervolg op goed vroeg vreemdetalenonderwijs 52 9 Financiering van het versterkt talenonderwijs 54 27 31 10Promotie van de doorlopende leerlijn 58 11Conclusies 60 Bijlage Inhoud cd-rom 6 8 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 62 7 1De meerwaarde van lessen Frans en Duits op de basisschool Waarom zouden basisschoolkinderen naast Engels, ook Duits en Frans leren? In Nederland wordt er nog steeds volop gediscussieerd over de vorm en de inhoud van de lessen Engels op de basisschool. Is het dan verstandig om ruimte te geven aan andere moderne vreemde talen? Wat is de meerwaarde van Frans en Duits? Meertaligheid als (Europees) ideaal Hoewel niemand binnen Europa de noodzaak van het leren van het Engels als lingua franca ontkent, promoot de Europese Unie het leren van meerdere talen. Door het leren van meerdere talen, wordt ook de kennismaking met verschillende culturen gestimuleerd: “De Europese Unie is een echt meertalige instelling die het ideaal van een enkele Gemeenschap met diverse culturen en talen bevordert.” 1 Maar dit ideaal beperkt zich niet tot Europa, het groeit overal in de wereld en wordt door de globalisering een noodzaak en realiteit. Om de meertaligheid binnen Europa te bevorderen, zijn afspraken gemaakt. De lidstaten worden opgeroepen om het leren van ten minste twee vreemde talen mogelijk te maken voor (zeer) jonge kinderen, op de basisschool: “De Raad van de Europese Unie, […] verzoekt de lidstaten en de Commissie in het kader van hun respectieve bevoegdheden en geheel conform het subsidiariteitsbeginsel: […] ernaar te streven om jongeren vanaf zeer jonge leeftijd […] gediversifieerd en hoogwaardig taal- en cultuuronderricht te geven, waardoor zij de mogelijkheid krijgen ten minste twee vreemde talen te beheersen, wat hun integratie in de kennismaatschappij ten goede komt.” 2 In Nederland is Engels al een verplicht vak op de basisschool, maar alleen in groep 7 en 8 als de kinderen al 10, 11 jaar oud zijn. Er is dus geen sprake van ‘(zeer) jonge kinderen’. In onze buurlanden Duitsland, België en Frankrijk begint het verplichte vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) als de kinderen tussen 6 en 8 jaar oud zijn. Bovendien kunnen de basisschoolleerlingen uit deze landen kiezen uit verschillende moderne vreemde talen. 1 Uit: Eurobarometer 243 Europeanen en hun talen - samenvatting (2006). 2 U it: Resolutie van de Raad van 21 november 2008 betreffende een Europese strategie voor meertaligheid, Publicatieblad Nr. C 320 van 16/12/2008 blz. 0001 – 00039. 3 U it Eurobarometer 396 Europeanen en hun talen - samenvatting (2012). NB: de gegevens van het Italiaans en Pools als vreemde taal en het Russisch als moedertaal komen uit Eurobarometer 243 Europeanen en hun talen - samenvatting (2006). 8 De keuze voor Duits en Frans Binnen Europa zijn na het Engels, Duits en Frans de meest gebruikte talen: “Uit de enquête blijkt dat de landstalen van de lidstaten met de grootste bevolking de meest verspreide moedertalen binnen de EU zijn, met Duits als meest gesproken moedertaal (16%).” 3 Meest gebruikte talen in de EU (%) Engels 13 16 12 13 Duits Frans Italiaans Spaans 8 Pools 8 38 11 12 3 7 1 Russisch 1 5 0% Moedertaal 10% 20% 30% 40% 50% 60% Vreemde taal In Nederland wordt het belang benadrukt van de talen Duits en Frans respectievelijk als tweede en derde vreemde taal in verband met de economische en culturele belangen. Er is nog een ander praktisch voordeel. Terwijl Nederlandse kinderen onder andere door de televisie in ruime mate van een Engels taalbad genieten, hebben ze nauwelijks ‘direct’ contact met deze taal. De kansen om Engels in de praktijk te brengen is op hun leeftijd beperkt. Dit is niet het geval met Duits en Frans, talen die in de buurlanden van Nederland worden gesproken. In grensgebieden horen deze talen bij het dagelijkse leven van de inwoners, ze worden er constant mee geconfronteerd. Ook als een Nederlands kind niet in een grensgebied woont, komt het vaak op zeer jonge leeftijd al in aanraking met deze talen. Duitstalige en Franstalige landen zijn namelijk de favoriete vakantiebestemmingen van Nederlanders. 4 Ook zijn er veel inwoners van Nederland die uit Duitstalige of Franstalige gebieden komen of die uit landen komen waarin deze talen veel gesproken worden (bijvoorbeeld Frans in Marokko). 5 4 Favoriete buitenlandse vakantiebestemmingen van Nederlanders in 2010: •lange vakantie: 1 Frankrijk, 2 Duitsland •korte vakantie: 1 België, 2 Duitsland U it www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/publicaties/archief/2011/2011vakantie-van-nederlanders-2010-pub.htm. 5www.nationaalkompas.nl/bevolking/etniciteit/huidig. FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 9 Een ander ten minste even belangrijk argument voor Nederlandse basisscholen om naast het Engels, Duitse of Franse lessen aan te bieden is om hiermee de leerlingen goed voor te bereiden op het voortgezet onderwijs. Duits en Frans zijn daar meestal verplichte vakken in de onderbouw. Basisscholen met Duits en/ of Frans geven hun leerlingen een voorsprong die de overgang naar het voortgezet onderwijs gemakkelijker maakt. Deze voorsprong betreft niet alleen de taalvaardigheden. De lessen Duits of Frans helpen daarnaast om de jonge leerlingen aan een positieve houding tegenover de talen en cultuur van hun buurlanden, en bij uitbreiding tegenover alle andere talen en culturen. Bovendien vergroten ze het zelfvertrouwen van de kinderen. Ouders (en leerkrachten) hoeven niet te vrezen dat het met een extra vreemde taal te zwaar wordt voor de kinderen. Een nieuwe taal leren wordt door kinderen bijna altijd leuk gevonden. Bovendien maakt de vroeg vreemdetalenonderwijsdidactiek gebruik van speelse werkvormen. Dus geen stampen en toetsen maar spelenderwijs en met plezier Duits of Frans ontdekken en leren. 2Zorgen voor continuïteit: een doorlopende leerlijn Als kinderen op de basisschool lessen Duits of Frans hebben gekregen, hoe zorg je er dan voor dat hun kennis en vaardigheid niet verloren gaan als ze naar de middelbare school gaan? Hiervoor is een doorlopende leerlijn tussen het primair en het voortgezet onderwijs essentieel. Wat houdt dat in? Aansluiting op het voortgezet onderwijs “Een leerlijn is een beredeneerde opbouw van tussendoelen en inhouden, die naar een bepaald einddoel leiden.” 6 Er moet dus in kaart worden gebracht wat leerlingen kunnen aan het begin van het volgende leertraject, de middelbare school. Maar ook: op welk gebied? Is er alleen aan communicatieve vaardigheden gewerkt of is er ook grammatica behandeld? Over welke onder­ delen van de cultuur van het land zijn de leerlingen geïnformeerd? En, met zicht op de tussendoelen, moet er een opbouwende leerlijn door de leerjaren op de basisschool zijn. Dit vraagt om een programma dat iedere basisschool zelf moet uitwerken, gezien het feit dat er nog geen leerroute is uitgestippeld en er geen lesmethoden zijn die houvast bieden. Gymles in het Duits op 'de kleine Wereld'. Waarom een doorlopende leerlijn? Basisschoolleerlingen die Duits of Frans leren, doen wel moeite om zich deze talen een beetje eigen te maken. Als ze in de brugklas (of voor Duits meestal zelfs pas in de klas 2) weer vanaf nul moeten beginnen, is het wel frustrerend. Verveling dreigt en ze kunnen zich minder gemotiveerd voelen. Ze gaan er immers best prat op dat ze al dingen kunnen zeggen en nog meer verstaan in die andere taal. Het is ook een gemiste kans voor deze basisschoolleerlingen om een hoger niveau te bereiken dan ze normaal zouden doen. Hun ouders vragen het ook: die inspanningen op de basisschool zijn toch niet voor niets geweest? Voor de leerkrachten in het basisonderwijs is het ook frustrerend. Meestal is er flink gewerkt (bijscholingen, taaltrainingen, materiaal verzamelen en ontwikkelen) en dan krijgt het geen passend vervolg in het voortgezet onderwijs. Zeker op de langere duur is dit voor de basisschool een pijnpunt. Het is voor de leerkrachten daar logisch als er een naadloze overgang zou zijn: dit verhoogt de effectiviteit van dit talenonderwijs. Daar waar er een samenwerking is met de vervolgschool, stroomt er een positieve energie beide kanten op. 6 S LO Academie, oktober 2009. 10 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 11 Voor de middelbare school kan een passend vervolg leiden tot een hoger niveau dat de leerlingen bereiken en daarmee onderscheidt de school zich. Zo’n vloeiende overgang kan ook de internationalisering van de school een flinke boost geven. En de school stelt de ouders niet teleur, die na het vroegtijdig talenonderwijs van de basisschool een goed vervolg verwachten. Het is voor het voortgezet onderwijs een mogelijkheid om de talenten van leerlingen optimaal te benutten. Leerlingen kunnen dan echt excelleren. Ten slotte is er ook de arbeidsmarkt die schreeuwt om personeel dat in staat is om het Duits of Frans vlot te gebruiken. In de pers verschijnen regelmatig artikelen waaruit blijkt dat het bedrijfsleven niet kan zonder mensen die zich prima kunnen redden in onze buurtalen. En niet alleen in de buurtalen, maar ook in de bijbehorende cultuur, de ongeschreven wetten van omgang en samenwerken bij de buren horen bij deze bagage. 7 7 Z o geeft in een enquête van DNHK en Fenedex uit 2012 86% van de ondervraagde ondernemers aan dat het beheersen van de Duitse taal een noodzaak is voor de export naar Duitsland, Nederlands grootste handelspartner. Van die ondernemers geeft 36% aan dat het Engels als communicatietaal door Duitse partners niet wordt geaccepteerd. 87% van de ondernemers denkt dat bedrijven meer omzet in Duitsland kunnen behalen als zij de Duitse taal beter zouden beheersen. Zie voor de enquête www.dnhk.org. 12 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 13 14 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 15 3 Deelnemende scholen 3.1 Basisschool ‘de kleine Wereld’ in Vaals Basisschool ‘de kleine Wereld’ maakt deel uit van een gemeenschap van scholen (GvS). Deze GvS bestaat uit drie basisscholen, gesitueerd in de gemeente Vaals. Vaals is een grensgemeente met Duitsland en veel leerlingen zijn tweetalig opgevoed of komen regelmatig in aanraking met de Duitse taal. De onderwijsvisie van de basisschool is gebaseerd op de pijlers van TOM (teamontwikkeling op maat). Eén van de pijlers gaat uit van het leren in een uitdagende leeromgeving en aansluitend bij de leefomgeving. De Duitse taal is een wezenlijk aspect in de leefomgeving van deze leerlingen. Overal komen mensen in aanraking met de Duitse taal. Omdat het kind hier al vroeg kennis mee maakt, biedt de school in haar lesaanbod de mogelijkheid om te communiceren in deze taal en kennis te maken met de buurtaal en cultuur. Het uitgangspunt is: jonge kinderen kunnen op een speelse wijze heel gemakkelijk een vreemde taal aanleren. Onderzoek bevestigt deze opvatting. Het onderwijs op ‘de kleine Wereld’ richt zich naast het bijbrengen van kennis vooral op het versterken van vaardigheden zoals: moderne communicatie­ middelen leren benutten, op hun niveau communiceren in vreemde talen en op het ontwikkelen van creativiteit en zelfstandigheid. Het vroeg vreemde­ talenonderwijs past precies in deze visie en is een speerpunt in het aanbod. Er is al tien jaar sprake van een positieve samenwerking tussen ‘de kleine Wereld’ en een Duitse basisschool. Wekelijks gaat een Nederlandse leerkracht naar Aken en komt een Duitse leerkracht naar Vaals. Deze leerkrachten bieden dezelfde thematische activiteiten aan, maar dan wel in hun eigen taal, de buurtaal voor de leerlingen. Verder werkt ‘de kleine Wereld’ samen met een school voor voortgezet onderwijs uit de regio, Scholengemeenschap Sophianum. Deze school biedt leerlingen met een Duitse achtergrond of die al Duitse taalvaardigheid hebben ontwikkeld, extra plustaken aan, zodat zij uitgedaagd en gemotiveerd blijven. 16 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 17 3.2 SG Sophianum in Gulpen Sophianum, scholengemeenschap in het Heuvelland. Dat is de officiële naam van wat we kortweg het Sophianum noemen. Zoals de naam al zegt, is de school gelegen in het Zuid-Limburgse Heuvelland. De hoofdvestiging is in Gulpen (havo, atheneum, gymnasium, vmbo leerjaar 1 en 2). In de locatie Nijswiller zijn het lwoo en de bovenbouw vmbo gevestigd. Door de centrale ligging in het Heuvelland bevindt het Sophianum zich in een internationale omgeving, met op fietsafstand Duitsland en België. Het Sophianum is een Elos-school. 8 De moderne vreemde talen spelen binnen dit concept een cruciale rol. Zowel Frans, Duits als Engels worden versterkt aangeboden. Leerlingen kunnen bij deze talen een internationaal taalcertificaat behalen (DELF junior, Anglia, Goethe-Zertifikat) met individueel een zo hoog mogelijk ERK-niveau. Leerlingen die voor het Sophianum kiezen, weten dat ze in hun schoolloopbaan veel internationale elementen aantreffen. In de onderbouw is er via e-mail­ projecten het eerste contact met leerlingen in het buitenland. In leerjaar 2 zijn er structureel kleine uitwisselingen met scholen in het nabije buitenland. De meeste van deze scholen bieden Nederlands als vreemde taal aan, zodat de projecten in tandem learning kunnen worden aangeboden. In leerjaar 3 hebben leerlingen van atheneum en gymnasium structureel een uitwisseling met een buitenlandse partnerschool. Vmbo-leerlingen hebben projecten met scholen in Duitsland, België en (in de toekomst ook) Frankrijk. Er wordt veel met ict gewerkt. Verder kunnen leerlingen een snuffel- of maatschappelijke stage doen op een van de buitenlandse partnerscholen. Per activiteit krijgen leerlingen een schoolcertificaat dat ze in hun portfolio opnemen. Daarop staan de competenties die leerlingen hebben ontwikkeld binnen het CFEC (Common Framework for Europe Competences). 8 E los - grensverleggend onderwijs: scholen die Elos aanbieden, zorgen voor inbedding van Europese en internationale oriëntatie (EIO) in hun curriculum en geven leerlingen de mogelijkheid twee talen op hoog niveau te leren. 18 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 19 Euregioschool en Onderwijsstichting Movare 3.3 Onderwijsstichting Movare is het bevoegd gezag van 56 scholen met in totaal 65 locaties in de gemeenten Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Nuth, Onderbanken, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein en Vaals. Het zijn 52 ‘reguliere’ basisscholen, 3 scholen voor speciaal basisonderwijs en 1 school voor speciaal (voortgezet) onderwijs, met in totaal 12.988 leerlingen. Movare stelt haar scholen in de gelegenheid om te participeren in het Euregioschoolproject. Het beleid ten aanzien van buurtaalonderwijs is structureel ingebed in een meerjarenplanning. De Euregioscholen geven buurtaalonderwijs, Duits in de groepen 5 tot en met 8 of Frans in de groepen 1 tot en met 8, binnen het reguliere lesprogramma. Bovendien hebben 7 Euregioscholen Duits (Movare) en 2 Euregioscholen Frans (Mosa Lira) een partnerschool in de respectievelijk de Duitse en Franstalige Euregio om met leerlingen uitwisselingsactiviteiten te onderhouden. Deelnemende basisscholen voor Duits zijn De Opstap (Brunssum), De Schatkist (Eygelshoven, Kerkrade en Onderbanken), D’r Durpel (Kerkrade), De Gracht (Kerkrade), De Tweesprong (Onderbanken), De Meridiaan (Simpelveld), Broederschool (Heerlen) en Triangel (Linne). Ieder jaar komen er één of twee nieuwe Movarescholen bij die deelnemen aan het Euregioschool-project. Het bestuur faciliteert de nascholing van docenten en materiaal dat voor het onderwijs Duits moet worden aangeschaft. Er is een coördinator aangesteld door het bestuur van Movare om scholen hierover te informeren en te ondersteunen bij de inrichting van het onderwijs Duits en de samenwerking met een Duitse school. De lessen Duits worden door de eigen leerkrachten van de scholen verzorgd en zijn ingebed in het curriculum. De leraren zijn, door het behalen van Goethe-diploma’s B2 en C1 niet alleen extra opgeleid in hun kennis van Duits. Zij zijn ook bijgeschoold in de specifieke didactische vaardigheid voor het geven van vroeg vreemdetalenonderwijs. Het is de bedoeling dat het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs 9 samenwerken rond versterkt onderwijs Duits en Frans. Om deze beoogde, doorlopende leerlijn te optimaliseren, wordt op de Euregioscholen voor voortgezet onderwijs al Duits gegeven in de brugklas. 9 Porta Mosana College (Maastricht), Charlemagnecollege (Landgraaf ), Sintermeertencollege (Heerlen), Sophianum (Gulpen & Nijswiller), Praktijkschool Parkstad (Heerlen) en Romboutscollege (Brunssum), per 1 augustus 2013 ook het Bernardinuscollege (Heerlen). 20 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 21 Porta Mosana College in Maastricht 3.4 Het Porta Mosana College (PMC) is een scholengemeenschap die is ontstaan in 2004 na een fusie van het Euro-College met de beide locaties van het Jeanne d'Arc College en de International School Maastricht. De school is onderdeel van de Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs (LVO) in Sittard en biedt ruimte aan ongeveer 1.300 leerlingen. De scholengemeenschap biedt een breed palet aan onderwijssoorten en de meerwaarde van de school ligt in een onderscheidend en vernieuwend onderwijsconcept. Het PMC is een school voor ondernemend onderwijs, met een openbare identiteit, waarbij openheid, respect en maatschappelijke betrokkenheid voorop staan. Een school met innovatieve onderwijsprocessen, waarbij competentiegericht leren de leidraad vormt met als kernpunten doorlopende leerlijnen, competentiegericht onderwijs, horizontale door­ stroming en brede vorming met aandacht voor verschillen. Internationalisering is speerpunt op het Porta Mosana College. Het doel is om leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op de internationaal georiënteerde maatschappij. European and global citizenship zijn hierbij kernbegrippen om de persoonlijke en cognitieve ontwikkeling van leerlingen zoveel mogelijk te stimuleren en ze kansen te geven voor hun toekomst. De geografische ligging van het PMC binnen de Euregio Rijn-Maas en de toenemende economische afhankelijkheid van Nederland van het buitenland, benadrukken de noodzaak van de keuze voor dit speerpunt. Mede in het kader van internationalisering wordt er op het PMC extra aandacht besteed aan de moderne vreemde talen: er bestaat een tto10-stroom voor Engels en een stroom versterkt Frans. Daarnaast hebben leerlingen de mogelijkheid om externe certificering te halen: DELF junior, Goethe-Zertifikate en Cambridge. Het PMC is Elos-school, Unesco-school, Euregioschool en zit in het netwerk van de Anna Lindh Foundation, Euromed, Tandemleren en heeft een groot aantal buitenlandse partnerscholen in en buiten Europa. In het kader van Elos is het PMC bezig om internationalisering op termijn integraal onderdeel van het curriculum te maken. 10 Tto: tweetalig onderwijs. 22 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 23 Kindcentrum Aloysius in Maastricht 3.5 Kindcentrum Aloysius ligt in het centrum van Maastricht op een steenworp afstand van de St. Servaaskerk en het Vrijthof. Het is de oudste school van Maastricht en is gesticht in 1854. De school is voorzien van kinderopvang, een peuterspeelzaal en een buitenschoolse opvang en mag zich daarom ‘Kindcentrum Aloysius’ noemen. Aloysius is geen buurtschool en de keuze die ouders en leerlingen maken is een bewuste keuze; leerlingen komen uit heel Maastricht en zelfs van buiten de stad. Sinds 2008 mag de school zich Euregioschool noemen. Dit houdt in dat het Frans en de Franstalige cultuur een plaats hebben in het lesplan vanaf groep 1. De leerlingen leren op een betekenisvolle en speelse manier communiceren in het Frans. Door de introductie van de buurtaal probeert de school de kinderen de grondbeginselen van taal en cultuur mee te geven, die het gesprek over alledaagse zaken met een leerling in het buurland mogelijk maakt en die de leerling in staat stelt om de leefwereld van de kinderen in het buurland beter te begrijpen. De leerkrachten zijn nauw betrokken geweest bij de inhoud van de methode en verzorgen zelf het onderwijs in de Franse taal. Om al het geleerde in de praktijk te kunnen brengen en om taalverwerving te bevorderen, hebben de leerlingen van de bovenbouw onder meer een uitwisseling met school Wandre-Pont in Wandre bij Luik, België. De uitwisseling bestaat uit het elkaar bezoeken, briefwisselingen en gezamenlijk werken aan projecten. De school probeert ook samen te werken met een school voor voortgezet onderwijs – Porta Mosana College – om de doorlopende leerlijn te garanderen. 24 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 25 4Doorlopende leerlijn: ervaringen uit de schoolpraktijk Samenwerking met de buren: partnerschap met Duitsland en SG Sophianum 4.1 Basisschool ‘de kleine Wereld’ biedt al tien jaar structureel communicatielessen in het Duits aan. Dit geldt voor groep 1 tot en met 8. Bij de start ging het er nog vooral om de buurtaal te leren gebruiken, de taaldrempels te verlagen en om de cultuur van de buren over de grens te leren kennen en waarderen. Nu is de inhoud meer gekoppeld aan het reguliere aanbod. De uitvoering en het plan van aanpak hebben de volgende speerpunten: 1Samenwerking met een partnerschool op basis van wekelijkse uitwisseling van de leerkrachten. Dat vraagt van de partnerschool eenzelfde kijk op internationalisering en uitvoering. 2Financiële ondersteuning waarbij de structurele financiering een belangrijke voorwaarde is. Er is met de gemeente overeenstemming voor een jaarlijkse bijdrage in de gemeentelijke begroting. Er worden extra financiële middelen uit subsidiebronnen aangevraagd bij bijvoorbeeld het ‘Europees Platform internationaliseren in onderwijs’ en de Provincie Limburg. 3De keuze voor de uitvoering door native speakers.11 Met de uitwisseling van de leerkrachten kan de school en de partnerschool ieder werken met een native speaker van de buurtaal: op de Duitse basisschool een Nederlandse native speaker en op ‘de kleine Wereld’ een Duitse native speaker. Zo wordt er behalve taal ook cultuur overgebracht. 4 De inzet van een taalassistent.12 5 Er is gekozen voor een geleidelijke invoering. Tips • Bekijk goed welke stappen je gaat ondernemen, zodat communicatie en informatie hand in hand gaan. • N eem vooral de tijd voor het verkrijgen van draagvlak. Zowel bij het team als bij de ouders. • Zorg voor een goede analyse van je sterke en zwakke punten en gebruik die in je plannen. • Voor sommige ouders is het vreemd dat kinderen in de basisschool naast Engels nog een vreemde taal aangeboden krijgen. Laat de voordelen zien en gebruik ervaringsgegevens van andere scholen. 11 Native speaker: moedertaalspreker. 12 Taalassistent op een basisschool: native speaker die lessen Frans of Duits geeft en de docenten hierbij kan coachen. 26 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 27 Aansluiting op het voortgezet onderwijs Al snel werd duidelijk dat de leerlingen bij de overgang van basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs de mogelijkheid moeten hebben om te kiezen voor een vo-school met versterkt talenaanbod. De leerlingen hebben al enige taalvaardigheid opgebouwd en het motiveert ze als ze niet op nul-niveau hoeven te starten. Er is een scholengemeenschap, Sophianum in Gulpen, die versterkt Duits in het aanbod heeft. Het grootste deel van de leerlingen gaat al naar deze middelbare school. Samenwerking zoeken was daarom logisch. Er is met de rector en de coördinator Duits contact gezocht. Dit overleg had een oriënterend karakter. Na dit overleg kwamen er meer contactmomenten met de leraren van beide scholen en ook met de leraren van de Duitse partnerschool. Zo ontstond draagvlak voor samenwerking en werd er overlegd over inhoud en materialen. De leraren van de middelbare school hebben inzicht gekregen in de activiteiten op de basisschool en er kwam afstemming over een aansluiting. In de beginperiode, in de brugklas, wordt gebruik gemaakt van materialen van de basisschool. Deze worden later vervangen door eigen materialen. Op de basisschool wordt na verloop van tijd de inhoud aangepast en in de hoogste groepen worden de lessen volgens het principe CLIL 13 aangeboden. Deze methode gaat ervan uit dat de taalverwerving niet alleen plaatsvindt bij de taalvakken, maar ook bij de zaak-, exacte en creatieve vakken. De basisschool gebruikt de bestaande methodieken en activiteiten, maar met de vreemde taal als voertaal. Na een periode van samenwerking is één taalassistente op beide scholen ingezet. Zij heeft zowel taken op de basisschool als ook op de middelbare school. De informatie wordt gedeeld en kan zo nog meer toegespitst worden op afstemming van aanpak en materialen. Om de overgang soepel te laten verlopen, zijn activiteiten afgestemd waardoor ze voor de leerlingen in het voorgezet onderwijs niet geheel nieuw waren. De activiteiten die de taalassistente op het Sophianum uitvoert, hebben de didactische aanpak van de basisschool als basis. Vooral het eerste jaar van de samenwerking was de afstemming van betekenis, omdat er voor de docenten van het Sophianum een andere aanpak nodig was, als ze daar iets wilden doen met de leerlingen die al meer taalvaardig waren. Samenwerking met het Sophianum zorgt voor continuïteit en leerlingen komen nadrukkelijk in aanraking met de Duitse taal en kunnen zo gemotiveerd worden om verder te kiezen voor de (Duitse) taal. 13 C LIL (Content and Language Integrated Learning): didactische benadering waarbij vakinhoudelijk onderwijs gekoppeld wordt aan het onderwijs van een moderne vreemde taal. In Nederland wordt de afkorting CLIL vaak gebruikt als een synoniem voor tweetalig onderwijs (tto). 28 Uitwisseling met de Duitse partnerschool. Tips • Zoek een middelbare school die in haar beleid talenonderwijs een prominente plek geeft. • N eem al in vroeg stadium contact op met een middelbare school, zodat de leerlingen bij hun keuze voor een middelbare school rekening kunnen houden met het versterkt talenaanbod van de school. Leerling: ”Wij kennen al zoveel Duits dat wij extra taken mogen doen!” Ouder: “Wij willen voor onze kinderen ook een extra vreemde taal in het aanbod, want wij horen van vriendjes van onze kinderen, dat zij extra plustaken krijgen en daar op het Sophianum profijt van hebben.” FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 29 Versterkt Duits op het Sophianum 4.2 De keuze om al in de brugklas Duits aan te bieden was voor het Sophianum heel logisch. De Duitse taal is een buurtaal, die de school zo vroeg mogelijk wil aanbieden. Ook speelde bij deze keuze mee dat basisscholen in de omgeving Duits zouden gaan aanbieden en in dat geval zou er duidelijk sprake zijn van een doorlopende leerlijn primair onderwijs - voortgezet onderwijs. Met het project Versterkt Duits14 (VeDu) wil SG Sophianum leerlingen de kans geven om hun voorsprong bij het vak Duits ten opzichte van klasgenoten te behouden en waar mogelijk in te zetten om hun klasgenoten te ondersteunen. Start van een aansluiting Het was een proces. Wat te doen met de leerlingen van ‘de kleine Wereld’? Eén van de onderzochte mogelijkheden was het werken met groepjes leerlingen die uit de reguliere les Duits werden gehaald en samen met de taalassistente15 aparte opdrachten gingen maken. Die opdrachten varieerden van extra leerstof, leerstof in plaats van de aangeboden stof in de methode, mondelinge opdrachten, samen een film bekijken of samen verhalen lezen. De assistenten ontwikkelden het materiaal. Ook op ‘de kleine Wereld’ is de taalassistente ingezet die zodoende goed het beheersingsniveau van de kinderen wist in te schatten. De taalassistente ondersteunt in de les Duits. Aan dit systeem kleefden echter enkele nadelen. Allereerst misten de leerlingen een deel van de reguliere lessen. Daardoor misten ze ook onder andere grammaticale uitleg en behandeling van idioom. De prestaties bij proefwerken en overhoringen gingen achteruit. En dat was niet de bedoeling. Een ander probleem was het rooster. Omdat de assistent maar op één dag in de week beschikbaar was, was deelname van leerlingen afhankelijk van de lessen Duits die op die dag in het rooster stonden. Bovendien was het moeilijk om zowel vmbo-, havo- als vwo-leerlingen in één groep te plaatsen. Een logistiek probleem dus. De oplossing was differentiatie binnen de les. Schoolleider: “Het is als bij sport: je moet er alles aan doen om je voorsprong te behouden en het liefst uit te breiden.” Differentiatie Als in deze uiteenzetting wordt gesproken over de methode Duits, dan wordt daar steeds de methode Trabi Tour 16 mee bedoeld. Op het Sophianum wordt Duits vanaf de brugklas gegeven. Dat betekent dat er in de onderbouw wordt gewerkt met de driedelige methode van Trabi Tour. 14 V to (versterkt talenonderwijs): extra uren vreemdetalenonderwijs bovenop de in het curriculum verplichte uren of taalonderwijs in niet-reguliere talen. Deze extra uren worden benut voor verdieping of verbreding van de lesstof. 15 Taalassistent: ondersteunt de sectie Duits of Frans op school bij verschillende activiteiten zoals spreekvaardigheidstraining met kleine groepen leerlingen of bij het begeleiden van uitwisselingsprogramma's met een partnerschool. 16 Uitgeverij van Trabi Tour is Noordhoff Uitgevers. 30 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 31 Er is gezocht naar allerlei tussenoplossingen, bijvoorbeeld de leerling laten werken met een versie van de methode, die één niveau hoger lag dan dat van de reguliere leerling. Maar ook dit bleek in de praktijk niet goed te werken. Deze vorm van differentiatie binnen de klas botste op het te grote verschil binnen de varianten van Trabi Tour. Voor de docent en de leerling betekende dit dat er met te veel verschillende materialen (audio, video, ict, boeken) moest worden gewerkt. Uiteindelijk is besloten om het werkboek gedeeltelijk te herschrijven.17 Dat gebeurde door taalassistenten. Leerlingen blijven nu gewoon bij hun eigen docent, werken in aparte VeDu-groepjes binnen de klas. Indien nodig volgen ze gedurende een deel van de les de algemene stof, en voor de rest kunnen ze grotendeels zelfstandig in de groepjes aan de VeDu-stof werken. Die stof wordt per hoofdstuk in een apart pakketje aangeboden. De docent begeleidt waar nodig en bespreekt de resultaten met de groep. Deze methode wordt in klas 1 en 2 toegepast. In leerjaar 3 kan de (betere) leerling deelnemen aan de Goethe-examens. In de bovenbouw is Duits een keuzevak en wordt VeDu niet meer aangeboden. In de toekomst wil het Sophianum dat de internationale certificaten Anglia, DELF junior en Goethe-Zertifikat in het PTA (programma van toetsing en afsluiting) geïntegreerd worden. Eén keer per jaar wil de school met de leerlingen iets extra’s doen, zoals een bezoek aan Aken of deelname aan een taalwedstrijd. Docente Duits brugklas: “De brugklassers zijn ontzettend trots dat ze al wat Duits kunnen en willen dat graag laten zien en horen.” Versterkt Duits op het Sophianum. Instaptoets Criteria om in aanmerking te komen voor vto Duits is het beheersingsniveau bij Duits. De leerlingen hebben of vvto Duits gekregen, of zijn tweetalig opgevoed. In principe wil het Sophianum alle leerlingen uit deze doelgroepen de kans geven om aan versterkt Duits deel te nemen. In de praktijk komt het er echter op neer dat het voor in het algemeen zwakke leerlingen een stap te snel is, omdat ze anders eerder een achterstand oplopen dan een voorsprong behouden. Als instaptoets worden gebruikt: een taalpaspoort afkomstig uit de methode en een schrijftoets ontleend aan ‘Fit für Deutsch’. Hierbij geven de leerlingen aan hoe zij zichzelf inschatten voor de vaardigheden ‘begrijpen’, ‘spreken’ en ‘schrijven’, en wat hun taalervaringen zijn. Ook beantwoorden zij een kort e-mailbericht. Versterkt talenonderwijs op het Sophianum: • structureel aanbod voor alle leerlingen; • doeltaal als voertaal (d=v); • geschikt lesmateriaal voor d=v; • communicatieve methode; • meer doen dan in het curriculum verwacht; • de lat wordt hoger gelegd, zonder extra lesuren. 17 Zie de cd-rom met voorbeelden achter in deze uitgave. 32 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 33 Euregioschool; opmerkelijk convenant tussen po- en vo-besturen 4.3 “Op dit moment verbindt het convenant vier besturen , maar het zou een goede zaak zijn om deze aanpak met besturen over heel Limburg uit te rollen. Tot nu toe hebben we deze convenantgroep beperkt tot vier schoolbesturen, omdat we eerst een goed product wilden neerzetten. Nu kunnen we daarmee naar buiten komen en er hebben al enkele schoolbesturen aangeklopt, dus dat uitrollen gaat er zeker van komen.” Gesprek met Hans Linssen, bestuurslid van Movare 18 Henk Linssen, bestuurslid van Onderwijsstichting Movare. Henk Linssen is bestuurslid van Movare, dat penvoerder is van het convenant dat twee besturen voor basisonderwijs verbindt aan twee besturen voor voortgezet onderwijs in het kader van versterkt onderwijs Frans en Duits. “Het mag niet zo zijn dat leerlingen in het voortgezet onderwijs die Duits of Frans hadden weer vanaf nul beginnen. Daarnaast maakt het convenant ook naar buiten duidelijk toe dat we dit thema serieus nemen.” Het Euregioschool-convenant is uniek. In het begin – in 2009 – trokken de besturen van het primair onderwijs hier meer aan dan de besturen van het voortgezet onderwijs, maar deze laatstgenoemden zijn steeds meer de win-winsituatie gaan inzien. Dat komt mede doordat het aantal deelnemende basis­ scholen groeit en de scholen voor voortgezet onderwijs er nu niet meer omheen kunnen dat er leerlingen binnenstromen met extra bagage Frans of Duits. Het convenant tussen de po- en vo-besturen legt vast dat de deelnemende scholen gaan samenwerken om het Duits en het Frans in beide schooltypes te versterken. Ook wordt daarin bepaald dat dit versterkt taalaanbod een integraal onderdeel vormt van het curriculum en dat daarvoor middelen ter beschikking komen. Dit convenant vormt ook een basis om de leerlingen met een voorkennis van de buurtalen een goede aansluiting te geven in de brugklas. Voor Henk Linssen vormt de bestuurlijke samenwerking een meerwaarde, niet alleen omdat de follow-up van het vroeg vreemdetalenonderwijs in het vo beter gerealiseerd kan worden, maar ook omdat er winst is op het gebied van personeelsbeleid. “We merkten al snel dat enkele docenten het onderwijs Duits als een nieuwe kans zagen om zich verder te ontplooien. Ze kunnen een talent, hun kennis van het Duits, inzetten voor hun leerlingen. Dat talent zou anders niet gebruikt worden. En ze kijken letterlijk en figuurlijk over de grens binnen een samenwerking met een partnerschool. Het verbreedt hun horizon. In de toekomst zou ik in de po-vo-samenwerking nog wel een stapje verder willen gaan en het mogelijk maken dat onze basisschooldocenten ook lessen Duits geven in de brugklas om zo de aansluiting te optimaliseren.” Enkele docenten van de Movare-scholen vinden het geven van Duits zo aantrekkelijk, dat ze er inderdaad wel eens over gedacht hebben hoe het zou zijn om een vakleerkracht in het voortgezet onderwijs te zijn. 18 M ovare, MosaLira, Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs (LVO) en Stichting Voortgezet Onderwijs Parkstad (SVOPL). 34 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 35 4.4 Good practice Porta Mosana College Interview met directeur Guy de Munck In de brugklas wordt Frans op twee niveaus aangeboden. Leerlingen kunnen naast het regulaire vak Frans ook versterkt Frans kiezen. Dit houdt in twee uur per week extra Frans, gericht op communicatie. Wie is Guy de Munck? Sinds 2008 directeur van het Porta Mosana College in Maastricht. Van huis uit ben ik docent Nederlands en geschiedenis. Ik werk graag met mijn team aan een uitstekende voorbereiding van onze leerlingen op de maatschappij. Die is overal sterk internationaal, maar hier nog iets meer. Hoe is het contact met de basisscholen tot stand gekomen? We werken met drie andere schoolbesturen samen in het Euregioschoolproject. Eén daarvan is MosaLira waarvan twee basisscholen hier in Maastricht Frans geven vanaf groep 1. Vanaf het begin is de doorlopende leerlijn een doel voor dit project. Zo heb ik de directeuren leren kennen van de beide basisscholen en hebben we de leraren van de drie scholen samengebracht. Hoe ziet de aansluiting er uit? Nu anders dan aan het begin van het project: toen boden we een keuzevak Versterkt Frans aan. De leerlingen kregen twee uur extra Frans waarbij de nadruk lag op het communiceren, de taal gebruiken. Nu bereiden we een andere aanpak voor waarbij we veel meer kijken naar wat de individuele leerling kan. We willen met behulp van een elektronische leeromgeving de leerling de mogelijkheid geven om op een hoger niveau te werken. We werken nu aan de ontwikkeling van dit type lesmateriaal voor op de elo. Ook willen we de samenwerking met scholen in Wallonië aantrekken, omdat de leerling in de individuele contacten ook op eigen niveau gaat werken. onderwijs doorstromen en wij maar een beperkt aantal van deze leerlingen op onze school ontvangen. Afspraken daarover kunnen we nog verbeteren. Hoe belangrijk is deze follow-up voor het Porta Mosana? Erg belangrijk. We willen leerlingen op een mondiale maatschappij voorbereiden. Het Porta is in Maastricht de school die zich profileert met een internationale aanpak en extra aandacht voor talen. Hoe gaat het Porta de doorstroom in de toekomst aanpakken? Het zou goed zijn de groep van basisscholen te verbreden en gelukkig gaat dit ook gebeuren. Dan moet er ook aandacht zijn voor de kwaliteit van de basisschoolleerkrachten. Hoe past deze aanpak binnen de visie van de school? Ik heb al aangegeven dat het uitstekend past bij ons internationale en talige profiel. Maar we zijn vooral ook een school die de talenten van de leerlingen willen aanspreken en dus aandacht hebben voor de individuele leerling. Ons motto is ‘onbegrensd jezelf zijn’. Welk advies heeft u voor een collega-directeur die een dergelijke follow up wil inrichten? Ik denk dat het essentieel is dat je een goede structuur en passend kader opzet rond de follow-up. Je moet een plan van aanpak opzetten vanuit je eigen visie en missie. Je moet dit dan ook managen qua middelen en personeel. Het is belangrijk dat de docenten de ruimte hebben om dit soort zaken ook goed aan te pakken. Zelf vind ik het ook belangrijk dat je resultaten en verplichtingen afspreekt met de docenten, maar ook tussen de scholen onderling. Guy de Munck (met zwart jasje) in overleg met zijn managementteam. Hoe reageren ouders hierop? Ouders vinden meer aandacht voor talen erg belangrijk en kijken vooral naar de utilitaire kant. Ze vragen ook naar de officiële certificaten voor talen zoals DELF junior en Goethe-Zertifikate. Welke uitdagingen waren er rond de aansluiting po - vo? Enkele taaldocenten denken nog te vaak in termen van grammatica en vormaspecten van de taal. We zijn bezig dat te verbeteren en we introduceren het doeltaal=voertaal principe voor alle talen. De docenten worden daarbij ondersteund. Ook de faciliteiten zijn niet altijd aanwezig: ons schoolgebouw is nog te weinig ingericht op individueel werken of in groepjes. Verder is het zo dat de leerlingen van de beide basisscholen naar diverse scholen voor voortgezet 36 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 37 Euregioschool Sint Aloysius 4.5 Interview met directeur Truce Oirbons In 2006 zijn de schoolbesturen door de provincie Limburg benaderd om het buurtalenonderwijs te introduceren in de basisscholen. Stichting MosaLira heeft dit opgepakt en twee van haar scholen KC Aloysius en Basisschool Wyck zijn gestart in de pilot Euregioschool. Ouders zijn vooraf geïnformeerd over het aanbod Frans. Er is breed draagvlak en ouders zijn enthousiast. Waarom is uw basisschool, de Sint Aloysius Frans gaan aanbieden? Het Frans is een taal die je in Maastricht veel hoort. We liggen op 20 km van onze Franstalige buren. We hebben in de winkels en op veel andere plaatsen, mensen nodig die het Frans goed beheersen. Bovendien kunnen jonge kinderen die taal prima leren. Wat is de samenwerking met het voortgezet onderwijs? We hebben al bij de voorbereiding van het onderwijs Frans contact gehad met het voortgezet onderwijs. In het begin hebben we informatie uitgewisseld over wat we doen en zijn de docenten bij elkaar in de les komen kijken. Het Porta Mosana College heeft extra lessen Frans ingericht waaraan onze leerlingen kunnen deelnemen. Het is jammer dat maar een klein deel van onze leerlingen naar deze middelbare school gaat. Heeft u nog dingen ondernomen om meer leerlingen naar die school te laten gaan? We willen ouders daar niet teveel in beïnvloeden, het is en blijft hun keuze. Maar we noemen wel de samenwerking met het Porta Mosana. Verder is het zo dat we ook de leerlingen van de keuzelessen Frans in het voortgezet onderwijs naar onze school hebben laten komen. De brugklassers hebben toen onze leerlingen wat Frans bijgebracht: ze hadden een speurtocht 19 door Maastricht uitgezet en op enkele plaatsen gaven de brugklassers in het Frans informatie over de relatie die er daar was met Frankrijk. Dat was een waardevolle activiteit. Franse kalender. Hebben ouders gevraagd om die aansluiting, kiezen ze bewust voor het Porta Mosana? De ouders kiezen vaak bewust voor het Porta Mosana omdat het een school is die veel aandacht besteedt aan extra talenonderwijs en internationalisering. De school biedt ook tweetalig onderwijs Engels aan en dat is voor veel ouders ook interessant. 38 19 Zie de cd-rom achter in deze uitgave voor het lesmateriaal. FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 39 Hoe belangrijk is voor u die aansluiting? Wij vinden die erg belangrijk voor de kinderen vooral. Ze hebben een voorsprong opgebouwd en het zou teleurstellend zijn als de leerlingen in de brugklas weer vanaf nul beginnen. Ze worden dan niet meer uitgedaagd. Hoe zou u de aansluiting in de toekomst willen verbeteren? Het zou mooi zijn als het voortgezet onderwijs een gedifferentieerd aanbod zou kunnen doen, waardoor de leerlingen hun voorsprong blijven behouden. We werken op onze school voor getalenteerde leerlingen bijvoorbeeld met een compacte versie van het lesmateriaal. Die gaan daar dus sneller doorheen en kunnen daarna met extra stof verdergaan. Een dergelijke aanpak zou voor het Frans ook prima passen. Hoe zou u de communicatie met het voortgezet onderwijs over de samenwerking willen aanpassen? We zouden het Frans willen opnemen in de ‘warme overdracht’ die er nu al plaatsvindt. Daarbij kijken de leerkracht van groep 8 en de brugklasmentor van het voortgezet onderwijs naar het profiel van elke leerling die naar de betreffende vo-school gaat. De resultaten voor Frans zouden daarin moeten worden meegenomen. Les Frans op Sint Aloysius. Wat zou een geschikt overdrachtsdocument voor u zijn? Voor mij mag dat best een test voor het Frans zijn. Dat geeft een helder beeld en het maakt dit onderwijs ook minder vrijblijvend. Je gaat dan ook de resultaten, de effecten van het onderwijs Frans als geheel in kaart brengen. Waar ligt voor u een grote uitdaging voor de aansluiting? Het zou een sterke verbetering zijn als er meer middelbare scholen deze aansluiting zouden inrichten en als er ook meer basisscholen dit Frans zouden verzorgen. Dan is er een bredere aanpak mogelijk en kunnen er meer middelen en personen voor worden ingezet, waar we niet meer omheen kunnen. Welk advies zou u meegeven aan een po-directeur die hiermee begint? Deze zou intensieve contacten moeten inrichten met de middelbare scholen, ook op docentenniveau. De docenten zouden methodieken van het primair onderwijs met die van het voortgezet onderwijs kunnen vergelijken, want er is veel verschil in vreemdetalendidactiek. Na een vergelijking kun je ook beter de zaken op elkaar afstemmen. 40 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 41 5Doorlopende leerlijn voor Engels: het Anna van Rijn College Voor vroegtijdig onderwijs Engels in Nederland speelt dezelfde noodzaak van een aansluiting als voor Frans en Duits. Dit heeft de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen. Ongeveer 750 basisscholen in Nederland bieden vvto (vroeg vreemdetalenonderwijs) Engels aan. Dit zou aanleiding kunnen zijn voor bredere projecten rond de aansluiting tussen het primair en het voortgezet onderwijs voor Engels, maar dit is nog nauwelijks het geval. Een voorbeeld dat wel tot de verbeelding spreekt, is dat van de ‘Buzzy Bee’-scholen. Maar liefst acht basis­ scholen in de regio Nieuwegein bieden vervroegd Engels aan en werken in een netwerk samen met het Anna van Rijn College dat één van de eerste tweetalige scholen was in Nederland. Interview met Leo van Putten Hoe is de samenwerking met de basisscholen ontstaan? Eigenlijk zijn wij, toen we het tweetalig onderwijs op onze school hadden staan, naar de basisscholen gestapt en hebben gevraagd waarom ze niet al eerder met Engels beginnen. Basisschool de Krullevaar is als eerste gestart met het vroeg vreemdetalenonderwijs en daarna zijn er nog zeven andere basisscholen bijgekomen. We zitten samen in het Buzzy Bee-project en hebben drie keer per jaar overleg over zaken die ons bezighouden en daarbij is zeker de aansluiting onderwerp van gesprek. Hoe is de aansluiting ingericht? Op de eerste plaats worden de leerlingen van deze Buzzy Bee-scholen direct toegelaten op ons tweetalig onderwijs Engels. Dat bestond er eerst alleen voor vwo, maar daar zijn later de havo en sinds kort ook het vmbo bijgekomen. Er is ook een aansluiting qua didactische aanpak: zowel op de basisscholen als bij ons wordt de CLIL-methode toegepast. Het Engels wordt dus als voertaal gebruikt ook voor andere programmaonderdelen. Is er echt sprake van een naadloze aansluiting op het eindniveau van de leerling in groep 8? Verdergaan in het tweetalig onderwijs is voor deze leerlingen natuurlijk een goed vervolg, maar ook leerlingen die geen vvto gedaan hebben zitten in dezelfde brugklas. We hebben dit jaar voor het eerst een gedifferentieerde aanpak gebruikt in het vmbo. Daar hebben we de beste leerlingen voor Engels een apart aanbod gegeven. Ze kregen fluency lessen verzorgd door studenten van de lerarenopleiding Engels. Deze studenten volgden een minor tto voor vmbo. Ongeveer 10% van de leerlingen nam deel aan deze lessen. Trouwens, niet alleen de Buzzy Bee-leerlingen, maar ook kinderen die door andere omstandigheden beter zijn in Engels, konden deelnemen. 42 Leo van Putten, beleidsmedewerker bij het Anna van Rijn College. FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 43 Wat blijven de uitdagingen voor u? Dat is zeker de toename van het aantal deelnemende basisscholen. Hoe meer er zijn, hoe beter we kunnen werken aan de kwaliteit van het onderwijs Engels. Van de Buzzy Bee-basisscholen zijn enkele gecertificeerd, maar moeten enkele andere dat traject nog doorlopen. Is het contact tussen de docenten in po en vo voor u belangrijk voor de aansluiting? Dat vinden we zeker belangrijk. We hebben dan ook bijna jaarlijks nascholingsdagen georganiseerd waaraan zowel de basisschoolleerkrachten als docenten van het Anna van Rijn deelnamen. Daardoor werken we ook toe naar een zelfde aanpak van het onderwijs en blijft de overgang voor de leerlingen soepel. De leraren werken ook virtueel samen binnen een Wiki en dat werkt goed. Deze willen we gaan ombouwen tot een website waarvan ook andere scholen gebruik kunnen maken. Wat zou een ideaal overdrachtsinstrument zijn als de leerling van po naar vo gaat? Op ons laatste gezamenlijke overleg met de basisscholen hebben we afgesproken dat we de mogelijkheden van een elektronische taalportfolio gaan onderzoeken. We hebben daarvoor een werkgroepje gevormd die dit gaat verkennen. Het liefst zou ik een Buzzy Bee-portfolio willen dat gebaseerd is op de bestaande portfolia en aansluit bij het Europees referentiekader. Wat zou uw advies zijn aan een vo-school die een goede aansluiting wil gaan inrichten? Vooral beginnen met een intensieve samenwerking met de basisscholen. Een netwerk neerzetten waarbinnen je elkaar ondersteunt en de dialoog aangaat. Die samenwerking ook uitbouwen met bijvoorbeeld een pabo en/of lerarenopleiding. Samen sta je sterker. 6 Europese ontwikkelingen Zijn er over de grens interessante voorbeelden van good practice rond de aansluiting primair en voortgezet onderwijs? Daarvoor is het belangrijk om goed te kijken naar welke ervaringen we zoeken. Een passend vervolg op het onderwijs Duits of Frans in Nederlandse basisscholen, is een lokale (of regionale) aangelegenheid. Het aantal basisscholen dat deze talen aanbiedt, is beperkt. De meeste expertise rond deze aansluiting in het buitenland is echter vaak een kwestie van nationale aanpak. Zoals dat in Nederland voor het Engels het geval is: alle basisscholen bieden Engels aan en (eigenlijk) moeten alle Nederlandse middelbare scholen een goede follow-up hebben ingericht. We weten dat dit ook niet overal vlekkeloos verloopt. Wat leren we van een blik in de ons omringende landen? Frankrijk Ook in Frankrijk worden meerdere talen aangeboden in het basisonderwijs, verplicht vanaf 7 jaar. Voor het overgrote deel gaat het om Engels, maar er wordt ook Duits gegeven, Spaans, Italiaans en zelfs Nederlands. Aan het einde van de basisschool moeten leerlingen (minimaal) een A1-niveau 20 hebben bereikt, ongeacht de taal die ze hebben gekozen. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat op de vervolgschool (het collège) de leerling die taal blijft leren, vanaf het A1-niveau dus, en dit wordt ook zo georganiseerd door de regionale onderwijsinspectie. Om dat onderwijs op het collège zo goed mogelijk te laten aansluiten, worden er bijeenkomsten georganiseerd met leerkrachten die vvto-lessen geven en vakdocenten van het middelbaar onderwijs. Bovendien wordt er gebruik gemaakt van een overdrachtsdocument of document-passerelle, waarin de basisschool weergeeft welke vaardigheden aangeleerd zijn en welk materiaal is gebruikt. Ook staan daarin de contactgegevens van de docenten die het onderwijs verzorgd hebben. Op de bij dit boekje gevoegde cd-rom vindt u een overdrachtsdocument dat voor het Nederlandse basisonderwijs is aangepast, voor de lessen Frans en Duits. Duitsland In Duitsland is vrijwel overal het Engels in het primair onderwijs ingevoerd. Er is in de afgelopen jaren veel aandacht geweest voor de aansluitings­ problematiek. Dit komt doordat in de meeste deelstaten (met elk hun eigen onderwijssysteem) dit vroegtijdig talenonderwijs van recente datum is. Vanaf het eerste leerjaar (leeftijd van 6 jaar) leren de kinderen gedurende de vier leerjaren van de Grundschule een vreemde taal. Daarbij zijn enkele aansluitingsprojecten doorgevoerd die ook voor de Nederlandse situatie interessant zijn. 20 Zie www.erk.nl of het schema op de cd-rom achterin deze uitgave. 44 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 45 Al eerder is hier gesproken over overdrachtsdocumenten die de docent in het voortgezet onderwijs een goed inzicht moeten geven in wat de leerling al kan. Dit zijn vrijwel altijd schriftelijke documenten. In een Duits project 21 zijn echter video-opnamen gemaakt van taallessen aan het einde van de basisschool en deze zijn doorgestuurd naar de docenten in het voorgezet onderwijs. Het voordeel daarbij is dat de docent niet alleen een goede kijk op de taalvaardigheid krijgt, maar ook de communicatieve aanpak van het basisonderwijs leert kennen. Ook zijn er in Duitsland goede ervaringen opgedaan met nascholingen die gericht zijn op po- én vo-docenten. Daarvoor werd dan bijvoorbeeld het thema van het gebruik van de taalportfolio voorgesteld, een instrument dat bovendien de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs kan bevorderen. Bij een ander project in Duitsland22 werd er een Welcome week georganiseerd. Het gaat daarbij om de eerste lesweek op de middelbare school, waarin de taaldocent geen nieuwe stof aanbiedt, maar alle lestijd bij Engels gebruikt om kennis te maken met de leerlingen en met het niveau van hun taalvaardigheid. De lessen waren sterk gericht op activerende werkvormen: de leerlingen waren aan het woord, toonden hun kennen en kunnen. Project 'Deutsch ist super' met studenten van de Universiteit in Opava. Werkmap voor een brug Frans tussen het basis- en het voortgezet onderwijs. Vlaanderen Sinds 2004 is Frans in Vlaanderen een verplicht leergebied in het vijfde en zesde leerjaar (11 en 12 jaar) en mogen basisscholen vreemdetaalinitiatie aanbieden; met voorrang voor Frans. Er is vaak een grote kloof tussen het zesde leerjaar en het eerste leerjaar voorgezet onderwijs voor wat betreft de verwachtingen van leerkrachten op het gebied van de kennis van Frans. Dit komt onder meer doordat basisscholen veelal nog vroeger met de Franse lessen beginnen. Een publicatie – Brug Frans23– van het Pedagogisch Didactisch Centrum Gent richt zich daarom bewust op leraren van beide schooltypes om zo de kloof te verkleinen en een doorgaande leerlijn te stimuleren. Dit gebeurt door gebruik van een muzisch-creatieve didactiek om de eindtermen en leerplandoelen van de beide onderwijsniveaus te bereiken. 21 In het kader van het Verbundprojekt ‘Sprachen lehren und lernen als Kontinuum’. 22 In de deelstaat Sachsen-Anhalt. 23 'Brug Frans' is verkrijgbaar via www.abimo-uitgeverij.com. 46 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 47 Tsjechië Ter promotie van het Duits worden in Tsjechië verschillende motivatieprojecten doorgevoerd voor de laatste groep basisscholieren. Een voorbeeld is Deutsch ist super, waarbij studenten Duits als vreemde taal aan de Silezische Universiteit in Opava, ieder jaar een carrousel van leeractiviteiten organiseren met thema’s als cijfers, begroeten en gedichten. Doel is het overbrengen van het plezier aan de Duitse taal, en het laten zien dat de basisschoolleerlingen al veel van het geleerde meenemen. PRI-SEC-CO Een vergelijkbaar voorbeeld is ook te vinden op de website van PRI-SEC-CO24, een Europees project waar zeven landen hebben samengewerkt aan de overgang van po naar vo op talengebied. De naam van dit voorbeeld Remembering primary school English zegt al iets over de inhoud. De leerlingen gaan terug in de tijd, halen hun kennis van het Engels op en maken een poster van wat ze op de basisschool hebben geleerd. Op deze manier worden woordkennis en geleerde formuleringen op een aantrekkelijke manier herhaald. De taaldocent gebruikt deze lessen om aan te geven hoe er in het nieuwe schooljaar voortgebouwd zal worden op het geleerde. Daarnaast hebben de leden van PRI-SEC-CO ‘overstaptaken’ ontwikkeld. Voorbeelden hiervan zijn een brief aan je nieuwe docent, een bezoek aan de middelbare school, basisschoolleerlingen een taalles laten volgen op een middelbare school, contact houden met de basisschool na de overgang naar het voortgezet onderwijs, et cetera. Er bestaan ook wat in Frankrijk de stages de liaison (‘verbindingsstages’) worden genoemd. Tijdens deze stages zullen leerlingen van groep 8 en leerlingen uit de brugklas samen leren en zo elkaars wereld (her-)ontdekken. Leerlingen van het Sophianum met Versterkt Duits. 24 www.pri-sec-co.eu. 48 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 49 7 Criteria voor een goed partnerschap Voor een succesvolle samenwerking tussen een basis- en een middelbare school zijn de volgende criteria van belang. 1Goed contact op directieniveau: win eerst informatie in over mogelijke partnerscholen in de buurt, bijvoorbeeld door het bezoeken van open dagen. Neem daarna contact op met een geschikte po- dan wel vo-school. Vervolgens moeten de directies kennis maken en zich op beleid oriënteren. 2Win-win-situatie: breng de eigen voordelen in kaart (profilering school) en de projectdoelen van de eigen school en die van de partnerschool. Voorbeelden van projectdoelen: • plezier beleven aan de taal (po); • drempelvrees overwinnen, durven (po); • het buurland en de cultuur leren kennen (po); • voorsprong houden en vergroten (vo); • leerkrachten en vakdocenten leren van elkaar en informeren elkaar tijdens schoolbezoeken: wat gebeurt op de scholen, hoe gaat het, et cetera (po en vo). 3Inhoudelijke doelstellingen: tussen de partnerscholen moeten afspraken over einddoelen gemaakt worden (waar eindigt de één, waar start de andere?). Er moet een raamplan komen met hoofdlijnen dat in overleg met leerkrachten en vakdocenten gemaakt wordt. Het raamplan moet uitvoerbaar zijn. 4Regelmatige contacten: bepaal gezamenlijk een tijdspad en maak afspraken. Daarbij hoort het elkaar informeren, ervaringen uitwisselen en het overleggen over bijstellingen. 5Leerdoelen: maak afspraken over leerdoelen aan het einde van groep 8. Bespreek het gebruik van een overdrachtsdocument.25 Plan wederzijdse lesbezoeken in. 6Communicatie: informeer de leerlingen. Een basisschool moet ook met ouders communiceren wat voor perspectief vroeg vreemdetalenonderwijs Duits/Frans biedt (overstap naar versterkt talenonderwijs in het voortgezet onderwijs). Mogelijkheden om hierover te communiceren zijn bijvoorbeeld 25 A ls voorbeelden staan op de cd-rom in dit boekje het LinQ-portfolio en een overdrachtsdocument. Daarnaast is er het Europese taalportfolio: www.europeestaalportfolio.nl. 50 een informatieavond, de ledenvergadering of de open dagen en rondleidingen van ouders van nieuwe leerlingen. Ook intakegesprekken kunnen worden aangegrepen om het nieuwe aanbod van Duits/Frans op de school te presenteren. Ook voor ouders die al overtuigd zijn van het nut van Duits/Frans voor hun kind zijn regelmatige updates over de voortgang van hun kind belangrijk. Op de meeste scholen wordt voortgang in de vakken in de vorm van rapporten aan de ouders gecommuniceerd. Doordat Duits of Frans echter geen reguliere schoolvakken in het basisonderwijs zijn en cijfers geen doel binnen dit aanbod dienen te zijn, moeten andere manieren worden gezocht om ouders op de hoogte te houden van de actuele ontwikkelingen. Dat kan bijvoorbeeld door middel van een regelmatig verschijnende nieuwsbrief, aankondigingen op de website en in de schoolgids van de school, presentaties van leerlingen aan de ouders, tentoonstellingen binnen de school of de mogelijkheid om ouders lessen Duits/Frans te laten bezoeken. 7Meten en evalueren: meet leerresultaten. Dit kan door het gebruik van internationaal erkende taalcertificaten als Fit in Deutsch26 en DELF Prim27. Tips • Heb realistische verwachtingen. • • • • Er moet structuur zijn. Wees concreet in het benoemen van de doelen en de afspraken. Voor beide scholen moet er een win-winsituatie voorliggen. Als je als middelbare school naar de basisschool stapt, draag dan een argumentatie voor: wat is de winst? • Het portfolio moet geen doel op zich zijn, maar een instrument. Leerlingen moeten er trots op kunnen zijn, ze mogen er niet op worden afgerekend. • De verscheidenheid in uitgangspunten voor vvto is erg groot. Elke school zal zijn eigen manier van evalueren en communiceren moeten vinden. Brugklasmentor: “Duits op twee niveaus aanbieden is de kans geven aan een grote groep leerlingen om te excelleren.” 26 w ww.goethe.de. Fit in Deutsch is er op de niveaus A1 en A2, voor B1 bestaat het Zertifikat Deutsch für Jugendliche. 27 www.ciep.fr/delf-prim. FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 51 8Een goed vervolg op goed vroeg vreemdetalenonderwijs Er zijn goede argumenten te geven om een kwalitatief hoogstaand vervolg te geven aan vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto). Maar de voorafgaande vraag is: welke kwaliteit moet dat vvto bezitten? Dat is immers de basis van een leer­ traject voor de leerlingen waarbij ze een extra vaardigheid meekrijgen waarvan ze lang profijt kunnen hebben. De belangrijkste criteria die de LinQ-scholen noemen voor goed vvto: • Boeiend onderwijs dat de leerlingen motiveert om de taal te leren. • T alenonderwijs dat past bij de leeftijdsgroep van de leerlingen, zowel wat betreft de inhoud als de werkvormen. • O nderwijs dat gericht is op communiceren, op het praktische gebruik van de taal, het liefst via een samenwerking met een school over de grens. • E en goede leerlijn en heldere doelstellingen per bouw waarvan gemeten wordt of deze gehaald worden. Als vereiste taalvaardigheid van de docenten voor Duits of Frans noemen de LinQ-scholen het niveau B1 van het Europese Referentiekader.28 Dit niveau gaat uit van een onafhankelijk gebruiker van de taal die in staat is om te communiceren over dagelijkse gebeurtenissen en om meningen geven en deze onder­bouwen. Daarnaast moeten de docenten in de buurtaal goed in de klassen­situatie kunnen fungeren. Daar hoort de specifieke ‘klassentaal’ bij, die wat verder van het dagelijks taalgebruik van het B1-niveau verwijderd is. De genoemde criteria liggen dicht bij de ‘Standaard vroeg vreemdetalenonderwijs Engels’.29 Deze standaard is ontwikkeld binnen een platform van diverse organisaties die bij vvto betrokken zijn, zoals pabo’s, onderzoeksinstellingen en pedagogische dienstverleners. Zowel deze standaard als de hiervoor genoemde criteria vormen een beeld om naar te streven, waar in meerdere jaren naar wordt toegewerkt. Voor het Frans en het Duits zijn door het beperkte aanbod op scholen enkele kwaliteitscriteria moeilijker te bereiken. Zo is er op het gebied van het lesmateriaal veel minder aanbod dan voor het Engels. Nederlandse uitgevers vinden onvoldoende markt om hiervoor producten te ontwikkelen. Een zekere vindingrijkheid is bij LinQ-scholen dan ook vereist, maar ook hierop kan het personeel getraind worden. • E en aanpak die door het team gedragen wordt en goed is verankerd in het programma en in de schoolorganisatie, bij voorkeur via een coördinator voor het vvto. • E en structureel professionaliseringsbeleid voor de docenten voor voldoende taal- en pedagogische vaardigheid evenals kennis van land en cultuur. • E en kritische blik naar binnen, waarbij het onderwijs geëvalueerd wordt en waar mogelijk verbeterd. • V oldoende leeromgeving voor de leerlingen en leraren om met de buurtaal bezig te kunnen zijn (lesmateriaal, mediatheek, internettoegang, et cetera). “We hadden een fantastische week. Het was hard werken en nu ben ik heel blij dat ik B2-niveau voor Duits heb gehaald. Ook van het gastgezin waar ik verbleef, heb ik veel geleerd.” Leerkracht over nascholing bij het Goethe-Institut Schwäbisch Hall (Duitsland). 28 Zie www.erk.nl. 29 U vindt de 'Standaard' op de cd-rom achterin dit boekje. 52 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 53 9Financiering van het versterkt talenonderwijs Als internationalisering onderdeel uitmaakt van het curriculum, krijgt de school te maken met verschillende investeringen en kosten. Deze kosten zijn in te delen in kosten voor de leraar, de leerling en voor de uitvoering van activiteiten/ uitwisselingen. Dit geldt voor zowel basisonderwijs als voortgezet onderwijs. Voor de financiering van deze kosten zijn er verschillende opties. Natuurlijk moet de eigen begroting ruimte geven om het geplande onderwijsaanbod te realiseren. Echter niet alles kan hiermee opgevangen worden. Het is dus nodig om andere bronnen te vinden. Andere bronnen zijn: • Bevoegd gezag • Gemeente • Provincie • Europees Platform - internationaliseren in onderwijs • Euregio (in het geval van grensligging) • Goethe-Institut Niederlande/Institut Français des Pays-Bas Het bevoegd gezag, het bestuur, kan toestemming geven om in de begroting financiën op te nemen voor versterkt talenonderwijs en bij de benoeming van leraren te selecteren op affiniteit met versterkt talenonderwijs of op deskundigheid met betrekking tot versterkt talenonderwijs. De gemeente kan voor een school in haar begroting subsidie opnemen voor versterkt talenonderwijs. Ligt de gemeente in een grensregio, dan is de buurtaal een optie. Dit biedt meer kansen op arbeid in een grotere regio. De studie­ mogelijkheden worden breder, ook over de grens. Als een basisschool uit de gemeente bovendien al contact heeft met een vo-school in de buurt waar versterkt talenonderwijs wordt gegeven, dan is dit ook voor een gemeente een pluspunt, want zo hebben de leerlingen uit de gemeente een goede aansluiting met hun talenonderwijs. Voor de aansluiting po en vo zijn gemeenten vaak bereid financiële ondersteuning te geven. Tips • Zoek contact met bijvoorbeeld een burgemeester of wethouder, die onderwijs in de portefeuille heeft en overtuig haar/hem van de voordelen voor de inwoners op het gebied van arbeidskansen en carrièremogelijkheden en opleiding. Zeker als de gemeente contacten heeft over de grens, is het voor hen belangrijk, dat ook de burgers kunnen communiceren in deze buurtaal. • Z ijn er meer scholen in de gemeente, probeer dan met elkaar één aanvraag te doen, zodat de gemeente geen uitzondering hoeft te maken. Dat maakt het gemakkelijker om een raadsvoorstel neer te leggen voor financiële ondersteuning. Zo profiteren er meer kinderen van de aanvraag. • De gemeente kan een plan van aanpak als onderbouwing vragen. Hierin kunnen kosten als organisatie, lesmaterialen en uitwisselings­ activiteiten worden opgenomen. Het valt te overwegen de provincie te benaderen voor subsidie, als de school aan een anderstalig land grenst of als de regio meertalig is. Zeker als de provincie belang heeft bij een goede taalontwikkeling van haar inwoners omdat de provincie in een strategisch sterk taalafhankelijke regio ligt. De aanvraag kan betrekking hebben op een pilotuitvoering – bijvoorbeeld omdat de aansluiting po - vo nog nieuw is – of om een start te maken met versterkt talenonderwijs. Tip • Probeer te achterhalen wat in het beleid van de provincie belangrijke items zijn en bekijk of dit te koppelen is aan versterkt talenonderwijs. Zodra er een link is gevonden, maak dan de voordelen voor de toekomstige burgers van deze provincie zichtbaar. Ga ook samen­ werken met meerdere scholen en vraag het bevoegd gezag om ondersteuning; want de provincie geeft alleen financiële ondersteuning aan organisaties die rechtspersoonlijkheid bezitten en dus aan het schoolbestuur. Het ‘Europees Platform - internationaliseren in onderwijs‘ biedt verschillende mogelijkheden voor financiële ondersteuning. 1Voor de basisschool is dat Bios Talen vvto. Deze subsidie is bedoeld voor lesmaterialen, nascholing van leerkrachten en voor leerlingactiviteiten. Er zijn voorwaarden aan verbonden; zo moet het programma van vroeg vreemdetalenonderwijs structureel onderdeel van het curriculum uitmaken en de activiteiten moeten onder schooltijd worden uitgevoerd. Voor het voortgezet onderwijs is dat Bios Talen vto en ook hier is subsidie mogelijk voor studiebezoeken, buitenlandse scholing of studiereis. Uitwisselingen als onderdeel van de aansluiting po - vo kunnen eveneens uit Bios Talen gefinancierd worden. 2Verder kan een school een taalassistent(e) Duits of Frans aanvragen.30 Een taalassistent ondersteunt de sectie Duits/Frans of de leerkracht en schoolorganisatie bij het talenonderwijs en de implementatie van het 30 Kijk voor het aanvraagformulier op www.europeesplatform.nl/talen. 54 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 55 internationaliseringsprogramma. Deze assistent is inzetbaar voor één schooljaar; in het jaar daarna kan er een nieuwe aanvraag worden ingediend. Zij of hij zal op school ongeveer 12 uur werkzaam zijn, exclusief voorbereidingstijd. Een basisschool en een middelbare school kunnen heel goed samen één taalassistent(e) inzetten. Zo kan er veel informatie over een goede aansluiting en de activiteiten worden uitgewisseld en is er een gemeenschappelijke bron voor uitvoering en ondersteuning. 3Via een Europese subsidie van het programma Comenius Multilaterale Schoolpartnerschappen kunnen leerlingen en docenten van minimaal drie scholen uit minimaal drie landen samenwerken aan een project. Binnen het project vinden er over en weer bezoeken en/of uitwisselingen plaats. Voor de organisatie van het project zijn voorbereidende bezoeken mogelijk, waarbij reis- en verblijfkosten worden vergoed. Er zijn ook bilaterale schoolpartnerschappen mogelijk; een wederzijdse leerlingenuitwisseling van tien dagen is dan verplicht. De projecten geven leerlingen en leraren in verschillende landen de mogelijkheid om samen te werken aan een of meerdere onderwerpen waarvoor wederzijdse belangstelling bestaat. Deelname aan een partnerschap met scholen uit verschillende landen geeft de leerlingen en leraren ook de mogelijkheid om vreemde talen te oefenen en het verhoogt de motivatie voor het leren van een taal. Elke school binnen het goedgekeurde project ontvangt een lumpsum financiering voor deelname aan het partnerschap. Voor de aanvraag moeten de deelnemende scholen uit de respectievelijke landen een gezamenlijke geschreven aanvraag indienen bij het eigen nationaal agentschap van elke deelnemende school. Voor Nederland is dat het Europees Platform (samen met Cinop en Nuffic). Er wordt een gedegen registratie en administratie gevraagd om de verstrekte subsidie te verantwoorden. 4Via het programma Comenius Nascholing kunnen leraren en ander personeel nascholingsactiviteiten in het buitenland volgen. Door onderdompeling wordt de taalvaardigheid sterker en heeft de leraar de kans om zijn inzicht in het onderwijs in het buitenland te vergroten. Deelnemers ontmoeten collega’s uit andere landen en keren gemotiveerd, geïnspireerd en vol nieuwe ideeën terug in hun eigen klas. De kosten worden dikwijls vrijwel geheel vergoed. Uitwisseling Sophianum; voorbereiding van een presentatie. Euregio is een mogelijkheid voor extra financiering in grensgebieden.31 We kennen zeven regio’s in het Nederlands-Belgisch-Duitse grensgebied.32 Afhankelijk van de regio wordt gewerkt met verschillende programma’s voor onderwijs en cultuur, bijvoorbeeld: • Euregio-Mozer-Cultuurfonds; • People to People-projecten; • Linguacluster (in de regio Maas-Rhijn).33 Het Goethe-Institut34 en het Institut Français35, allebei gevestigd in Amsterdam, bieden aan leraren de mogelijkheid om in het land van de doeltaal een nascholing te volgen om de taalvaardigheid te vergroten. Er zijn beurzen beschikbaar voor deze cursussen. 31 www.euregio.startpagina.nl. 32 E uregio Eems-Dollard, Euregio Gronau-Enschede, Euregio Rijn-Waal, Euregio Rijn-Maas Noord, Euregio Maas-Rijn, Euregio Scheldemond en Euregio Benelux Middengebied. 33 www.linguacluster.org. 34 www.goethe.de/amsterdam. 35 www.institutfrancais.nl. 56 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 57 10Promotie van de doorlopende leerlijn Gesprek met Hans Hupperetz, rector van SG Sophianum Het is vanuit pr-overwegingen zowel voor de basisschool als voor de middelbare school een goede zaak om de samenwerking naar buiten te brengen, als er sprake is van vroegtijdig Frans of Duits. Hans Hupperetz: “We merkten direct al een positieve reactie van ouders toen we het Duits in de brugklas gingen introduceren. Dit was de eerste stap om een doorlopende leerlijn te organiseren voor de leerlingen die op de basisscholen in onze omgeving al Duits hadden geleerd.” Deze stap was niet eens zo moeilijk als het team vooraf gedacht had, want met enkele verschuivingen in het totale aantal uren Duits (in de hogere leerjaren iets minder) en met slechts enkele extra uren Duits was het opgelost: “De ouders reageerden erg positief omdat ze weten dat de kansen op werk een stuk groter zijn als je ook Duits beheerst. Ook is het voor hun kinderen dan gemakkelijker Hans Hupperetz, rector Sophianum. om naar een universiteit over de grens te gaan, zoals de RWTH (de Technische Universiteit van Aken) die hoog scoort in de Europese ranking van technische universiteiten.” “Wat betreft pr zijn de open dagen van onze school dan ook het beste medium om aan onze samenwerking met deze basisscholen bekendheid te geven. Ouders vinden het belangrijk dat naar de talenten van hun eigen kind wordt gekeken. Met het aanbod van Duits Plus maken we dat duidelijk waar: we willen dat de leerlingen die met extra kennis van het Duits binnenkomen, die voorsprong behouden.” Ook richting de omringende basisscholen verzorgt het Sophianum de pr goed: “We organiseren twee keer per jaar een bijeenkomst met vertegenwoordigers van basisscholen in onze regio. Op die manier blijft onze school daar onder de aandacht. Voor die bijeenkomsten kiezen we altijd een specifiek thema en nodigen we een expert van buiten uit, dus het heeft een meerwaarde voor onze docenten en die uit de basisscholen. Ook het talenonderwijs heeft daar enkele keren op de agenda gestaan.” Binnenkort komt de school naar buiten met een nieuw initiatief waarbij de leerlingen op hun eigen niveau aan het Duits werken. Er wordt namelijk met hulp van een sponsor een speciaal computerlokaal ingericht waar leerlingen in het derde en vierde leerjaar direct kunnen communiceren (mailen, chatten, skypen) met leerlingen in Aken. Dat initiatief gaat dit schooljaar van start en het management wil even afwachten hoe het project uitpakt en dan daarmee naar buiten treden. Hans Hupperetz geeft aan in de toekomst gezamenlijk met de basisscholen de publiciteit te willen zoeken rond de doorlopende leerlijn. Daarmee zou de aansluiting compleet zijn. 58 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 59 11Conclusies De LinQ-werkgroep heeft vanuit de ervaringen van deelnemers een aantal algemene conclusies getrokken met betrekking tot het vroeg vreemdetalen­ onderwijs en de samenwerking van po en vo. Daarnaast zijn de gevolgen voor de individuele scholen op een rij gezet. Eén van die gevolgen is de noodzaak van een aansluiting in het voortgezet onderwijs om ouders van het nut van vroeg Frans of Duits te kunnen overtuigen. Anders raken de leerlingen hun voorsprong kwijt. Het kan leerlingen frustreren die aanvankelijk trots waren op hun extra kennis. Daarom is het zinvol om een overdracht van het primair naar het voortgezet onderwijs voor het vroeg vreemdetalenonderwijs te faciliteren. Dit kan door vaardigheidstoetsen, internationaal erkende examens als DELF Prim en Fit in Deutsch, diagnostische toetsen, evaluatieformulieren of een portfolio. Hierbij is het van belang dat er ook kennis is over verschillen in didactiek. Verder zijn lesbezoeken door vakdocenten op de basisschool verhelderend voor de manier van lesgeven. Met name waar het gaat om differentiëren en het gebruik van de doeltaal kan de docent hiervan leren. Een goed contact tussen de middelbare school en de basisschool of -scholen is essentieel. Zowel op management- als op docentenniveau moet dit structuur krijgen. Gezamenlijke nascholingen en intervisie bieden mogelijkheden. De volgende stap kan zijn dat de po-docenten ook lessen gaan verzorgen in de brugklas. In het voortgezet onderwijs is er al met al nog maar een beperkte ervaring met een goede follow-up voor Frans en Duits. De oplossingen die te zien zijn, gaan in de richting van meer personaliseren en differentiëren van het onderwijs. Helaas is hiervoor nog slechts weinig materiaal aanwezig. Op enkele scholen wordt er materiaal ontwikkeld waarmee er op meerdere niveaus kan worden gewerkt. Ict-toepassingen bieden nu en in de toekomst nog meer mogelijk­ heden om de leerling op zijn eigen niveau te laten werken. Ook een aanpak die uitgaat van project based learning zal de leerlingen de kans geven om op zijn eigen niveau te werken, dit kan ook in heterogene groepjes. De contacten met een medeleerling over de grens zullen de leerling ook uitnodigen om de doeltaal op zijn eigen ‘plusniveau’ te gebruiken. Van de schoolleiding vraagt een aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs het aanpassen van het lesprogramma en het faciliteren van nascholing. Voorwaarde is dat het vak Frans of Duits op de basisschool serieus wordt vormgegeven. Dat houdt in dat er een doorlopende leerlijn is voor alle leerjaren. Ook moeten leerkrachten zich verdiepen in de didactiek van het vvto. Voor de beheersing van Duits of Frans adviseert de LinQ-werkgroep het niveau B1 van het ERK. Voor de planning is het van belang dat er einddoelen worden vastgesteld. De werkgroep stelt voor om een eindstreefniveau van minimaal A1 van het ERK vast te stellen, analoog met de buurlanden. Of dit doel gehaald wordt, kan door middel van een portfolio of een eindtoets na groep 8 gecontroleerd worden. Voor Duits betekent een aansluiting het invoeren van het vak Duits in de brugklas. En verder aandacht voor de vragen: hoe ga je om met niveauverschillen en hoe blijf je leerlingen motiveren? Hoe kun je alle kennis van taal en cultuur die de leerling bezit (ook al is deze kennis beperkt) benutten en vaardigheden activeren en ontwikkelen, zodat er sprake is van continue vooruitgang, zonder stilstand of terugval. De communicatief gerichte werkwijze die de leerlingen kennen van de basisschool, is van tijd tot tijd ook een prima aanpak in de brugklas en daarna. 60 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 61 Bijlage Inhoud cd-rom 1 Kwaliteitscriteria vroeg vreemdetalenonderwijs • Profiel van de LinQ-leerkracht • Standaard vvto Engels 2 Leerroutes primair onderwijs • Drie modellen - drie leerroutes • Leerroute groep 5 tot en met 8 3 Overdrachtsdocument po – vo • Handleiding overdrachtsdocument • Overdrachtsdocument Duits • Overdrachtsdocument Frans 9 Samenwerkingsopdracht: Stadrally • Inleiding • Module expert-élève groep 8 • Module expert-élève brugklas • Speurtocht Maastricht 10Lesmateriaal Duits - differentiatie op SG Sophianum • Materiaal vmbo GT havo A • Materiaal vwo A 11 Euregioscholen met vvto Duits 4LinQ-portfolio • Docentenhandleiding • LinQ-portfolio • Europees Referentiekader (ERK) 5 Lesmaterialenlijst primair onderwijs • Lesmaterialenlijst Duits • Lesmaterialenlijst Frans 6Klassentaal • Klassentaal Duits • Klassentaal Frans 7 Lesmateriaal vvto Duits • Lektion 1 • Lektion 2 • Lernziele • Wortkasten: Kleidung • Material zu Lektion 1 • Material zu Lektion 2 8 Lesmateriaal vvto Frans • Groupe 2 • Groupe 5 • Groupe 7 62 FRANS EN DUITS OP DE BASISSCHOOL 63 een programma van europees platform internationaliseren in onderwijs 64