BACHELOR IN SOCIAAL WERK COMPETENTIEMATRIX INLEIDING Aan de basis van het onderwijs aan de KHLeuven liggen competenties. Deze beschrijven welke kennis, attitudes, vaardigheden, ... studenten doorheen hun opleiding leren beheersen. In de competentiematrix worden al deze competenties beschreven en geconcretiseerd in indicatoren die duidelijk maken wat er op een bepaald niveau precies onder een competentie verstaan wordt. Zo krijg je een beschrijving van elke competentie op vier niveaus. In een competentie groei je immers. Op het eerste niveau heb je al noties en een beetje voeling, op het laatste niveau kan je als expert beschouwd worden. De competentiematrix vormt de basis voor het gehele onderwijs en wordt dan ook voor verschillende doeleinden gebruikt: om het opleidingsprogramma op te stellen, als criteria bij het evalueren in examens en stages, in het beoordelen van EVC, ... De competentiematrix staat in het ruimer referentiekader van waaruit de KHLeuven handelt in al haar opdrachten, activiteiten en contacten met externen. Dit referentiekader bestaat uit vijf pijlers. Ze zijn hieronder beschreven voor studenten. Leren In de KHLeuven staat leren centraal. Studenten ondernemen acties om hun eigen professionele en persoonlijke ontwikkeling bevorderen. Meer specifiek leren KHLeuven-studenten diep en breed: ze vertonen interesse voor wetenschappelijke kaders en baseren hun professioneel handelen hier op – daarnaast willen ze zich ook breed vormen, zodat ze flexibel kunnen inspelen op veranderende maatschappelijke contexten actief, creatief, samen en reflecterend: ze zijn zelf actief met leerinhouden bezig en nemen verantwoordelijkheid op voor de eigen persoonlijke en professionele groei – ze werken creatief aan opdrachten en projecten, … - ze leren samen met andere studenten, lectoren, externen – ze ontwikkelen een reflectieve houding ten aanzien van de eigen persoonlijke en professionele ontwikkelingen, vanzelfsprekendheden en problemen bij het eigen handelen, bij anderen en in de ruimere samenleving. Bezieling KHLeuven-studenten voelen zich betrokken. Ze zetten zich in voor hun medestudenten, voor hun opleiding en voor een duurzame toekomst vanuit de eigen rol in de hogeschool. Ze engageren zich en nemen verantwoordelijkheid op in de hogeschool. Ze maken gebruik van de inspraakmogelijkheden die de KHLeuven biedt. Initiatief nemen KHLeuven-studenten zien kansen en zetten ze om in acties die bijdragen tot vernieuwing, verbetering en persoonlijke en professionele ontwikkeling. Ze vertonen zelfwerkzaamheid, ondernemingszin, probleemoplossend vermogen en inventiviteit. Ze leveren zo een professionele bijdrage aan de ontwikkeling van het gekozen beroep. Samenwerken KHLeuven-studenten leveren een bijdrage aan een gezamenlijk resultaat op het niveau van de klasgroep, de opleiding, de hogeschool of de ruimere samenleving; ook wanneer dit niet onmiddellijk van persoonlijk belang is. Ze werken mee aan de doelstellingen van deze groepen, betrekken hiertoe andere studenten, lectoren, externen en plegen overleg. Respect KHLeuven-studenten handelen integer vanuit een open basishouding t.o.v. anderen, hun opvattingen en hun eigenheid. Ze handelen correct en respectvol ten aanzien van hun omgeving en van de bestaande regels en afspraken, brengen sociale en ethische normen in de praktijk en handelen integer in een veelheid aan situaties, ook in die waar geen regelgeving voor bestaat. WEGWIJZER BIJ DE COMPETENTIELIJST 1. Het competentiesysteem van de bachelor sociaal werk Het competentiesysteem van de bachelor sociaal werk van de KH Leuven sluit aan bij het Kader voor Vlaamse opleidingen Bachelor Sociaal Werk . Dit kader formuleert de beroepsspecifieke competenties verwijzend naar een fundamentele kern bestaande uit vier elementen (Algemene doelen en missie, body of knowledge, grondwaarden en basisposities) en aansluitend bij de internationale definitie van het sociaal werk zoals geformuleerd door de IFSW. In het competentiesysteem vertrekken we vanuit de internationale definitie, verwoorden we de fundamentele kern van het sociaal werken en presenteren op basis van het voorgaande de 14 competenties die we in de opleiding trachten te realiseren. 2. Fundamentele kern van het sociaal werk – Algemeen doelen en missie Voor de algemene doelen en missie verwijzen we hier naar de opdrachtverklaring van het departement Sociale School Heverlee –KH Leuven. 3. Fundamentele kern van het sociaal werk – body of knowledge Deze body of knowledge is het kennisdomein van de beroepsgroep sociaal werk, waaraan de professional zijn theoretische en praktische kennis, inzichten en methoden ontleent. De body of knowledge omvat onder meer kennis inzake menswetenschappen, probleemkennis, kennis van de doelgroepen en zeker ook beproefde inzichten en methoden binnen het sociaal werk horen er bij. Een body of knowledge bestaat dus niet louter uit dat wat vaak verstaan wordt onder 'theorie', maar bestaat zowel uit expliciete als impliciete kennis. (Omschrijving uit het Kader voor ….) 4. Fundamentele kern van het sociaal werk – grondwaarden Hier gaat het om een overzicht van de grondwaarden van waaruit sociaal werkers in onze opleiding verondersteld worden de professie in te vullen. Door ze te expliciteren maken we wel duidelijk dat ze tot het opleidingsprofiel behoren en dat er evaluatieve uitspraken over kunnen gedaan worden. Het gaat hierbij om normen, waarden, principes en ook over de vertaling ervan in rechtsregels. 5. Fundamentele kern van het sociaal werk – basisposities Dit onderdeel van de fundamentele kern formuleert welke positie de sociaal werker inneemt. Ze bouwt verder op de internationale definitie. Competentieoverzicht Bachelor Sociaal Werk KH Leuven Internationale definitie van Sociaal Werk “The social work profession promotes social change, problem solving in human relationships and the empowerment and liberation of people to enhance well-being. Utilising theories of human behaviour and social systems, social work intervenes at the points where people interact with their environments. Principles of human rights and social justice are fundamental to social work” (IASSW, 2011) Fundamentele kern van sociaal werk (Algemeen doel, body of knowledge, grondwaarden, basisdisposities). Algemeen doel en missie (AD) Het departement Sociale School Heverlee van de Katholieke Hogeschool Heverlee leidt jongen mensen en volwassenen op tot competentie, kritische en sociaal geëngageerde beroepskrachten. Deze werken integer opdat iedereen in deze snel veranderende maatschappij tot zijn recht kan komen en zin en verbondenheid kan ervaren. Het departement organiseert een professionele bacheloropleiding, permanente vorming, maatschappelijke dienstverlening en praktijk gebaseerd onderzoek in het sociaal werk. De professionele bachelor is beroepsgericht en persoonsvormend. De opeiding wordt geschraagd door een brede menswetenschappelijke inbreng. Een doelbewust verankering in het werkveld, onder meer via stages, maatschappelijke dienstverlening en praktijk gebaseerd onderzoek, ondersteunt de studenten, docenten en afgestudeerden in hun opdracht. De opleiding draagt bij tot een respectvolle, democratische en tolerante wereld waarin voor iedereen solidariteit, sociale rechtvaardigheid en respect voor ecologische grenzen realiteit kan worden. Studenten kennen en begrijpen de missie van onze opleiding. Ze gebruiken de missie als referentiekader bij de keuzes die ze in hun beroep moeten maken en als bron voor verantwoording en beargumentering van hun werk. Body of knowledge (BK1) Kennis en inzicht inzake filosofische en ethische kaders (Basisinzichten, morele concepten en principes, beroepsethiek). (BK2) Kennis en inzicht in het functioneren van de samenleving en sociologische referentiekaders. (BK3) Kennis en inzicht in sociale markteconomie en het economisch begrippenkader. (BK4) Kennis en inzicht in het functioneren van de rechtsstaat en het juridische referentiekaders (publiek, privaat). (BK5) Kennis en inzicht in het psychisch functioneren van het individu en (sociaal)psychologische referentiekaders. (BK6) Kennis en inzicht in het hedendaagse sociale en politieke situatie en haar geschiedenis. (BK7) Kennis en inzicht inzake aanbod en praktijken van het sociaal werk. (BK8) Kennis en inzicht inzake de methodologie van onderzoek. (BK9) Kennis en inzicht in het sociaal-agogische referentiekader waarbinnen methoden van sociaal werk zich ontwikkelen. (BK10) Kennis en inzicht in de wetmatigheden van schriftelijke en mondelinge communicatie. (BK11) Kennis en inzicht in praktijktheorieën uit het sociaal werk. (BK12) kennis en inzicht in leerstrategieën. Grondwaarden (GW) (GW 1) normatieve professionaliteit (GW 2) sociale bewogenheid (GW 3) loyauteit (GW 4) zorgzaamheid (GW 5) geloven in verandering (GW 6) kritische ingesteldheid (GW 7) streven naar empowerment (GW 8) geloven in veerkracht (GW 9) authenticiteit (GW 10) trouw aan beroepsafspraken en deontologie (GW 11) trouw aan de missie van het sociaal werk (WG 12) innovativiteit Basispositie (BP 1) De sociaal werker positioneert zich daar waar mensen met hun omgeving interageren. (BP 2) De sociaal werker kiest voor nabijheid. (BP 3) De sociaal werker handelt professioneel. Vanuit de internationale definitie van het sociaal werk neemt de sociaal werker een positie in die op een kruispunt staat ("where people interact with their environments"). Bemiddeling, nabijheid en professionaliteit zijn drie concrete vertalingen van deze basispositie. Uiteraard zijn er heel wat vertalingen mogelijk van deze posities. We verwijzen naar praktijktheorieën als 'presentie', 'sociale-, familiale-, cultuur- en arbeidsbemiddeling', ... Al deze vertalingen krijgen concreet vorm in de competenties. Competenties Bachelor Sociaal Werk Rol 1: Contact leggen en oriënteren 1. Realiseert contact met belanghebbenden vanuit een respectvolle, empathische en professionele ingesteldheid. 1.1 Realiseert respectvol contact. 1.2 Realiseert empathisch contact. 1.3 Realiseert professioneel contact. 2. Gebruikt een breed geheel van bronnen om (samen met de belanghebbenden) een inschatting van de situatie te maken. 2.1 Kadert een situatie. 2.2 Verzamelt informatie met betrekking tot een situatie. 2.3 Analyseert informatie met betrekking tot een situatie. 2.4 Past bronnen toe in de aanpak van een situatie. Rol 2: Stimuleren tot zelfontwikkeling 3. Stimuleert en steunt de belanghebbenden bij het verkennen, (h)erkennen en aanpakken van noden, talenten en verwachtingen. 3.1 Stimuleert en steunt bij het verkennen. 3.2 Stimuleert en steunt bij het (h)erkennen. 3.3 Stimuleert en steunt bij het aanpakken. 4. Gidst de belanghebbenden deskundig naar relevante voorzieningen en regelingen. 4.1 Hanteert, interpreteert en actualiseert bronnen van (sociaal) recht. 4.2 Maakt mensen wegwijs in de samenleving. 4.3 Ondersteunt mensen in het effectueren van rechten (tot hun recht laten komen/aan hun recht laten komen). Rol 3: Sociaal-agogische expertise inbrengen 5. Hanteert communicatie- en interactievormen, aangepast aan de belanghebbenden en afgestemd op de situatie. 5.1 Communiceert (zowel mondeling als schriftelijk) authentiek en met overtuiging met belanghebbenden. 5.2 Communiceert (zowel mondeling als schriftelijk) op eenvoudige, begrijpelijke en doelgerichte wijze. 5.3 Communiceert ( zowel schriftelijk als mondelinge) rekening houdend met de doelgroep en de doelstellingen van een agogische proces. 5.4 Functioneert en communiceert in een cultureel milieu dat zeer verschillend kan zijn van het eigen milieu. 5.5 Communiceert zowel schriftelijk en mondeling vlot en correct in contexten van interpersoonlijke interactie, interacties in groep als interacties in en met gemeenschappen. 5.6 Hanteert adequaat diverse communicatie- en interactievormen, en middelen/media. 6. Ontwerpt sociaal werk processen rekening houdend met de context en in interactie met de belanghebbenden. 6.1 Ontwikkelt zelfstandig ideeën voor sociaalagogische processen. 6.2 Streeft naar een verantwoorde mix van probleemoplossend, competentieverhogend en structureel werken. 6.3 Kan vanuit een persoonsgerichte, systemische en structurele kijk sociaal werk ontwerpen. 6.4 Kan methodisch, systematisch en doelgericht, procesmatig een begeleidingsproces uitbouwen en aangaan. 6.5 Zoekt creatief naar de gepaste oplossingen, methodieken en acties, desnoods buiten gangbare regels en normen. 7. Begeleidt op methodische wijze sociaal werk processen rekening houdend met de context en de belanghebbenden. 7.1 Sensibiliseert en activeert in functie van een proces. 7.2 Motiveert tijdens een proces. 7.3 Begeleidt en coacht tijdens een proces. 7.4 Hanteert creativiteit tijdens processen en trajecten. 7.5 Bereikt een effectief resultaat. Rol 4: Vermaatschappelijken 8. Helpt de belanghebbenden verbinden met de samenleving en omgekeerd. 8.1 Organiseert dialoog en uitwisseling tussen belanghebbenden. 8.2 Streeft naar bewustwording van maatschappelijke afhankelijkheden. 8.3 Verhoogt de betrokkenheid van belanghebbenden in de samenleving. 9. Signaleert wrijvingen tussen de evoluerende samenleving en de belanghebbenden. 9.1 Werkt aan structurele en maatschappelijke factoren die invloed hebben op het persoonlijke welzijn. 9.2 Signaleert structurele en maatschappelijke factoren via geëigende kanalen. 10. Grijpt in op maatschappelijke structuren om een inclusieve en duurzame samenleving te realiseren. 10.1 Conceptualiseert, initieert en begeleidt strategische en beleid beïnvloedende processen 10.2 Bouwt partnerschappen om inclusief en duurzaam samenleven te creëren. 10.3 Bouwt kritisch mee aan optimalisatie van sociaal beleid Rol 5: Professioneel werken en ontwikkelen 11. Werkt samen in een team en levert een bijdrage aan doelen, beleid en beheer van de organisatie. 11.1 Werkt georganiseerd en planmatig. 11.2 Stemt het eigen professioneel handelen af op de organisatiedoelen met behoud van de ethische beroepsnormen en vanuit een gedragen (gedeelde?) visie. 11.3 Begrijpt de organisatiecultuur en -structuur en de ruimere context waarin de organisatie opereert. 12. Werkt multidisciplinair samen en binnen netwerken van organisaties 12.1 Werkt samen met verschillende disciplines vanuit de eigenheid van de eigen professie. 12.2 Kan functioneel samenwerken. 12.3 Kan in een samenwerkingsverband een eigen constructieve inbreng hebben met respect voor de inbreng van de anderen. 13. Draagt bij aan de verdere ontwikkeling van het beroep. 13.1 Werkt innovatief en overstijgt eventueel de gestandaardiseerde dienstverlening, structuren, cultuurpatronen en sociale verbanden. 13.2 Integreert zowel geëxpliciteerde kennis, 'stille' kennis en ervaringskennis in zijn/haar eigen handelen. 13.3 Deelt professionele ervaringen en inzichten met het oog op de ontwikkeling van het beroep. 13.4 Doet aan praktijkonderzoek. 14. Werkt aan eigen professionalisering. 14.1 Is zich bewust van eigen kwaliteiten, valkuilen, waarden, normen en integreert dit in professioneel optreden. 14.2 Verdiept en verbreedt het eigen professioneel functioneren op basis van kritische reflectie op de eigen persoon, het eigen handelen, de organisatie, de socio-professionele context en de samenleving vanuit een sociale bewogenheid. 14.3 Expliciteert het eigen handelen en het verhoopte effect ervan.