De impact van (de)radicaliseringsbeleid op jongeren en jeugdwerk Nina Henkens (Uit De Marge VZW) Trefdag Outreach! 21 oktober 2016 Inhoud • Uit De Marge • Deradicaliseren, wat zit erachter? • Gevolgen van het beleid op jeugdwerk en jongeren • Conclusie Uit De Marge • Steunpunt voor jeugdwerk – en jeugdbeleid met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren • Eerste lijn (jeugdopbouwwerk) en tweede lijn (vorming- en beleidswerk) • Jeugdwerk als uitgangspunt – – – – – – Vrijwillig Vanuit de vrije tijd Kinderen en jongeren versterken Bruggen slaan naar de samenleving Vertrouwensrelatie met de jeugdwerkers als werkinstrument Positieve identiteitsontwikkeling Positieve identiteitsontwikkeling • Meerlagig: gender, etniciteit, leeftijd, levensbeschouwing, geaardheid, socio-economische klasse, …(deelidentiteiten) • Identiteitsontwikkeling gebeurt gefaseerd. Primaire socialisatie (gezin - kind) en secundaire socialisatie (samenleving – puberteit) zijn cruciaal. De 3de sfeer van onderwijs en jeugdwerk sociaalpedagogische rol. • Identiteit ontwikkelt zich niet in vacuüm maar in relatie met de ander en de samenleving Positieve identiteitsvorming • Zorgt ervoor dat jongeren een positief zelfbeeld ontwikkelen en sterker worden • Zorgt ervoor dat jongeren sociaal weerbaar worden • Zorgt ervoor dat jongeren (op één of andere manier) verbonden zijn met de samenleving • Hun identiteit zorgt voor trots en draagkracht Wanneer loopt identiteitsvorming fout? • Als we jongeren reduceren tot 1 deelidentiteit (selffulfilling prophecy) • Als bepaalde deelidentiteiten versimpeld worden en negatieve waardeoordelen krijgen • Rol van ‘de media’ en ‘de politiek’: racisme en islamofobie (re)produceren Wanneer loopt identiteitsvorming fout? • Als de primaire en secundaire socialisatie teveel conflicteert • Als we pubergedrag onnodig culturaliseren /islamiseren • Als jongeren geen fysieke en mentale ruimte krijgen om te experimenteren met hun identiteit • Hen zo ‘ver-anderen’ (‘othering’) Siham (18) “Toen ik besloot om een hoofddoek te dragen wou mijn leerkracht een gesprek met mij. Ze deed de deur op slot van het klaslokaal en vroeg mij waarom ik een hoofdoek wou dragen en of ik van plan was om naar Syrië te vertrekken. Ze zei mij ook dat zij zo’n informatie moet verzamelen van de overheid.” Radicalisering en deradicaliseringsbeleid: Wat zit er in en wat zit er achter? Wat is ‘radicalisering’? • Begrip wetenschappelijk moeilijk hard te maken en constant ‘in onderhandeling’. (Bv: bijzondere jeugdzorg: als ze vertrekken naar Syrië of geweld gaan gebruiken). Maar politiek zeer krachtig. • Twee stromingen: context (geopolitiek en socioecon) vs ideologie/individu (islam). Die laatste stroming overheerst in het politieke discours en publieke opinie. “We are concerned that tools that purport to have a psychology evidence base are being developed and placed under a statutory duty while their ‘science’ has not been subjected to proper scientific scrutiny or public critique,” they write. Kundnani: “Radicalisering zoals het nu gebruikt wordt gaat voorbij aan het feit dat religie altijd een interpretatie is en dat de interpretatie afhankelijk is van de politieke situatie van het moment zelf. Het gaat voorbij aan het feit dat terrorisme een interactie is tussen staatsgeweld en nietstaatsgeweld en focust alleen op één kant van dat proces.” Aantal premissen Deradicaliseringsbeleid is gebaseerd op een aantal (onfeitelijke) premissen: - ‘radicalisering’ is vooral een individueel fenomeen. - Het is een procesmatig gegeven waarop we moeten ingrijpen. - Geradicaliseerden beantwoorden aan bepaalde ‘profielen’. Zie lijstjes. - ‘radicalisering’ is islamitische radicalisering – religie en ideologie zijn de ‘key factors’ of ‘turning points’ Aantal premissen • ‘Islamitische radicalisering’ werkt anders dan ander grensoverschrijdend, obsessief, crimineel en gewelddadig gedrag of problematische opvoedingssituaties (bv sektarisch denken, xenofobie, sociale isolatie, criminele bendevorming, apocalyptische sekten, politiek geweld van nationalisten, extreem rechts, …) • Ook als het fenomeen zich niet voordoet moeten er maatregelen genomen worden. De aanwezigheid van een moslimpopulatie volstaat. Pre-emption. ‘Historische schets’ (‘bij ons’) • 2012: eerste Syriëstrijders • 7 januari 2015: aanslag op Charlie Hebdo • Aanslagen Parijs concertzaal Bataclan en Stade de France: november 2015 • 18 maart 2015 - Drie terroristen nemen in de Tunesische hoofdstad Tunis een bus met toeristen onder vuur en bestormen daarna het Bardomuseum. • 22.03.2016: Aanslagen op Zaventem • 12 juni 2016: Aanslagen in Orlando • ….. Groot onderscheid tussen aanslagen dichtbij en veraf: Zorgt voor polarisering & ongelijkheidsgevoel Eerste beleidsmaatregelen • ‘Beheersen van moslimradicalisering: handleiding voor beleid en praktijk’ door burgemeesters van Antwerpen, Mechelen, Vilvoorde en Maaseik. (september 2013) • Subsidies lokale besturen federale regering (april 2014) • Eerste deradicaliseringsambtenaren (december 2015) • Wetten Federale regering parlement (maart 2015) & justitieel luik (februari 2016) • Actieplan Vlaamse Regering ter preventie van radicaliseringsprocessen (April 2015) Gevolgen van deradicaliseringsbeleid op jeugdwerk Projectoproep “Positieve identiteitsontwikkeling bij jongeren” in het kader van preventie van radicalisering. • Eenzijdige focus op moslims • Radicalisering als uitgangspunt voor positieve identiteitsvorming • Zet vertrouwensrelatie onder druk • Besparingen versus projectmiddelen • Structureel racisme, discriminatie en politiek buiten beeld 13 juni 2016: regering kondigt aan dat ‘Plan-R’ vernieuwt wordt. GO pleit voor vorming leerkrachten (die op frontlinie staan), die alternatieve discours moeten aanbieden. OCAD stelt leerkrachten voor hun verantwoordelijkheid. ‘Radicalisering in de kiem smoren voor die ontaard in gewelddadig extremisme’. Tegelijkertijd moeten leerkrachten vertrouwensfiguren blijven (?). “Geert Bourgeois onderstreepte dat veiligheid een gedeelde verantwoordelijkheid is en dat daarom schotten moeten worden doorbroken. Hij wees er ook op dat wordt onderzocht of het beroepsgeheim van welzijnswerkers kan worden doorbroken. "Radicalisering gebeurt immers pijlsnel", lichtte Bourgeois toe. (Januari 2016) Effect op jeugdwerkers • Gevoel van waakzaam te moeten zijn voor signalen en verantwoordelijkheid te dragen als er iets misgaat. • Idee dat we niet kunnen handelen omdat we geen kennis hebben over de Islam. Handelingsverlegenheid (of handelingsdrang) • Aanslagen en actualiteit bespreken met jongeren blijkt erg moeilijk. • Machteloosheid tov aanhoudende en structurele discriminatie (geen tools – kleiner handelingskader) • Idee dat we nieuwe competenties en beleid nodig hebben om om te gaan met ‘radicalisering’, ipv de pedagogische competenties die we al hebben. • Islamisering van (puber)gedrag. Focus op islamitische deelidentiteit van jongeren. • Begripsverwarring tussen ‘radicalisering’ en kwesties die te maken hebben met (levensbeschouwelijke) diversiteit • Jeugdwerkers worden soms overgeresponsabiliseerd door lokale besturen • Ook hebben veel jeugdwerkers zelf zo’n kwetsingen meegemaakt, wat bij sommigen zorgt voor frustratie en bij anderen voor pessimisme en gelatenheid. • Op sommige plaatsen staat vertrouwensrelatie onder druk als politie of lokale besturen vertrouwelijke informatie opvragen bij jeugdwerkers Wat horen we van jongeren? • Er wordt vaak gepraat over jongeren maar niet met hen in dit debat. • Jongeren geven aan dat het deradicaliseringsbeleid negatieve effecten heeft op hun identiteitsontwikkeling: hoe moeten ze vandaag moslim zijn in onze samenleving? Het gevoel van dubbele maten en gewichten frustreert hen. • Jongeren geven aan dat racisme voor hen een groot probleem is en verwachten een antiracistische houding van leerkrachten en jeugdwerkers. Jongeren leggen het verband tussen racisme en radicalisering. • Bepaalde onderwerpen zijn moeilijk bespreekbaar geworden, omdat jongeren bang zijn dat ze afgestraft worden voor hun mening, op de ‘zwarte lijst’ zullen belanden etc. Bv verdriet en vragen rond vertrekkers, hoe omgaan met achtergebleven familie (gevaar om in politiedatabanken te belanden), bepaalde religieuze vragen. • Ook op sociale media: politie patrouilleert en viseert moslims met ‘extreme meningen’: dubbele standaarden en nog minder mentale ruimte om in discussie te gaan. • Bang en verward door terroristisch geweld maar zijn ook bang om met terroristen geassocieerd te worden. • Complottheorieën doen de ronde. A. (29) (jeugdwerker) “De laatste tijd durven ouders hun kinderen niet meer meesturen op uitstap naar de Ardennen uit schrik om aanzien te worden als trainende jihadisten. Ikzelf werd twee jaar geleden met veel vertoon opgepakt toen ik aan het flyeren was voor een cupcakewedstrijd omdat ik er verdacht uitzag. We verloren 20% van onze leden daardoor. Als we een lezing organiseren over Islam komt Staatsveiligheid meeluisteren. De jongeren herkennen hen ondertussen.” Conclusie • (De)radicaliseringsbeleid heeft geen wetenschappelijke grond • (De)radicaliseringspraxis schaadt maatschappelijke kwetsbare jongeren in identiteitsontwikkeling • Dus: job van jeugdwerkers moeilijker, handelingskader verkleint (meer wantrouwen, onzekerheid, racisme, politiegeweld, polarisering, vertrouwensrelatie onder druk) • We moeten wel onze job blijven doen: emancipatorisch en pedagogische jongeren ondersteunen. Casus Abdel, 17, komt al een paar jaar langs op de instuif. Tijdens een vormingsavond over drugs weigert hij beleefd de hand van een vrouwelijke vormingswerker. Als andere jongeren met hem in discussie gaan toont hij op zijn smartphone een website met de Koranverzen, soera’s en hadiths die aantonen dat moslimmannen geen handen mogen schudden van vrouwen die niet hun echtgenote of familielid zijn.