Geschiedenis

advertisement
Geschiedenis. Industriële revolutie en Frans - Duitse oorlog
Aantekeningen
Wat houdt de IR in?
 Periode vóór de revolutie (economisch)
 Oorzaken IR
 Gevolgen IR
-sociaal
-demografisch
-politiek/militair
 Wat kunnen we leren van de IR?
IR = Industriële Revolutie
Wat houdt de IR in? –definitie
De IR is de overgang van houtgemaakte naar gemachineerde productie
Een periode eind 18e/begin 19e eeuw waarin er grote veranderingen waren op veel
gebieden in de economie; zoals de landbouw, het transport, het vervaardigen van
producten, mijnbouw en technologie waardoor de samenleving blijvend veranderde.
! kennen en kunnen lijst
De IR is niet alleen een proces in de fabrieken, maar er kwam veel meer bij kijken, het
heeft een brede definitie. Het belangrijkste kenmerk: een blijvende verandering in de
geschiedenis. Na de IR bleef de economie namelijk constant groeien, echter zijn er wel
wat tegenslagen geweest (ziekten als de Spaanse griep)
Malthus en de Malthusiaanse val
Hoe zag Malthus de periode voor de IR?
Thomas Malthus (1766-1834) was een Brits demograaf en econoom, en leefde tijdens de
IR.
Theorie van Malthus: Malthus zag een bepaald patroon in de ontwikkeling van de mens.
De bevolkingsgroei ontwikkelt zich niet lineair, maar exponentieel. De voedsel productie
ontwikkelt zich echt wel lineair. Op een gegeven moment zal er dus te weinig eten zijn
om iedereen te voeden. Gevolgen van deze honger zijn oorlogen en ziektes. Tijdens deze
crisisperiode neemt de bevolking af, en begint de cirkel weer opnieuw.
Neem een voorbeeld aan de pest in 1350.
Vraag kennen en kunnen lijst: verklaar waarom de IR een voorlopig einde lijkt te maken
aan de Malthusiaanse val. Doordat er in de fabrieken sneller geproduceerd kan worden,
komt minder snel een tekort aan voedsel, en zal de bevolkingsgroei de voedselproductie
niet overtreffen.
Malthus dacht dat hij zelf ook in een crisisperiode leefde, namelijk de IR. Zijn oplossing:
mensen moesten zichzelf beperken door later de trouwen en minder kinderen te krijgen.
Hij leefde echte niet in een crisisperiode, want de voedselproductie steeg, theoretisch
was er genoeg voedsel. Hij schreef “an essay on the principle of population” (1798).
Hierin beschreef hij hoe je de bevolking kunt terugbrengen:
 Positive checks: minder geboorte, ziektes en hongersnoden. Remmingen vanuit
het systeem zelf. Deze worden positief genoemd omdat het de bevolking
terugbrengt.
 Preventive checks: de naam zegt het al, het voorkomen van een groei. Hogere
huwelijksleeftijd en geboorte beperking dus. Deze remmingen worden gekozen
om de positive checks voor te blijven
! begrippen moet je kennen
Kloppen de ideeën van Malthus? Je moet de theorie van Malthus kritisch kunnen
benaderen (kennen en kunnen lijst)
In bepaalde opzichten wel, maar zeker niet in alle opzichten.
 De bevolking is niet altijd exponentieel, de preventive checks zijn altijd wel
aanwezig.






Bestaanscrisis (begrip kennen en kunnen lijst) niet genoeg voedsel kan
voortkomen uit bijvoorbeeld klimaatveranderingen of een staat die in crisis is. Dus
niet alleen door een direct tekort aan voedsel
Prijzen van producten hebben verschillende oorzaken, prijsstijgingen zorgden voor
crisis om het bestaan – inflatie
Oorlogen gaan niet alleen om een tekort aan voedsel
Zijn ziekten altijd een gevolg van een zwakke bevolking? Nee, soms heb je
gewoon pech 
Malthus houd geen rekening met massale migratie. Op het moment van weinig
voedsel gaat men vaak naar andere landen
Hij ziet de agrarische samenleving als een constante, dit is het echter nier
-bossen kunnen gekapt worden voor meer grond, dus meer voedsel
-bemesting en ploegen hangen samen met de hoeveelheid van de oogst –import
-nieuwe gewassen: aardappel. Bevolkingsgroei was dus mogelijk
Er is dus genoeg kritiek, het komt erop neer dat Malthus niet verder keek dan zijn neus
lang is, en er veel meer oorzaken kunnen zijn, en dat een groei van de bevolking niet
meteen betekent dat er crisis is.
Karl Marx
Hoe zag Marx de periode voor de IR?
- Productiemiddelen
- Klassenstrijd
- Robert Brenner
Marx hield zich bezig met speculatieve geschiedfilosofie, hij speculeert over de toekomst
door de kijken naar de geschiedenis. Overal in de wereld is min of meer dezelfde
geschiedenis, draaiend om de economie. De economie bepaald dus alles in de
samenleving. Er zijn verschillende economische stadia in de geschiedenis:
1. Primitief communisme, de jagers en boeren. Zij hadden gedeeld bezit
2. Slavernij met een kleine groep aan de macht, tijd van Grieken en Romeinen
3. Feodaal stelsel. Slaven maken zich enigszins vrij, maar zijn nog wel onderdanig
aan de landheer. Middeleeuwen
4. Kapitalisme. Fabrieksdirecteuren hebben alle productiemiddelen in handen.
Onderscheid tussen directeuren en arbeiders.
5. Socialisme. Arbeiders werden te veel uitgebuit, het systeem viel uit elkaar.
Arbeiders verenigen zich en verdrijven de kapitalisten. Arbeiders werden zelf
eigenaar van de fabrieken. Nationalisatie: alles is van de arbeiders.
6. Modern communisme. Staat valt af, gezamenlijk bezit. Geen reden meer tot strijd.
Alles is van iedereen
Ook marxisten zagen een beperking in de bevolkingsgroei en de economische groei. Zijn
zien echter wel een andere oorzaak.
Marx zag een klassenstrijd, belangrijk hierbij was wie de productiemiddelen in handen
had. Door de strijd zal er communisme ontstaan, doordat lagere klassen de hogeren
wouden overtreffen. Marxisten denken dat de geschiedenis wordt geschreven door
klassenstrijden. Strijd kan resultaat opleveren.
Marx denkt dat in iedere samenleving een logische ontwikkeling zit:
-agrarisch
-stedelijk (industrieel)
-communistisch
Voor de IR:
- Feodale samenleving: kleine productie eenheden. Boeren werden onderdrukt, een
deel van de opbrengst moesten ze namelijk afstaan. Ze waren ondergeschikt aan
de landheer. Innovatie is voor de landheer niet van belang. Ook voor de boeren
niet, want ze moesten alles afstaan. In deze samenleving was er dus geen
ontwikkeling, want de landheren waren wel tevreden en ook de boeren zagen niks
in innovatie.
Kritiek op Marx: Klassenverhoudingen waren het belangrijkste, economische
belangen stonden voorop. Dit is echter niet waar, het nationalistische gevoel is
net zo belangrijk, net als religie. Het is niet alleen de economie die de
ontwikkeling van de samenleving bepaald.
Je moet de theorie van Marx goed uit kunnen leggen. Bestudeer het dus goed.
Robert Brenner
Hoe zag Brenner de periode voor de IR?
Overheersende klasse van landheren en onderdanige boeren die productie
afleveren aan deze heren. Zolang de feodalistische productieverhouding blijft, zal
er geen ontwikkeling zijn.
Ook volgens Brenner moest er een strijd zijn voor vorderingen.
16e eeuw: landheren gaan over in kapitalisme. Ze krijgen landarbeiders. ->
agrarisch kapitalisme. Hierdoor wouden ze investeren in de technologie:
Volgens Robert Brenner passen de boeren zich op een gegeven moment aan aan
dalende prijzen, krijgen ze meer land en gaan ze voor de markt produceren.
Hierdoor hadden ze er baat bij om te investeren in technologie, dit gebeurd in
Engeland.
Kritiek: voor de markt produceren hoeft niet perse op een groot landgoed. In de
Nederlanden lukte het ook op minder land. Brenner vond een groter stuk land
noodzakelijk. Niet overal in Engeland was er strijd, ook in Engeland waren er vrije
boeren die produceerden voor de markt. De ideeën van Brenner waren beperkt
monocausaal (geen idee wat dat is). De ontwikkeling van Engeland had volgens
Brenner maar 1 oorzaak. In de praktijk was dit echter niet zo. Er kunnen veel
meer verschillende oorzaken zijn. Bijvoorbeeld import van technieken en kolonies.
Smith en de Smithianen
Adam Smith (1723 – 1790), econoom.
Smith leverde kritiek op Marx.
Smithianen kijken anders naar de economie. Ontwikkeling is er door de handel,
niet de landbouw. De groei van de welvaart komt voort uit een groeiende
arbeidsverdeling: het logische gevolg van de natuurlijke neiging van de mens om
te ruilen.
Hoe meer mensen doen waar ze goed in zijn, hoe meer de economie zal groeien.
Specialisatie. De kwaliteit groeit. Dus hoe groter de handel, hoe meer
specialisatie, hoe beter de welvaart.
Deze benadering moet je kunnen toelichten.
Wallerstein
Wallerstein was deel Marxistisch en deel Smithiaans.
Hij kwam met de wet van de remmende voorsprong: Noord-West Europa buitte
de rest van de wereld uit. In fabrieken maakten zijn producten, deze grote
bedrijven zaten op hoog niveau en hebben een voorsprong. Maar dit kan nadelig
zijn, dus een remmende voorsprong. Bijvoorbeeld: Japan haalt Europa in, zijn
hoefden geen tijd te besteden aan de technologie want dit had Europa al gedaan.
Japan hoefde het simpelweg te verbeteren.
Voorsprong moet je voor blijven, anders haalt de concurrent je in. Het
economisch wereldsysteem van Wallerstein: de kern buit de periferie uit.
Je moet de theorie van Wallerstein kennen en kunnen bekritiseren.
Kritiek op Wallerstein:
 Is het historisch juist? Te vroeg/ te laat
 Is er wel één systeem (voor 1800)
 Bezet Europa deze positie al voor 1800?
 Wereld word ook bepaald door andere zaken dan economie: cultuur en
religie (Marxistisch)
 Het is te eurocentrisch: Europa is niet de uitvinder van kapitalisme of
beginner van de uitbuiting
Institutionalisten
Er zijn verschillen in de ontwikkeling in de voorindustriële samenleving, die
worden bepaald door instituties. Een institutie is een stelsel van regels, normen,
overtuigingen en organisaties die samen voor regelmaat in gedrag zorgen.
Voorbeelden:
 De Islamitische wereld van dominant in de 18e eeuw. Zij zouden dominant moeten
zijn, ipv Europa. Dit waren ze echter niet, door het erfrecht (institutie). Het
nalatenschap van en (rijke) overledene word verdeeld over de familie, kapitaal
bleef dus niet intact. Dit was een tegenwerkende institutie.
Instituties konden dus meewerkend of remmend werken.
Gilden: In gent was er maar 1 timmerman, en iets anders lieten ze niet toe remmend
Beurzen: Meewerkend, geeft de mogelijkheid dat handelaren elkaar ontmoeten.
Octrooirecht: Bescherming van de productie. Is stimulerend, maar kan na een tijdje
remmend werken.
Je moet de soorten instituties kennen (meewerkend en remmend) en een voorbeeld
kunnen noemen. Tevens moet je voor en nadelen kunnen noemen over elke. Kun je
zelf wel verzinnen 
Conclusies over de voorindustriële samenleving
 Er was wel degelijk ontwikkeling vóór de IR (steden, markten, zeehandel en
arbeidsverdeling)
 Geen continue groei door bijvoorbeeld het feodale stelsel, technologische grenzen
en instituties.
 Engeland is het verst ontwikkeld, hier begon de IR dan ook.
Oorzaken/voorwaarden IR Moet je weten!!
 Grondstoffen zijn aanwezig in Engeland, steenkool en ijzererts.
Malthusiaans/Smithiaans
 Er was een lange periode geen oorlog geweest, de aandacht ging naar de
economie. Er was een stabiele regering. Institutionalistisch
 Er was veel handel, dit werkte stimuleren. Smithiaans
 De Bank of England verstrekt kredieten, dit bevordert de handel.
Institutionalistisch
 Koloniën brachten geld binnen en zorgden voor een katoenproductie,
investeringsmogelijkheden en een afzetmarkt. Smithiaans
 Er kwamen nieuwe technieken in de landbouw, zoals betere bemesting. Dit zorgde
voor meer voedsel en bevolking. Tevens daalde de voedselprijzen, er was dus
genoeg geld over om andere dingen te kopen, de vraag naar katoen stijgt.
Malthusiaans
 Er kwam meer bevolking: arbeidsoverschot. De boeren gingen in fabrieken
werken –specialisatie. Smithiaans
 De staat bemoeide zich minder met de economie. Particulieren legden tolwegen
aan tussen handelsplekken. De markt creëerde zo haar eigen infrastructuur. De
regering bleef hierbuiten. Institutionalistisch / Smithiaans.


Onderwijs werd belangrijk volgens de regering. Institutionalistisch
Enclosure acts: grote boeren namen de kleine boeren over. De kleine boeren
vertrokken naar de stad, en de grotere boeren konden meer produceren.
Marxistisch
Industriële revolutie: katoen, ijzer en steenkool.
Het boeren leven was zo slecht nog niet, maar toch kwam er een opstand, deze werd
gestaakt omdat de koning beloftes maakte, maar de leiders van de opstand werden
wel afgeslacht.
Engeland had als voorwaarden voor de industriële revolutie:
- kapitaal
- moderne landbouw
- mentaliteit
- kapitalistische arbeidsverhoudingen
- infrastructuur
- uitvindingen
- opgeleide mankracht
- vrijhandelsstaat
- afzetmarkt
- bank
- handelsrelaties
- rust in buitenlandse politiek
Katoen was een voorloper, het maakte de industrialisering mee en was snel gegroeid,
snelle mechanisatie, daardoor nam de handel ook veel toe.
John Kay -> flying shuttle (schietspoel 1733) >> plant plukken, bloesem eruit,
draden spinnen
James Hargreaves -> spinning Jenny (1770) >> aantal spoelen + spoelsnelheid
nemen toe
Richard Arkwright -> waterframe (1769) >> spoelmachine aangedreven door water,
dan fabriek
Eli Whitney -> cottongin >> haalde zaadjes uit het katoen
Samuel Crompton -> mule (1777) >> waterframe + spinning Jenny
Katoen kwam al vroeg in de massaproductie, maar het werk werd nog veel door de
huisnijverheid gedaan. De katoenproductie had weinig effect op andere sectoren van
de economie, maar had wel effect op de binnenlandse en buitenlandse handel.
IJzerproductie: vroege oorzaak is de ontbossing, voor de zoektocht naar steenkool.
IJzer wordt makkelijk te bewerken in de loop van de 18e eeuw (uitvinder onduidelijk)
en wordt gebruikt voor de infrastructuur en de landbouw.
Stoommachine is nodig om water uit mijnen te pompen, maar stoomkracht als
energiebron was niet het eerste doel. Newcomen en Watt maakten de stoommachine
langzaam echt bruikbaar.
Deze uitvinders en uitvindingen moet je kennen, en je moet kunnen vertellen hoe ze
hebben bijgedragen aan de ontwikkeling.
De industriële samenleving.
Welvaart = mate waarin behoefte aan materiële goederen wordt vervuld.
Welzijn = mate waarin behoeft aan materiële en immateriële
Heeft de industriële revolutie bijgedragen aan het welzijn van de mensen?
- welvaart; wel: rijkdom is gestegen. Niet; door rijkdom groeit behoefte.
- welzijn; niet: arbeiders uitgeput, weinig recht, kinderarbeid, slecht sanitair.
Voorindustriële samenleving:
- kleine gemeenschappen
- grootste deel van het inkomen voor voedsel
- weinig luxeproducten
- er is veel leefruimte
- weinig eigen inbreng (vrijheid?)
- sociale verschillen aanwezig
- veel sociale cohesie
Veranderingen door de industriële samenleving:
- prijzen verlagen door de afnemende kosten
- luxegoederen (koffie, thee, suiker, katoenen kleding, fiets, elektrisch licht) zijn
beschikbaar
- de koopkracht neemt toe (er is meer brood voor minder lang werken)
- veel arbeidsplaatsen (diensten sector, tertiaire sector, neemt explosief toe)
- onderbreking productieproces in delen
Maar: de welvaart was nog instabiel, er was veel crisis, en de welvaart gold niet voor
de gehele bevolking slechts een deel daarvan, arbeiders leven dan rond het
bestaansminimum. De wet van Ricardo (1772-1823). Lonen omhoog -> zuigende
werking van stad -> meer arbeiders -> lonen omlaag. Lonen omlaag -> arbeiders
dood -> minder arbeiders -> lonen omhoog.
Wat klopt er niet?
- Moeten de lonen in de buurt van het bestaansminimum komen?
- De lonen gaan niet per se omlaag bij meer werknemers
- er zijn kwaliteitsverschillen in het werk
- productie (kwantiteit/kwaliteit) afhankelijk van het loon
- migratie naar de stad is niet altijd en overal mogelijk
- ondernemers passen zich aan/gedragen zich sociaal
- er zijn loonsverschillen tussen arbeiders.
Gaat het welzijn omhoog?
- meer consumptie -> meer geluk?
- meer vrije tijd -> lange werkdagen?
- kans op welvaart; biedt perspectief: Rockefeller, van boekhouder naar rijkste man
van de wereld.
Er waren slechte woning, gebrek aan hygiëne en er was veel vervuild water wat voor
ziektes als cholera en tyfus zorgde. Door de nieuwe fabrieken werd de lucht heel vies,
er ontstond smog. Er was minder sociale cohesie en meer controle, meer vrijheid,
meer eenzaamheid en er ontstond erg veel kinderarbeid. -> het werkplezier werd
verminderd en er was geen sociale zekerheid. In de tweede helft van de 19 e eeuw
ontstaan de vakbonden en het marxisme.
De Frans – Duits oorlog. Dit wordt een lang verhaal, dus bereid je voor. Ik zal proberen
het zo leuk mogelijk op te schrijven.
1870 – 1871.
Het echte vechten in deze oorlog duurde maar 6 korte weekjes, maar dit waren wel
belangrijke weken. Deze oorlog wordt namelijk gezien als de voorloper van de 1e en 2e
wereldoorlog.
De volgende personen spelen een grote rol: Napoleon 3, Bismarck en Wilhelm 1.
Eerst een “stukje” over de franse geschiedenis en de opkomst van Napoleon de 3 e…
In Frankrijk was er in de 18e veel ontevredenheid. De opvolgers van Lodewijk de 14 e
zaten met een schuld en luisterden niet naar de burgers. Dit zorgde voor een
economische crisis. (arme fransen)
In 1789 was daar de Franse Revolutie/burgeroorlog.
Was niet zo slim was, is dat de revolutionisten onderling ook ruzie kregen omdat ze
verschillende idealen hadden. Het was hun niet duidelijk wie de koning moest vervangen.
1792 – De koning werd afgezet en Frankrijk wordt een republiek (numero uno). Dit was
echter een tijd van chaos omdat de regering haar werk niet goed deed. Hierdoor
ontstond het verlangen naar een nieuwe koning.
1799 – Napoleon de 1e (Napoleon Bonaparte, van de snoepjes) komt aan de macht.
Napoleon leid Frankrijk naar een aantal grote overwinningen. Hij brengt de pracht en
praal uit de Lodewijk-tijd weer terug naar Frankrijk. Hij benoemt zich zelfs tot keizer.
Zijn broer (Lodewijk (een nieuwe Lodewijk dus)) wijst hij aan als koning van Nederland.
En via deze Lodewijk komen we straks bij Napoleon de 3e, hij is namelijk de zoon van
Lodewijk.
Hoewel Napoleon de 1e successen boekte, was hij nog groter in zijn nederlagen, hij
probeerde namelijk rusland te veroveren, dom. Hij wist namelijk niet hoe groot Rusland
wel niet was, bovendien viel hij aan tijdens de winter, dus was het veel te koud.
Rijtje jaren, heerlijk uit je hoofd leren:
1813 – Napoleon verliest tegen Rusland en wordt verbannen naar Elba
1815 – Napoleon komt op wonderbaarlijke wijze terug en verliest vervolgens de veldslag
bij Waterloo. Nu word hij voorgoed verbannen.
1830 – Louis Philippe werd “burgerkoning”. Hij luisterde naar de burgers en gaf hen meer
invloed. Na een tijdje werd hij minder populair omdat hij zich slechter gedroeg.
1848 – kleine opstand, Frankrijk werd weer een republiek (numero dos). Deze keer
waren er presidentsverkiezingen.
Napoleon de 3e stelt zich kandidaat bij deze verkiezingen, en wordt verkozen tot
presedint (voor 3 jaar). Hij heette eigenlijk Karel Lodewijk Napoleon. Hij was in
Nederlands geboren (1808). In 1810 werd zijn vader Lodewijk verwijderd als koning van
Nederland en verhuisden ze. Napoleon de 3e groeide verder op in Zwitserland, en
ontwikkeld een brede interesse. Hij was liberaal ingesteld.
De Bonapartisten vestigen hun hoop op deze nieuwe Napoleon, terwijl ze niks van hem
wisten.
Even wat back ground info over Napoleon 3:
Als 20’er deed hij een staatsgreep die mislukte, hierdoor belandde hij 1 jaar in de
gevangenis.
Hier had hij echter niet van geleerd en als 30”er deed hij nog een poging, ook deze
mislukte. Nu kreeg hij 6 jaar opgelegd. Hij ontsnapte echter uit de gevangenis en vlucht
naar Engeland. Wanneer hij terugkeert naar Frankrijk wordt hij gekozen als president,
geluk of geluk?
Napoleon werd puur gekozen om zijn naam. Sommigen dachten zelfs dat hij de oude
Napoleon was (-.-). Anyway, Napoleon was 3 jaar lang president. Na deze 3 jaar liet hij
een plebisciet (een soort papiertje) uitschrijven waarin hij pleitte voor langer leiderschap.
Frankrijk zei massaal ja. Hierdoor werd napoleon’s presidentschap verlengt met 10 jaar.
Maar na 1 jaar vroeg hij keizerschap aan, en ook hier ging het franse volk mee in.
In 1853 kwam de republiek tot een einde, Napoleon de 3e werd keizer.
Napoleon had niet veel militaire successen, maar met zijn vrouw had hij een groot hof.
De beginperiode van zijn leiderschap was rustig. Toen hij keizer werd begon hij pas met
oorlogen voeren.
-De Krimmoorlog. Rusland hij bij Turkije een haven stichten. Engeland en Frankrijk
wouden dit echter niet en steunden Turkije. Engeland en Frankrijk waren sneller ter
plaatse (dankzij spoorwegen en stoomboten, de IR dus) en winden deze mini oorlog.
Het eerste succes van Napoleon de 3e was in zicht. Na de overwinning werd overlegd
over de resultaten, dit gebeurde in Parijs. Hiermee werd Parijs het centrum van Europa
jeej.
Ook vechtte Frankrijk met Italië mee. Italië wou haar staten uitbreiden. Ze vochten tegen
Oostenrijk-Hongarije. Ook dit wonnen ze (2e succes).
Oostenrijk – Hongarije was de andere grote staat, en Napoleon voelde zich schuldig
tegenover hen. Hierom ging hij naar Mexico. Mexico had grote schulden openstaan bij
veel Europese landen. Napoleon wou deze schulden gaan innen, en stuurde mensen
erheen. Het geïnde geld wou hij geven aan de broer van de koning van OostenrijkHongarije, Maximiliaan. 1 probleempje: de VS steunde Mexico, en de franse soldaten
moesten zich terug trekken. Maximiliaan bleef helaas achter en Napoleon’s plan was dus
dik mislukt. Frankrijk werd naar beneden gehaald. Bovendien ontstond er onrust in
Frankrijk omdat Napoleon zich tirannisch op ging stellen. Napoleon’s grootste probleem
werd Pruissen.
Korte geschiedenis over Pruissen.
Pruissen was heel groot geworden, en overheerste ondertussen de meeste Duits staten.
Duitsland was nog niet één natie. Pruissen werd een bedreiging voor het Europese
machtsevenwicht. Vanaf ongeveer 1850 begon Pruissen een land te vormen.
Koning/Keizer Wilhelm de 1e was koning van Pruissen. Bismarck was een belangrijk
minister-president. Bismarck had een doel: het verenigen van Duitsland. Hierbij wouden
Bismarck en Wilhelm Pruissen als leider van Duitsland. Door een overwinning op
Denemarken voelden de Noordelijke Duitse staten zich al meer verenigd (1864).
1866: Bruderkrieg. Duitsland vs. Oostenrijk. Oostenrijk mocht niet langer deel uit maken
van het Duitse rijk. Duitsland wint en de Duitse bond werd afgeschaft, want hierin was
Oostenrijk belangrijker. De Noord-Duitse bond werd opgericht. Het laatste element van
het Duitse plan was een oorlog tegen de andere Europese grootmacht: Frankrijk. Als ze
dit zouden winnen, zou heel Duitsland zich verenigen.
1867 –Duitsland en Frankrijk hebben een ruzie die eventueel tot een oorlog kan uitlopen.
Dit ging om Luxemburg, dat onder leiding van Nederland was. Nederland wou echter niet
in onderhandeling.
2e ruzie: 1870. De Spanjaarden wilden af van hun koningin Isabella. Ze vonden een
opvolger in de Duits Leopald (het neefje van Wilhelm). Frankrijk was bang ingesloten te
worden en was het hier niet mee eens. Frankrijk was woedend, en eiste dat er nooit
meer een Duitser op de Spaanse troon zal zitten. Bismarck reageerde als volgt: Duits zal
nooit naar Frankrijk luisteren. Dit was de aanleiding van de Frans Duits oorlog, die
begon op 19 juli 1870.
Here we go…
Pruissen werd gesteund door de Noordelijke en Zuidelijke staten. Bismarck had dus al
zijn zin, een samenwerkend Duitsland. Duitsland had veel soldaten en een dienstplicht.
Het Duits leger was goed gewapend (atillerie van Krupp). Het leger bestond uit 1,2
miljoen man.
Frankrijk kende nog niet zo lang de dienstplicht, maar ook de Fransen hadden een
behoorlijk leger. Alleen duurde de mobilisatie van Frankrijk langer. Duitsland was beter
voorbereid en had de nodige spoorwegen al.
Planning: Duitsland zou met een groot leger de grens overgaan en bij de grens zich in
tweeën splitsen. De Fransen hadden niet echt een plan (dit zegt al genoeg). Zij hoopten
op de steun van Oostenrijk-Hongarije, en dat de zuidelijke Duitse staten niet meer
zouden doen.
Napoleon maakte meteen zijn eerste fout. 2 maarschalken aan de top, Bazaine en
MacMahon zette hij opzij en hij nam zelf de touwtjes in handen. De maarschalken
moeten alleen dingen doen op bevel. Hij maakte van 2 aparte legers 1 linie en
veranderde de tactiek. Hierdoor ontstond onduidelijkheid in het Franse leger.
Sedan: De Fransen trokken zich terug na 6 weken in Sedan om even op adem te komen.
Hier werden ze echter ingesloten door de Duitsers. Sedan ligt tussen de heuvels, waarin
de Duitsers zich verspreidden. De fransen waren compleet ingesloten en kwamen met
cavalerie-charges: met paarden gingen ze tegen de duitsers in. Jammer voor hun hadden
de Duitsers kannonnen.
1 september 1870: De Fransen geven zich over.
2 september: wapenstilstand
4 september: In parijs word de republiek (numero tres) uitgeroepen en de oorlog ging
toch nog verder. De Duitsers trekken naar Parijs, de stad was omsingeld op 10
september.
Parijs was een grote stad, en had 16 forten om te stad te beschermen. Parijs was
moeilijk te belegeren. De Duitsers zorgden en daarom voor dat Parijs moeilijk te bereiken
was, waardoor en binnen de stad een hongersnood uitbrak. Parijs zat vol met gevluchte
boeren, en de parken stonden vol met hun vee. Eerst werden deze genuttigd, toen dit
opwas aten de Fransen de meest ranzige dingen. In de stad wouden ze het leger van
buiten waarschuwen, dit deden ze met luchtballonnen. Leon Gambetta bereikt zo het
Franse leger, deze was echter slecht bewapend en de belegering en niet goed getraind.
De belegering duurde een paar maanden, Bismarck werd ongeduldig en organiseerde een
groot bombardement. Er waren maar 100 doden.
27 januari: de Fransen geven over.
1871: gedeeltelijk einde aan de oorlog. Net voor de wapenstilstand wou Bismarck de
Fransen nog even pesten, sadistisch als ‘ie is. Het Duitse keizerrijk werd uitgeroepen, en
de Duitse keizer word gekroond in het Paleis van Versailles.
Na de overgave.
Frankrijk moest Elzas-Lotharingen inleveren bij de Duitsers, bovendien moesten ze een
dikke boete betalen.
Het verdrag van Frankfurt word op 10 mei 1871 gesloten.
De commune van Parijs.
1 maart 1871 - De Duitsers organiseerden een triomf tocht door de straten van Parijs.
De parijzenaren waren beledigd, en daarbovenop moesten zij een deel van de boete
betalen. De parijzenaren wouden meer invloed in de regering, en ze waren het niet eens
met de boete. Ze kwamen in opstand en jaagden de regering de stad uit.
Parijs maakte zich los van Frankrijk – Socialistische Republiek (numero cuatro). De
regering (nu in Versailles) was het er niet mee eens… Frans-Franse oorlog.
21 mei 1871 – de regering grijpt in en begint een week van heftige gevechten. De
Parijzenaren gingen er hard tegen in. Maar het verzet werd snel gebroken. De regering
vermoordde iedereen die bij de commune hoorde. De aartsbisschop werd vermoord, en
hiervoor nam de regering 147 krijgsgevangene mee.
In 1 week is de commune neergeslagen. Parijs was weer de hoofdstad van Frankrijk.
De Fransen moesten heel wat inleveren voor deze oorlog. Ze realiseerden zich dat ze zich
niet goed genoeg hadden voorbereid. De revanche mentaliteit kwam op. Frankrijk wilde
wraak op Duitsland, en ging zich reorganiseren.
Verband tussen de oorlog en de IR
 Het materiaal dat gebruikt werd in de oorlog was alleen mogelijk door de IR. De
kannonnen van Krupp hadden anders niet gemaakt kunnen worden.
 Snelle mobilisering van het Duits leger was te danken aan de IR, je kon zien dat
Duitsland verder was.
 In Elzas (waar het ook om ging) lag van alles in de grond (steenkool etc.) Dit hielp
het winnende land hij de ontwikkeling.
Deze verbanden moet je weten!
Wat moet ik weten over de Frans Duitse oorlog?
Je moet de Franse geschiedenis kort kunnen beschrijven, en de loopvaan van Napoleon
kunnen vertellen. Bovendien moet je de redenen voor de oorlog weten (van beide
partijen). Je moet de legers met elkaar kunnen vergelijken en de gevolgen kunnen
uitleggen. Succes!
-The EndLeer alle roodgedrukte begrippen goed, deze moet je kunnen uitleggen.
Download