De renaissance herbekeken Kunst van het quattrocento in Europees perspectief De renaissance is een cultuurperiode waarover meestal in superlatieven wordt gesproken. Hoewel het in algemene zin om een zeer brede Pan-Europese cultuurstroming gaat, wordt de renaissance bij het grote publiek voornamelijk geassocieerd met de bloei van de beeldende kunsten in Italië. De namen en werken van schilders, beeldhouwers of architecten als Leonardo da Vinci, Michelangelo en Rafael zijn voor miljoenen mensen een cultureel referentiepunt bij uitstek. Na al die eeuwen is onze fascinatie voor hun werken, leven en denken nauwelijks afgenomen. Minder bekend echter is dat ons positieve beeld van de Italiaanse renaissancekunst zorgvuldig is gecreëerd, wat vaak ten koste is gegaan van andere niet minder interessante perioden uit de kunstgeschiedenis. In 1550 publiceerde Giorgio Vasari, in Florence zijn ‘Le vite de’ più eccelenti pittori, scultori ed architettori’ dat voorgoed het historische beeld en de artistieke idealen van de kunst van de renaissance zou bepalen. Voor Vasari was Michelangelo de ultieme kunstenaar en het sluitstuk van een eeuwenlange artistieke evolutie. Na de kunst van de oudheid in lovende termen te hebben beschreven, is de middeleeuwen in zijn verhaal een periode van artistieke neergang en verval. De heropleving van de kunsten na de duistere middeleeuwen schetst hij geheel in het voordeel van Michelangelo, die als het product en eindpunt van die evolutie wordt naar voren gebracht. Deze aanpak van Vasari, waarbij Michelangelo’s werk en persoonlijkheid als universele toetssteen werd aanvaard had belangrijke gevolgen. Vasari verstoorde in hoge mate een juiste kijk op artistieke ontwikkelingen en smaakpatronen die in de 15de en 16de eeuw weldegelijk een belangrijke rol hebben gespeeld, maar die in zijn ‘Michelangeleske’ kunstbeeld geen plaats vonden. Hij verhief de kunstenaar boven zijn algemeen gangbare sociale status, creëerde een hiërarchie van kunstenaars binnen de Italiaanse traditie en privilegieerde Italiaanse creaties ten koste van kunst die elders in Europa werd geproduceerd. Daarenboven benadrukte hij schilderkunst, architectuur en beeldhouwkunst ten nadele van andere media zoals edelsmeedkunst en wandtapijtkunst. Deze manipulaties vormden de basis voor de latere receptie van 15de en 16de-eeuwse kunst in geheel Europa. In deze uiteenzetting zal getracht worden de algemeen aanvaarde veronderstelling van de Italiaanse dominantie in het 15de-eeuwse artistieke landschap te heroverwegen. Hierbij zal de belangrijke rol die het Bourgondische hof in de 15de eeuw als cultureel en artistiek trendsetter speelde worden aangetoond. De Bourgondische hertogen belichaamden belangrijke eigentijdse waarden: grootsheid en praal in hun verschijning, ceremonieel en entourage; ridderschap en militaire eer geïnspireerd door de Grieks-Romeinse oudheid; macht uitgedrukt in een verfijnde enscenering van luxeobjecten. Edelsmeedkunst, wandtapijten, verluchte handschriften, schilderijen, beeldhouwwerk, muziek en multimediale schouwspelen vormden een groots en pralerig levenskader waarmee de Hertogen hun status als machtigste en rijkste vorsten van het toenmalige Europa wensten te onderstrepen. De invloed van deze ‘Bourgondische’ mode voedde een Pan-Europese vraag naar kunstwerken en kunstenaars uit de Bourgondische gebieden (waarin de Zuidelijke Nederlanden de belangrijkste plaats innamen). Vorsten, edelen en burgers uit Engeland, Duitsland, Spanje en zelfs Italië waren enthousiaste afnemers van ‘Bourgondische’ kunstvoorwerpen in alle mogelijke maten en soorten. Anders dan wat men uit de lezing van Vasari’s relaas over de 15de-eeuwse artistieke ontwikkeling in Italië zou vermoeden, speelde de ‘Bourgondische’ kunst ook daar een rol van betekenis.