Het onderzoek voor het door NWO gefinancierde onderzoeksproject Artistic and Economic Competition in the Amsterdam Art Market. History Painting in Rembrandt’s Time, c. 1630-1690 verkeert nog in het beginstadium en loopt tot en met 2011. Het leek de deelnemers aan het project echter een goed moment om tijdens het Gouden Eeuwcolloquium een indruk te geven van de werkzaamheden. De historieschilderkunst (op teksten gebaseerde figuurstukken, d.w.z. met onderwerpen uit bijbel, mythologie, klassieke en eigentijdse geschiedenis en pastorale literatuur) vormt een prominent onderdeel van de Amsterdamse schilderijenproductie in de periode ca. 1630-1690. De traditionele nadruk op Rembrandt, meestal als een geïsoleerd fenomeen bestudeerd, heeft een goed begrip van de dynamiek van de markt voor historiestukken waarvan Amsterdam het centrum werd en waarvan Rembrandts historiestukken een klein, maar zeer opvallend deel uitmaakten – eerder in de weg gestaan dan gestimuleerd. In dit programma wordt de productie van historiestukken bestudeerd als een ‘strijdperk’ waarin een aanzienlijke groep kunstenaars in zowel artistieke als economische wedijver verwikkeld waren. Daardoor onstond een ongekende variëteit in stijlen, onderwerpkeuzes, typen schilderijen en artistieke opvattingen, evenals in werkplaatsorganisatie en manieren van verhandelen. Artistieke wedijver en economische concurrentie worden als onverbrekelijk verbonden componenten gezien die bepalend waren voor de markt van nieuw geproduceerde schilderijen - een markt waar kunstenaars, kunsthandelaren, kunstkenners en het bredere kunstkopende publiek in voortdurende wisselwerking met elkaar handelden. Welke keuzes maakten kunstenaars, kunsthandelaars en kenners om bepaalde artistieke, sociale en economische doelen te bereiken? Hoe en in hoeverre bepaalden deze keuzes de veranderingen in techniek en productieproces (proces innovatie) en van de veranderingen in vorm, inhoud en functie (product innovatie) van de schilderijen die werden vervaardigd, gekocht en bekeken? Hoe bepaalden kunstenaars hun positie door middel van stijl en onderwerpkeuze ten opzichte van elkaar en van bepaalde groepen kopers? Hoe hangen verschillen in werkplaatsorganisatie en manieren van verhandelen van de producten daarmee samen? Kunnen daarin strategieën worden onderscheiden? Wat betekenden de keuzes voor bepaalde stijlen en onderwerpen als we ze beschouwen in relatie tot de religieuze achtergrond en sociaal-economische ambities van de kunstenaar enerzijds en de netwerken van liefhebbers en kopers anderzijds? Deelnemers aan het project zijn: Marten Jan Bok, Erna Kok, Elmer Kolfin, Frauke Laarmann, Harm Nijboer en Eric Jan Sluijter.