Tekst 11 - Flexicurity and welfare reform: a review 1. Inleiding Voorbije decennia Europese arbeidsmarkten beschreven als: - ontbreken voldoende flexibiliteit voor nieuwe en geinternationaliseerde economie - ontbreken voldoende flexibileit voor meer dynamisch proces arbeidsvraag Tegelijkertijd traditionele sociale beschermingsprogramma’s gemodelleerd op man-gedomineerde, voltijds, langdurige carrièrepatronen: - klopt niet meer voor groot aandeel werknemers - moeilijker financiëel te onderhouden. → spanning tussen behoefte flexibilisering arbeidsmarkt en behoefte voor geschikte niveaus van sociale bescherming voor werknemers. Voorstel in literatuur: middenweg tussen flexibiliteit en zekerheid → Flexibele arbeidsmarkten als voordelig t.o.v job creatie en maar tegelijkertijd verminderen economische zekerheid → Verdere spanning tussen drive om tewerkstelling/flexibiliteit te vergroten en onvoorziene gevolgen nationale verzorgingsstaat programma's. (vb.: vervroegd pensioen-programma's.) Mogelijke oplossing: flexicuriteit → Houdt een balans van flexibiliteit (voor jobcreatie) en bescherming (voor sociale zekerheid) in. → Gebaseerd op coördinatie tewerkstelling en sociaal beleid → Tewerkstellingsbeleid: beste condities voor jobcreatie voorzien → Sociaal beleid: moeten aanvaarbare niveau van sociale en economische zekerheid voorzien aan allen. 2. Concept van flexicuriteit Neo-liberale theorie: langdurige werkloosheid in Europese arbeidsmarkten vraagt om grotere flexibilisatie en deregulatie. Tegelijkertijd stellen maatschappelijke trends zoals individualisatie en pluralisering levensstijlen het "standaard arbeidscontract" in vraag, moet dit referentiepunt blijven in Europese welvaartstaten? → atypische vormen van arbeid komen op → vooral in landen met restrictief tewerkstellingsbeleid → wijst op grotere flexibiliteit bedrijven en ook verzwakking van de graad van beroepsen inkomenszekerheid van velen. → zorgt voor gesegmenteerde arbeidsmarkt met goed beschermde kernsectoren en onbeschermde sectoren in de periferie. Gevolg: grotere flexibiliteit moet samengaan met aanvaardbare zekerheid. → preconditie voor verbetering skills en integratie in arbeidsmarkt Algemeen: arbeidsmarktverandering moet samengaan met toepasbare verandering in welvaarstaat. Europese Commissie: beleid hierrond zorgt meestal voor geen betere verbetering in beide factoren, omdat ze elkaar neutraliseren. → Flexicurity moet hier antwoord op zijn, zowel behoefte WG als WN bevredigen. → Vanuit theoretisch punt: flexicuriteit als synchronisatie van economisch en sociaal beleid. → Beide zijn complementair niet contradictorisch Geen universeel aanvaarde definitie van flexicuriteit. vb.: → "beleid opgericht om nieuwe balans te vinden tussen flexibiliteit en zekerheid." → "verzekerde flexibele tewerkstelling." (tegen sociale exclusie) → Europese Commissie: "geïntegreerde strategie om tegelijkertijd zowel flexibiliteit als zekerheid in de arbeidsmarkt te bevorderen." Flexicuriteit an sich ook veel gebruikt om zowel type sociaal beleid te beschrijven als conditie van de arbeidsmarkt. 1 Qua onderverdelingen zijn er vier types van zowel flexibiliteit als zekerheid te onderscheiden. Flexibiliteit: 1. Externe-numerieke flexibiliteit: gemak van huren en ontslagen werknemers en gebruik van flexibele vormen van arbeidscontracten. 2. Interne-numerieke flexibiliteit: mogelijkheid van bedrijven om op marktfluctuaties in te gaan (overtime doen, part-time werken...) 3. Functionele flexibiliteit: mogelijkheid van bedrijven om de skills van hun werknemers aan te passen of te gebruiken en zo in te spelen op veranderende arbeidstaakvereisten. 4. Inkomensflexibiliteit: mogelijkheid om variabele verloning op te leggen afhankelijk van geleverde werk of resultaten. → flexibiliteit kan ook verstaan worden vanuit werknemerspositie. → actieve flexibiliteit (voor werknemers): gericht op noden van werknemers → passieve flexibiliteit (voor werkgevers): gericht op aanpassing van arbeidscondities Zekerheid: 1. Jobzekerheid: zekerheid vasthouden ve bepaalde job (bij zelfde werkgever, via werknemersbescherming) 2. Tewerkstellingszekerheid: Zekerheid om betaald te kunnen blijven werken (niet persé bij zelfde werkgever of zelfde job, via training en opleiding) 3. Inkomenszekerheid: Zekerheid over het ontvangen voldoende en stabiel niveau van inkomen indien het zich voordoet dat betaald werk onderbroken of beëindigd is. 4. Combinatie zekerheid: de afhankelijkheid van in staat gesteld zijn om werk te combineren met andere verantwoordelijkheidheden en verplichtingen. (work-life balance) → Flexicuriteitsbeleid kan geanalyseerd worden als combinaties tussen deze verschillende vormen van flexibiliteit en zekerheid, kunnen individuele werknemers, groepen werknemers, bepaalde sectoren op gehele economie beslagen. → Dit analyseren via een matrix zou echter problematisch zijn door vele mogelijkheden en enorme hoeveelheid data nodig → Empirische kritiek: negeert meting hoeveel flexibiliteit is ingeruild voor zekerheid en omgekeerd. → Nuttige typologiëen kunnen echter wel worden opgericht voor relaties tussen specifieke dimensies van flexibiliteit en zekerheid, iets wat nu reeds veel in literatuur gebeurt. 3. Diverse arbeidsmarkt problemen, beleidscomponenten en obstakels naar meer flexicuriteit. Volgens European Expert Group on Flexicurity: voorwaarde voor implementatie en succes flexicuriteitsbeleid is ondersteunende en productieve dialoog tussen sociale partners en autoriteiten. → erkent verschillen in arbeidsmarktcondities Uitdagingen: 1. Landen die moeten omgaan met probleem van gesegmenteerde arbeidsmarkten, daarin grote groep van outsiders zonder zekerheid en gelimiteerde kansen om een transitie te maken naar permanente en zekere jobs → dit alles door strikte arbeidsregulering. (Z-EUR landen) 2. Arbeidsmarkten met groot aandeel werknemers met hoog niveau van jobsecuriteit, vooral in grote industriële bedrijven, maar met weinig kans om nieuw werk te vinden indien ontslagen. (W-EUR landen) → ontslagen laag en arbeid op lange termijn hoog, flexibiliteit voor op niveau bedrijf. 3. Flexibele arbeidsmarkten met groot aandeel laaggeschoolde werknemers en duidelijke segmentatie tussen laagbetaalde en hoogbetaalde werknemers. (UK) → "working poor" 4. Hoge proportie non-actieve mensen op actieve leeftijd die op lange termijn bijstand ontvangen zonder activatieprikkels. Dit gekoppeld aan problemen van lage productiviteit en groot aantal mensen tewerkgesteld in formele sector. (C en O-EUR) Europese Commissie: problemen aanpakken op 4 beleidsterreinen (kern van flexicurity beleid): 1. Flexibele en betrouwbare regelingen betreffende bescherming werkgelegenheid → relatie tussen bescherming tewerkstelling en arbeidsmarkt eigenschappen zoals werkloosheid en groei van de werkgelegenheid. → volgens analytisch bewijs: strikte werkgelegenheidsbescherming resulteert in minder ontslagen maar bemoeilijkt overgang werkloosheid naar werk. → draagt zo dan bij aan segmentatie insiders >< outsiders → veranderingen hierin voorbije jaren alleen in periferie (onbenullig) Deregulatie arbeidsmarkt creëert segmentatie 2 → mensen met atypische arbeidscontracten dragen lasten aanpassingen aan economische shocks. → leidt tot onzekere arbeid, onvoldoende aanbod training en negatieve impact op productie. Of werkgelegenheidsbescherming ook ontslagen vermindert en werkloosheid verlengt ook onzeker. 2. Comprehensieve levenslange scholingsstrategieën → Hoge participatiegraden in levenslange opleiding hangt positief samen met hoge werkgelegenheid en lage lange termijn werkloosheid. → Flexibele markten bemoedigen en hoge niveaus van zekerheid verzekeren is alleen nuttig indien werknemers de kans krijgen zich aan te passen en vooruitgang te maken in hun carrière. → Investering in human capital als antwoord op versnelde technologische verandering en innovatie met vooruitzicht op demografische druk. → zowel competiviteit van bedrijven als lange terwerkstelling bedrijven bevorderen. 3. Effectief actief arbeidsmarktbeleid → werkloosheidsuitkeringen meer gelinkt aan actieve arbeidsmarkt programma's. → Afhankelijk van ontwerp is de werkloosheidsuitkering beter in staat te beschermen tegen de arbeidsmarkt dan werkgelegenheidsbescherming, houden negatieve inkomensgevolgen tegen tijdens transitie. → Eventueel negatieve effecten op intensiteit zoektocht naar werk gecounterd door effeciënte activatie strategieën. → transitie ondersteunen tussen jobs en naar job van werkloosheid → essentiëel voor balans tussen flexibiliteit en zekerheid → verlagen risico op segmentatie en werkloosheid laaggeschoolden 4. Moderne sociale zekerheidssystemen → beleid gericht op op carrière advies op maat en ondersteunen gelijke kansen → verbeteren work-life balans Flexicuriteit als geïntegreerde benadering om de combinatie van deze vier strategieën te optimaliseren. 4. Echte werelden van flexicuriteit → Nederland en Denemarken als vb. waar ze succesvolle van grote arbeidsmarkt flexibiliteit hebben bereikt zonder sociale bescherming te benadelen. 4.1 Flexicuriteit in Denemarken → Combinatie van drie elementen: flexibele arbeidsmarkten, genereuze werkloosheidsuitkeringen en sterke nadruk op activatie. → Model promoot hoge terwerkstelling en geografische arbeidsmobiliteit door lage werkgelegenheidsbescherming, gecompenseerd via vrijgevige werkloosheidsuitkeringen en ambitieus actief arbeidsmarktbeleid gericht op skill verbetering en activatie werklozen. → combineert externe-numerieke flexibiliteit met hoge niveaus van inkomenszekerheid en werkgelegenheidszekerheid. → cruciaal: jobzekerheid vervangen door werkgelegenheidszekerheid. → Combineert 4 beleidsterreinen EU Commissie (flexibel werk, doeltreffende sociale zekerheid, actief arbeidsmarkt beleid en levenslang leren) → Rol vakbonden centraal: gemakkelijk ontslagen in dit systeem aanvaardbaar door genereuze werkloosheidsuitkeringen (omgekeerd ook aanvaardbaar voor werkgevers door snel te kunnen aanpassen aan markt). → Actief arbeidsmarktbeleid staat in dit model centraal: ondersteunt overgang werknemers van werkloos naar tewerkgesteld door upgraden skills van werklozen via training. = Liberale markt met kenmerken Scandinavische verzorgingsstaat. → Combinatie van atypische vormen van werk met sociale zekerheidsrechten gelijk aan die van voltijds tewerkestelden → normaliseren non-standaard werk 4.2 Flexicuriteit in Nederland 3 → Moet verstaan worden in connectie met veranderingen in het systeem van onslagwetgeving en regulatie. → Tweevoudig systeem van ontslagwetgeving bestond die sterke bescherming bood aan aan werknemers met traditioneel arbeidscontract, werknemers met flexibel contract hadden hoog niveau onzekerheid. Voor te bemiddelen tussen WG en WN / sociale bescherming en competiviteit te versterken hogere focus op flexibiliteit. → Sterke liberalisering tijdelijke arbeidsmarkt → Verbetering types zekerheid. Ook hier erkenning voor vier componenten van flexicuriteit zoals beschreven door European Expert Committe on Flexicurity. → Minder nadruk op acticatiestrategieën zoals in Denemarken, meer op belangrijke rol interimagentschappen. → Ook hier belang dialoog sociale partners. Aandachtspunt: wat nu flexicuriteit heet in de besproken landen is niet het resultaat van een rationeel beleid maar wel uitkomst van graduele processen. 4.3 Flexicuriteit in andere Europese landen Andere landen die beleidt hebben ingevoerd gericht op samenvoegen flexibiliteit en zekerheid. 1.Oostenrijk: → Gemiddelde niveaus van overheidsbescherming en werkloosheidsuitkeringen → Hoge uitgave aan actieve arbeidsmarkt programma's → Afhankelijkheid van gedecentraliseerde publieke tewerkstellingsdiensten → Hier ook verschuiving van jobzekerheid naar werkgelegenheidzekerheid → Hoge graad sociaal partnerschap, vergemakkelijken overgang naar flexicuriteit 2. Centraal en Oost-Europese landen: → Economisch herstel meestal onhoudbaar, negatieve gevolgen voor werkgelegenheid → Hoge werkloosheid, activering daalt zelfs soms → Plotse blootstelling globale markt: rationalisering productie en kosten beperken door bedrijven → arbeidscontracten voor bedaalde duur en informele arbeid → voorgaande samen met consequente verzwakking werk en sociale zekerheidsposities werknemer legt veel druk op regeringen om betere balans te vinden tussen flexibiliteit voor bedrijven en assistentie voor werknemers. Legislatieve en institutionele hervormingsprocessen beïnvloed door typische Westerse arbeidsmarktbestuur en -beleid → uitkomst afhankelijk van vermogen economie, kracht vakbonden, sociale dialoog en nationale cultuur. 3. Ierland: → Grote werkgelegenheidsgroei → Bescheiden werkloosheidsuitkeringen → Grote uitgaven aan actieve arbeidsmarktprogramma's → Structuur publieke tewerkstellingsdiensten gedecentralizeerd, gelocaliseerd en groter aandeel voor de privésector (zoals Oostenrijk, Denemarken en Nederland) → Probleem laaggeschoolde werknemers blijft. → programma's opgezet om hen te activeren en te bijscholen 4. Spanje: → Beleidsproces gebaseerd op sociale dialoog vergemakkelijkt flexicuriteitsbeleid. → Meer flexibiliteit door liberalisering arbeidscontracten van bepaalde duur en interimbureau's. → Regulaties betreffende werk onbepaalde duur blijft strikter → gevolg is vooral een flexibelere "outsider" arbeidsmarkt, transitie van contracten met bepaalde duur en part-time naar onbepaalde duur blijft moeilijk. → gesegmenteerde arbeidsmarkten → Sterke groei arbeidscontracten met bepaalde duur zorgt voor grotere politieke inspraak bezitters (groepering) → vergemakkelijkt hun werknemersbescherming 4 → duale structuur arbeidsmarkt wel niet helemaal overkomen 5. Overdraagbaarheid van flexicuriteit Europese Commissie: algemene, gezamelijke flexicuriteitsaanpak (i.p.v. aparte) als beste manier om te verzekeren dat sociale partners aan hervormingsproces beginnen. Kan zo'n aanpak als in Denemarken en Nederland wel overal geïnstalleerd worden. → Probleem van vergroting of verschuiving overheidsuitgaven → Flexicuriteitsbeleid kan in conflict treden met bestaande vormen voor combinatie flexibiliteitzekerheid (verstoring politiek-economisch equilibrium) → Specifiek nationale: historische geschiedenis, legale tradities, arbeidsmarkt instituties en industriële relatiesystemen. → Andere auteurs wijzen nog op specifieke nationale mentaliteit en nood aan sterke "publicspiritedness" (cultuur) om systeem werkloosheidsuitkeringen efficiënt te laten werken (geen misbruik maken). → Rol van sociale en publieke controle in landen met vrijgevige werkloosheidsverzekeringen ook in acht nemen. → belangrijk voor werking flexicuriteitssysteem Algemene overeenkomst dat pre-conditie flexicuriteit sterke sociale dialoog is. → Problemen voor overdraagbaarheid naar landen zonder sociale dialoog en laag sociaal vertrouwen. → Zonder dit vertrouwen kan het echter toch mogelijk zijn om beleid in te voeren breed genoeg voor alle interessegroepen. 6. Europese Unie, supra-nationaal debat en sociale partners Flexicuriteit → centraal in tewerkstellingsdebatten binnen Europese Unie, ook binnen OECD en ILO. Europese Commissie: sterke promotor geworden flexicuriteit: →Tewerkstellingsflexibiliteit voor economisch vermogen, competiviteit en groei → Zekerheid voor sociaal beleidsstandpunt in sociale cohesie binnen Europese samenlevingen behouden. Flexicuriteit als antwoord op dilemma EU: zowel competiviteit arbeidsmarkt verbeteren als Europees sociaal model behouden. Door Lisbon-strategie: Commissie hoopte algemene set principes betreffende flexicuriteit als nonbindende EU maatregel in te voeren Commissie benadrukt dat meer flexibiliteit niet enkel in voordeel is WG (grotere productiviteit en aanpassing aan economische verandering), ook WN (gemakkelijkere combinatie van werk met zorg, opleiding en andere activiteiten). → Past mooi in bij Lisbon strategie (antwoord op globalisatie en vergrijzing) Bepaalde auteurs argumenteren dat Europese Commissie niet enkel flexicuriteit heeft opgenomen omdat het best in arbeidsbeleid, ook door zelfbenoemde rol als verspreider van kennis en beste praktijken en mediator tussen diverse interesses. OECD (organisation for economic co-orporation and development) → Laatste jaren toegetreden tot debat flexicuriteit → Vroeger grotere focus op deregulatie arbeidsmarkt → Nu draagt flexicuriteit bij aan voorstelling OECD sociaal beleid als productiefactor en tewerkstellingsbescherming als " de mogelijkheid hebbend om bepaalde marktimperfecties op te lossen". → lage bijstand in welvaartstaten als vergroter van de inkomenskloof en verdere segmentatie arbeidsmarkt. Goede werkloosheidsuitkeringen en actief beleid kan tewerkstelling werklozen promoten. Zekere mate van overeenkomst met strategie Europese Commissie Vb.: nadruk op verschillende routes om positeve arbeidsmarktuitkomsten te bereiken. ILO (international labour organization) → meer nadruk op zekerheidsaspect van flexicuriteit Vb.: flexicuriteitsproject in Oost en Centraal Europese landen (transitielanden). Ondanks zeker enthousiasme voor aanpak Deens model, blijft de ILO sceptisch t.o.v vaagheid van het concept flexicuriteit als potentiële rechtvaardiging van meer deregulatie. 5 Sociale partners op EU niveau: BusinessEurope → confederatie Europese bedrijven UEAPME → werkgeversorganisatie die interesses vertegenwoordigt van kleine en middelgrote ondernemingen op EU niveau. Beiden hebben idee flexicuriteit omarmd, in tegenstelling tot vakbonden die initiëel zeer sceptisch waren. → vrees voor verspreiding atypisch werk in flexibilisering arbeidsmarkt. → vrees voor slechtere werkcondities, toegang tot zorg, trainig en carrière. → lage graad vakbondsvorming rond part-time werknemers, vrees voor opkomst secundaire arbeidsmarkt zonder vakbonden. → vrees voor inkomensflexibiliteit. Standpunt vakbonden hangt wel af van particuliere elementen flexibilisatie en particuliere landen waarin ze actief zijn. → in sommige landen hebben de notie van flexicuriteit aanvaard en zelfs actief gepromoot, in andere landen blijven ze wantrouwig tegenover concept staan. 7. Conclusies Concept flexicuriteit blijft dubbelzinnig → Multidimensioneel karakter en nadruk op beleidscomponenten in bepaalde landen → Houdt weinig rekening met reeds ingevoerd beleid Kritiek: flexicuriteit heeft voorgaande EU beleid over activering vervangen en "is likely to be replaced by the next fashionable and politically useful concept before long". → Voor analytische doeleinden verduidelijking nodig → Op politiek niveau is deze vaagheid handig → aanvaardbaar maken bij verschillende groepen → risico op het verliezen van gelijktijdig samenhang van flexibiliteit en zekerheid. Samenbrengen economische behoefte met sociale zekerheid niet nieuw → term flexicuriteit kan wel bekeken worden als innovatie Over effecten van flexicuriteitbeleid kan gedebatteerd worden: → Is demografische samenstelling niet oorzaak succes in Denemarken en Nederland? → Decentralisatie en collectieve onderhandeling oorzaak succes in Denemarken? → Zelfde regelingen verschillende inpact in verschillende landen. → Tegenstrijdigheden tussen mix flexicuriteit en particuliere beleidsinstrumenten → Concept flexicuriteit niet alleen populair geworden door succes in beleid maar ook politiek doel (flexicuriteitsbeleid als post hoc, niet pro-actief) → eens notie flexicuriteit bekend werd, opgenomen door politiek Politieke doel van flexicuriteit als idee of beleid draagt bij aan zijn aantrekkelijkheid maar houdt ook risico's in: → als werkloosheid stijgt bestaat kans dat flexicuriteitsbeleid dat momenteel lucht in wordt geprezen wordt afgebroken. Vraag blijft of flexicuriteit momenteel slechts een populair woord is dat overblijft van politieke doeleinden, of een echte component in de Europese strategie voor het combineren van tewerkstelling met sociaal beleid. 6