Samenvatting Bloed, Oncologie en Genexpressie 2003 Daniel Cremers Xeroderman Pigmentosum – extreme foto overgevoeligheid. Ontwikkelen van tumoren. Oorzaak is een defect in het repareren van door UV lichtgeinduceerde DNA schade. Ataxia-telangiectasia – onvermogen om de schade door ioniserende straling te repareren. Verhoogd risico op lymphoide maligniteiten. Ook progressieve cerebrale ataxia en oculocutane telangiectasie. Immunodeficient. Fanconi’s anemie- leukemieen, orale kanker en congenitale misvormingen. Extreem gevoelig voor cross-linkende stoffen. Mutatie op chromosoom 3p, puntmutatie in het brcgen op chromosoom 22 en mutatie in het UV-repair gen Blooms syndroom – overgevoelig voor verschillende DNA beschadigende stoffen zoals UV en bestraling. Humaan Papillomavirus (HPV) – veroorzaakt goedaardige papillomen, maar ook plaveiselcelcarcinomen van de cervix en het anogenitaal gebied. Vooral HPV16 is een oorzaak van de laatstgenoemde twee. Oorzaak is dat het virale E7 eiwit aan pRb bindt en het isoleert en dat het virale E6 aan het p53 bindt en het degenereert. (HPV 6 veroorzaakt genitale wratten) Epstein-Barr virus (EBV) – Burkitt lymfoom, B-cel lymfomen, Hodgkin, Nasopharyngeaal carcinomen. Komt binnen via de CD21 receptor die in B-cellen en epitheliale cellen voorkomt. Immortalisatie van de cellen door LMP-1 smane met bcl-2. Hepatitis B virus (HBV) – hepatocellulair carcinoom Humaan T-cel Leukemie Virus (HTLV-1) – T-cel Leukemie Lymfoom, Tropisch Spastische Parese. Bevat een Tax gebied. Tax proteine activeert c-fos, c-sis die voor IL-2 coderen en zijn receptor en activeert ook het gen voor GM-CSF. Het virus stimuleert dus de proliferatie van T-cellen. Cellulaire afweer tegen tumoren: NK cellen, cytotoxische T cellen en macrofagen en enkele cytokinen. X-gebonden lymfoproliferatieve disorder (XLD) – de jongens kunnen in 25% van de gevallen maligne lymfomen ontwikkelen door een EBV infectie. Cellulaire therapien: adoptieve cellulaire therapie (IL-2 geactiveerde killercellen (LAK cellen)), cytokine therapie (IL-2, interferon-alfa, interferon-gamma, TNF-alfa en hematopoetische groeifactor), antistof gebaseerde therapie (antistof met een toxine eraan gebonden dat specifiek de tumor dood). TNF-alfa oorzaak van het wastingsyndoom bij kankerpatienten. Panneoplastische syndromen – symptoomcomplexen bij kankerdragende patienten die niet goed verklaard kunnen worden door de primaire tumor of metastasen. Stadiering van tumoren is belangrijker dan gradiëring. Stadiering is het bepalen van metastasen. Gradiëren is het bepalen van de graad van differentiatie van tumoren (ongedifferentieerd is slechter). TNM systeem – T primaire tumor, N regionale lymfeklieraantasting, M metastasen. T0-carcinoma in situ, T1-T4 steeds minder gedifferentieerde tumor, N0 geen lymfeklier aantasting, N1- N3 steeds meer lymfeklieren aangetast. M0 geen metastasen, M1-2 toenemende mate van metastasering. Histologische en cytologische methoden: Excisie of biopsie Aspiratie of het inbrengen van naalden (geaspireerde cellen worden in een begeleidende vloeistof door een fijne naald opgezogen en worden vervolgens cytologisch onderzocht) Cytologische uitstrijken (gebruikt voor baarmoedermond afwijkingen, endometriumcarcinoom, bronchuscarcinoom, blaas- en prostaattumoren en maagcarcinomen. Immunohystochemie – identificatie van structuren door monoclonale antilichamen tegen die structuren markers Keratine – in carcinomen, mesotheliomen Desmine – spierceltumoren (glad, dwarsgestreept) Vimentine – mesenchymale tumoren, enkele carcinomen Glia filamenten – gliomen Neurofilamenten – neurale tumoren hCG AFP CEA LDH PAP NSE SCC LASA TPA POA CA 125 CA 19.9 CA 50 Gestational trophoblastic, germ cell+ ectopic Yolk sac testicular and ovarian, hepatoma + ectopic Colorectal, other advanced gastrointestinal tumors, breast Germ cell, potentially most tumor types Prostate Small cell lung cancer, neuroblastoma Cervix, other squamous tumours (now also monoclonal) Ovary, endometrium, cervix, breast, sarcoma Many advanced cancer types Pancreas Epithelial ovarian, advanced abdomen, especially if ascites Pancreas, colorectal, ovary, upper gastrointestinal tract Pancreas, colorectal, ovary, upper gastrointestinal tract, breast, lung, prostate CA 72 Polymorphic epithelial mucin DU PAN 2 NB/70K TATI PLAP PSA Colorectal, pancreas, ovary Breast, ovary (numerous antibody including DF3, 115D8, MCA, HMFG1 and 2, M29, M38, MSA, NCRC 11, CA 54a) Pancreas, other upper gastointestinal tract Ovary, lung, breast, gastointestinal tract Ovary, pancreas Testes, ovary Prostate Alpha-foetoproteine (AFP) – tumoren in de lever, kiemcellen en de testis. Ook verhoogd bij colon, long en pancreas carcinomen. Let op! Bij cirrhose, toxische leverbeschadiging, hepatitis en zwangerschap is het ook verhoogd. HCG – humanchorionic gonadotropin. Een glycoproteine. Bij zwangerschap, maar ook bij 60% van de testistumoren hoog. Baarmoederhalskanker risicofactoren: veel seks met verschillende mannen (door groter risico op HPV infectie), DES. Stadiering: IA (micro invasief), IB (beperkt tot de cervix), IIA (1/3 deel van de vagina is nog gespaard), IIB (nog niet tot aan de bekkenwand), III (Onderste deel van de vagina), IV (verdere doorgroei. Patienten sterven door doorgroei in de urineblaas, ureters). Pap classificatie : Pap0 (geen betrouwbare diagnose), Pap 1 (geen afwijkingen), Pap 2 (lichte dysplasie), Pap 3a1 (lichte dysplasie CIN I), Pap 3a2 (matige dysplasie CIN II), Pap 3b (sterke dysplasie CIN III), Pap 4 (carcinoma in situ CIN III), Pap 5 (infiltrerend carcinooom) Pap 1 herhaling 5 jaar, Pap 2 herhaling na 6 maanden, Pap 3a1 herhaling 6 maanden, Papa 3a2 doorzanden naar gynaecoloog. Cel cyclus: G1 – rust, S – DNA synthese, G2- rust, M – deling APC gen – betrokken bij familiaire adenomateuze polyposis P53 gen – betrokken bij Li-Fraumeni-syndroom RB1 – betrokken bij erfelijk retinoblastoom en bij erfelijke Wilms tumor BRCA1, 2 – betrokken bij erfelijke borst- en eierstokkanker Li-Fraumeni-syndroom – kiembaanmutatie in p53 tumorsuppressorgen + BRCA1 en 2. Leukemie en tumoren van de weke delen, borst, hersenen, en bijnierschors. Het is familiair. Cowden-syndroom – borstkanker, afwijkingen van de mond en het slijmvlies, schildklierkanker, macrocefalie, neurologische afwijkingen en poliepen in het maagdarmkanaal. Familiaire adenomateuze polyposis (FAP)- meer dan 100 poliepen in de dikke darm. Vrijwel 100% kans op darmkanker. Heriditair nonpolyposis colorectaal carcinoom (HNPCC) – minder dan 5 poliepen, maar kunnen makkelijk overgaan in darmkanker. Retinoblastoom – maligne tumor van de embryonale retinacel. Efelijke retinoblastoom heeft een 90% penetrantie. Wilms tumor – nefroblastoom. Meestal sporadisch. Erfelijk bij WAGR-syndroom en Denys-Drash-syndroom. Meestal bij jonge kinderen. Metastasen in de longen, lever en lymfeklieren. Chemotherapie. 5 jaars overleving = 80%. Multipele endocriene neoplasie (MEN) – mutaties op het MENI gen en op het RETprotooncogen. Alkylerende stoffen – binden alkylgroepen aan DNA Antimetabolieten – interfereren met de synthese van DNA. Topo-isomerases – remt de ontrolling van DNA Tubuline-gifstoffen – vernietigen de tubuli, waardoor de cel zijn stevigheid verliest. Cisplatin – neurotioxisch, nierbeschadigend, longbeschadigend, gehoorbeschadigend. Alkylerend. Ifosfamide – nierbeschadigend, blaasbeschadigend. Alkylerend. Bleomicine – longbeschadigend, huidafwijkingen. Docetaxel – huidafwijkingen, allergische verschijnselen Geneesmiddel ontwikkelingsfasen: Fase I onderzoek: wat is de hoogste dosering die nog veilig is Fase II onderzoek: heeft het middel effect op verschillende vormen van kanker Fase III onderzoek: wat zijn de voordelen van het medicijn tegenover de andere medicijnen. Bifosfonaten – gaan een chemische binding aan met het bot, waardoor het niet afgebroken word (van belang bij Kahler, borstkanker, longkanker en prostaatkanker) Bij maligniteiten kan hypercalciemie ontstaan door vernietiging van het omringende botweefsel, door de productie van PTH-like factor, metastasen in de botten of aantasting van de nier, waardoor het Ca niet meer uitgeschieden kan worden. Bij kinderen komt ALL het meeste voor onder de kankers, gevolgd door het astrocytoom, non-Hodgking lymfomen en Wilms-tumor. Schade door behandeling: Bestraling van de schedel kan groeistoornissen veroorzaken en een eerder beginnende puberteit Behandeling met methotrexaat, corticosterioden en cyclofosfamide kan leiden tot osteoporose en avasculaire botnecrose. Ook bij combinatie van radiotherapie en corticosterioden. Vinca-alkaloiden, cisplatin, methotrexaat en cytarabine kunnen neurotoxisch zijn. Hart- en vaatziekten zijn ernstige complicaties van de behandeling van maligniteiten. Bestraling van de longen kan pneumonitis veroorzaken. Cyclofosfamide en ifosfamide kunnen hemorragische cystitis veroorzaken. Bloed bestaat uit een vloeibare fase (plasma) en een vaste fase (cellen) Functies van het plasma: handhaven coloid-osmotische druk, buffer, bron van aminozuren, transport van bilirubine, steroidhormonen, vrije vetzuren, Fe, Cu (albuminde speelt hierbij een belangrijke rol) en medicijnen, stolling van het bloed. Alfa-globulines – HDL, VLDL… Beta-globulines – LDL, transferrine (Fe transport), plasminogeen en fibrinogen… Gamma-globulines – de circulerende antilichamen. Erythropoietine – hormoon gevormd door de nier, een glycoproteine behorend tot de alfaglobulines, gestimuleerd door weefsel hypoxie en anemie. Zorgt voor de extra aanmaak van erytrocyten. Foliumzuur is van belang voor de DNA-synthese Folaatcyclus – THF gaat over in DHF en dit wordt door folaatreduktase weer omgezet in THF. Vitamine B12 tekort leidt tot een versoring van de dTMP synthese en megaloblastische anemie. Resorptie van vit B12 door intrinsic factor in uit de maag en als het in de darm is opgenomen wordt het getransporteerd door transcobalamine II. Stamcel proerythroblast erythroblast normoblast reticulocyt erythrocyt De enige functie van erythrocuten is O2 en CO2 transport. Alleen voor de reductie van zuurstofradicalen (via de hexosemonofosfaat shunt), de Na+/K+-pomp en de regulatie van de 2,3-DPG concentratie (gebeurt via de Rapoport-Leubering cyclus) is energie nodig. Die komt uit glucose die door de Na+/K+ pomp de cel in wordt gebracht. De pomp gebruikt energie die door glycolyse wordt gevormd. Glucosetransport – Na+/K+-pomp door passief en actief transport. 2,3 DPG – deze stof kan aan hemoglobine binden en vermindert daardoor de O2-affiniteit van hemoglobine. 3 soorten hemoglobine: Hb-A (2 alfa en 2 bèta ketens. Komt bij 98% voor), Hb-A2 (2 alfa en 2 delta ketens) en Hb-F (2 alfa en 2 gamma ketens. Komt voor bij foetussen en baby’s) Thalassemie – te weinig bèta ketens gevormd Sikkelcel anemie – op een plaats is in de bèta keten een aminozuur vervangen door een valine. Straling dosis in mSv/jaar uitgedrukt. 20 mSv/jaar is onschadelijk. We zijn normaal aan 2,5 blootsgesteld. Hemoglobine Hb Hematocriet Ht Erytrocyten aantal E Mannen 8,7-11,1 0,41-0,51 4,5-6 Vrouwen 7,5-9,9 mmol/l 0,37-0,47 l/l 4,2-5,5 1012/l Mean corpuscular volume MCV Mean corpuscular hemoglobin MCH Mean corpuscular hemoglobin concentration MCHC; Hb/Ht Reticulocyten aantal ret. 76-96 fl 1700-2000 amol 19,2-21,7 mmol/l 2-20 o/oo Normaalwaarden bij volwassenen: Leukocyten: 3-10*109/l Neutrofiele granulocyten 55-75% Eosinofiele granulocyten 2-4% Basofiele granulocyten 0-1% Monocyten 5-10% Lymfocyten 20-35% Granulocytopenie – minder dan 1*109/l. Hierbij een toename van de bevattelijkheid voor bacteriële, gist- en schimmelinfecties. Therapie 5 mg/kg lichaamsgewicht filgrastim en bij ernstige vormen antibiotica. Lymfocytopenie – minder dan 1*109/l. Hogere bevattelijkheid voor infecties. Therapie is profylaxe. Granulocytose – boven de 10*109/l.. Lymfocytose – boven de 4*109/l Acute leukemie – rijpingsdefect in een van de hemapoietische cellijnen. Onrijpe cellen, blasten, blijven in de aanvangsfase van acute leukemie in het beenmerg en nemen gestaag toe. Pancytopenie. Later blasten in het bloed. Chronische myeloide leukemie – toename van de gehele granulocytaire reeks van jonge tot rijpe cellen en meestal is er ook een proliferatie van de megakaryocytaire en rode reeks. Translocatie 922 met de Bcr-Abl gencombinatie en het ontstaan van het Philidelphiachromosoom. Bcl2- borstkanker. Geprogrammeerde celdood. c-ras – vooral in cytoplasma. Geactiveerd door puntmutatie. Colon kanker. Bindt aan GTP. c-abl – geprogrammeerde celdood c-myc – transcriptiefactor. Burkitt lymfoom Rb1 – tumorsuppressorgen. Samen met E7 oncogeen (E7 is onderdeel van het HPV16 gen). Retinoblastoom (?) c-Erb-B – groeifactor receptor E7 – samen met Rb-eiwit is het oncogeen in een HPV16 infectie. Het is een virus eiwit E6 – samen met het p53 eiwit is het oncogeen bij een HPV16 infectie. Het is een virus eiwit Abl-gen – bij chronische myeloide leukemie (translocatie 9 22), AML, B-ALL P53 – tummorsuppressorgen. Neu – veranderde groeireceptor Sis - groeifactor Erb B2 – zit voornamelijk in het celmembraan APC – tumorsuppressorgen bij colon kanker DCC - tumorsuppressorgen bij colon kanker Tax - transcriptiefactor Polycythemia vera – toename van het aantal erythrocyten. Jeuk, splenomegalie, rode gelaatskleur. De behandeling is aderlating. Normaal bloedbeeld: neutrofielen 40-75%, eosinofielen 5%, basofielen 0,5%, lymfocyten 20-50%, monocyten 1-5% Burkitt lymfoom – lymfoom in de ileocaecale regio. Translocatie 814. c-myc bij betrokken. Anemie van de chronische ziekte – anemie door de ziekte. IJzerstapeling omdat het niet kan worden benut voor het maken van ery’s. Therapie: EPO. Blackfan Diamond anemie – behandeld met prednison. Anemie door aplasie van de rode bloedcellen. Dysplasie – reactieve groei met verstoring van de architecturale opbouw en cellulaire atypie. Glutathionreductase – zet gluthathion om in gluthion + NADPH + H+ in ery’s Antilichamen tegen het H-antigeen komen niet voor bij bloedgroepen A, B, AB of O Steroide hormonen zijn vet oplosbaar Monocyten hebben CD14 en granulocyten CD15 Bij Southern blot heb je een smear van banden bij een polyclonale maligniteit en een duidelijk verschillende band bij een monoclonale maligniteit. Taxomifen – bindt aan de oestradiol-receptor en remt de conversie van oestron naar oestradiol Neuroblastoom – kan zijn oorsprong in de para-spinale ganglia hebben Pernicieuze anemie – behandeld met vitamine B12 parenteraal Bij hemolytische anemie zijn de LDL levels in het serum verhoogd Monoclonale gammopathie van “unknown significance” – woekering van plasmacellen/ lymphoide cellen. Gammaglobuline in het bloed. Het is de voorloper van de ziekte van Kahler.