Maatschappijleer

advertisement
Maatschappijleer
Criminaliteit en rechtsstaat
2a.Verschil waarden en normen:
Waarden zijn doelen in het leven waarnaar mensen streven en deze worden ‘vertaald’
In concrete gedragsregels = normen.
2b.Verschillende soorten waarden en normen:
Waarden; geluk, liefde, rijkdom, rechtvaardigheid
Normen; religieuze normen, morele normen, fatsoensnormen
2c. 6 Betekenissen van rechtsregels voor de samenleving:
1. Zekerheid
2. Ordening
3. Onafhankelijke rechtspraak
4. Bevordering van rechtvaardigheid
5. Gedrag wordt voorspelbaar
6. Voorkomen van conflicten of op vreedzame manier beslechten
3a.Verschil tussen strafbaar en strafwaardig gedrag:
strafbaar; overtreden van de rechtregels
strafwaardig; wat de samenleving een straf waard vindt
3b. 2 Voorbeelden van strafwaardig gedrag wat echter volgens de wet níet strafbaar is:
1. Moeder laat man en kinderen in de steek om te gaan samenwonen met haar vriend.
2. In Nederland overvloeden, Derde Wereld crepeert van de honger.
3c. 2 Voorbeelden van niet-strafwaardig gedrag wat echter volgens de wel wél strafbaar is:
1. Fietsen zonder achterlicht
2. Bedelen in het openbaar
3d. Uitleg dat criminaliteit een relatief begrip is:
De invulling van wat criminaliteit is verschild naar plaats en tijd; de wetten veranderen,
ze worden aangepast aan de veranderende samenleving en in andere landen met andere
culturen zullen andere opvattingen heersen over wat strafbaar is.
3e. Wat is jurisprudentie?:
Uitspraken van rechters die gevolgen hebben voor toekomstige, vergelijkbare zaken.
3f. Verschillende soorten criminaliteit:
 Geweldsdelicten (= agressieve criminaliteit)
 Vermogensdelicten
 Seksuele delicten
 Verkeersdelicten
 Overige delicten
3g.Verschil veel voorkomende (kleine) criminaliteit en zware criminaliteit:
Veel voorkomende => massaal voorkomende strafbare gedragingen, die hinderlijk zijn
voor de burgers en die gevoelens van onveiligheid bij de burgers
vergroten. (preventief beleid)
Zware => georganiseerde misdaad (repressief beleid)
4a. 4 Manieren voor een beeld van de totale omvang van de criminaliteit te geven:
1. Politiestatistieken
2. Rechtbankstatistieken
3. Slachtofferenquêtes
4. Daderenquêtes (=self-reportonderzoeken)
4b. Onderscheid tussen geregistreerde en niet-geregistreerde criminaliteit:
Geregistreerde; politiestatistieken & rechtbankstatistieken
Niet-geregistreerde; slachtofferenquête & daderenquête
4c. 6 Kanttekeningen van politiestatistieken:
1. Aangiftebereidheid (zinloos, angst, schaamte)
2. Meer mensen; groei van de bevolking
3. Selectieve opsporingsbeleid van de politie
4. Onontdekte criminaliteit
5. Registratiefouten
6. Toename van het aantal regels
4d. 3 Redenen dat niet alle strafzaken in de rechtbankstatistieken zijn opgenomen:
1. Gevolg van de kanttekeningen van politiestatistieken
2. Transactie (= bedrag aan de politie of OM betalen in ruil voor verdere vervolging)
3. Seponeren (= Officier van Justitie besluit af te zien van verdere vervolging)
4e. 2 Vormen van niet-geregistreerde criminaliteit:
1. Slachtofferenquête
2. Daderenquête
4f. Voor- en Nadeel van slachtofferenquête:
VD: Het is anoniem en cijfers kunnen vergeleken worden met de geregistreerde
Criminaliteit.
ND: Niet betrouwbaar: - slachtoffers van moord kunnen niet meer ondervraagd worden
- bij bepaalde misdrijven zijn mensen toch niet bereid hun
gevoelens bloot te geven, ook al is het anoniem
- bij veel misdrijven geen duidelijk slachtoffer
- oncontroleerbaar (mensen liegen/ overdrijven)
4g.Voor- en Nadeel van daderenquête / selfreportonderzoek:
VD: * Anoniem; mensen bereid hun zonden op te biechten waarbij misdrijven aan het
licht komen waar bv. geen duidelijk slachtoffer was aan te wijzen
* Beter onderzoek mogelijk naar relatie tussen bepaalde vormen van criminaliteit
en sociale klassen
* Goed beeld van jeugdcriminaliteit
ND: * Hoe zwaarder de misdaad hoe minder de dader genegen zal zijn eerlijke
antwoorden te geven
* Beroepscriminelen zullen helemaal niet meewerken
* Oncontroleerbaar
4h. Verklarende factoren voor de mate waarin maatschappelijke groepen zich onderscheiden
in criminaliteit:
* Maatschappelijke positie
- laag: agressieve delicten, inbraak en diefstal
- hoog: witte-boorden-criminaliteit
* Geslacht 
Ondervertegenwoordiging van de vrouwen:
1. andere socialisatie
2. ongelijke machtsverdeling m/v
3. aangeboren verschil in agressiviteit
* Leeftijd  Jongeren; kleine criminaliteit, door:
1. sociale problemen
2. geen sociale mobiliteit
3. weinig gevoel voor normen en waarden
4. vaak allochtone afkomst
* Etnische afkomst  allochtonen in drugshandel en diefstal
* Lokatie  grote steden: meer criminaliteit, door:
1. kansarme jongeren
2. minder sociale controle
5a. Verschillende theorieën voor de klaring van criminaliteit en daarbij kanttekeningen:
Theologische visie (vooral vanuit het Christendom)
 Mensvisie: ‘Mens is van nature tot het kwade geneigd’
 10 geboden om de mens op het rechte pad te houden
 CDA
Biologisch-psychologische visie
 Mensvisie: ‘Mens is als misdadiger geboren’ (het zit dus echt in de persoon zelf)
A.Lombroso  Turijnse gevangenisarts
 Uiterlijk lichaam laat geest/ziel zien
 Criminelen blijven steken bij ontwikkeling (hebben achterstand)
 Crimineel gedrag is een vorm van primitief gedrag dat zou verdwijnen als de
evolutie van de persoon voortgaat
Omgevingstheorieën (sociolgie)
1.Sociaalpsychologische theorieën
A. Stigmatiseringtheorie (van Becker) (= etiketteringstheorie)
* Selffulfilling prophecy; reacties van de samenleving zijn doorslaggevend voor de
‘oorzaak’ van criminaliteit
B. Aangeleerd gedrag- theorie (Sutherland)
 ‘Je leert crimineel gedrag van anderen’
 Verklaring voor: jeugdcriminaliteit en witte-boorden-criminaliteit
 Gevangenisstraf niet ‘goed’ want er worden dan contacten gelegd tussen
gedetineerden en deze kunnen weer van elkaar leren (tips)
C. Rationele keuze- theorie (klassieke school)
 ‘Mens is rationeel denkend wezen’
 Criminaliteit als kosten-baten-analyse (Pakkans/strafmaat vs. Voordeel)
 (Vooral) verklaring voor vermogens- en verkeersdelicten
2. Sociologische theorieën
A.Bindingstheorie (Hirschie) (=sociale controle-theorie)
 Mensvisie: ‘Mens is van nature slecht, zonder binding gaat het fout’
 Mensen blijven op het rechte pad door de bindingen in hun leven. Tussen gezin,
familie, werk enz. . D.m.v. werknemersprojecten kan de overheid invloed
uitoefenen.
B. Anomie-theorie (Merton)
 Westerse samenleving heeft materialistische doelen, alleen te bereiken met
Schoolopleiding, maatschappelijke carrière. Als dat niet lukt ben je een ‘looser’ en
probeer je het op een andere manier te bereiken.
6a. Waarom is criminaliteit een sociaal probleem?:
Criminaliteit is een probleem van de hele samenleving; iedereen praat erover en over de
vraag hoe criminaliteit het best bestreden kan worden.
6b. 4 Gevolgen van criminaliteit op materieel vlak:
1. Diefstal
2. Beveiligingskosten
3. Belastingfraude....hogere belastingen
4. Duurdere prijzen door verrekening beveiligingskosten
6c. 6 Gevolgen van criminaliteit op immaterieel vlak:
1. Angst – trauma’s
2. Morele verontwaardiging
3. Beperking bewegingsvrijheid...gevoel van onveiligheid
4. Eigenrichting (recht in eigen handen nemen)
5. Vervaging van het normbesef
6. Verlies aan vertrouwen in mensen en organisaties
6d. Welke beeldvorming bestaat er over criminaliteit en hoe ontstaat deze beeldvorming?:
Mensen denken dat de criminaliteit enorm is toegenomen. Door de massamedia is dat
ontstaan.
6e. Op welke 2 manieren kunnen de verschillende soorten media de beeldvorming over
criminaliteit beïnvloeden?:
1. Onevenredig veel aandacht aan besteedt
2. De media zijn sensatiegericht
6f. Waarom is criminaliteit een politiek probleem?:
Het handhaven van de openbare orde en het verschaffen van veiligheid voor de burgers
zijn basisfuncties van de staat. Criminaliteit wordt gezien als bedreiging van de
rechtsorde.
6g. 6 Beginselen van de rechtsstaat:
1. Grondwet
2. Legaliteitsbeginsel (gebonden zijn aan de wet)
3. Duidelijke scheiding van de machten
4. Wetgeving komt tot stand in samenwerking met de volksvertegenwoordiging
5. Onafhankelijke rechtspraak
6. Grond- en vrijheidsrechten van burgers zijn omschreven en gewaarborgd
6h. Op welke wijze is de staat op basis van de trias politica betrokken bij het voorkomen en
bestrijden van criminaliteit?:
 Wetgevende macht: regering en parlement
 Uitvoerende macht: politie en Openbaar Ministerie
 Rechtelijke macht: onafhankelijke rechtspraak...niet betrokken
6i. Uitleg spanningsverhouding tussen werkwijze OM/politie en uitgangspunten van de
rechtsstaat:
Werkwijze OM/politie kan op gespannen voet staan met uitgangspunten van de
rechtsstaat (bv.Gebruik van infiltranten heeft geen wetsbasis).
6j. Uitleg spanningsverhouding tussen OM en minister van Justitie:
Minister van Justitie en OM zijn niet onafhankelijk van elkaar, dit kan in bepaalde
gevallen sterk op willekeur gaan lijken (bv.Wel/niet vervolgen van een persoon).
7a. Wat is in het wetboek van strafrecht gegeven?:
Een uitgebreide beschrijving van straffen, overtredingen etc.
7b. Inhoud van het Eerste boek en Tweede/Derde boek van het wetboek van strafrecht:
Eerste: Algemene bepalingen * legaliteitsbeginsel
* ‘ne bis in idem’principe
* verjaring
Tweede/Derde: Misdrijven en overtredingen
7c. Welke 7 andere wetten naast het wetboek van strafrecht bestaan er waarin strafbaar
gedrag wordt beschreven?:
1. Wetboek van strafvordering
2. Opiumwet
3. Wegenverkeerswet
4. Wet op de economische delicten
5. Algemene Wet inzake Rijksbelastingen
6. Verschillende milieuwetten
7. Vuurwapenwet
7d. Achtergrond rechtsstaatgedachte:
Bescherming burger tegen willekeur van de overheid.
7e.2 Verschillende soorten straffen:
1. Hoofdstraffen
2. Bijkomende straffen
7f. 4 Hoofdstraffen:
1. Gevangenisstraffen (min.1dag, max.20 jaren)
2. Hechtenis (min. 1dag, max. 1,3 jaar) (minder zware vorm van gevangenisstraf)
3. Geldboetes
4. Taakstraf (= alternatieve straf)
7g. 2 Voorwaarden van taakstraf:
1. straf was max.6 maanden (omgezet naar max.240 uren)
2. verdachte moet ermee instemmen
7h. 3 Bijkomende straffen:
1. het ontnemen van bepaalde rechten
2. terbeschikkingstelling (TBS)
3. voorwaardelijke straf
7i. Doel van de maatregel TBS:
Het beschermen van de samenleving tegen de dader en/of de dader tegen zichzelf
beschermen.
7j. Verschil voorwaardelijke- en onvoorwaardelijke straf:
Voorwaardelijk; de straf of maatregel wordt niet ten uitvoer gelegd als de veroordeelde
binnen een afgesproken proeftijd geen strafbaar feit pleegt of bepaalde
andere afspraken nakomt.
Onvoorwaardelijk; de straf of maatregel wordt ten uitvoer gelegd.
7k. 4 Voorwaarden van strafbaarheid van gedrag:
1. Alleen menselijk gedrag is strafbaar (dieren, gedachten en gevoelens niet...uitz.!!)
2. Alle bestanddelen uit de delictsomschrijving moeten zijn bewezen
3. Het gedrag moet wederrechtelijk zijn (in strijd zijn met de rechtsorde)
4. Schuldbeginsel...dader moet schuldig zijn
7l. 2 Soorten strafuitsluitingsgronden:
1. Rechtvaardigingsgronden
2. Schulduitsluitingsgronden
7m. 2 Rechtvaardigingsgronden & uitspraak van de rechter:
1. Noodweer
2. Overmacht
Uitspraak : Ontslag van rechtsvervolging
7n. 4 Schulduitsluitingsgronden & uitspraak van de rechter:
1. Ontoerekeningsvatbaarheid van de dader
2. Noodweerexces
3. Psychische overmacht / overmachtexces
4. Afwezigheid van schuld
Uitspraak : Ontslag van rechtsvervolging
7o. 3 verschillen tussen overtreding en misdrijf:
1. M: strafblad
O: niet altijd strafblad
2. M: gevangenis O: max. Huis van Bewaring (hechtenis)
3. M: behandeld door politierechter O: behandeld door kantonrechter
7p. 4 Bepalingen strafrecht voor jongeren:
1. Kinderen jonger dan 12 jaar kunnen niet strafrechtelijk vervolgd worden.
2. Kinderen tussen 12 en 18 jaar kunnen alleen terechtstaan voor de kinderrechter.
3. De rechtszittingen zijn niet openbaar.
4. Er gelden andere straffen en maatregelen
Vb. * geen gevangenisstraf, maar wel 6 maanden tuchtschool
* taakstraffen (HALT)
8c. Organisatie rechterlijke macht:
 Kantongerecht; overtredingen = Rechtbank
 Arrondissementsrechtbanken = Rechtbank
- eenvoudige zaken: 1 politierechter
- ingewikkelde zaken: meervoudige kamer van 3 rechters
- kinderrechter
- zaken in hoger beroep afkomstig van kantongerecht
 Gerechtshof; alle beroepszaken van arrondissementsrechtbank
 Hoge Raad; toetst of lagere rechters de wetgeving op de juiste manier hebben
toegepast
8d.Welke soort zaken door welke rechter behandeld?: zie 8c
8e. Onderscheid tussen vonnis en arrest:
Vonnis: uitspraak van de kantonrechter en arrondissementsrechtbank
Arrest: uitspraak van het Hof en van de Hoge Raad
8f. Wat is ‘in cassatie gaan’ en bij wie?:
In hoger beroep gaan bij de Hoge Raad
8g. Wat is jurisprudentie?:
Uitspraken van de Hoge Raad waar lagere rechters altijd rekening mee zullen moeten
houden.
8h. 3 Taken van het Openbaar Ministerie:
1. Het leiden van het opsporingsbeleid.
2. Het vervolgen van strafbare feiten.
3. Het doen uitvoeren van de opgelegde vonnissen.
8i. Onderscheid tussen Officier van Justitie en de Procureur-generaal:
Officier: lid van het OM die optreedt als aanklager bij het kantongerecht en bij de
arrondissementsrechtbank.
Procureur: lid van het Om die optreedt als aanklager bij het Hof en bij de Hoge Raad.
8j. 3 Redenen om te seponeren:
1. Onvoldoende bewijsmateriaal
2. Zaak in relatie tot andere zaken te onbelangrijk
3. Verdachten moeten nog een kans krijgen om onder een veroordeling uit te komen
Seponeren: Officier besluit een zaak niet voor de rechter te brengen, zodat de verdachte
niet veroordeeld kan worden.
8k. Definitie van ‘opportuniteitsbeginsel’:
Het algemeen belang weegt zwaarder dan de vervolging van een verdachte.
8l. 3 Hoofdtaken van de politie:
1. Handhaving van de rechtsorde
2. Hulpverlening
3. Opsporen van strafbare feiten
8m. 5 Bevoegdheden van de politie:
1. Politie mag een persoon staande houden en vragen naar zijn persoonlijke gegevens.
2. Politie mag een verdachte aanhouden en meenemen naar het buro voor een verhoor.
3. Politie mag een verdachte onder bepaalde voorwaarden langer vasthouden.
4. Politie mag onder bepaalde voorwaarden, zaken in beslag nemen, mensen fouilleren,
huiszoeking doen, telefoons aftappen enz.
5. Politie mag door het aanbieden van een schikking de straf op bepaalde overtredingen
zelf afhandelen.
8n. 5 Rechten van de verdachte:
1. Recht om te weten waarvan hij verdacht wordt.
2. Recht op hulp van een advocaat of raadsman.
3. Recht om te zwijgen; hoeft op geen enkele wijze mee te werken aan zijn eigen
veroordeling.
4. Mag maar voor een beperkte tijd worden vastgehouden.
5. Recht om in een rechtszaak in hoger beroep te gaan.
8o. 3 Taken van de reclassering:
1. Het verlenen van vroeghulp.
2. Het verzorgen van een voorlichtingsrapportage t.b.v. de rechter.
3. Het voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van taakstraffen.
8p. Mogelijkheden betreffende schadevergoedingen voor slachtoffer:
 Schadefonds geweldsmisdrijven
 Bureau Slachtofferhulp
 Waarborgschadefonds...voor materiële schade aangericht door onbekend persoon
9b. 7 Doelen/functies van straffen:
1. Generale preventie dreigen met straffen en daardoor mensen afschrikken van
criminaliteit
2. Speciale preventie  het geven van straf met de bedoeling herhaling van het
misdrijf te voorkomen
3. Handhaving van de rechtsorde
4. Vergelding  opzettelijk en gerechtvaardigd leed toevoegen aan de misdadiger
5. Resocialisatie  straf moet dienstbaar worden gemaakt aan de voorbereiding op de
terugkeer in het maatschappelijk leven
6. Beveiliging van de maatschappij en burgers
7. Genoegdoening  tegemoetkoming aan de wensen van het slachtoffer
9c. Welke veranderingen in straffen in vergelijking met vroegere tijden?:
 Niet meer in het openbaar
 Geen fysiek geweld meer
10a.Verschil preventief en repressief beleid:
Preventief: gericht op het voorkomen van criminaliteit. Vooral bij veel voorkomende
criminaliteit. Vb.voorlichting
Repressief: optreden als de criminaliteit al geschied is. Vooral bij zware criminaliteit.
Vb.versterking en uitbreiding van de bevoegdheden van politie en justitie,
cellenaantal uitbreiding
10b. 5 Soorten beleidsmaatregelen:
1. Opsporingsbeleid (welke vormen speciale aandacht?)
2. Vervolgingsbeleid (welke delicten meer of minder aandacht?)
3. Gevangenisbeleid
4. Nieuwe wetgeving (Wat is crimineel en wat niet?)
5. Preventieve maatregelen
10c. 3 Factoren die de pakkans bepalen:
1. Aangiftebereidheid van de burgers
2. Zichtbaarheid van het delict
3. Selectieve opsporingsbeleid van de politie
10d. 6 Maatschappelijke ontwikkelingen die in verband kunnen gebracht worden met toename
van criminaliteit:
1. Toegenomen alcohol- en drugsgebruik
2. Deconfessionalisering c.q. ontkerkelijking ;
kracht van de christelijke normen en waarden zijn afgenomen
3. Afnemend gezag van de overheid en andere instanties
4. Toegenomen welvaart (denk aan anomie-theorie)
normen op materiële zaken
5. Marginalisering van bepaalde etnische groepen
6. Werkeloosheid met name onder etnische groepen
Onderscheid sociaal-cultureel en sociaal-economisch maken!
10e. 6 Verschillende soorten van preventieve maatregelen:
1. Vergroten van sociale controle en het functionele toezicht
2. Versterking van de binding van de opgroeiende generatie met de samenleving
3. Voorlichting en onderwijs
4. Structureel verbeteren van leefomstandigheden van mensen
5. Veranderen van de wetgeving of het vervolgingsbeleid:
- invoering van snelrecht
- invoering van lik-op-stuk beleid (direct betalen bij geconstateerd delict)
- pakkans vergroten
- decriminaliseren
6. Aanpassen van de bebouwde omgeving, bevorderen van ‘sociale veiligheid’ door
kleinschalige woningbouw, bushokjes van onbreekbaar glas, ‘rustige’ begroeiing
Begrippenlijst
Criminaliteit en rechtsstaat
1. Self-fulfilling prophecy
Ex-gevangene krijgt geen baan door zijn verleden, valt dus terug en gaat weer
crimineel gedrag vertonen.
2. Witte-boorden- criminaliteit
De criminaliteit die alleen door mensen met een hoge positie op de maatschappelijke
ladder kan worden gepleegd, omdat zij daartoe de mogelijkheden hebben.
(grootscheepse (belasting)fraude, zwartgeld etc.)
3. Recidivisme
Enkele malen voor hetzelfde delict terugkomen.
4. Legaliteitsbeginsel
Iemand kan alleen gestraft worden op grond van strafbepalingen die opgeschreven
staan in, door de overheid, vastgestelde wetten.
5. Jurisprudentie
Uitspraken van rechters die gevolgen hebben voor toekomstige rechtszaken.
6. Cassatie
In hoger beroep gaan bij de Hoge Raad.
7. Seponeren
Afzien van verdere vervolging, door de Officier van Justitie, van de verdachte.
8. Transactie/schikking
Verdachte van strafbaar feit betaalt een bedrag (aan politie of OM) in ruil voor
verdere vervolging.
9. Strafuitsluitingsgronden
Strafbare feiten aanwezig maar geen straf gegeven.
 rechtvaardigingsgronden: goede redenen om niet gestraft te worden
 schulduitsluitingsgronden: delict gepleegd zonder dat de dader het aangerekend kan
worden, ook al zijn alle voorwaarden van crimineel
gedrag vervult
10. Ontslag van rechtvervolging
Uitspraak van de rechter wanneer de verdachte wel het delict heeft gepleegd heeft,
maar wanneer er sprake is van een strafuitsluitingsgrond.
11. Officier van justitie
Lid van het OM, die optreedt als aanklager bij het kantongerecht en bij de
arrondissementsrechtbanken.
12. Procureur generaal
Lid van het OM, die optreedt als aanklager bij het Hof en bij de Hoge Raad.
13. Arrest
Uitspraak van het Hof en van de Hoge Raad
14. Vonnis
Uitspraak van het kantongerecht en arrondissementsrechtbank
15. Opportuniteitsbeginsel
Het algemeen belang weegt zwaarder dan de vervolging van een verdachte.
16. Speciale preventie
Het geven van een straf met de bedoeling herhaling van het misdrijf te voorkomen.
17. Generale preventie
Het dreigen met straffen en daardoor mensen af te schrikken van crimineel gedrag.
18. Pakkans
De kans dat je gepakt wordt bij het plegen van een misdrijf.
19. Klassenjustitie
Als misdaden gepleegd worden door mensen uit een bepaalde klasse meer aandacht
krijgt dan misdaden gepleegd door mensen uit een andere klasse.
20. Reclassering
Aantal particuliere, door de overheid gesubsidieerde instellingen die belangrijke
taken vervullen bij het strafproces.
Doel: inspannen voor de maatschappelijke (her)inpassing van mensen die met het
strafrecht in aanraking zijn gekomen, herhaling van strafbaar gedrag
voorkomen en overlast verminderen.
21. Coornhert-liga
Meer humaan strafrecht  pleit voor nuttig werk en scholing i.p.v.
Gevangenisstraffen. Idee van taakstraffen deels afkomstig van Coornhert-liga.
22. Dading
Dader en slachtoffer lossen de zaak op door afspraken te maken over
schadevergoeding en genoegdoening. Slagen ze er niet in, dan volgt toch een
strafrechtelijke procedure.
Download