Jodenvervolging in Nederland

advertisement
Jodenvervolging in Nederland
Het Duitse nationaalsocialisme was antisemitisch, zoals de rassenwetten, de Kristallnacht en
de maatschappelijke uitsluiting van de Joden lieten zien. Dit betekent niet dat alle Duitsers
antisemitisch waren. Toch werden de Joden massaal vervolgd. Veel van hen emigreerden om
al in de jaren na 1939. Een groot deel van hen trok de grens over naar Nederland, sommigen
omdat ze van daaruit naar de Verenigde Staten wilden, anderen bleven hier.
In Nederland woonden in 1939 ongeveer 120.000 Joden, een tamelijk grote
gemeenschap. Hier kwamen nog ruim 20.000 Joodse vluchtelingen uit Duitsland bij.
Ongeveer 80.000 van hen woonden in Amsterdam, waar Joden en niet-Joden
gemeenschappelijk samen leefden en werkten.
Hoe stonden de Nederlanders tegenover de Joden? In de jaren ’30 was er sprake van
een verzuilde samenleving. Er was een Hervormde, een Gereformeerde, een Katholieke, een
Liberale en een Socialistische zuil. Deze zuilen bestonden uit mensen met dezelfde
levensovertuiging, die min of meer gescheiden van de andere zuilen leefden. Iemand die
Hervormd was, ging niet naar een Gereformeerde bakker, maar naar een Hervormde bakker.
Een Katholiek was lid van een Katholieke voetbalvereniging, enzovoorts. De Joden vormden
een min of meer aparte zuil, die redelijk op zichzelf stond. Er was in Nederland wel sprake
van antisemitisme, maar in beperkte mate. Zo was de Nationaal Socialistische Bond, de NSB
van Anton Mussert, in de jaren ’30 niet uitgesproken tegen de Joden. Voor het overgrote deel
was er sprake van een vreedzaam samenleving tussen Joden en niet-Joden, ook al leefden ze
grotendeels gescheiden.
Anton Mussert en leden van de NSB
1
De bezetting
In 1939 veroverde Hitler een groot deel van Polen, in april 1940 werden Denemarken en
Noorwegen overrompeld. Toen was het de beurt aan Nederland, dat onverwachts werd
aangevallen en slechts vijf dagen standhield. Als Rotterdam wordt gebombardeerd geeft het
Nederlandse leger zich over. De regering en de koningin vluchtten naar Engeland, waardoor
de Duitsers vrij spel kregen hun eigen overheid in te stellen, onder leiding van de Oostenrijkse
Nazi Arthur Seyss-Inquart. Hij stelde zich ten doel Nederland zo snel mogelijk Judenfrei te
maken.
Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart
Al snel na de bezetting namen de Duitsers de eerste anti-Joodse maatregelen in
Nederland. Eén van de belangrijkste verordeningen van de Duitsers was de verplichte
ariërverklaring die iedereen die in dienst van de overheid was, moest invullen. Als je kon
aantonen dat je geen Jood was, mocht je in dienst blijven. Joden mochten niet langer zelf
winkels of bedrijven hebben. Ze mochten bepaalde winkels niet meer in en ze mochten niet
meer naar de bioscoop of het theater.
2
Op 10 januari 1941 kwam het bevel dat alle Joden zich moesten laten registreren. Ze moesten
een speciale stempel in hun paspoort laten zetten. Een grote ‘J’ liet zien dat ze Joods waren.
Ook moeten ze een gele ster op hun jas dragen. Deze maatregelen kwamen één voor één en
iedere keer werden ze opgevolgd, omdat de Joden dachten dat het na deze regel wel op zou
houden. Maar er kwam telkens weer een nieuwe.
De Duitsers wisten dat in Nederland anti-Joodse gevoelens niet zo sterk waren. Als ze te snel
te bruut en te wreed hadden opgetreden tegen de Joden, zou de Nederlandse bevolking
wellicht in opstand zijn gekomen. Maar omdat de nieuwe regels één voor één kwamen, ging
het proces van isolering van de Joden geleidelijk en merkten veel Nederlanders het
nauwelijks. Tegelijkertijd gebruikten de Duitsers het Nederlandse ambtenarenapparaat om
alle Joden in Nederland te registeren en op te pakken. En de Nederlandse ambtenaren deden
hun uiterste best, al was het maar omdat ze hoopten dat als ze dit goed zouden doen, de Joden
verder geen kwaad zou worden gedaan.
3
De Nederlandse ambtenarij was hierin naïef: ze deden hun werk uitstekend, maar het resultaat
was dramatisch. De Duitsers hadden geen enkele moeite met het verzamelen en oppakken van
Joden. Ook de Joodse Raad, de raad die onder direct bevel van de Nazi’s stond en al hun eisen
moest overbrengen aan de Joodse gemeenschap, werkte mee met de Duitsers in de hoop dat
samenwerking het leed zou verzachten.
De Februaristaking
De NSB van Anton Mussert was een partij die in veel opzichten leek op Hitlers NSDAP. Zo
geloofden beide partijen in één sterke leider, hadden ze weinig op met de democratie en had
hun partij een militair karakter. De NSB had een geüniformeerde tak, de WA. Deze was voor
de bezetting verboden, maar werd door de Duitsers weer toegestaan. Trots paradeerde deze
WA door de straten van Amsterdam en expres door de Joodse wijk, waar ze Joodse winkels
vernielden en Joden lastigvielen.
De Amsterdamse Joden lieten zich niet zomaar in een hoekje drijven door de Duitse
bezetter en alle anti-Joodse wetgeving. Er werden knokploegen gevormd van jonge Joden, die
bereid waren te vechten voor hun rechten. Er vonden eind 1940 en begin 1941 verschillende
straatgevechten plaats tussen de Joden en WA’ers. Bij één van deze gevechten overleed WAman H. Koot, wiens begrafenis een grote NSB-aangelegenheid werd.
Razzia op 22 februari
Op dat moment zijn de Duitse bezetters het Joodse verzet beu en ze besluiten tot een grote
razzia. Op 22 februari 1941 werden 427 Joodse mannen in Amsterdam opgepakt en
afgevoerd. Niemand wist het op dat moment nog, maar geen van deze mannen zou het
concentratiekamp Mauthausen overleven. Het was het eerste moment waarop de Duitsers hun
ware gezicht lieten zien.
4
Maar de Amsterdammers waren niet van plan dit over hun kant te laten gaan. 427
Joden waren uit hun midden weggerukt en men kwam in opstand. ‘Blijf van onze rotjoden af,’
werd geroepen. Er werd een grote staking georganiseerd en op 27 februari lag heel
Amsterdam plat. Niemand ging naar zijn werk, de trams stonden stil en iedereen begaf zich op
straat, protesterend tegen de bezetter. De Duitsers stonden paf: stakingen kenden ze in het
Derde Rijk niet. De schrik sloeg erin bij hen en de hoogste Duitse politieautoriteit, Hans
Rauter, stuurde een bataljon van de Waffen SS, de gewapende tak van de SS, de straten van
Amsterdam op. 9 Amsterdammers werden doodgeschoten, 20 raakten zwaargewond. De
staking werd uiteengeslagen.
De Februaristaking zou de geschiedenis ingaan als één van de weinige keren dat een bezet
volk zich verzette tegen de Duitse bezetter. Het was ook één van de zeldzame keren dat de
niet-Joden zich solidair verklaarden met de Joden. De staking werd bloedig de kop ingedrukt
en het heeft de Joden niet geholpen. Maar toch was er even het verzet. In de documentaire ‘De
Stakende Stad’ (2016) vertelt de oud-staker Wijnand Schwithal waarom Amsterdam staakte:
‘Het was barmhartigheid.’ Barmhartigheid jegens de vervolgde Joden.
5
Wijnand Schwithal in De Stakende Stad
De Joodse Raad
Na de Februaristaking oordeelde rijkscommissaris Seyss-Inquart dat de Joden ‘geen deel
uitmaakten van het Nederlandse volk.’ Om die reden werd de Joodse Raad ingesteld, een
orgaan dat tussen de Joodse gemeenschap en de Duitse bezetter stond. Professor David
Cohen, een letterkundige, en de politicus Abraham Asscher waren de twee voorzitters van
deze raad. Het gaf de illusie van Joods zelfbestuur, maar in werkelijkheid was de Joodse Raad
volledig overgeleverd aan de wensen van de bezetter. Toch gaf het de Joden nog enige troost
te weten dat er een organisatie was waar ze met hun vragen en twijfels naar toe konden.
David Cohen en Abraham Asscher
De Joden werden meer en meer gescheiden van de rest van Nederland. Ze mochten geen
openbare functies meer bekleden, ze moesten hun bezittingen inleveren, ze mochten openbare
gebouwen niet meer betreden, ritueel slachten werd verboden en vanaf 3 mei 1942 moesten ze
6
de gele Jodenster dragen. Deze werd geleverd door de Joodse Raad en kostte 4 cent per stuk.
De Joden werden op deze manier verplicht het symbool dat hen onderscheidde van anderen
zelf te betalen.
Er vonden vanaf 1941 steeds meer razzia’s plaats zoals die in februari in Amsterdam.
Joodse jongemannen werden opgepakt en naar werkkampen getransporteerd. Het was voor de
Duitsers slechts een tussenstadium dat moest leiden naar de totale vernietiging van de Joden.
Vanaf 1 juli werden de Joden systematisch afgevoerd naar Westerbork, dat als
doorgangspoort diende richting de vernietigingskampen van Oost-Europa. De Joodse Raad
kreeg de gruwelijke taak te selecteren wie naar Westerbork afgevoerd zou worden en wie niet.
Asscher en Cohen waren de mening toegedaan dat het beter was met de Duitsers samen te
werken, in de hoop dat het uiteindelijk allemaal wel mee zou vallen. Tegenstand zou leiden
tot represailles. Zij selecteerden welke Joden van nut waren en welke dat minder waren. De
laatsten werden het eerste gedeporteerd. Degenen die vrijstelling kregen, waren veilig.
Voorlopig.
Kamp Westerbork
Tot halverwege 1943 hadden de vrijgestelde Joden nog de hoop het allemaal te overleven.
Maar de systematische deportatie bereikte toen haar dieptepunt, tot vrijwel alle Joden uit
Nederland weggevoerd waren. Op 29 september 1943 werden de ambtenaren van de Joodse
Raad afgevoerd, waaronder Asscher en Cohen, waarna de Raad ophield te bestaan. Zij zouden
de oorlog overleven.
In totaal werden 107.000 van de 140.000 Joden uit Nederland gedeporteerd naar de
vernietigingskampen van Oost-Europa. Ongeveer 25.000 doken onder. 8000 van hen werden
7
later nog opgepakt en weggevoerd. Van alle gedeporteerden zouden slechts 5200 de kampen
overleven.
Na de oorlog kreeg de Joodse Raad zware en vernietigende kritiek. Asscher en Cohen
zouden slaven van de Duitsers geweest zijn. Ze zouden hen hebben geholpen om hun eigen
hachje te redden. De geschiedschrijvers Lou de Jong en Jacques Presser (beiden zelf Joods)
hebben voor een belangrijk deel het beeld over de Joodse Raad beïnvloed. David Cohen zelf
zou na de oorlog beweren niet te hebben geweten dat de gedeporteerde Joden vergast zouden
worden. Hij en Asscher dachten door mee te werken de schade te kunnen beperken.
8
Download