De 19 e eeuw

advertisement
Inleiding: taken
1-10-2012 09:31:00
ZIE PPT
Seminarie
 1 hoofdstuk uit het HB lezen?
 Doel: het leren interpreteren van teksten en er een verhaal van
maken. Hoofdzaak van bijzaak onderscheiden. Geschiedenis kan
op vele manier verteld worden naargelang de focus die je legt.
Paper

Nadruk op:
o De geschiedenis van het gebouw: wie, wanneer, hoe,
waarom
o Maar ook je eigen ervaringen, hoe zou je de ruimte
beschrijven van het gebouw  daarom bezoeken!
o Geef 2 keuzes door voor 15 oktober
Tip: zoek in de 2 referentiewerken (zie ppt)
Geen individuele woning kiezen! Deze opdracht al in 1bira
gehad.
Iets uit de 21e eeuw mag ook, maar je moet
architectuurhistorische methoden gebruiken, dus de
bronnen moeten wel duidelijk zijn (interview met architect
kan, maar mag zeker niet de enige bron zijn). Zelf naar
archieven gaan wordt niet verwacht. Kies best gebouw
waar publicaties over bestaan. Opgelet: gebouw uit 21e
eeuw misschien moeilijker om in geschiedenis te plaatsen.
Het gebouw moet niet in België zijn, maar je moet het wel
bezoeken, want belangrijk is dat jouw persoonlijke
ervaring kan verschillen van de schriftelijke
verslagen/interpretaties.
Inleiding 19e – 20e eeuw
De 19e eeuw
Begin = Franse revolutie = 1789
Einde = begin WOI (1914)
De 20e eeuw
Begin = einde WOI (denk ik)
Einde = ? = de val van de muur van Berlijn? 9/11/2001?  belangrijke
evenementen die gevolg hebben gehad op de loop van de geschiedenis.
Men weet nog niet precies wanneer de 21e eeuw begonnen is/de 20e eeuw
geëindigd is. Men heeft het nog niet uitgemaakt (misschien zelfs nog niet
begonnen). Dus veronderstel nu op 1 januari 2000.
Wat is architectuur?
BENADERBAAR VANUIT 3 INVALSHOEKEN
 Het aspect kunst
 aspect wetenschap
 aspect gebruik  architectuur is gemaakt om gebruikt te worden
 er is altijd een doel of een gebruik (in tegenstelling tot een
schilderij bv, deze bevat enkel de kunstdimensie)
o doordat soms de klemtoon op een ander aspect geplaatst
wordt, kan architectuur(geschiedenis) niet op een
eenduidige manier beschreven worden. (zie ook opdracht
1). Bovendien zijn er verschillende interpretaties mogelijk.
VITRUVIUS in de oudheid
 Een traktaat over architectuur geschreven  10 boeken over de
architectuur – waarin hij zijn kennis over de oudheid samenvat
o Stedelijk
o bouwkundig
o Tempels omdat het een huis is van God op aarde, en god
zou wel weten hoe hij moet wonen
o  3 boeken, 3 verschillende aspecten van hetzelfde
o Corintische, Dorische ,Toscaans …  in dit boek behandelt
hij de verschillende vormentalen, stijlen
o In de volgende 2 boeken: hij maakt al een onderscheid
tussen wat openbaar en privaat is.
 Openbaar bv circussen, ….
o Afwerking, decoratie
o Water, essentieel in de stad (nu een cruciaal probleem in
steden)
o Boek 9 en 10 nogal onverwacht  deze 2 boeken wijzen
eerder op wat de architecten eigenlijk doen
 universele mens die niet enkel een ruimte kon
ontwerpen, maar ook vat had op tijd. Daarom moest hij
niet enkel de ruimte kunnen meten, maar ook de tijd
kunnen meten (zie boek 9) mbv zonnewijzers en klokken.
+ Machines  alle instrumenten die gebruikt werden om
gebouwen te bouwen. De ingenieurskant van een architect.
Iemand die oplossingen vindt om zijn projecten te
verwezenlijken. Het onderscheid tussen ingenieurs en
architecten is pas ontstaan in de 19e eeuw, in de context
van de Industriële revolutie.
o  er was een breuk in de bouwsector met de Franse
revolutie. Daarom beginnen de lessen in de 19e eeuw.
o Conclusie: Vitruvius had een brede kennis van de zaken.
 We weten niet precies wat Vitruvius juist
ontworpen/gemaakt heeft. Wel ooit gebouwd?
 Vitruvius was een architect die kan schrijven.  in de
loop van de tijd ook ontstaan architectuurhistorici =
ander aspect van architectuur, het reflecteren over
ipv het zelf maken.
 Hij maakt al een onderscheid tussen de 3
invalshoeken van architectuur



DE VORM = DE VENUSTAS
CONSTRUCITE = de FIRMITAS (wat stevig is)
DE FUNCTIE/HET GEBRUIK = de UTILITAS (wat
nuttig is)

Welke architectuurgeschiedenis?

Architectuur = een interactie tussen opdrachtgever, ingenieur en
architect

De cultuurhistorische context  hierin moet je een gebouw
plaatsen
Interpretatie prof van plaatsen van gebouw in context:
o Wie = zowel opdrachtgever
o wanneer
o hoe is het gebouwd = constructief en financieel
o en waarom heeft men gebouwd?

Neoclassicisme
Voorafgaand  ROCOCO
> Rijke decoratie
> Complexe stijl, gesofisticeerd geheel
> Overal aanwezig in Europa, vaak wel onder verschillende namen
>> Hotel de Soubise  overgang hoeken bijna niet te zien
> Contrast met wat volgt  NEOCLASSICISME
>> Andere betekenis
>> Andere vormentaal?
1-10-2012 09:31:00
DE VERLICHTING (zie vb Syon House 1761)

= een andere perceptie van de wereld, nl een wetenschappelijke perceptie
van de wereld. In tegenstelling tot de vroegere theologische
perceptie/wereldvisie.
o
De verlichting zal een invloed hebben op de industriële revolutie en
een boom in de 19e eeuw. Het is in die context van wetenschappelijke
revolutie dat die ideeën van de Franse revolutie in het midden van de
18e eeuw ontstaan.

Term Neo-classicisme = ‘nieuwe oudheid’  men grijpt terug naar
voorbeelden/modellen uit een verleden, nl. Uit het klassieke oudheid, en in
het bijzonder de Griekse oudheid. Dus niet de Romeinse oudheid zoals de
Renaissance had gedaan. Omdat de Griekse… een paradigma zou zijn, een
ideaal zou zijn van staat, maatschappij enzoverder. Dus het grijpt ook naar
een bepaalde wereldvisie, waar orde bestaat (zie zuilenrijen op foto bv). Het
is bovendien een internationale stijl. Deze stijl zal als wereldparadigma/model
verspreid worden (zo heb je bv ook Neo-gotiek, die teruggrijpt naar de
gotiek).
ROCOCO en NEOCLASSICISME leven naast elkaar, er is geen duidelijke overgang. Maar
de neoclassicistische stijl overspant de grote veranderingen in deze periode in de wereld.
(in de tijd van Napoleontische oorlogen onder andere).
TERUGRIJPEN NAAR DE GRIEKSE OUDHEID
Geleerden (archeologen en architecten) gaan naar Griekenland om te bestuderen. Zie
boek Le Roy over Athene geschreven in de 18e eeuw. Archeologen & architecten
HERontdekken de oudheid. Ze gaan naar Griekenland, maar ook naar Zuid-Italië en
Sicilië. Men gaat zien, waarnemen (meten) en tekenen (zie foto’s).
De relatie oud-nieuw  om nieuw te ontwerpen moet men op zoek gaan naar de bron,
een wetenschappelijke kennis hebben, en die kennis is gefundeerd op het waarnemen
van iets.  dit idee is helemaal nieuw, past in de verlichting.  het is zo omdat god het
heeft gewild en omdat het goed is. Maar vanaf midden 18e eeuw kan men niet meer
leven met dit antwoord, maar gaat men de wetten van de natuur leren begrijpen, dmv
het waarnemen, het analyseren. Dit is de grond van de nieuwe wetenschappelijke
methode. Archeologen en architecten gaan deze methoden toepassen op de oude
gebouwen en ruïnes. (Ruïne  er is geen functie/gebruik meer. Deze gebouwen waren
‘dood’. Daarom wilden ze die vormentaal – die de waarden van een bepaalde beschaving
weerspiegelden - doen ‘heropleven’.
Piranesi, Rome (forum)  het enige gebruik in de 18e eeuw was nog als
steengroeven. Einde 18e eeuw  paus zet er een stop op. Ontstaan besef van de
waarde van de site omdat ze een bron kunnen zijn voor inspiratie van moderne
architectuur of om iets te leren over het verleden.
Schilderij rechts boven  is afbeelding van collectie van beelden
Schilderij rechts onder  afbeelding van oude gebouwen. De galerij van het
Louvre. In de context van de Franse Revolutie. Hubert maakt er een ruïne van in
zijn schilderij.
ONTSTAAN VAN EEN NIEUWE MAATSCHAPPIJ
Neoclassicisme  het ontstaan van een nieuwe maatschappij. Daarmee gepaard
gaat het ontstaan van nieuwe gebouwentypen/typologieën, die eerder publieke
gebouwen zijn. Omdat een nieuwe idee ontstaan van wat de staat is, niet
langer een koning of een vorst die koning is omdat god het gekozen heeft, maar
een nieuw politiek maatschappelijk model dat democratischer is - het volk beslist
- en waar dus een nieuwe vorm van staat ontstaat.
Vbn nieuwe typologieën  justitiepaleizen, universiteiten, musea (musea die
open zijn voor iedereen om privé-collecties uit de oudheid tentoon te stellen),
schouwburgen (tot 19e eeuw toneel beperkt tot de vorst en zijn entourage),...
+ volledig nieuwe typen zoals de hangbrug (technische vooruitgang). Foto links
boven.
De brug krijgt nog de vorm uit de oudheid, het heeft zowel iets van een piloon
uit een Griekse tempel, als van een triomfoog.
Er ontstaan nieuwe theorie- en modelboeken waarin regels om juiste
neoclassicistische gebouwen te bouwen, voortkomend uit de studie van de
architecten en archeologen van de klassieke oudheid.
Conclusie = modern zijn in een oude stijl. Wisselwerking tussen oudheid en
toepassing ervan in het heden.
Vorm van kritiek op het neoclassicisme: architectuur zonder ziel, want toepassen
van regels en reproductie van modellen op een wetenschappelijke manier, naar
een ideologie (de Griekse beschaving); Want ze gaan op een mathematische
manier de regels proberen te begrijpen om ze dan te ‘reproduceren’.
ENGELAND

Veel minder sterke aanwezigheid van barok dan in Spanje, Lage
landen

Rococo spreekt de daar mensen niet aan
Foto links boven  verwijzing naar Palladio, die Palladiaanse beweging vindt in
het begin van de 18e eeuw belangstelling in Engeland. Dus men gaat niet
rechtstreeks terug naar de oudheid, maar via een beweging in de renaissance
gaat men terug naar de oorspronkelijke bron (vorm van wisselwerking in tijd en
ruimte).
Foto rechts  2e helft 18e eeuw  ontstaan stedelijke bewegingen die verwezen
naar de klassieke oudheid. De vormen verwijzen naar de oudheid  het gebouw
heeft de vorm van het colosseum, maar dan enkel de binnenvorm van het
colosseum (buitenwanden weggelaten).
Links onder  dit gebouw, de opstand van individuele huisjes (leven in
neoclassicistische stijl) met het uitzicht van een geheel, nl een paleis. De orde
van het geheel = de kolossale orde.  hoge sokkel, zuilen (hier: halfzuilen die
en enorme architraaf dragen), anderhalve verdieping hoog (ipv 1 verdieping,
daarom kolossale orde genoemd).  stedelijk en kolossaal door het geheel van
die verschillende entiteiten.
Aanrader  J. Nash in Londen  voor de collectie van een architect.
Foto links  verwijzing naar Pompeii  terugvinden van de muurschilderingen in
vele kleuren, modeverschijnsel met rijke diversiteit.
FRANKRIJK
VOOR DE FRANSE REVOLUTIE
LODEWIJK XVI  gaat nieuwe stijl aannemen = neoclassicisme
 onderscheid maken met de vorige koning (rococo)

gebouw met groen dak = kerk van de Madeleinen = kopie.

Foto rechts boven  paviljoen, symmetrisch opgebouwd, weinig
decoratie, harmonie in proporties, opgebouwd naar model van oudheid

Foto rechts onder = tempel voor de liefde *

LODEWIJK XV  bouwt paviljoen voor …

LODEWIJK XVI  schenkt het aan zijn vrouw, Petit Trianon (= klein
kasteel, paviljoen)

Foto rechts boven  plattegrond Petit Trianon

Kolossale orde met sokkel onderaan. Architraaf, kolossale pilasters,
nogal strenge opstand, de achtergevel ziet er totaal anders uit (zie foto
links boven). De sokkel is daar verdwenen. Het bel-etage op de
voorkant (foto links onder) staat gelijk met de tuin aan de voorkant.
Niets is er symmetrisch, geen rechte lijnen. Dit gebouw is een schakel
tussen een verschil in cultuur van tijd en van ruimte. Confrontatie van
een zeer klassiek geheel (het gebouw) met een park dat vrij
romantisch is waar het vrij ‘losse’ aanwezig is.

Zie hetzelfde effect ook tempel van de liefde *  strak wit geheel in
een romantische tuin die al naargelang de seizoenen veranderen.

Marie-Antoinette (vrouw Lodewijk)  Ze wilde ook gewoon als vrouw
leven, zonder etiket van koningin, dus liet ze een boerderij bouwen,
waar ze als herderin kon leven. Om te spelen met haar kinderen,
koeien melken enzoverder. De boerderij was in Normandische stijl.
Ook hier weer de natuur waar te nemen. Hetzelfde contrast aanwezig.
Dit alles speelt zich af net voor de Franse revolutie.
Download