Uitspraak TBS P09/0327 Beslissing d.d. 26 januari 2010 De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van terbeschikkinggestelde geboren in 1963, verblijvende in (verblijfplaats). Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 22 september 2009, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar. Overwegingen: Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het recht doet mede op grond van nieuwe stukken. In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat. Uit het verlengingsadvies volgt dat bij betrokkene sprake is van een antisociale en een paranoïde persoonlijkheidsstoornis in combinatie met ernstige verslavingsproblematiek. Hij laat zich kennen als iemand die sterk gepreoccupeerd is met de gedachte dat anderen worden voorgetrokken ten opzichte van hemzelf dan wel dat hij wordt benadeeld. Hij meent hier constant bewijzen voor te zien. Er zijn aanwijzingen voor een pathologische jaloersheid en een bezitsdrang naar vrouwen. De seksuele belevingswereld is onvoldoende inzichtelijk. De intellectuele capaciteiten worden thans gemiddeld geschat. Er is sprake van cognitieve tekorten op de gebieden taal, numeriek redeneervermogen, geheugen en (enigszins) het richten van aandacht. Betrokkene is onlangs (het hof leest: januari 2009) aangemeld voor herselectie omdat er na drie jaar behandeling sprake is van onvoldoende behandelresultaat. De delictrisico’s aangaande terugval in (seksueel) grensoverschrijdend gedrag konden nauwelijks in kaart worden gebracht, waardoor er ook niet gericht kon worden gewerkt aan het verminderen ervan. Er moet dan ook rekening mee worden gehouden dat de delictrisico’s nog altijd onverminderd aanwezig zijn. De psychiater F.P.J. van Soeren heeft in zijn rapport van 28 juni 2009 vermeld dat bij betrokkene sprake is van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, maar ook vermijdende, paranoïde trekken. Hij heeft een ernstig verslavingsverleden: waarbij met name het cocaïnegebruik in de huidige situatie in remissie is. De intelligentie imponeert als normaal (niveau laaggemiddeld). Van een psychiatrisch toestandsbeeld in de zin van een psychose of een depressie is geen sprake. Betrokkene is een Antilliaanse man die onder ongunstige omstandigheden opgevoed is met een moeder die in de prostitutie zat en een vader in de drugshandel. Op jonge leeftijd is hij zelf bij de drugshandel betrokken geraakt. Ook zijn volwassen sociale leven heeft zich jarenlang afgespeeld in het milieu van drugshandel en prostituees dan wel verslaafde vrouwen: Hij heeft zich een manier van omgang aangeleerd die gebruikelijk is in dat milieu. Een normale relatie met een vrouw lijkt hij niet te hebben gehad. Er is sprake geweest van ernstig misbruik van harddrugs. Qua persoonlijkheid valt op dat betrokkene probeert zich niet te laten kennen. Hij houdt een façade op die nauwelijks te doorbreken is. Er lijkt een grote achterdocht achter schuil te gaan (ze proberen je uit te lokken). Op een niet heel handige manier probeert hij zich aan te passen en in zijn ogen te voldoen aan de eisen die hem gesteld worden. Ondanks het feit dat betrokkene de therapiegroep voor plegers van seksuele delicten heeft gevolgd, is er onvoldoende inzicht in wat er bij hem speelt op het gebied van seksualiteit en intimiteit. De delictrisico’s aangaande terugval in seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn nauwelijks bekend, waardoor er geen risicomanagement ten behoeve van eventuele vervolgstappen kan worden opgesteld In het door op 22 juli 2009 opgemaakte rapport van de psycholoog drs G. de Jong staat onder andere vermeld dat onderzoeker op basis van dossierstudie, onderzoekgesprekken en observatie tot de conclusie komt dat gesproken kan worden van (een neiging tot) afhankelijkheid van middelen en een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, vermijdende en paranoïde trekken. Beide externe deskundigen hebben geadviseerd de TBS-maatregel met twee jaar te verlengen. Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat een verlenging van de maatregel met twee jaar geïndiceerd is. Echter zal worden volstaan met een verlenging voor de duur van één jaar om in de eerste plaats een spoedige overplaatsing naar een andere tbs-inrichting te bewerkstelligen. Daarbij is van belang dat er een nadere beschouwing wordt gegeven over de gestelde diagnose en over de mate van de directe delictgevaarlijkheid, waarbij ook de beschermende factoren, af te leiden uit de levensloop, de delictgeschiedenis en het scenario van het indexdelict meegewogen worden. Beide zaken zijn immers van essentieel belang voor de verdere behandeling van betrokkene. In de tweede plaats dient er nader onderzoek te worden verricht naar een mogelijke hersenorganiciteit. In eerdere omtrent betrokkene opgemaakte rapporten wordt immers gesproken over een geconstateerde hersenorganiciteit, maar in de verlengingsrapportage wordt daar geen aandacht meer aangeschonken. Het hof stelt daarbij vast dat het niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen. Betrokkene mag aan deze beslissing dan ook niet de verwachting ontlenen dat dit wel het geval zou kunnen zijn. Beslissing Het hof: Vernietigt de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 22 september 2009 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde. Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Aldus gedaan door mr J.I.M.W. Bartelds als voorzitter, mr P.A.H. Lemaire en mr F.A.M. Bakker als raadsheren, en drs. J. Boon en drs. R. Poll als raden, in tegenwoordigheid van mw M.C.L. Roelofs als griffier, en op 26 januari 2010 in het openbaar uitgesproken. Mr F.A.M. Bakker en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.