preek - GKv Leek

advertisement
preek
10 juni 2012
thema
De HEER komt op voor zijn volk.
tekst
Joël 4 (= Joël 3 in andere vertalingen)
liturgie:
votum en groet
Psalm 150
tien geboden (wetskaart) Liedboek 440:1 (schoollied bovenbouw De Fakkel)
gebed
doopformulier 1
Gezang 45
lezen Joël 3
Gezang 102a:2,5
lezen Joël 4
preek
Psalm 110:1,5,6
formulier bevestiging
Gezang 163 (gemeente; kerkenraad; gemeente)
ouderlingen en diakenen
gebed
collecte
Gezang 164 (2x in canon)
zegen
In Joël 4 krijg je niet zo’n positief beeld van God. God lijkt:
* vol wraakzucht; vers 4: wilden jullie je op mij wreken? ik zal jullie te pakken nemen.
* vol oorlogszucht; vers 9: kom op! bewapen je! laten we vechten!
* vol vreemdelingenhaat; vers 17: vreemden zullen Jeruzalem niet meer binnengaan.
Met die negatieve trekjes heb ik moeite. En ik denk niet dat ik de enige ben.
Je voelt je er vervelend onder, dat God zich zo opstelt. Ergens schaam je je ervoor. Dit
zijn akelige trekjes. Je zou het liever maar een beetje wegmoffelen. Toch?
Joël 3 zou mooi zijn als afsluiting.
Op de Pinksterdag in Jeruzalem heeft Petrus dat hoofdstuk nog voorgelezen. De mensen
vroegen hem toen: wat moeten we doen? Petrus zei: verander je leven! laat je redden!
De mensen gaven daaraan gehoor. Dat is mooi. Dat is een mooie afsluiting van de
profetie van Joël. Daar kun je mee voor de dag komen. “Dan zal ieder die de naam van
de HEER aanroept ontkomen”.
Joël 4 komt daar nog achteraan. Waarom?
Na de Pinksterdag in Jeruzalem is het leven verder gegaan.
Pinksteren was het einde niet! Die 3.000 man die zich toen lieten dopen, vormden het
begin! Het was een nieuwe start! Het evangelie ging de wereld in. Laat je redden! Die
oproep klinkt nog steeds. Die oproep wordt steeds klemmender. Want we leven tussen
Pinksteren en de laatste dag. En we komen steeds dichter bij de laatste dag.
Joël spreekt over de laatste dag. Dat doet hij ook in hoofdstuk 4.
Hij gebruikt namen en omstandigheden uit zijn eigen tijd. Die moeten wij vertalen naar
nu. Dat is lastig maar wel de moeite waard. Het is de taak van jullie als ouderlingen en
diakenen om daarbij het goede voorbeeld te geven. We kunnen ons zo voorbereiden op
de toekomst.
We leren ons toe te vertrouwen aan God.
1 De HEER komt op voor zijn volk. Hij is eerlijk (vers 1-8).
Een voorbeeld.
Hans is een man van ongeveer 30 jaar oud. Op een dag is er een feestje op zijn werk. Er
wordt alcohol geschonken. Hij doet gezellig mee. Hij drinkt veel te veel. Naderhand gaat
W.F.Wisselink (Almelo) – blz. 1
hij naar huis. Met z’n eigen auto. Ze zeggen nog dat hij dat niet moet doen. Maar hij
doet het toch. Onderweg veroorzaakt hij een ongeluk. Hij ziet een fietser over het hoofd:
een moeder met kind. Het kind sterft en de moeder is blijvend invalide. Verschrikkelijk.
Maar Hans praat zichzelf vrij. Volgens hem keek die fietser niet uit.
Er komt een rechtszaak. De rechter wil Hans er van doordringen dat hij schuldig is. Hij
zegt: Stel je voor dat het om jouw zoontje ging, en om jouw vrouw! Je bent toch
getrouwd? En je hebt toch een jongetje van drie? Stel je voor dat jouw vrouw voor altijd
in een rolstoel beland was! Stel je voor dat jouw zoontje was gestorven! Zo probeert de
rechter hem ervan te doordringen dat hij fout zit. Hans heeft verkeerd gedaan. Hij moet
zichzelf niet vrij proberen te pleiten.
Hans wordt veroordeeld. Hij zelf wordt veroordeeld. Zijn vrouw hoeft niet voor straf in
een rolstoel. Zijn zoontje van drie hoeft niet voor straf te sterven. Hans wordt gestraft.
Dit vind ik een goed voorbeeld van hoe God doet.
God is de rechter. Hij is volstrekt eerlijk. Hij zal mensen alleen straffen voor wat ze
persoonlijk verkeerd gedaan hebben. Hij zal ze niet straffen voor wat hun ouders of hun
kinderen hebben gedaan.
Dat moet je toepassen op Tyrus en Sidon en de Filistijnen. Zij hebben wreed gehandeld.
Ze hebben de mensen van Juda als slaaf verkocht. Zal God dan honderd jaar later de
rollen omdraaien? Dat hij tegen Juda zegt: en nu mogen jullie de mensen van Tyrus en
Sidon en de Filistijnen te pakken nemen! en nu mogen jullie hun kinderen als slaven
verkopen! pik ze maar in! doe ze maar weg!? Dat doet God niet. God laat wreedheid niet
bestraffen met nieuwe wreedheid. Maar God wil de mensen die wreedheden hebben
begaan, doordringen van hun wreedheid. Ze houden het van zich af. Ze proberen zichzelf
vrij te pleiten. Ze willen God geen gelijk geven. Het moet! God wil het! Hoe zou het
voelen als ze met jou doen wat jij met hen hebt gedaan? Dat is de boodschap van God
voor Tyrus en Sidon en de Filistijnen.
God is rechter.
Hij roept de volken bij elkaar. Hij gaat ze oordelen. Dat zal gebeuren in de vallei van
Josafat. Die vallei bestaat niet echt. De naam is ook niet echt. “Josafat” betekent: “de
HEER oordeelt”. De vallei van Josafat is dus: de vallei van het oordeel, zeg maar: de
vallei van het laatste oordeel. Daar komt God met het laatste oordeel. Hij heeft er een
zware taak aan. Hij vervult die taak eerlijk.
God is niet alleen rechter maar ook redder.
Eigenlijk zou hij iedereen moeten veroordelen: Juda en Jeruzalem, samen met Tyrus en
Sidon en de Filistijnen. Hij zou ze voor altijd in de ellende moeten onderdompelen. Bij
Joël blijft het een raadsel, waarom God uitgerekend voor Juda en Jeruzalem in de bres
springt. Later wordt dat wel duidelijk. Juda, (Jeruzalem), is geen besloten club. Het is
een club die opengesteld is voor iedereen. Je mag erbij! Kom erbij! En je wordt gered.
Dat is te danken aan Jezus. De Filistijnen en de mensen uit Tyrus en Sidon mogen lid
worden van het volk van God. Wij ook! Jullie ook! Je dochtertje ook! Je hoort erbij,
dankzij Jezus Christus.
Het is aan Jezus Christus te danken dat de HEER opkomt voor zijn volk. Onze God wordt
niet beheerst door wraakzucht. Hij is eerlijk. Een ouderling, een diaken, elke christen mag
zich spiegelen aan deze God die eerlijk is.
2 De HEER komt op voor zijn volk. Hij is sterk (vers 9-17).
God maakt zich klaar voor de laatste strijd.
Z’n tegenstanders moeten komen. Iedereen die zich tegen de HEER verzet, wordt
opgeroepen. Ze moeten allemaal komen.
Ze moeten alle beschikbare middelen inzetten.
Ploegijzers ... Die worden gebruikt om de grond te bewerken. Maak er zwaarden van!
W.F.Wisselink (Almelo) – blz. 2
Snoeimessen ... Die worden gebruikt in de wijnbouw. Maak er speren van!
Ze moeten alle beschikbare middelen inzetten.
Alle beschikbare mensen en alle beschikbare middelen moeten ze inzetten. Want dit
wordt de laatste krachtmeting. Ook wie zwak is, moet meedoen. Niemand kan thuis
blijven. Iedereen moet zich gedragen als een held.
Joël wordt er bang van.
Gods tegenstanders zijn met zoveel. Samen zijn ze zo sterk. Gaat dat wel goed aflopen?
In zijn angst roept Joël tot God: “O HEER, zend dan uw legermacht daarheen!” Stuur
uw engelen er op af! uw dappere helden! uw sterke strijders!
God geeft Joël moed.
Het wordt geen echt gevecht. Ze treffen elkaar in de vallei van Josafat. Gods tegenstanders maken zich klaar voor het gevecht. Maar er wordt niet gevochten. Ze moeten
terecht staan. Het wordt een soort internationaal tribunaal, met God als rechter.
God gaat oordelen.
Al snel blijkt dat er heel veel misdaden zijn gepleegd. Die misdaden worden aangeduid
als druiven. Ze zijn verzameld in grote bakken. Het is zoveel dat de druiven onderin
geplet worden door de druiven die bovenop liggen. Het sap loopt eruit. De bakken
stromen over. Zo talrijk zijn de misdaden. Zo ergerlijk is alles wat tegen de HEER wordt
bedacht en wordt gedaan, alle verschrikkelijke dingen die de mensen elkaar aandoen. Al
die misdaden komen aan het licht als God gaat oordelen.
God ziet er gevaarlijk uit.
Hier is niets lievigs aan. God doet denken aan een leeuw die brult en die gromt. Dat is
beangstigend. Het is een woest geluid. Dat is een kant van God waar je liever niet te veel
aan denkt. Het is een kant die er wel is.
Die kant kom je ook tegen in het gebed voor de doop.
De Farao van Egypte had aan Israël noodgedwongen de vrijheid gegeven. Na een tijdje
kreeg hij spijt. Hij ging Israël achterna. Met zijn leger probeerde hij de Israëlieten weer
terug te halen. God vernietigde zijn leger. Alle soldaten verdronken in de Rietzee. God
toonde zo zijn vernietigende macht. Israël stond erbij te kijken. Ze waren er blij mee.
Want ze werden gered.
En daarmee liet God toen al iets zien van de doop. Dat is dat krachtige van God. Hij is
sterk, tegen zijn tegenstanders, om zijn volk te redden.
Dat gevaarlijke van God brengt bescherming voor zijn volk.
Jullie mogen als ouderlingen en diakenen vanuit Gods kracht je werk doen, met deze
zekerheid: “Groot en machtig is Hij. Bekleed met sterkte, gehuld in luister. Groot en
machtig is Hij. Prijs met mij de naam van God, vier het feest met mij, want Hij heeft ons
vrijgekocht: wat een Heer is Hij!” (Opwekking 387).
Het is allemaal te danken aan Jezus Christus.
3 De HEER komt op voor zijn volk. Hij is royaal (vers 18-21).
Op het laatst zegt Joël zulke akelige dingen over Egypte en Edom.
Die twee landen grenzen aan elkaar. Joël zegt erover: Ze worden een woestenij. Ze
veranderen in een kale woestijn. Je kunt daar niet wezen. Leven is daar niet mogelijk.
Als Joël die twee landen noemt, moet je niet denken aan een bepaald gebied. In het
huidige Egypte kun je gerust gaan wonen! Je kunt daar best op vakantie naar toe gaan.
Joël gebruikt de namen “Egypte” en “Edom” om Gods tegenstanders aan te duiden. Wie
zich tegen God verzet en z’n best doet om het volk van God klein te krijgen, is er één
van Egypte of van Edom. Gods zegen zal zo iemand ontgaan. Daar kies je dan voor.
Dit klinkt als een dreigement. Zo is het niet bedoeld. Het is bedoeld als een klemmende
waarschuwing: weet waar je mee bezig bent! laat je redden! Zonder God wordt het pure
W.F.Wisselink (Almelo) – blz. 3
ellende; kaal, woest, zwart.
Naast dat zwarte en dat akelige komt de zegen van de HEER des te stralender naar voren.
God is zo royaal. Iedereen mag daar van mee genieten!
God is bepaald niet eenkennig. God is geen vreemdelingenhater. Hij zal niet zeggen: jij
ziet er zo raar uit! jij bent van het verkeerde soort! jij bent van de verkeerde familie! jij
bent van het verkeerde ras! jij hebt zulke erge dingen gedaan! jij mag er niet in! ik wil je
er niet bij hebben! Bij God is iedereen welkom!
Jeruzalem wordt een stad die helemaal zuiver is. Zonde kom je daar niet meer tegen.
Zondaars horen daar niet. Zondaars zijn vreemden, en die komen niet meer binnen in
Jeruzalem. Ieder die zonder zonde is, is thuis in Jeruzalem. En zonder zonde, dat word je
door Christus.
Jullie dochtertje is zondig en schuldig ter wereld gekomen. In Christus is ze voor God
heilig. Daarom is ze gedoopt. Ze hoort bij Christus. Ze hoort daardoor niet meer bij de
vreemden! maar ze is er één van God! Samen met haar mogen jullie en wij allemaal
genieten van wat God zo royaal toezegt.
Gods zegen stroomt uit over het land.
Daarbij moet je denken aan een gebied met bergen en heuvels. Ben je wel eens in zo’n
gebied geweest? Als het geregend heeft, zie je overal water uitkomen. Het stroomt naar
beneden. Een prachtig gezicht is het! en een geluid dat het maakt! Joël zinspeelt op
zoiets. Maar hij ziet geen water naar beneden komen; bij hem is het wijn en melk. Dat
gebeurt niet echt. Gelukkig niet. Het gebeurt bij wijze van spreken. Er zijn zoveel
druiven; er kan zoveel wijn van gemaakt worden; het lijkt wel of de wijn naar beneden
druipt. En er zijn zoveel koeien en schapen en geiten; en ze geven zoveel melk; het lijkt
wel of het in stroompjes naar beneden vloeit. Je kunt het opvangen. Je kunt het
gebruiken. Je mag er van genieten. Er is ook uitbundig veel water. Dat is veelbelovend.
De wijnstroom en de melkvloed zullen niet opdrogen. Want het water bruist; zoveel is
het. Het is Gods zegen die uitstroomt over het land.
De bron daarvan is het huis van de HEER.
Joël zegt het. Ik begrijp het. God zelf zorgt voor leven. Hij is het leven. Zijn Zoon deelt
het uit, en hij maakt daarbij gebruik van ouderlingen en diakenen. Dat maakt je taak als
ouderling of als diaken zo mooi! en zo belangrijk! Gods Geest is op wonderlijke wijze
heel direct in ons bezig. Hier in de kerk en straks thuis vieren wij het leven. Ik ben niet
dood, maar ik leef. Want Jezus Christus leeft. En ik leef met hem.
De HEER komt op voor zijn volk. Hij is eerlijk. Hij is sterk. Hij is royaal. In Christus.
W.F.Wisselink (Almelo) – blz. 4
Download