Projectmanagement Hoofdstuk 2 De context van een project © Thomas W. de Boer 2005 Achtergrond en aanleiding • Juridische achtergrond – Veranderende regelgeving – Overheidsmaatregelen • Technische achtergrond – Technology push – Innovatieve opportunities • Economische achtergrond – Concurrentiekrachten van Porter – Elementaire competitieve strategieën © Thomas W. de Boer 2005 Belangrijke aspecten • Efficiencyverbetering – Verbetering productieproces – Verbetering ondersteunende processen • Effectiviteitsverbetering – Productieproces – Ondersteunende processen • Tijdsdruk – Overlevingsstrategie © Thomas W. de Boer 2005 Belang van de achtergrond • Achtergrond en aanleiding bepalen wat belangrijk is • Een project moet daaraan worden aangepast © Thomas W. de Boer 2005 Verandering • Verandering = weerstand + gewenning • Weerstand ontstaat door – Problemen zijn subjectief bepaald • Niet iedereen zit op jouw project te wachten – Tegengestelde belangen – Onzekerheid omtrent • Het doel • De oplossing • De realisatie en aanpak © Thomas W. de Boer 2005 Fasen van gewenning • Ontkenning – We hebben dit niet nodig – Het bestaande is goed genoeg • Weerstand – Men wil het product niet – Men wil het project niet • Exploratie – Men wordt nieuwsgierig naar het eindproduct • Vertrouwen – Er ontstaat vertrouwen in het product © Thomas W. de Boer 2005 Gewenning komt niet vanzelf! • Je moet werken aan gewenning • Belangrijk middelen: – Voorlichting – Luisteren naar de klant – Argumenten – Aanpassing van het product – Gebruikers de tijd geven – Opleidingen © Thomas W. de Boer 2005 Wat te doen tegen weerstand • Bij Ontkenning – Luisteren naar de klant – Uitleggen waarom je iets doet • Bij Weerstand – Terechte weerstand: verwerken in het plan – Onterechte weerstand: weerleggen met argumenten • Bij Exploratie – Inspelen op nieuwsgierigheid – Voorlichting, kwaliteit en stiptheid • Bij Vertrouwen – Training – Bewaken kwaliteit eindproduct © Thomas W. de Boer 2005 Fasen in communicatie • Start – Sponsors – Change agents • Verspreiding – Opdrachtgever – Change agents – Gebruikers • Opleiding en training – Gebruikers – Nieuwsgierigen en change agents • Nazorg – Serviceverlening – Klant in het algemeen © Thomas W. de Boer 2005 Organisaties: structuur • Interne differentiatie: op basis van functies – Deskundigheid van mensen bepaalt de structuur – Voorbeeld: overheidsdiensten • Interne specialisatie: op basis van producten – P-organisaties: georganiseerd rond producten • Warenhuis: indeling in groepen producten – G-organisaties: geografisch georganiseerd • Filiaalvorming: dezelfde winkel in verschillende plaatsen – M-organisaties: indeling in marktsegmenten • Banken: afdelingen voor zaken en particulieren © Thomas W. de Boer 2005 Organisaties: structuur • F-organisaties – Gunstig: specialistische afdelingen – Ongunstig: back-office, inflexibiliteit • P-, G- of M-organisaties – Gunstig • Iedere afdeling staat op zich • Vaak goede voeling met de markt • Staat open voor verandering – Ongunstig: • Verschillende afdelingen doen gelijksoortig werk • Een project gaat vaak over meerdere afdelingen © Thomas W. de Boer 2005 Organisatietype I • Eenvoudige organisatie – Top dominant – Eén persoon heeft de leiding – Weinig standaardisatie • Voor projecten: – Contact met de baas is cruciaal – Optreden van de baas is bepalend voor het gedrag van anderen © Thomas W. de Boer 2005 Organisatietype II • Machinebureaucratie – Technostructuur is dominant – Veel standaardprocedures – Sterke hiërarchie en centralisatie • Voor projecten: – Gericht op het volgen van procedures – Sterke drang fouten te vermijden – Weinig gericht op verandering © Thomas W. de Boer 2005 Organisatietype III • Professionele bureaucratie – Uitvoerende professionals dominant – Autonome positie van professionals – Staf van ondersteunend personeel • Voor projecten: – Eigenzinnigheid van professionals – Gezag van professionals – Verandering hangt af van medewerking van professionals © Thomas W. de Boer 2005 Organisatietype IV • Divisieorganisatie – Conglomeraat van bedrijven – Centrale top stuurt met budgetten – Middenmanagement is dominant binnen de onderdelen • Voor projecten: – Organisatiebrede projecten zijn complex – Beheersbaarheid is een probleem © Thomas W. de Boer 2005 Organisatietype V • Adhocratie – Inovatieve organisatie – Enthousiasme staat voorop – Ondersteunend personeel geeft structuur • Voor projecten – Gewend om te werken in projectvorm – Dingen regelen via ondersteunend personeel © Thomas W. de Boer 2005 Organisatietype VI • Missionaire organisatie – Ideologie is belangrijk – Normen en waarden uit de ideologie – Standaardisatie vindt plaats op normen • Voor projecten: – Aansluiten bij de ideologie – Aanwijzingen volgen van de leider of de dogma’s © Thomas W. de Boer 2005 Cultuur • De informele structuur binnen een organisatie • Hoe gaan mensen om – Met elkaar – Met de buitenwereld • Cultuur is de smeerolie voor een project © Thomas W. de Boer 2005 Cultuurtype I • Zeus-cultuur – Alles draait om de leider – De baas heeft de macht en kan dingen doordrukken – Zeus betaalt en bepaalt • Voor projecten: – Medewerking van Zeus is cruciaal – Zeus kan deuren openen, maar ook sluiten © Thomas W. de Boer 2005 Cultuurtype II • Apollo-cultuur – Centralistisch – Regels, voorschriften en procedures • Voor projecten – Doe het volgens het boekje – Volg de regels – dan is iedereen tevreden © Thomas W. de Boer 2005 Cultuurtype III • Athena-cultuur – Gericht op goede taakvervulling – Gewend om in teams te werken – Gewend verschillende functies en rollen te vervullen • Voor projecten – Souplesse bij de medewerkers – Gewend te werken met deadlines © Thomas W. de Boer 2005 Cultuurtype IV • Dionysos-cultuur – Individueel gericht – Zelfstandige medewerkers - eigen verantwoordelijkheid – Gewend te improviseren • Voor projecten: – Informele afspraken tellen – Afspraken wrden nagekomen – Beslissingen nemen ‘in de groep’ © Thomas W. de Boer 2005 Structuur, type of cultuur? • Soms lijken structuur, type en cultuur samen te vallen – Eenmansbedrijf: eenvoudige organisatie en Zeus-cultuur • Maar dat is lang niet altijd zo – Soms botsen structuur, type en cultuur – Grote organisatie: kan een machinebureacratie zijn met een dionysoscultuur © Thomas W. de Boer 2005 Praktijk! • Lees de casus – ‘Afscheid Prof. Dr. A. van Everdingen’ • Maak de opdrachten bij hoofdstuk 2 – Welke achtergronden onderscheid je? – Wat zijn de deelnemers – Roepen ze weerstand op? – Welke structuur en cultuur denk je aan te treffen? © Thomas W. de Boer 2005