Lotte Lenya - Bart Jan de Graaf

advertisement
De wereld van... Lotte Lenya
I. Kurt Weill, Bertolt Brecht en Lotte Lenya
Kurt Weill zei ooit: 'Meine Melodien geraten stets durch Lenyas Stimme in mein inneres Ohr.' Je kunt
je afvragen of hij daarmee bedoelde dat zijn muziek pas bezield raakte wanneer zijn echtgenote Lenya
die zong, of dat hij bij het componeren al Lenya's stem in gedachten erbij hoorde. Het is ongetwijfeld
een vorm van wederzijdse bevruchting geweest: Lenya werd de ideale Weill-vertolkster en de
componist heeft zijn muziek Lenya bijna letterlijk op het lijf geschreven. De mythe van Lotte Lenya
betreft in feite twee typen zangeressen: noem ze de Hoge en de Lage Lenya. In de jaren dertig was
Lenya nog een hoge sopraan. In de jaren vijftig daalde haar stem aanzienlijk. Haar liederen werden
minstens een kwint naar beneden getransponeerd, waarmee ze het beeld schiep van de Brecht/Weillheldin die per definitie laag en met doorrookte stem zou moeten zingen.
Op 6 maart 1954, vier jaar na het onverwachte overlijden van Kurt Weill, vond in het kleine Theater
de Lys aan de New Yorkse Christopher Street de eerste opvoering plaats van de vertaling van Brecht
en Weills de Three penny opera. Voor de meeste – want nagenoeg uitsluitend Amerikaanse –
bezoekers was Weill vooral bekend om zijn Broadwayshows en de songs zoals ‘September song’ uit
Knickerbocker holiday en ‘Speak low’ uit One touch of Venus die hij in de V.S. had geschreven. Bij
die Engelstalige première werd de rol van Jenny die ze in 1928 in Berlijn creëerde gezongen door
Weills weduwe, Lotte Lenya die toen 55 jaar oud was. Leden van de bezetting herinnerden zich dat ze
zo stijf stond van de zenuwen dat ze nauwelijks kon praten en dat ze eindeloos op de gang heen en
weer liep voor ze op moest voor de eerste scène. 'Het leek wel of ze met Kurt Weill communiceerde',
merkte een der medewerkers op. Net als in de verfilming van de Dreigroschenoper door Pabst uit
1931, had Lenya het piratenlied ‘Seeräuberjenny’ uitverkoren tot haar beginnummer. Gekleed in een
gestreepte, mouwloze jurk met een veren boa rond haar hals en haar grote ogen omringd door een bos
rood haar stapte ze langzaam heen en weer voor het voetlicht en begon te zingen: 'You gentlemen can
watch while I’m scrubbin’ the floors….. and you’ll never guess to whom you’re talking'. De legende
van Lenya werd die avond geboren. De show bleef zes jaar lopen en vormde de springplank voor een
ware Weill-renaissance en voor Lenya’s tweede loopbaan als ster.
Haar eerste succesvolle loopbaan was begonnen in 1927, met de opvoering van Mahagonny Songspiel,
het eerste zo gelukkige samenwerkingsproject van tekstschrijver Bertolt Brecht, de componist Kurt
Weill en vertolkster Lotte Lenya. Met dit vernieuwende muziektheater zouden Brecht, Weill en Lenya
een heel nieuw genre uitvinden. Sprak Mahagonny al tot de verbeelding, een jaar later zou de
Dreigroschenoper, een bewerking van de achttiende-eeuwse Beggar Oper, heel Berlijn in de ban
brengen. Volgens de overlevering neuriede en floot heel Duitsland binnen afzienbare tijd de zo goed in
het gehoor liggende liedjes die Weill had gecomponeerd. Met zijn combinatie van klassieke muziek
met jazz, tango en andere 'amusementsmuziek' en zijn wonderlijke orkestratie (combinatie van
instrumenten) zette Weill een ware muziekrevolutie in gang en katapulteerde hij zichzelf tot één van
de meest invloedrijke componisten van de twintigste eeuw. Deze opwindende combinatie paste
uitstekend bij de nerveuze Weimartijd, en er is geen andere componist die deze tijd treffender in
muziek heeft weten om te zetten en te vangen als Weill. Maar het was Lotte Lenya die met haar
schrille, ongeoefende zangstem – meer actrice en danseres dan zangeres – de rol van het kamermeisje /
hoertje Jenny gestalte gaf. Bijna honderd jaar na dato is haar uitvoering, vastgelegd op plaat en film,
onveranderd sterk. Het nonchalante 'hopla!' waarmee ze in haar fantasie de koppen van de mannen
doet rollen die haar vernederd en uitgebuit hebben, is één van de hoogtepunten van het twintigsteeeuwse muziektheater.
Na de dood van Weill, in 1950, zal ze vanaf 1954 het succes van de Dreigroschenoper nog eens doen
herleven; de Three penny opera werd zoals gezegd maar liefst zes jaar lang op Broadway gespeeld en
telde 2.611 voorstellingen. Andere rollen volgden, zoals die van Fräulein Schneider in Cabaret (ruim
1.000 voorstellingen tussen 1966 en 1969), de sinistere gravin in de film The Roman Spring of Mrs.
Stone (1961) en de verrukkelijk vileine rol als intimiderende Russische kolonel Rosa Klebb in de
Bond-film From Russia with Love (1963).
II. Kinderjaren en vroege carrière
Lotte Lenya werd in 1898 als Karoline Wilhelmine Charlotte Blamauer geboren in Wenen. Haar vader
was één van de laatste koetsiers, haar moeder wasvrouw. Na het overlijden van hun eerste kind, een
dochtertje dat ook Karoline was gedoopt, was de vader van Karoline/Lotte Lenya aan de drank geraakt
en tot grote verbittering vervallen. Karoline II moest in alles doen herinneren aan het vrolijke meisje
dat net voor haar derde verjaardag was overleden. Maar Karoline/Lotte leek niet op haar, wat vader
Blamauer alleen maar nog woester, onmogelijker en zelfs gewelddadig maakte.
Met haar moeder had Karoline/Lotte een goede band, en ze zou de goede herinneringen aan haar
koesteren: 'Mijn moeder had ongelooflijk levendige en doordringende ogen, en een brede sensuele
mond (…) In wezen was zij een opgewekte, trouwe, onbevreesde vrouw, met een gezonde afkeer van
sentimentaliteit. Ze was zeer vrouwelijk op een overtuigde en vindingrijke manier, met een rustige
uitstraling.'
Eén van de levendigste herinneringen aan haar kinderjaren was de aanwezigheid van een klein en
bescheiden buurtcircus, met een stuk of tien rijen houten bankjes waar de betalende bezoekers op
konden zitten en een hek daarachter waar belangstellenden gratis konden meegenieten. Nog geen vier
jaar oud was ze nauwelijks achter het hek weg te slaan en de circusartiesten lieten haar al snel kleine
kunstjes uitvoeren.
Na haar lagere en middelbare school hadden haar ouders een baantje voor haar geregeld, bij de
plaatselijke hoedenfabriek. Ze hield het er nauwelijks drie maanden uit en besloot haar droom om als
danseres of actrice beroemd te worden te gaan verwezenlijken en het ouderlijk huis – en vooral haar
vader – te ontvluchten. Een zus van haar moeder, die in Zürich woonde, wilde haar wel in haar huis
opnemen en in 1913, vijftien jaar oud, verhuisde ze naar Zwitserland. Met poetsbaantjes verdiende ze
net genoeg om naar de balletschool te gaan en daarnaast privélessen te volgen in acteren. Het klassieke
ballet lag haar niet, maar moderne dans en pantomime des te beter. Het zou een mooie basis vormen
voor het vernieuwende theaterspel waarmee ze later naam zou maken.
Al snel kreeg ze kleine rolletjes in tal van voorstellingen, maar echt doorbreken lukte maar niet. Met
een vriendin vatte ze het plan op naar Berlijn te verhuizen om daar stormenderhand het theaterpubliek
te gaan veroveren en in 1921 voegde ze daad bij woord.
Hoewel ze Berlijn zeer opwindend vond en zich in het broeierige uitgaansleven stortte, wilde het met
haar carrière nog niet meteen lukken. Haar ontmoeting met Kurt Weill, die in 1924 samenwerkte met
de toneelschrijver Georg Kaiser om het door de laatste geschreven stuk Der Protagonist om te
schrijven tot een muziektheater, zorgde echter voor de grote wending in haar loopbaan Bijna
onmiddellijk na de eerste ontmoeting krijgen Lenya en Weill een relatie, en in 1926 trouwt het stel.
III. Emigratie
Met de opkomst van het fascisme wordt het politieke en culturele klimaat in Duitsland steeds
grimmiger. Weill, met zijn joodse achtergrond en uiterst moderne muziek, wordt één van de belaagde
componisten in de late Weimartijd. Opvoeringen van Mahagonny en de Dreigroschenoper worden
steeds vaker door bruinhemden verstoord en wanneer Hitler aan de macht komt, wordt zijn werk
onmiddellijk op de zwarte lijst gezet en tot 'ontaard' verklaard.
Na de machtsovername van Hitler in 1933 wijkt het stel uit naar Parijs, en in 1935 uiteindelijk naar
Amerika. Daar zal Kurt Weill zijn carrière succesvol voortzetten en de loopbaan van Lotte Lenya in
het slob raken. Lenya heeft er vrede mee: ze amuseert zich uitstekend met het societyleven dat met de
ruime inkomsten van Weill binnen bereik is gekomen. Het onverwachte overlijden van Kurt Weill zet
alles op z'n kop.
IV. De artistieke nalatenschap van Weill
Na het overlijden van Kurt Weill zal Lotte Lenya zich onvermoeibaar inzetten om de artistieke
nalatenschap van haar man levend te houden. Met het succes van de Engelse vertaling van de
Dreigroschenoper en de opname door Louis Armstrong van het nummer 'Mack the Knife' uit dit stuk
zet de Weill-revival in. Het is Lotte Lenya's grote verdienste dat ze gedurende de laatste decennia van
haar leven zowel Weills muziek als haar eigen theatertalenten heeft weten te ontrukken aan de
vergetelheid die veel artiesten uit het interbellum heeft getroffen.
Download