Identiteit, Sociale cohesie en Sociaal kapitaal op het platteland Wesepe.... dôrpie is van mie Irna Hofman Wageningen, Augustus 2007 Supervisor: Prof. Dr. Ir. Arthur P.J. Mol Vakgroep Rurale Sociologie Maatschappijwetenschappen Wageningen Universiteit Titelpagina: Foto van het dorpsgezicht in Wesepe in vroegere jaren (Bron: Weseper Erfgoed, Fred Dijkgraaf) 2 Identiteit, Sociale cohesie en Sociaal kapitaal op het platteland Wesepe.... dôrpie is van mie Irna Hofman Wageningen, augustus 2007 Begeleiding en Beoordeling: Don Weenink Vakgroep Rurale Sociologie Maatschappijwetenschappen Universiteit Wageningen 3 Voorwoord Toen ik jonger was, en nog regelmatig bij mijn oom en tante in Wapse, en opa en oma in Diever op bezoek ging, werd er altijd veel gesproken over het wel en wee van de mensen in die omgeving, waarin mijn moeder opgegroeid is. Vaak genoemde namen, roddels en achterklap en veranderingen in het dorp; alles passeerde de revue, meestal in het Drents, dat ik steeds beter ging verstaan. Zonder dat ik er zelf ooit gewoond had, kreeg ik zo door de jaren heen een aardig beeld van het dorpsleven daar. Door deze achtergrond ben ik altijd geïnteresseerd geweest in het leven op het platteland. Ik heb aan dit onderzoek veel plezier beleefd. De interviews met Wesepenaren waren ieder voor zich interessant. Ik ben overal gastvrij ontvangen en ik heb veel herkend in verhalen van de dorpsbewoners over het dorpsleven, ook doordat ik zelf in een (wel groter) dorp opgegroeid ben. Degenen met wie ik heb gesproken waren enthousiast om deel te nemen en geïnteresseerd in de uiteindelijke resultaten. Ik wil hen dan ook bedanken voor hun medewerking. Daarbij moet ik niet nalaten om te zeggen dat Don Weenink, mijn begeleider voor dit onderzoek van Wageningen Universiteit, met zijn actieve en geïnteresseerde instelling een inspirerende werking op mij heeft gehad. De gesprekken met hem waren opbouwend, allereerst gericht op de theorie en op de inhoud van mijn onderzoek, maar niet in de laatste plaats hebben we ook veel gelachen. Het is een leuke afsluiting van mijn studie geweest! Irna Hofman, Wageningen, augustus 2007 5 Samenvatting De afgelopen decennia hebben er veel veranderingen plaatsgevonden op het Nederlandse platteland. De landbouw heeft zijn prominente plek grotendeels verloren, en toegenomen mobiliteit, informatisering, individualisering en de in- en uitstroom van bewoners hebben nagenoeg overal het leven op het platteland beïnvloed. Logischerwijs heeft dit gevolgen voor de sociale cohesie en het gemeenschapsgevoel in dorpen. Deze ontwikkeling heeft de vraag opgeroepen bij het Katholiek Centrum voor Welzijnsbevordering Overijssel (KCWO), naar wat mensen op het platteland tegenwoordig (nog) samenbindt en in hoeverre dorpsbewoners hun identiteit nog ontlenen aan een dorpsidentiteit. De onderzoeksvraag die hieruit voortgekomen is, luidt: ‘In hoeverre is er sprake van een dorpsidentiteit en in welke vorm wordt dit door dorpsbewoners en lokale organisaties gedragen en geuit?’ De vraag is benaderd door onderzoek naar een gemeenschapsgevoel en het gemeenschapsleven in het Overijsselse dorp Wesepe. Door het gebruik van de concepten identiteit, sociale cohesie, sociaal kapitaal en individualisering is er uitleg gegeven aan de vorming en vormen van een gemeenschappelijke identiteit en een gemeenschapsgevoel. Wesepe is een klein dorp met een laag voorzieningenniveau. Van oudsher is het een protestantse agrarische gemeenschap met een centrale rol voor de kerk. Het dorp ligt in de gemeente Olst-Wijhe. Ieder individu draagt en ontwikkelt door de tijd een of meerdere identiteiten. Men kan zich identificeren met anderen, groepen, of plekken, en op die manier kan een collectieve identiteit ontstaan. Een identiteit wordt in sterke mate gevormd door de constructie van grenzen van die identiteit met ‘anderen’. Dit wordt ook wel als ‘othering’ gedefinieerd. Een gemeenschapsgevoel kan ontstaan wanneer meerdere personen eenzelfde identiteit uitdragen. Hierdoor voelt men zich doorgaans verbonden, en door sociale cohesie, dat vorm krijgt in contacten en onderling vertrouwen wordt sociaal kapitaal opgebouwd. In dit onderzoek is sociaal kapitaal uitgelegd vanuit de definitie die de politicoloog Putnam eraan gegeven heeft (1993, 1995 in Portes, 2000). Hij relateert sociaal kapitaal aan gemeenschappen, als een voorraad kapitaal die een gemeenschap bezit, dat zichtbaar kan worden als het coöperatief vermogen van een gemeenschap. Maar sociaal kapitaal heeft niet enkel positieve uitwerkingen. Het kan er bijvoorbeeld toe leiden dat mensen door druk om te conformeren aan een groep over hun eigen grenzen gaan, of juist binnen bepaalde grenzen blijven. Dit kunnen fysieke grenzen zijn, zoals plaatsnaamborden, als ook imaginaire grenzen, zoals normen en waarden. Zo heeft Durkheim (1951[1897] in Mollenhorst e.a., 2005) hierover gesteld dat ‘leden van intermediaire groeperingen de binnen die groepering geldende waarden en normen meer naleven naarmate ze hechter in de betreffende intermediaire groepering zijn geïntegreerd’. Individualisering houdt in dat mensen hun keuzes in toenemende mate baseren op persoonlijke interesses en belangen, en dat men zich daardoor minder snel identificeert met en aansluit bij de ‘grote sociale en politieke systemen’, zoals de kerk en de traditionele gezinssamenstelling. Ook worden heterogenisering en emancipatie als gevolgen van individualisering beschouwd (De Beer, 2007). Individualisering wordt vaak uitgelegd als oorzaak van afkalvende sociale cohesie, wat discutabel is. Zo kunnen wel de manier waarop men zich verbonden voelt en zich inzet voor de samenleving verschillen, maar dit impliceert niet dat men zich dan minder met elkaar verbonden voelt. Er wordt in dat verband ook wel gesproken worden van ‘lichte gemeenschappen’ waarvan men makkelijker afstand kan doen. Met betrekking tot dorpsgemeenschappen spreekt Van der Ziel (2006a) van lokaal bewustzijn, dat de traditionele dorpsbinding heeft vervangen. Volgens hem leidt dit ertoe dat maatschappelijke participatie minder vanzelfsprekend is geworden en dat het heeft plaatsgemaakt voor meer vrijblijvendheid en vrijwillige inzet. De Weseper identiteit Uit het onderzoek in Wesepe kan geconcludeerd worden dat er duidelijk een dorpsidentiteit leeft, waarin het verenigingsleven een prominente plaats heeft. Het dorp telt bijna 30 verenigingen, waarvan de meeste een duidelijke doelgroep dienen, en er zijn enkele waarbij eigenlijk alle dorpsbewoners zich aansluiten. Alle verenigingen dragen op hun beurt bij aan de Weseper identiteit, zoals door de soort 7 activiteiten die ze vaak al jaren organiseren. Daarnaast wordt ook het dorpsgezicht van de kerk aan het plein met het zalencentrum als belangrijk aspect van de identiteit beschouwd. Met het verenigingsleven zijn tal van tradities verweven, die deel uitmaken van de dorpsidentiteit. Zo heeft het dorp zijn eigen ‘volkslied’ die op vaste momenten wordt gespeeld en gezongen. Daarnaast is de collectieve geschiedenis die dorpsbewoners delen belangrijk. Men kent elkaar door en door, van generatie op generatie, wat een ‘wij-gevoel’ creëert onder bewoners. Door een recent opgezet initiatief, Weseper Erfgoed, is het historisch bewustzijn een extra impuls gegeven. De meeste dorpsbewoners zijn geboren en getogen in Wesepe en zij delen daardoor een geschiedenis. Hierdoor worden veranderingen in het dorp extra opgemerkt. Vernieuwingen, zoals de komst van nieuwe bewoners, worden nog lang als zodanig beschouwd. De Weseper identiteit omvat een gebied groter dan enkel het dorp zelf. Ook kleine kernen in de omgeving horen erbij, wat voortkomt uit het verzorgingsgebied van de Nederlands Hervormde kerk in Wesepe. Mensen wonend in die kernen zijn georiënteerd op Wesepe, meer dan op andere nabijgelegen dorpen. De grens van de Weseper identiteit ligt duidelijk bij Olst. Onder nagenoeg alle Wesepenaren leeft een antipathie jegens Olst en de Olstenaren. Dit is te verklaren doordat dorpsbewoners zich al jaren achtergesteld voelen in en door de gemeente, en ook is er een duidelijk verschil in politieke voorkeuren tussen het arbeidersdorp Olst en de van oudsher agrarische gemeenschap die Wesepe is. Men geeft uiting aan de dorpsidentiteit door inzet voor het dorp, in de verschillende verenigingen, maar ook in verschillende vormen van formele en informele steun. Inzet voor de gemeenschap is erg belangrijk, het is een norm binnen de gemeenschap die wordt doorgegeven van generatie op generatie. Er is een kleine groep van bepaalde families die de kern lijkt te vormen van het verenigingsleven. Het verenigingsleven wordt als noodzaak beschouwd om het dorp draaiende te houden. Lidmaatschap en inzet voor het dorpsleven is dan ook een vanzelfsprekendheid, onder veel dorpsbewoners leeft een verantwoordelijkheidsgevoel voor het dorp. Sociale cohesie en sociaal kapitaal De sociale cohesie in het dorp krijgt vorm door het verenigingsleven en de formele en informele contacten tussen dorpsbewoners. Men ontmoet elkaar zeer regelmatig in verschillende omstandigheden. De verbondenheid die men heeft met elkaar en het dorp maakt dat er weinig uitstroom is van bewoners. Jongeren willen ook, ondanks het lage voorzieningenniveau, in het dorp blijven wonen. Het sociaal kapitaal van de dorpgemeenschap, het coöperatief vermogen, is concreet zichtbaar geworden in resultaten van gezamenlijke acties. Het zijn stokpaardjes van de bewoners geworden die een duidelijk versterkend effect op de gemeenschap hebben. Ondanks het lage voorzieningenniveau kan de dorpsgemeenschap zich prima redden. Men heeft een enigszins wantrouwende houding tegenover de gemeente (overheid, Olst-Wijhe). Individualisering De vormen van sociale cohesie en de vanzelfsprekendheid van inzet voor het dorp wijzen erop dat Wesepe een ‘traditioneel dorp’ genoemd kan worden. De door Van der Ziel (2006a) gesignaleerde ontwikkeling naar lokaal bewustzijn heeft in het dorp niet plaatsgevonden. Inzet voor het dorp is een impliciete norm, ondanks dat vaak gezegd wordt dat het geheel vrijblijvend is. De kerk heeft in betekenis afgenomen maar is nog duidelijk op de achtergrond aanwezig. Het geeft nog altijd dat mensen in omliggende dorpen georiënteerd zijn op Wesepe. Daarnaast hebben de twee andere gevolgen van individualisering – heterogenisering en emancipatie – niet aanwijsbaar plaatsgevonden in het dorp. Tot op heden heeft individualisering de dorpsidentiteit en het gemeenschapsleven in Wesepe niet beïnvloed. 8 Summary The Dutch countryside has been subject to fundamental changes in the past decennia. Agriculture has lost its dominance and the increase of mobility, informatisation, individualisation and migration of inhabitants has influenced life at the countryside. As a result this has had consequences for the social cohesion and the communal sense in the villages. Through this development, the Catholic Center for Wellbeing Overijssel has raised the question, by what the people at the countryside are feeling connected to each other today and to what degree they construct their identity on the base of the local identity. This developed into the following research question: ‘To what degree does a local identity really exist and how do the people and the organisations give meaning to this local identity?’ The question is approached by analysing the communal feeling and community life in Wesepe, a small village in the province of Overijssel. The meaning and appearances of a collective identity and of a communal sense is identified by the use of the concepts identity, social cohesion, social capital and individualisation. Wesepe is a small village with a lack of facilities. In the past, the village was a protestant agricultural community in which the church played an important role. The village is located in the municipality Olst-Wijhe. Every individual constructs one or more identities through time. One can identify him or herself with others, groups, or places, and by that way, a collective identity can come into being. Boundaries are very important in the construction of an identity. This can also be defined as ‘othering’; the construction of boundaries with ‘the other’. A communal sense can come into existence when a number of people share an identity, which can result in a feeling of belonging to each other. By social cohesion, witnessed in contact and mutual trust, social capital can be build up. In this research, social capital is understood by the definition of Putnam (1993, 1995 in Portes, 2000). He relates the term to communities, as a stock of capital, a property of a community. It can become concrete in the cooperative capacity of community. Nonetheless social capital has not only positive consequences. Caused by pressure or control, social capital can stimulate people to cross their own boundaries to conform to a group they want to belong to. These boundaries can be really physical, like a railing, but also just imaginary, like norms and values. Durkheim (1951[1897] in Mollenhorst e.a., 2005) has stated this as ‘members of intermediary groups obey the principles of that group to a higher degree, when they are more integrated into that particular intermediary group’. Individualisation means that individual interests become more important for the choices that people make, and which causes that identification with and membership of the ‘important social and political systems’, like the church and the nuclear family, less easily occurs. Other consequences of individualisation are heterogenisation and emancipation (De Beer, 2007). Individualisation is often blamed for a breakdown of the social cohesion, however, this is debatable. Perhaps the way people are feeling connected to each other, and the way they participate in society are being altered, this does not simply imply that the feeling of belonging to each other has decreased. In this concern, there can be talk of ‘superficial communities’, of which it is more easy to take distance. With regard to a village community, Van der Ziel (2006a) is talking about local awareness that has replaced the traditional village bonds of the past. He relates this to a change of a taken for granted participation in society to more voluntary, informal ways of contribution. The Weseper identity From this research in Wesepe it can be concluded that a local identity is evidently presented, in which the existence of associations and clubs play an important role. There are almost 30 associations, all with there own focus, while others are open to all inhabitants. All associations contribute to the local identity, on their own way, for example by the kind of activities they organise year by year. Also the image of the village is important in the identity: the church on the square with the community center. Community life is associated with many traditions that are part of the local identity. One of them is the local hymn, which is played and sung at important times. In addition, the collective history shared by the inhabitants is important. People have become to know each other very well through the years, from 9 generation to generation and this has created a sense of belonging, they feel really connected to each other. Recently the historical awareness is been given more attention by the initiative ‘Weseper Erfgoed’. The most inhabitants are born and have grown up in Wesepe and this makes that they share their history. This causes that changes in the village are remarkable, like the coming of new inhabitants. It takes a long time before they loose the image of being new. The Weseper identity encloses an area larger than only the village itself. Also the small places in the surrounding are part of the identity. This stems from the welfare area of the protestant church in Wesepe. The people living in the surrounding are oriented at Wesepe, more than at other villages nearby. The boundary of the Weseper identity is evidently constructed with Olst. Rather all people living in Wesepe share the feeling of antipathy towards Olst and the inhabitants of that village. This is caused by the feeling of being neglected by the municipality, but stems also from the differences in political preferences. From the past, Olst is a village for labourers, opposed to the agricultural community Wesepe. People give meaning to the local identity by participating in every day life in the village, in different associations and formal and informal ways of support. Being active in the community is valued high; it is a norm, which is passed through from generation to generation. A small group of families are the heart of the community life. Community life is considered as being essential for the maintenance of the village. Therefore membership and participation in community life is a taken for granted, the most inhabitants feel responsible for the village. Social cohesion and social capital Social cohesion appears in community life and in formal and informal contacts between in habitants. People meet each other regularly in different contexts. The communal sense between people and the feeling of belonging to the village makes that out migration hardly occurs. Despite the deficit of facilities, also the young people want to stay living in Wesepe. The social capital of the community, the cooperative capacity, has resulted in concrete results that are frequently mentioned. It is clear that these results strengthen the community. Even with the low level of facilities, the people can make a living very well in which they feel comfortable. People do not need the municipality, there is a distrust towards the municipal government. Individualisation The ways in which social cohesion appears, and the taken for granted participation in the village point to the fact that Wesepe can be categorised as a ‘traditional village’ and that the change towards local awareness that is witnessed by Van der Ziel (2006a) has not occurred in Wesepe. Participation in and for the community is an implicit norm, despite the often mentioned freedom of participation. The church has lost its prominent place; nevertheless it evidently exists on the background. It still makes that people in the surrounding are oriented at Wesepe. In addition, the two other consequences of individualisation – heterogenisation and emancipation – have not obviously occurred in the village. So far, it can be concluded that individualisation has not influenced the local identity and the communal life in Wesepe. 10 INHOUDSOPGAVE Voorwoord 5 Samenvatting 7 Summary 9 Inhoudsopgave 11 1. INTRODUCTIE 13 13 14 15 1.1 1.2 1.3 ACHTERGROND RELEVANTIE LEESWIJZER 2. THEORETISCH KADER 17 17 2.1 IDENTITEIT EN ‘DE ANDER’ 2.2 SOCIALE COHESIE EN SOCIAAL KAPITAAL 18 Sociale binding of sociale druk; insluiting of uitsluiting? 2.2 INDIVIDUALISERING 20 2.3 VICE VERSA 21 Het verband tussen identiteit, individualisering, sociale cohesie en sociaal kapitaal 3. ONDERZOEKSVRAAG 23 4. ONDERZOEKSMETHODIEK 4.1 CASUS 4.2 SELECTIE VAN RESPONDENTEN 4.2.1 Opvallende patronen 25 25 26 30 5 WELKOM IN WESEPE 33 33 35 37 38 38 39 39 41 5.1 5.2 5.3 VOORZIENINGEN DE WESEPENAAR? 5.2.1 Weseper Erfgoed SAMEN LEVEN IN HET DORP: het gemeenschapsleven in Wesepe 5.3.1 De kerk 5.3.2 De dorpskrant: ‘Spreekbuis voor eenieder’ 5.3.3 Nabuurschap en onderlinge steun 5.3.4 ‘Import’ 6 DISCUSSIE EN CONCLUSIE 6.1 6.2 6.3 DE WESEPER IDENTITEIT HET GEMEENSCHAPSGEVOEL, SOCIALE COHESIE EN SOCIAAL KAPITAAL INDIVIDUALISERING IN WESEPE 43 43 44 45 11 6.4 DISCUSSIE Literatuur en bronvermelding 46 49 Bijlagen Bijlage I Bijlage II Bijlage III Overzichtskaart (Google Maps) Luchtfoto van Wesepe (Google Maps) ‘Wesepe moet eldorado worden voor ‘wonen en werken’' De Stentor, 4 april 2006 Afbeeldingen 5.1 12 Een foto uit het album van Weseper Erfgoed 51 53 55 1. INTRODUCTIE Dit onderzoek heeft tot doel inzicht te verschaffen in hoeverre er sprake is van een lokaal gemeenschapsgevoel; de betekenis die dorpsbewoners hieraan ontlenen en de manier waarop zij dit gevoel uitdragen. Het onderzoek maakt deel uit van het onderzoek- en actieprogramma ‘Samen leven in eigen dorp ‘Sociale cohesie: voor wat het waard is’’, opgesteld in opdracht van het KCWO: het Katholiek Centrum voor Welzijnsbevordering Overijssel. Voor de uitvoering van dit programma is een begeleidingscommissie aangesteld, waarin naast het KCWO en Wageningen Universiteit verschillende organisaties vertegenwoordigd zijn. Dit zijn onder meer de Vrouwen van Nu (Plattelandsvrouwen) Overijssel, de stichting VariYa (maatschappelijke ontwikkeling en integratie); de Provinciale Werkgroep Landbouw en Werk (Protestants Dienstencentrum) en de Plattelandsjongeren Gemeenschap Overijssel (PJGO). De uitkomsten van het onderzoek zullen richting geven aan vervolgonderzoek en kunnen uiteindelijk leiden tot handreikingen aan het KCWO en mogelijk andere organisaties die betrokken zijn in maatschappelijke participatie; in projecten die tot doel hebben de leefbaarheid op het platteland te verbeteren en te versterken. 1.1 ACHTERGROND De afgelopen decennia is er op het platteland op verschillende terreinen veel veranderd. Van een gebied primair gestoeld op landbouw, heeft het platteland steeds meer andere functies gekregen. Er hebben fundamentele veranderingen plaatsgevonden op sociaal en economisch gebied, die tezamen veel teweeg hebben gebracht in het plattelandslandschap. Daarnaast is belangrijk dat dit gepaard is gegaan met sterke demografische verschuivingen. In en uit migratie en toegenomen mobiliteit van de bevolking hebben in sommige gebieden tot verstedelijking geleid, waar andere regio’s juist te kampen hebben gekregen met toenemende ontvolking. De fysieke grenzen en afstanden tussen het platteland en de stad zijn vervaagd in de loop der jaren, dit impliceert echter niet dat deze scheidslijnen ook in mentale zin zijn verdwenen. In verschillende mate zijn lokale tradities en culturen vermengd, verspreid en soms vervaagd (Cloke, 2006a). Daarbij heeft de gemeentelijke herindeling in nagenoeg heel Nederland geleid tot het samenvoegen van dorpen, dat soms gepaard is gegaan met heftige discussies over de naam van de nieuwe gemeente. Het door Geert Mak geschreven: ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’ geeft een sprekend beeld van de leefomstandigheden en de veranderingen op het platteland van de afgelopen decennia. Het dorp Jorwerd, waar dorpsbewoners elkaar door en door kennen, krijgt te kampen met vergrijzing, ontvolking en teruglopende voorzieningen, waardoor de leefbaarheid afneemt. De komst van buitenstaanders zorgt er vervolgens voor dat de oorspronkelijke bewoners ook nog in conflict komen met elkaar (Mak, 1996). Sociale vitaliteit is essentieel voor leefbaarheid op het platteland. Sociale vitaliteit staat voor de capaciteit, de veerkracht van een gemeenschap om in te spelen op veranderingen, waardoor de leefbaarheid in stand gehouden kan worden (Linse, 2007). Sociale vitaliteit bestaat uit de aanwezigheid van een goed functionerend verenigingsleven, ontmoetingsplaatsen, persoonlijke diensten en gerelateerde infrastructuur, zoals dorpssupermarkten, lokale bankfilialen en een apotheek. Zonder deze voorzieningen is het leven in het dorp, dat relatief toch meer geïsoleerd is, minder aantrekkelijk, en voor sommige bevolkingsgroepen zelfs onmogelijk. Vooral degenen die minder mobiel zijn, worden getroffen door het verdwijnen van belangrijke voorzieningen. Niet minder belangrijke aspecten van sociale vitaliteit zijn sociale cohesie, een gemeenschapsgevoel, en een eigen cultuur en identiteit. Het zijn essentiële aspecten die de veerkracht van een gemeenschap in stand houden en kunnen vergroten (Linse, 2007). Over het algemeen wordt aangenomen dat de Nederlandse samenleving in de afgelopen jaren is geïndividualiseerd. Een van de gevolgen daarvan is dat men zich niet meer vanzelfsprekend identificeert met de voorheen belangrijke grote sociale en politieke systemen. Hierdoor wordt het verband al snel gelegd dat individualisering leidt tot afnemende maatschappelijke participatie, met als gevolg dat de sociale cohesie afkalft (Overbeek e.a., 2007; De Beer, 2007). Zoals door De Hart en anderen op een mooie wijze wordt verwoord: ‘De oriëntatie op het bonum commune is aan het 13 afnemen’ (2002: p. 6). Steenbekkers en anderen schrijven in ‘Thuis op het platteland’ (2006) van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), dat de sociale cohesie op het platteland altijd hoog geweest is, en dat dit eigenlijk nog steeds zo is. In het rapport wordt gesteld dat de sociale cohesie, en ook de maatschappelijke participatie op het platteland naar verhouding groter is dan in de stad. Het leven in de stad wordt vaak als sterker geïndividualiseerd beschouwd dan het leven in het dorp, waarbij relaties tussen stedelingen oppervlakkiger zijn en contact meer ‘ad hoc’ is (Mollenhorst e.a., 2005). In de SCP publicatie wordt gesteld dat dorpsbewoners vaker dan stedelingen vrijwilligerswerk verrichten en relatief vaker zijn aangesloten bij in veel gevallen meerdere (maatschappelijke) organisaties. Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat dorpsbewoners meer zijn aangewezen en sterker georiënteerd zijn op lokale voorzieningen en omstandigheden (Steenbekkers e. a., 2006). Hierbij speelt aannemelijk een lokaal gemeenschapsgevoel een belangrijke rol. Door een bijdrage te leveren aan de gemeenschap, bijvoorbeeld door middel van actief of passief lidmaatschap, versterkt men het gemeenschapsgevoel en daarmee de lokale identiteit; en niet onbelangrijk versterkt het daarnaast ook de individuele identiteit als dorpsbewoner. Zoals beschreven zijn dit belangrijke aspecten van de sociale vitaliteit. Een sterk gemeenschapsgevoel en sociale cohesie kunnen weggevallen voorzieningen compenseren, doordat men zelf op zoek gaat naar oplossingen omdat men zich verbonden voelt met de gemeenschap. Over de verschillen tussen de situaties in de stad en op het platteland lopen de meningen echter uiteen; zo blijkt uit het onderzoek van Mollenhorst e.a. (2005) naar informele steun, dat juist stedelingen over een groter sociaal netwerk beschikken en daardoor meer (potentiële) informele helpers hebben1. Gezien de conclusies van Steenbekkers e.a., maar ook van Mollenhorst e.a. (2005), dat (informele) steun (nog steeds) op grote schaal plaatsvindt, is het betwistbaar of individualisering tot een afname in maatschappelijke participatie en minder sociale cohesie leidt, maar ook is het de vraag in hoeverre individualisering daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, en hoe deze ontwikkeling verspreid is over de samenleving. De manier waarop men zich inzet verschilt mogelijk met het verleden, dit hoeft echter niet te leiden tot minder sociale cohesie. Zo is men tegenwoordig misschien actief bij maatschappelijke organisaties of sportverenigingen in plaats van bij de kerk. Vaak wordt ook gesteld dat familiebanden zwakker zijn dan vroeger, maar die kunnen hebben plaatsgemaakt voor bijvoorbeeld vriendennetwerken. Dit wil niet zeggen dat mensen zich minder met elkaar verbonden voelen. In de hierop volgende hoofdstukken wordt verder ingegaan op deze ontwikkelingen. 1.2 RELEVANTIE Ondanks het feit dat er veel onderzoek is gedaan naar maatschappelijke participatie en actief burgerschap, is er tot op heden weinig onderzoek verricht naar de alledaagse betekenis, beleving en uitingsvormen van sociale cohesie en burgerschap op het platteland. Hierbij wordt gedoeld op zowel de emotionele betekenis van de gemeenschap als ook op de motieven van dorpsbewoners om zich in te zetten voor de gemeenschap. Vanuit de boven genoemde organisaties (in het bijzonder het KCWO) kwam daarom de vraag wat de huidige situatie is op het platteland en wat de behoeften zijn van dorpsbewoners: ‘Hoe is het gesteld met de sociale cohesie; is het nodig hier verbetering in aan te brengen, en zo ja: hoe?’ Er is de afgelopen jaren wel veel geschreven over teruglopende voorzieningen op het platteland, zoals door Geert Mak, en recentelijk verscheen in de volkskrant een artikel ‘Doe-het-zelfdorp’. Het verhaalt over dorpelingen in Brabant die het voorzieningenniveau in het dorp opkrikken door middel van formele en informele initiatieven, zoals mantelzorg. De kracht van de gemeenschap wordt geschetst als de redding van het dorp (Kleine, 2007). Deze achtergrond maakt dat dit onderzoek zowel wetenschappelijk, maar ook zeker maatschappelijke relevantie heeft. Wetenschappelijk aangezien vanuit de rurale sociologie meer inzicht moet komen in 1 Mollenhorst en anderen (2005) concluderen uit hun onderzoek naar informele steun en maatschappelijke participatie, dat tegen de gestelde hypothesen in, stedelingen meer informele helpers blijken te hebben dan dorpelingen. De verklaringen die zij hiervoor geven, zijn onder andere dat stedelingen over een groter sociaal netwerk beschikken, en dat de relaties ‘multifunctioneler’ zijn. Omdat dit verder buiten het bereik van dit onderzoek ligt, wordt hier verder niet over uitgeweid. 14 wat mensen samenbindt en hoe zij uiting geven aan hun identiteit en gemeenschapszin; maatschappelijk omdat de resultaten van dit onderzoek aanbevelingen aan (overkoepelende) organisaties en verenigingen kunnen vormen en zo tot verbeteringen op het platteland kunnen leiden. Het volledige programma bestaat dan ook uit een onderzoek- en actie-element. In navolging van de onderzoeksresultaten zullen dorpsgesprekken georganiseerd worden met lokale organisaties en betrokkenen. Deze kunnen leiden tot nieuwe startpunten voor lokale organisaties, voor nieuwe vormen van ondersteuning en activering. 1.3 LEESWIJZER Volgend op dit introducerende hoofdstuk volgt het theoretisch kader in hoofdstuk 2. Hierin staan de begrippen identiteit, sociale cohesie, sociaal kapitaal en individualisering centraal. Het theoretisch kader dient als uitgangspunt om de hoofdonderzoeksvraag met deelvragen te beantwoorden, die in hoofdstuk 3 volgen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de onderzoeksmethodiek beschreven. Na een gedetailleerde beschrijving van de respondenten als slot van dit hoofdstuk is het tijd om kennis te maken met Wesepe: Welkom in Wesepe. Dit hoofdstuk (5) geeft een beeld van de situatie in de geselecteerde casus: het dorp Wesepe. Allereerst is er een korte introductie, gevolgd door een uiteenzetting van verschillende aspecten van het dorpsleven. Tot slot wordt het antwoord op de onderzoeksvragen gegeven in hoofdstuk 6: de conclusie met daarop volgend een discussie. 15 2. THEORETISCH KADER Het theoretisch kader van dit onderzoek bestaat uit de begrippen identiteit, sociale cohesie en sociaal kapitaal en individualisering. Samen vormen deze begrippen de context waarin een gemeenschapsgevoel tot stand kan komen. In dit hoofdstuk zullen deze begrippen uitgelegd worden in relatie tot gemeenschappen, in het bijzonder dorpsgemeenschappen. 2.1 IDENTITEIT EN ‘DE ANDER’ Met een identiteit draagt men uit wie men is, waar men voor staat en waaraan men een gevoel van eigenwaarde ontleent. Het is een abstract begrip; een identiteit wordt bewust en onbewust gevormd (Blok, 1997; Edensor, 2006). In het dagelijkse leven, dat bol staat van expliciete, maar ook impliciete symbolen, normen en waarden, geeft men vorm aan een identiteit. Er wordt bijvoorbeeld uiting aan gegeven door bepaalde omgangsvormen, een manier van praten en een levensstijl (Panelli, 2006). Een identiteit is ook vaak sterk gerelateerd aan meer impliciete gedragingen en symbolen, zoals een religie. Identiteiten scheppen duidelijkheid in de samenleving door structuur te geven aan het dagelijkse leven. Verschillende identiteiten maken duidelijk hoe verschillende personen zich tot elkaar verhouden: vader tegenover zoon; docent tegenover leerling (Edensor, 2006). Elk persoon begeeft zich op verschillende plekken die elk verbonden (kunnen) zijn met een specifieke identiteit en rol; dorpsbewoner, moeder, dochter, zus, werknemer of werkgever. Deze identiteiten en rollen vormen niet altijd een coherent geheel. Men moet soms tegelijkertijd (tegenstrijdige) individuele maar ook collectieve belangen uitdragen (Panelli, 2006). Van sommige identiteiten is het nagenoeg onmogelijk afstand te doen, zoals van een nationaliteit, anderzijds kan een identiteit ook enkel gebonden zijn aan een bepaalde levensfase. Zo kan men achtereenvolgend baby, tiener, en later moeder of vader worden, waarbij men tijdens een bepaalde levensfase ook een specifieke groepsidentiteit kan aannemen. Een tiener kan zich bijvoorbeeld aansluiten bij een jeugdstroming (hardrocker, punker, gabber), waarin men zich tien jaar later helemaal niet meer herkent. Deze voorbeelden geven aan dat identiteit niet een ‘statisch-objectief’ fenomeen is, maar dat het vergeleken kan worden met bijvoorbeeld een cultuur; het is ‘dynamisch subjectief’ (Van Ginkel, 1999). De vorming van een identiteit is een deel van de persoonlijke ontwikkeling; het is een continu proces. Door vermenging met externe invloeden, contact met anderen, en productie en reproductie van gedrag wordt een identiteit gevormd, aangepast of verder ontwikkelt en zo versterkt. Het staat open voor vernieuwing (Van Ginkel, 1999). Een identiteit wordt in sterke mate geconstrueerd doordat een onderscheid gemaakt wordt met wat men niet is en soms ook niet wil zijn. Hierbij zijn ‘grenzen’ essentieel. Men oppositioneert zich tegenover ‘de ander’ om zo te ontdekken wie men zelf is en waar men voor staat. Dit wordt vaak gedefinieerd als ‘othering’ (zie onder meer Bowie, 1993; Cloke, 2006b). Door spiegeling ontdekt men in hoeverre er sprake is van verschil met de ander, of juist overeenkomsten, en zo worden grenzen van de eigen (en van de andere) identiteit gevormd. Het verschil met de ander, of met een andere groep, hoeft echter maar gering te zijn (Blok, 1997; Bowie, 1993). Grenzen kunnen fysiek, zichtbaar aanwezig zijn, zoals het huis, de wijk of plaatsnaamborden, maar grenzen kunnen ook imaginair zijn en slechts waarneembaar zijn in taalgebruik of andere gedragingen. De afstand tot anderen, of tot andere gemeenschappen, kan op die manier duidelijk fysiek aanwezig zijn, maar ook enkel symbolisch bestaan (Cloke e.a., 1997). Wanneer sprake is van tegenstrijdigheden of wanneer men wordt geconfronteerd met oppositionerende identiteit, komt de eigen identiteit sterker naar voren, mogelijk omdat men de identiteit, en daaraan gerelateerde belangen bedreigd ziet. De verschillen en grenzen tussen identiteiten worden benadrukt, die mogelijk in eerste oogopslag gering lijken te zijn. Een aantal reële voorbeelden hiervan, aangehaald door Blok (1997) naar aanleiding van Freud’s ‘Het narcisme van kleine verschillen’, bevestigen dat gemeenschappen waartussen subtiele verschillen bestaan, juist sterker tegenover elkaar staan. Juist subtiele verschillen spelen een belangrijke rol in de vorming en het behoud van een identiteit. ‘De functie van kleine verschillen tussen groepen… is de bedreiging die er voor de identiteit uitgaat van wat het meest nabij is’ (Blok, 1997: p. 164). Dit is al eerder door Bourdieu gesteld: 17 ‘Social identity lies in difference, and difference is asserted against what is closest, which represents the greatest threat’, (Bourdieu, 1986 p. 479 in Blok, 1997: p. 165) Zoals gesteld is een identiteit dynamisch; grenzen kunnen vervagen of zelfs verdwijnen als gevolg van afnemende verschillen; dit kan zowel tussen individuen plaatsvinden als ook tussen gemeenschappen, en ook dit kan bewust of onbewust gebeuren. Wanneer deze grenzen vervagen en men moet erkennen dat de verschillen met ‘de ander’ niet (meer) van betekenis zijn, beïnvloedt dit de identiteit. Symbolische grenzen vervagen aannemelijk vooral onbewust; in andere situaties kunnen grenzen explicieter vervagen of zelfs verdwijnen, zoals bij noodzaak tot samenwerking of fusering. Hierdoor gaat (een deel van) de eigenheid en identiteit verloren, wat veel weerstand kan oproepen. Een poging tot homogenisering kan een bedreigend gevoel geven omdat het de identiteit mogelijk zal beïnvloeden. Wanneer een individu zich kan vinden in de in de gemeenschap geldende normen en waarden, zoals omgangsvormen of een levenstijl van de leden, kan men zich verbonden voelen met die gemeenschap en de leden ervan. Identificatie vindt plaats wanneer iemand zich herkent in een ander, in een groep, of zich verbonden voelt met een plek. Identificatie kan door de tijd ontstaan en groeien, bijvoorbeeld doordat men meer actief is in een gemeenschap en zich er meer en meer in thuis voelt. Men komt tot de ontdekking dat normen en waarden overeenkomen en dat er sprake is van een overeenkomstig referentiekader (Nahapiet e.a., 1998: 256). Maar identificatie hoeft niet (bewust) plaats te vinden om een collectieve identiteit te delen met anderen. Iemand heeft een nationaliteit vanaf de geboorte, bepaald door de geboorteplaats of beslist door de ouders. Daardoor kan iemand deel uit maken van een gemeenschap, bijvoorbeeld een volk, waarin er tussen individuen, ondanks een gemeenschappelijke identiteit, grote verschillen kunnen bestaan. Identificatie kan ook plaatsvinden met een fysieke plaats, zoals een huis of een dorp. Daarbij staat bijvoorbeeld dorpsidentiteit meestal niet alleen voor het zijn of leven binnen het gebied dat wordt begrensd door plaatsnaamborden. Ook onder andere de gemeenschappelijke geschiedenis en de lokale cultuur horen erbij. Van der Ziel (2006a) stelt in zijn essay ‘Leven zonder drukte’ dat plekken, aan betekenis winnen voor mensen om hun identiteit vorm te geven. Dit lijkt voort te komen uit het feit dat men tegenwoordig minder gebonden is aan één bepaalde plek, onder andere door toegenomen mobiliteit. 2.2 SOCIALE COHESIE EN SOCIAAL KAPITAAL: Sociale binding of sociale druk; insluiting of uitsluiting? Wanneer individuen een identiteit delen vormen zij een gemeenschap waarin en waardoor men zich doorgaans verbonden voelt. Door het gemeenschapsgevoel, het gevoel deel uit te maken van een groep, ontstaat er ontstaat sociale cohesie, of wel sociale samenhang. Sociale cohesie is een abstract begrip; het wordt vaak eenvoudig vertaald in sociale samenhang. De aanwezigheid ervan wordt als belangrijk beschouwd; er wordt door sociologen, en in toenemende mate door politici en maatschappelijke organisaties over geschreven, gesproken en gedebatteerd. In het SCP rapport ‘Zekere Belangen’ beschrijven De Hart en anderen (2002) sociale cohesie als een meerduidig en meerdimensionaal begrip. Zo bestaat sociale cohesie op het niveau van families, maar kan het zich ook uiten in bijvoorbeeld mondiale solidariteit: in de vorm van een inzamelingsactie voor een ramp ergens op de wereld (De Hart e.a., 2002). Zij gebruiken de definitie die Schabel (2000) eraan gegeven heeft: (sociale cohesie is)… ‘de mate waarin mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijk leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving’ (Schnabel, 2000: p. 22 in De Hart, 2002: p. 12). Sociale cohesie refereert dus aan verschillende elementen in de samenleving: sociale contacten en relaties, betrokkenheid bij (maatschappelijke) organisaties; maar ook aan oriëntatie op collectieve normen en waarden (De Hart e.a., 2002). Sociaal kapitaal is nauw verwant aan sociale cohesie. Binnen de sociologie zijn meerdere stromingen die ieder een eigen uitleg geven aan sociaal kapitaal. Verschillen berusten op de dimensie van het begrip en ook aan wie het daadwerkelijk toebehoort; aan individuen of gemeenschappen. Bovendien heeft sociaal kapitaal naast positieve ook negatieve aspecten, die niet altijd worden onderkend. Baker 18 (1990) beperkt sociaal kapitaal enkel tot (de structuur van) sociale netwerken, terwijl Bourdieu en Putnam een bredere definitie hanteren die hieronder verder wordt besproken (Nahapiet e.a., 1998). Volgens onder andere Bourdieu en Putnam berust sociaal kapitaal op onderling vertrouwen, sociale cohesie en reciproque normen en afhankelijkheid; maar ook op sociale controle. Het refereert aan vrijwillige deelname en investering in de samenleving, waarbij de voordelen van activiteit vooral ‘potentieel’ zijn en zich mogelijk pas op een later tijdstip manifesteren (Portes, 2000). Men is solidair en loyaal aan de ander, bereid elkaar te helpen zonder dat een directe wederdienst wordt bewezen (Bowie, 1993). Sociaal kapitaal wordt opgebouwd en in stand gehouden door sociale contacten en relaties, die plaats hebben in gemeenschappen en netwerken. Het kan beschouwd worden als bijproduct van sociale cohesie: sociaal kapitaal groeit door continue contacten, onderling vertrouwen en gezamenlijke ondernemingen. Het wordt veelal onbewust ontwikkeld en niet direct bewust beleefd of op gedoeld (Nahapiet e.a., 1998). Een verwant begrip dat wel vaak genoemd wordt, zoals op de werkvloer, is ‘team building’. De twee hoofdstromingen, die op verschillende wijze uitleg geven aan sociaal kapitaal, worden aangevoerd door respectievelijk Bourdieu en Putnam. De Franse socioloog Bourdieu (1986) definieert sociaal kapitaal (social capital) als: ‘the aggregate of the actual or potential resources which are linked to possession of a durable network or more or less institutionalised relationships of mutual acquaintance and recognition – or in other words, to membership in a group – which provides each of its members with the backing of the collectively-owned capital, a ‘credential’ which entitles them to credit, in the various sense of the word’ (Bourdieu 1986: 248-9, in Anderson e a., 2004, p 240). Hiermee relateert Bourdieu sociaal kapitaal in de eerste plaats aan individuen; een vorm van kapitaal, sociale hulpbronnen, dat individuen bezitten, verkregen door belangrijke connecties en activiteiten in de samenleving. Ieder individu bezit sociaal kapitaal dat op diverse wijzen ingezet kan worden; de hoeveelheid of mate ervan is niet gelijk verdeeld over de samenleving. Het stelt individuen instaat op te klimmen in de maatschappelijke ladder (Bourdieu, 1980 in Portes, 2000). De tweede stroming wordt aangevoerd door de politicoloog Putnam (1993, 1995 in Portes, 2000). Putnam stelt de gemeenschap centraal, zoals hij sociaal kapitaal definieert als ‘the glue that holds society together’. Putnam relateert sociaal kapitaal vooral aan actief burgerschap en het coöperatief vermogen van een gemeenschap. Volgens Putnam is sociaal kapitaal te zien als een ‘stock’, een voorraad van sociaal kapitaal, dat een gemeenschap bezit. Het is niet een constante, vaste hoeveelheid; het kan groeien door continue contacten en interacties tussen mensen in het netwerk of de gemeenschap, maar aan de andere kant kan de ‘stock’ ook afnemen (De Hart e.a., 2002: p. 26; Portes, 2000). Door het benadrukken en beleven van een uniforme, identieke identiteit wordt sociaal kapitaal gecreëerd. Onderling vertrouwen vergroot over het algemeen de bereidheid om zich actief in te zetten voor de gemeenschap. Vervolgens sterkt collectieve actie ook weer het vertrouwen tussen gemeenschapsleden. Sociaal kapitaal versterkt dus de gemeenschap en daarmee ook de mogelijkheden van het individu. Sociale vitaliteit, en de mogelijkheid van de lokale gemeenschap om bepaalde wegvallende diensten op te vangen worden in sterke mate bepaald door de ‘stock’ van sociaal kapitaal. Het stelt een gemeenschap in staat bepaalde ‘klappen’ op te vangen; gezegd kan worden dat het de sociale capaciteit vergroot, de veerkracht van de gemeenschap om veranderingen te verwerken en zich eventueel aan te passen. Intensief contact binnen de gemeenschap kan een sociaal vangnet vormen voor sociaal zwakkeren, zoals informele mantelzorg en nabuurschap. Ook kan men zich gesterkt voelen door sterke gemeenschapsbanden in mogelijk als bedreigend ervaren veranderingen, zoals de vervaging van symbolische dorpsgrenzen en de toenemende afhankelijkheid van extra-lokale voorzieningen. Sociaal kapitaal kan een bindende kracht uitoefenen op individuen, dat geeft dat men binnen de grenzen van de gemeenschap blijft. Dit kunnen zoals ook eerder beschreven, fysieke grenzen zijn, zoals wanneer het sterke gemeenschapsgevoel ertoe leidt dat men niet wil vertrekken of verhuizen, alsook imaginaire grenzen, zodat men zich houdt aan de binnen de gemeenschap geldende normen en waarden (Anderson e.a., 2003). Durkheim (1951[1897] in Mollenhorst e.a., 2005) heeft hierover gesteld dat ‘leden van intermediaire groeperingen de binnen die groepering geldende waarden en normen meer naleven naarmate ze hechter in de betreffende intermediaire groepering zijn geïntegreerd’. Vanuit het perspectief van maatschappelijke inzet volgt dan, zoals ook Mollenhorst en 19 anderen (2005) concluderen, dat mensen die deel uit maken van een sociaal netwerk dat bestaat uit veel maatschappelijk betrokken en actieve mensen, zelf ook eerder maatschappelijk actief zullen zijn. Dit kan uit positieve motivatie voortkomen, maar ook uit druk of controle om elkaar of anderen hulp te bieden (Mollenhorst e.a., 2005). Sociaal kapitaal kan, zoals in de vorm van druk of controle, negatieve effecten hebben. Ook kunnen de gevolgen van het conformeren aan gemeenschappelijke normen en waarden negatief uitpakken; het kan excessief gedrag uitlokken doordat leden van een gemeenschap gestimuleerd worden om over hun eigen grenzen te gaan. Een voorbeeld hiervan is groepscriminaliteit, waaraan individuen meedoen om te conformeren aan de groep. Er is dan sprake van een neerwaartse spiraal of druk: ‘downward levelling pressures’. Ook kan sociaal kapitaal vernieuwing en innovatie belemmeren, wanneer men sterk gehecht is aan de geldende normen en waarden. Het dorpsleven en de dorpscultuur worden vaak beschreven als intiem, traditioneel en conservatief, eigenschappen die intact worden gehouden door sterke familiaire en gemeenschapsbanden. Op die wijze is de dorpscultuur een statisch fenomeen. Dit wordt soms beschreven als een ‘lock-in’; er is weerstand tegen vernieuwing en externe invloeden (Bærenholdt e.a., 2002). Men wil de eigen cultuur beschermen en is bang voor ‘sociale ontworteling’, wat gedefinieerd zou kunnen worden als ‘culturele defensie’ (Van Ginkel, 1999). Sociaal kapitaal kan zowel een conservatieve kracht op een gemeenschap uitoefenen als ook de persoonlijke ontwikkeling van een individu belemmeren. Het kan ook acceptatie van nieuwkomers die ‘anders’ zijn, bemoeilijken. Het sociaal kapitaal van een gemeenschap kan leiden tot marginalisering en uitsluiting van personen die geen deel uit maken van de gemeenschap, degenen die niet de collectieve identiteit uitdragen. Een sterk gemeenschapsgevoel onder leden kan een ‘imaginair’ blok vormen waardoor buitenstaanders bemoeilijkt worden om ingang te krijgen in de gemeenschap. De rol van taal, en andere vormen van communicatie, zijn vaak erg belangrijk. In sommige groepen, waarbinnen een specifieke manier van communiceren gebruikt wordt, zoals dialect, streekgebonden uitdrukkingen of populaire ‘jongerentaal’, is eenzelfde manier van communiceren een impliciete voorwaarde om contact te kunnen maken met anderen, informatie uit te wisselen en uiteindelijk om deel te kunnen zijn van een groep (Nahapiet e.a., 1998). Ook het ervaren van sociale controle kan integratie belemmeren. Men wordt geacht en ervaart druk zich te gedragen conform de (impliciete) normen en waarden en ook bijdrage te leveren aan de gemeenschap. 2.3 INDIVIDUALISERING De Nederlandse samenleving wordt vaak beschouwd als een sterk geïndividualiseerde, ontzuilde samenleving, zeker in vergelijking met andere landen. Individualisering leidt ertoe dat mensen zich minder vanzelfsprekend dan voorheen identificeren met traditionele gemeenschappen of instituties, zoals de kerk, politieke partijen, of de familie, gedefinieerd als de belangrijke ‘grote sociale en politieke systemen’. (De Hart, 2002; Mollenhorst e.a., 2002: p. 173). Individualisering wordt hierdoor vaak gezien als een, of zelfs de, oorzaak van verminderde sociale cohesie en maatschappelijke participatie (Hurenkamp e.a., 2006). Volgens de Hart en anderen (2002) neemt de solidariteit met bepaalde groepen onder invloed van individualisering af: ‘Sociale en politieke systemen worden niet langer op basis van levensbeschouwelijke binding of maatschappelijk idealisme gewaardeerd, maar vanuit het criterium of ze voordelen opleveren voor het individu’ (De Hart e.a., 2002: p. 6). Onderzoek heeft uitgewezen dat burgers zich, in vergelijking met vroeger, niet minder, maar op andere manieren inzetten voor de samenleving (Hurenkamp e.a., 2006). Hoe bijvoorbeeld nieuwkomers in een dorp contacten leggen, en met wie, kan sterk afwijken van autochtone bewoners, die minder willekeurig contacten hebben binnen de gemeenschap en waarin familiebanden vaak erg belangrijk zijn. Men spreekt in dit verband tegenwoordig wel van ‘lichte gemeenschappen’ en informalisering van participatie (Hurenkamp e.a., 2006: pag. 29), onder andere als gevolg van de waargenomen individualisering van de samenleving die is opgetreden in de afgelopen jaren. Hechte intieme relaties zijn verruilt voor oppervlakkige relaties die minder functies vervullen (Mollenhorst e.a., 2005). De Beer (2007) analyseert het fenomeen van individualisering door middel van drie ontwikkelingen die (kunnen) optreden als gevolg van individualisering. Naast de hierboven genoemde afname in belang van de ‘grote systemen’ onderscheidt De Beer ook emancipatie en heterogenisering als ontwikkelingen van individualisering. Na zijn onderzoek concludeert De Beer dat er inderdaad sprake 20 is van afname in actief burgerschap met betrekking tot traditionele kaders, maar hij benadrukt dat dit niet impliceert dat men over het algemeen minder maatschappelijk betrokken is, zoals ook gesteld is door Hurenkamp en anderen (2006). Daarnaast komt uit zijn onderzoek naar voren dat emancipatie en heterogenisering van de samenleving ondanks een toegenomen keuzevrijheid van individuen niet aantoonbaar toegenomen zijn. De Beer concludeert dat de Nederlandse samenleving, anders dan vaak wordt aangenomen niet zo sterk geïndividualiseerd is. Burgers hebben wel meer vrijheid, of ervaren meer vrijheid om hun eigen keuzes te maken waar zij aan deel nemen en met welke gemeenschap zij zich identificeren. Zij hebben hun eigen drijfveren om zich in te zetten voor een bepaalde gemeenschap, die meer persoonlijk gebonden is (Hurenkamp e.a., 2006). Desondanks blijkt het gedrag en de keuzes die gemaakt worden net zo, of zelfs nog beter te voorspellen zijn dan jaren geleden (De Beer, 2007). De individualiseringtrend wordt door Van der Ziel (2006a) wel onderkend en uitgelegd in de manier waarop burgers zich tegenwoordig verbinden met gemeenschappen. De dorpsgemeenschappen van nu zijn niet meer te typeren als traditionele boerenculturen (Overbeek e.a., 2007). Van oudsher was lidmaatschap van een vereniging of organisatie in die dorpen een logische verantwoordelijkheid, horend bij het wonen in het dorp. Men was er sterk gericht op de lokale gemeenschap (Overbeek e.a., 2007). Tegenwoordig staat in het merendeel van de dorpen het belang van wonen voorop, waarbij men minder aangewezen is op lokale voorzieningen, omdat die functies ook in het stedelijk gebied gevonden worden. De bevolking in de ‘woondorpen’ is daardoor minder gericht op de lokale woonomgeving. Lidmaatschap van een lokale organisatie volgt pas wanneer men zich kan identificeren met de betreffende organisatie. Er is minder sociale druk vanuit de omgeving om deel te nemen aan lokale activiteiten (Steenbekkers e.a., 2006). In plaats van dorpsbinding, waarbij men emotioneel verbonden is of zich identificeert met een lokale samenleving, stelt Van der Ziel dat er nu eerder sprake is van lokaal bewustzijn. Deze verandering heeft plaatsgevonden doordat dorpsbewoners tegenwoordig een meer heterogene groep vormen. Hij signaleert dus wel heterogenisering, waarin ieder voor zich een eigen levensstijl heeft. Hierdoor is het gemeenschapsgevoel vrijblijvender geworden dan vroeger. Men is meer gericht op vrijwilligheid (Van der Ziel, 2006a). Dit wordt ook bevestigd in het SCP rapport in ‘Thuis op het platteland’: ‘Lokaal bewustzijn is verbonden met de mogelijkheden die het dorp biedt, tot onderscheiding en identificatie. Het is hierdoor niet sterk gebonden aan geboorteplaats of lange woonduur’ (Steenbekkers e.a., 2006: p. 318). In de ontwikkeling van lokaal zelfbewustzijn spelen nieuwkomers een belangrijke rol, zo schrijven Steenbekkers e.a.: ‘‘Import’ kan aan de ene kant leiden tot een hernieuwde interesse in de cultuurhistorie van het dorp’, maar kan aan de andere kant ook leiden tot verminderde sociale cohesie2 (Steenbekkers e.a., 2006: p. 387). 2.4 VICE VERSA: Het verband tussen identiteit, individualisering, sociale cohesie en sociaal kapitaal Individualisering wordt vaak in verband gebracht met sociale cohesie en een gemeenschapsgevoel. In de voorgaande paragrafen komt ook naar voren dat er een verband bestaat tussen individualisering en sociale cohesie en het ermee verbonden sociaal kapitaal. Dit is een gevolg van de invloed van individualisering op de vorming van een individuele en een gemeenschappelijke identiteit. Het is duidelijk dat de begrippen, de verschijningsvormen en de gevolgen effecten ervan nauw verwant zijn en elkaar in aanwezigheid en hoedanigheid beïnvloeden. In een gemeenschap deelt men bepaalde gedragingen, er zijn vaak identieke omgangsvormen waarneembaar, zoals taalgebruik en kledingsstijlen. Men draagt een collectieve identiteit uit, wat een essentieel aspect van een gemeenschapsgevoel is. Het kan beschouwd worden als de bouwsteen van een gemeenschapsgevoel. Men voelt zich zoals eerder genoemd, thuis in de gemeenschap; het gevoel 2 In het rapport van Steenbekkers en anderen (2006) wordt sociale cohesie niet expliciet gedefinieerd. Het wordt aangenomen dat deze auteurs van het SCP de definitie hanteren van Schnabel (2000, in De Hart, 2002), die in paragraaf 2.2 beschreven staat: ‘de mate waarin mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijk leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving’. Deze definitie wordt door De Hart en anderen (2002) in de SCP publicatie ‘Zekere Banden’ gebruikt. 21 ‘er bij te horen’ en ‘ertoe te doen’, wat ook uitgedrukt kan worden als een ‘a sense of belonging’ (Lee e.a., 2005). Collectieve waarden en een sterk gemeenschapsgevoel kunnen zowel de identiteit van het individu, als ook die van de zo gevormde gemeenschap, versterken. Er is sprake van een wederzijds effect. Hierdoor kunnen bepaalde uitingen, normen en waarden in het dagelijkse leven in stand gehouden worden. Doordat er onder individuen een gemeenschapsgevoel leeft – een ‘wij-gevoel’ – , voelt men zich betrokken bij elkaar en is gericht op de gemeenschap, het ‘bonum commune’ (De Hart e.a., 2002). Er ontstaat sociale cohesie, ofwel sociale samenhang tussen personen. Zoals eerder is uitgelegd is, kan sociale cohesie verschillende vormen aannemen. Er is onderling vertrouwen, daardoor vergroot het de veerkracht, het coöperatief vermogen van de groep: het sociaal kapitaal van de gemeenschap, zoals Putnam het definieert. Sociaal kapitaal krijgt vorm in onder meer onderling vertrouwen, het is de capaciteit van de gemeenschap om te kunnen omgaan met veranderingen; de mogelijkheid van gemeenschapsleden om op elkaar te kunnen bouwen en te ondersteunen (Portes, 2000). Het onderlinge verband tussen de concepten identiteit, sociale cohesie en sociaal kapitaal zou geschetst kunnen worden in een cirkel. Ze hebben continu effect op elkaar. Hierbij speelt individualisering een ambivalente rol. Verschillende sociologen en onderzoekers stellen dat de individualisering van de afgelopen jaren ertoe leidt dat individuen zich tegenwoordig minder snel identificeren of aansluiten met eerder vanzelfsprekende gemeenschappen, zoals in de vorige paragraaf is beschreven. Individuen laten zich meer leiden door individuele keuzes, normen en waarden. Hierdoor wordt de eigen identiteit minder ontleend aan de traditionele kaders. Individualisering heeft aldus een negatief effect op de totstandkoming en het behoud van een collectieve identiteit, in ieder geval daar waar het gaat om de collectieve identiteit van traditionele gemeenschappen. Het is uitdrukkelijk niet zo dat dit over het algemeen geldt: identificatie met groepen is wel blijven bestaan, maar gebaseerd op andere gronden dan vroeger. Van der Ziel (2006) relateert de ontwikkeling aan dorpsbinding die heeft plaats gemaakt voor lokaal bewustzijn. Men zet zich op andere manieren in tegenwoordig. Door het ervaren van keuzevrijheid kan het zelfs zo zijn dat men zich makkelijker bindt aan bepaalde gemeenschappen, door doordat de mogelijkheid bestaat om er ook weer afstand van te doen, zoals van de genoemde ‘lichte gemeenschappen’ (Hurenkamp e.a., 2006). Individualisering hoeft dus geen bedreiging te vormen voor de sociale cohesie van de samenleving. Het is de vorm, de uiting die aan sociale cohesie gegeven wordt, die verschilt. Verbondenheid met elkaar door de kerk heeft bijvoorbeeld plaatsgemaakt door verbondenheid via lidmaatschap van sportverenigingen of maatschappelijke organisaties, waarin men op een meer informele basis een bijdrage levert. Individualisering kan leiden tot afbraak van een bepaalde collectieve identiteit, maar leidt nadrukkelijk niet in alle gevallen tot een afname in sociale cohesie. 22 3. ONDERZOEKSVRAAG In de voorgaande hoofdstukken is beschreven dat er fundamentele veranderingen hebben plaatsgevonden op het platteland, die ogenschijnlijk het gemeenschapsgevoel en de identiteit als ‘dorpsbewoner’ hebben veranderd. Door verschillende factoren en trends, zoals toegenomen mobiliteit, individualisering, informatisering, internationalisering en de in- en uitstroom van bewoners zijn de fysieke grenzen van het dorp vervaagd; zeker wanneer we spreken over nieuwkomers, maar dit geldt ook in toenemende mate voor jongere generaties. Die veranderingen leiden aldus tot een opleving en verbetering van sociale en publieke voorzieningen, dan wel in het negatieve geval in een verslechtering van de (al marginale) aanwezigheid van voorzieningen. ‘De’ modernisering, en meer specifiek de individualisering wordt vaak beschouwd als factor die de sociale cohesie negatief beïnvloedt. Echter, van ontwikkelingen in het verleden kunnen we leren dat modernisering en verstedelijking van het platteland juist ook een versterkende invloed op lokaal bewustzijn kunnen hebben3. Belangrijk daarbij is te benadrukken dat modernisering niet slechts een fenomeen is van de afgelopen decennia. Wanneer we een blik werpen op de afgelopen eeuw, wordt duidelijk dat er meerdere periodes zijn geweest waarin mensen zich bedreigd voelden in hun (culturele) identiteit door een ervaren modernisering van de samenleving. Al in het begin van de 20e eeuw schreven Tönnies (1887 in Mollenhorst e.a., 2005) en Durkheim (1951[1897] in Mollenhorst e.a., 2005) over het verslappen van sociale relaties. Waar het destijds gewijd werd aan de overgang naar de industriële samenleving wordt het tegenwoordig toegeschreven aan onder andere globalisering en individualisering; de bovengenoemde factoren (De Hart e.a., 2002). Wanneer mensen het gevoel hebben dat (onbekende) invloeden van buitenaf bedreigend zijn, heeft men behoefte aan houvast; hierdoor neigt men terug te grijpen naar oude, traditionele waarden en normen. Dit is eerder al gedefinieerd als ‘culturele defensie’ (Van Ginkel, 1999). Hiervoor moet uiteraard wel sprake zijn van een duidelijke binding met een plaats, cultuur of gemeenschap. Maar ook als reactie op toenemende ontvolking en het verdwijnen van voorzieningen kunnen sociale netwerken en het dorpsleven versterken. Er is behoefte aan onderlinge informele hulp en nabuurschap. Dit kan gezien worden als georganiseerde plattelandsvernieuwing als sociale strategie. Soms strijdt men op het platteland door middel van collectieve acties voor het verbeteren van sociale en economische voorzieningen, die vaak aangevoerd worden door lokale verenigingen. Het gemeenschapsgevoel motiveert mensen dan om de sociale vitaliteit en daarmee de leefbaarheid op peil te houden. Hieronder vallen bijvoorbeeld informele netwerken, sociale cohesie en de ‘sociale infrastructuur’ binnen een gemeenschap (Burrough, 2004). Daarnaast kan heterogenisering van de dorpsgemeenschap een dorp ook juist revitaliseren. Het kan leiden tot een zoektocht naar gemeenschapszin. (Somers e.a., 2001; Van der Ziel, 2006a). Maar vaak wordt heterogenisering als destructief voor de gemeenschap gezien. Nieuwkomers in een dorp delen geen gemeenschappelijke historie, en zij begeven zich mogelijk meer in ‘de wereld’ buiten het dorp, door werk, opleiding, maar ook via internet. Hierdoor zijn ze minder aangewezen op lokale voorzieningen en contacten in de nabije omgeving. Het is dan ook de vraag in hoeverre er nog sprake is van een ‘lokaal gemeenschapsgevoel’; in welke mate mensen zich onder deze noemer met elkaar identificeren en wat voor effecten dit heeft op de sociale cohesie. Naast de komst van nieuwkomers speelt individualisering in de dorpsgemeenschap op zich een rol. Zoals is uitgelegd impliceert individualisering dat sociale verbanden op andere manieren tot stand komen dan vroeger. Waar participatie in de gemeenschap vroeger een logische verantwoordelijkheid was, lijkt het tegenwoordig eerder op informele basis en bepaald te worden door individuele interesses en belangen (Steenbekkers e.a., 2006). Dit beïnvloedt aannemelijk de identiteit van dorpsbewoners; in hoeverre zij die nog ontlenen aan het dorp. Dit heeft invloed op het gemeenschapsgevoel. Wanneer men zich niet, minder, of op een andere manier identificeert met het dorp en zijn bewoners, leeft er niet of in mindere mate een gemeenschapsgevoel. Hierdoor kan de intensiteit van contact tussen dorpsbewoners 3 Een voorbeeld hiervan is de organisatie van regionalisten in Noord-Brabant in de jaren 30. Zij zagen het ‘Brabants-eigene’ bedreigd door dreigende massificatie en nivellering van de moderne maatschappij, en stelden een program op waaruit naar voren komt dat zij trachtten ‘Noord Brabant te behouden volgens zijn eigen aard, zijn eigen traditie en zijn katholieke geloof’, (geciteerd in Schippers 1986: 182 in Van Ginkel, 1999: 111). 23 veranderen, en daardoor heeft het effect op de sociale cohesie in het dorp. Ook kan, zoals is uitgelegd in het voorgaande hoofdstuk, het sociaal kapitaal verzwakt of versterkt worden. Een gemeenschapsgevoel is dus sterk verbonden met de concepten die beschreven zijn in het theoretisch kader: identiteit, sociale cohesie, sociaal kapitaal en individualisering. De invloed van de vorming en vormen van een (collectieve) identiteit op sociale cohesie, sociaal kapitaal en anderzijds de effecten van individualisering hierop zijn belangrijk voor een gemeenschapsgevoel en het daarmee verbonden gemeenschapsleven. Omgekeerd kan onderzoek naar de aanwezigheid en de elementen van het gemeenschapsgevoel en het gemeenschapsleven duidelijk maken in hoeverre er een lokale identiteit aanwezig is en hoe het gesteld is met de sociale cohesie, en in wat voor vormen dit geuit wordt. Hierbij komt ook het sociaal kapitaal van de gemeenschap naar voren. Vervolgens kan opgemaakt worden in hoeverre de dorpsgemeenschap is geïndividualiseerd, doordat individualisering ertoe leidt dat mensen eerder persoonlijke keuzes maken tegenwoordig, waarbij zij zich aansluiten en waarom, en waar zij hun identiteit aan ontlenen. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt aldus: ‘In hoeverre is er sprake van een dorpsidentiteit en in welke vorm wordt dit door dorpsbewoners en lokale organisaties gedragen en geuit?’ Deze wordt beantwoord met behulp van de volgende deelvragen: Wat betekent het dorp voor dorpsbewoners; in hoeverre en op welke manier ontlenen dorpsbewoners hun identiteit aan de lokale gemeenschap? Welke waarden hechten dorpsbewoners en lokale organisaties aan hun identiteit als dorpsbewoner, welke verwachtingen hebben ze van het gemeenschapsgevoel? Op welke wijze uiten dorpsbewoners hun identiteit als dorpsbewoner in het dagelijkse leven: op welke ervaringen, gedragingen en interpretaties berust dit? Aan welke personen en organisaties wordt een rol toegekend bij de totstandkoming van het gemeenschapsgevoel? De volgende hoofdstukken zullen antwoord geven op deze vragen, door een beschrijving van het dorpsleven en de conclusie tot slot. 24 4. ONDERZOEKSMETHODIEK Dit onderzoek is kwalitatief en voornamelijk verkennend van aard. Kwalitatief onderzoek wordt gekenmerkt door analyses van ‘hoe’ en ‘waarom’. Het is verkozen boven kwantitatief onderzoek omdat het in dit onderzoek gaat om inzicht te verkrijgen in de situatie in het dorp en om vervolgens richting te kunnen geven aan verder onderzoek. De intensiteit van dit onderzoek leidt tot een laag aantal respondenten. Het doel van dit onderzoek is niet dat het de situatie in ‘het dorp’ representeert. Het onderzoek dient een beeld te scheppen, een indicatie te geven van hoe een gemeenschapsgevoel tegenwoordig leeft en hoe dit geuit, gedragen en ervaren wordt door dorpsbewoners. Het doel is om patronen te signaleren en te beschrijven die mogelijk ook van toepassing kunnen zijn op andere dorpen. Belangrijk is hierbij te benadrukken dat er geen standaarddorp bestaat, net zoals er geen standaard ‘platteland’ bestaat. Hierover lopen meningen en representaties sterk uiteen, niet alleen tussen stads- en dorpsbewoners, maar ook tussen dorpsbewoners onderling. Om die reden – de verkennende aard – is er gewerkt met informanten en zogenaamde ‘sleutelpersonen’ die een beeld kunnen scheppen van de lokale situatie. De informanten zijn personen die door hun activiteiten in de gemeenschap simpel gezegd informatie kunnen verstrekken, inlichtingen kunnen geven over de lokale situatie. Door hun positie en nauwe betrokkenheid hebben zij kennis en ervaring over en in het dorpsen verenigingsleven; daarnaast beschikken zij over relevante achtergrondinformatie. De resultaten uit dit onderzoek dienen richting te geven aan vervolgonderzoek. Het vervolgonderzoek in Wesepe zal waarschijnlijk kwantitatief zijn met gebruik van enquêtes en groepsdiscussies. Dit maakt het mogelijk te analyseren hoe sterk welke gemeenschapsgevoelens leven en gedeeld worden in het dorp. Ook kunnen hiervoor mogelijk groepsdiscussies gebruikt worden. Identiteit, individualisering, sociale cohesie en sociaal kapitaal zijn abstracte begrippen. Ze zijn daardoor lastig meetbaar. Indicatoren voor de verschillende begrippen kunnen bij sommige mensen geen aansluiting vinden, omdat zij het anders beleven en er een andere betekenis aan geven. Er zijn daarom open diepte interviews afgenomen. Open interviews verhogen de validiteit van het onderzoek: de onderzoeker kan vragen verduidelijken en ingaan op de beleving van respondenten. Daardoor biedt de methode ook ruimte om inzicht te krijgen in achtergronden en motieven van respondenten en om aanvullende informatie te verkrijgen over de lokale situatie. In dit onderzoek is de aandacht gevestigd op de bewuste belevenis van een dorpsgevoel en de drijfveren van mensen waarom zij zich inzetten voor het dorp. Hierbij is gekeken naar de verhoudingen tussen en activiteiten van verenigingen en dorpsbewoners, de gevolgen hiervan en de behoeften van bewoners. Er is gebruik gemaakt van opnamemateriaal om zo de verkregen informatie goed te kunnen analyseren. In de meeste gevallen zijn de respondenten thuis opgezocht; enkele interviews zijn telefonisch afgenomen om praktische redenen. Betrouwbaarheid en validiteit zijn belangrijke aspecten waarop een onderzoeksmethodiek geselecteerd wordt, maar waarop een onderzoek ook bekritiseerd kan worden. Betrouwbaarheid refereert naar de representativiteit van de resultaten voor de betreffende onderzoeksgroep; een hoge betrouwbaarheid betekent dat toeval in hoge mate is uitgesloten. Daarnaast is validiteit belangrijk; wordt er daadwerkelijk gemeten wat gemeten moet worden; worden gebruikte begrippen en gestelde vragen op de juiste manier geïnterpreteerd door de onderzoeker en de respondent? Kort geformuleerd kunnen betrouwbaarheid en validiteit gedefinieerd worden als respectievelijk ‘meet je het goed?’ en ‘meet je het goede?’. 4.1 CASUS Dit onderzoek is uitgevoerd door middel van een geselecteerde casus; het dorp Wesepe, dat deel uitmaakt van de gemeente Olst-Wijhe (een overzichtskaart is te zien op de bijlagen I en II). De interviews hebben plaatsgevonden in juni 2007. Onderzoek op basis van een casus maakt het mogelijk om grondig inzicht te krijgen in de situatie, de complete context waarin het dorpsleven zich afspeelt. Met betrekking tot dit onderzoek maakt een casus het mogelijk om de achtergronden van organisaties, de vrijwilligers en het dorp als geheel te bevatten. Het nadeel van een casus-benadering is dat 25 conclusies niet gegeneraliseerd kunnen en mogen worden. De verkregen resultaten zijn sterk lokaal gebonden. Het dorp Wesepe is geselecteerd op advies van het KCWO, om praktische redenen en is conform de door de opdrachtgevers gestelde voorwaarden: - in het dorp dient een basisschool aanwezig te zijn; - het aantal bewoners dient tussen minimaal 500 en maximaal 1500 te liggen; - in het dorp dient een lokale organisatie te zijn (dorpsraad, kerk, vrouwenorganisatie, jongerenorganisatie); - het gemeenschapsleven in het dorp wordt niet gedomineerd door de kerk (de sociale cohesie van dorpen in de ‘Veluwse Bible Belt’ kent waarschijnlijk een eigen dynamiek en problematiek, afwijkend van het algemene beeld); - er hebben recentelijk geen drastische en turbulente veranderingen van de lokale landbouweconomie plaatsgevonden in het dorp; en - er is recentelijk geen ophef ontstaan over planologische of andere beleidsingrepen en waaruit collectieve actie is voortgevloeid (bijvoorbeeld aanleg van een ringweg of aanwezigheid of sluiting van een asielzoekerscentrum). Begin 2007 telde Wesepe 1188 inwoners: 595 mannen en 593 vrouwen. De dorpsbewoners wonen nagenoeg gelijk verdeeld over de dorpskern en de verspreide huizen. In hoofdstuk 5 is een uitgebreidere beschrijving van het dorp te vinden. 4.2 SELECTIE VAN RESPONDENTEN De 13 respondenten, de informanten, zijn allereerst geselecteerd op hun betrokkenheid bij het dorp; de centrale posities die zij innemen in het dorpsleven door bestuurslidmaatschap of een vergelijkende belangrijke rol. Het is gebleken dat veel respondenten meerdere vrijwilligersfuncties hebben. Naast aandacht voor hun persoonlijke inzet en de rol van de betreffende vereniging of organisatie die zij representeren, is hen gevraagd naar personen die zij een centrale rol toeschrijven in het dorp. Dit heeft ertoe geleid dat ook de dorpsdokter en een ‘nieuwkomer’ (sinds 10 jaar woonachtig in het dorp), die op veel terreinen actief is (o.a. voorzitter van Labor), geïnterviewd zijn. Hieronder volgt een korte beschrijving van de verschillende respondenten. Wanneer dit relevant was, is er een korte beschrijving gegeven van de organisatie die zij representeren. Voorzitter van Jong Wesepe. De respondent is man, 26 jaar, geboren en opgegroeid in Wesepe op een boerderij in de dorpskern. Sinds een aantal jaren woont hij zelfstandig in de dorpskern. Na de middelbare school in Deventer heeft hij de HBO opleiding Integrale Veiligheidskunde gedaan. In zijn huidige beroep als financieel administratief medewerker werkt hij in Zwolle. Naast het voorzitterschap van Jong Wesepe is de respondent actief in de Stichting Zomerfeesten, hij zit op toneel bij Tempo, de toneelvereniging, en hij voetbalt bij de Weseper sportvereniging. Jong Wesepe is een vereniging voor jongeren in de leeftijd van 15 tot ongeveer 28 jaar. In 2008 bestaat de jongerenvereniging 60 jaar. De vereniging is voortgekomen uit de lokale afdeling van de PJGO, de Plattelands Jongeren Gemeenschap Overijssel. De Weseper afdeling heeft ervoor gekozen om onafhankelijk van de koepelorganisatie te worden omdat de vereniging zich zelfstandig kon redden, en er was weinig samenwerking en contact met andere jongerenverenigingen uit de provincie. De bestuursperiode van de vereniging is 1 jaar. Dit is relatief kort, in vergelijking met de andere verenigingen. De laatste jaren is het moeilijker geworden om nieuwe bestuursleden te krijgen, het ledenaantal is redelijk stabiel. Volgens de respondent zeggen de meeste jongeren het tegenwoordig te druk te hebben met hun opleiding. Jong Wesepe organiseert verschillende activiteiten, waarvan een aantal jaarlijkse tradities zijn geworden. Een voorbeeld daarvan is de revue, een openluchtspel. Ook is er jaarlijks een uitje naar een discotheek ergens in het land. De vereniging heeft geen eigen ontmoetingsplek in het dorp; de jongeren komen samen op verschillende plaatsen. Lidmaatschap van Jong Wesepe volgt bij de meeste jongeren na lidmaatschap van de jeugdsoos, de vereniging voor jeugd tot 15 jaar. Wanneer men Jong 26 Wesepe ontgroeid is, sluit het merendeel van de Wesepenaren zich (zelfstandig) aan bij Labor, als men niet al lid is. Het lijkt zo te zijn dat nagenoeg alle jongeren en gezinnen in Wesepe lid zijn (geweest) van respectievelijk Jong Wesepe en Labor. De Stichting Zomerfeesten bestaat officieel sinds 1974. Zoals de naam aangeeft organiseert zij jaarlijks de Zomerfeesten, maar daarnaast ook de ‘Ronde van Wesepe’ (tijdens de Zomerfeesten) en de activiteiten rondom Koninginnedag (vanaf 1992 is het Comité Ronde van Wesepe opgenomen in het bestuur van de Stichting Zomerfeesten, in 1996 volgde de Stichting Oranjecomité). De Zomerfeesten, die eigenlijk als één groot evenement beschouwd kunnen worden, staan voor een weekend in augustus waarin verschillende activiteiten georganiseerd worden. Het is hét festijn voor de Wesepenaren. Het weekend wordt traditioneel geopend met muziek van de harmonie en het spelen en zingen van het Weseper volkslied. Centraal staat de kermis waaromheen allerlei activiteiten plaatsvinden, voor verschillende groepen dorpsbewoners. Het gebeuren speelt zich voornamelijk af aan de rand van de dorpskern. Er is een songfestival, de Ronde van Wesepe wordt gereden, en de oecumenische kerkdienst van die zondag wordt in de kermistent gehouden. Dit jaar zal er voor het eerst een grote artiest optreden op het slotfeest, namelijk Jan Smit. Secretaris van de ‘Vrouwen van Nu’ (voorheen de Plattelandsvrouwen) afdeling Wesepe. De secretaris is vrouw, 66 jaar en geboren in Diepenveen, een dorp vlakbij Wesepe. Sinds haar trouwen met een Wesepenaar is ze woonachtig in Wesepe. De respondente is altijd werkzaam geweest op het boerenbedrijf van haar man en daarnaast werkte ze in een paar gezinnen. Na het overlijden van haar man is ze verhuisd naar de andere kant van het dorp met haar twee zonen, die nu uit huis zijn. Ze huurt nu een deel van een boerderij en heeft veel contact met de buren die direct ernaast op een boerderij wonen. Haar twee zonen wonen in de omgeving. De jongste woont in de dorpskern van Wesepe met zijn vriendin en twee kinderen. Zij zijn heel belangrijk voor haar en ze past regelmatig op haar kleinkinderen. De respondente heeft zich vlak na haar trouwen aangesloten bij de Vrouwen van Nu, die eigenlijk nog altijd ‘de Plattelandsvrouwen’ genoemd worden. Voor veel vrouwen was lidmaatschap van de Plattelandsvrouwen vroeger een vanzelfsprekendheid; als boerinnen woonden zij in het buitengebied, en om toch contacten te hebben en te houden met andere vrouwen uit de omgeving sloot men zich aan. Naast het secretarisschap zit de respondente bij de gymnastiekvereniging en onderneemt ze verschillende vrijwillige activiteiten. Ook werkt ze nog in een paar gezinnen in het dorp. In het verleden is ze erg actief geweest bij de kerk in het kerkbestuur en het diaconaat. De Vrouwen van Nu hebben verschillende ‘clubjes’ ofwel commissies, waarbij de leden zich kunnen aansluiten. Zo is er een museumkunstclub, een quiltclub en een leeskring, en er worden tal van andere activiteiten georganiseerd, zoals excursies en wandel- en fietstochten. Over het algemeen zijn de leden 50+; vrouwen die minder of niet actief (meer) zijn op de arbeidsmarkt. Het is moeilijk om jongere vrouwen aan te trekken. Zij besteden tegenwoordig relatief meer tijd aan sport en een baan naast het gezin, volgens de respondente. Door nieuwe activiteiten op te zetten probeert men de vereniging wat aantrekkelijker te maken, zodat ook jongere vrouwen zich ervoor gaan interesseren. Secretaris van ‘Labor’ De secretaris is vrouw, 46 jaar, geboren en opgegroeid op een boerderij in het buitengebied van Wesepe. De familieleden wonen ook allemaal in de omgeving, waarvan twee zusjes in Olst. Vanaf 1985 woont ze met haar man en twee kinderen in het huidige huis in de dorpskern. De respondente is opgeleid als kraamverzorgster (destijds op een intern kraaminternaat), maar ze is een aantal jaren geleden medisch afgekeurd. Om die reden had ze, en wilde ze meer tijd besteden aan vrijwilligerswerk. Ze is lid geweest van de Vrouwen van Nu, momenteel zit ze in het bestuur van Labor en daarnaast is ze jeugdcoördinator van de handbalvereniging. Labor kan beschouwd worden als dé vereniging van het dorp. De vereniging is opgericht in 1925, in eerste instantie als vereniging van gediplomeerden op Land- en Tuinbouwgebied. Het was een mannenclub, die tot doel had ‘de ontwikkeling en kennis omtrent het land- en tuinbouwbedrijf te vermeerderen’4. Door de afname in gediplomeerden in het dorp werden de voorwaarden voor lidmaatschap in latere jaren versoepeld. Uiteindelijk is Labor omgevormd tot een algemene 4 Bron: Jubileumboek Labor en Stichting Zomerfeesten; 75 en 25 jarig bestaan 27 plattelandsvereniging. In 1997 kwam de eerste vrouw in het bestuur. Tegenwoordig wordt men per huishouden lid; één lid kan dus bestaan uit 1, of wel 5 of meer personen. De overgrote meerderheid van de huishoudens in het dorp is ook daadwerkelijk lid. Voor alle dorpsbewoners, verschillend in leeftijd en interesses worden er activiteiten georganiseerd. Binnen de vereniging zijn er commissies en club(jes), zoals de fietstochtcommissie en er zijn centrale evenementen, zoals de fietstocht op een vaste zomerzondag. Op kleine schaal worden er door leden ook dingen opgezet, zoals korte cursussen. Na de oprichting van het ‘Weseper Erfgoed’ is besloten om dit initiatief onder te brengen bij Labor. Dit staat beschreven in hoofdstuk 5. Eindredacteur van de dorpskrant De eindredacteur is man, 50 jaar, geboren en getogen in het buitengebied van Wesepe, een boerenzoon. Hij woont met zijn vrouw en twee kinderen in de dorpskern. De respondent is fulltime werkzaam als classificateur van slachtvee, zijn werkgebied omvat het gebied tussen Meppel en Nijmegen. Hij heeft de Middelbare en Hogere Landbouwschool doorlopen. Naast zijn baan en het redactiewerk is de respondent parttime sportmasseur en hij is voetbaltrainer bij de Weseper voetbalvereniging. In een eerdere bestuursperiode is hij 5 jaar bestuurslid van Labor geweest. De familie van de respondent woont heel dichtbij in naastgelegen straten. Een zus heeft met haar man de rechten van het agrarische familiebedrijf ‘meegenomen’ en het voortgezet in Averlo, een klein dorpje vlakbij Wesepe. De dorpskrant wordt beschreven in hoofdstuk 5. Voorzitter van ‘Plaatselijk Belang’ De voorzitter van Plaatselijk Belang heeft naast deze positie, ook op een andere manier een centrale positie in het dorp. Het is de heer Dieperink, die jaren Café Dieperink, het tegenwoordige Zalencentrum Wesepe, geleid heeft5. Hij en zijn vrouw zijn beide geboren en getogen in het dorp; hij is geboren in 1943, zij in 1944. Gerrit Dieperink heeft de Handelsvakschool en de Kruideniersvakschool doorlopen. Na het overlijden van zijn ouders werd door de familie besloten dat Gerrit en zijn zus, nog op jonge leeftijd, het zalencentrum moesten gaan leiden. Na een paar jaar heeft hij zijn zus uitgekocht, en van 1965 tot 2001 heeft Gerrit het café met zijn vrouw geleid. Het echtpaar heeft twee kinderen, die beide buiten Wesepe wonen. De kinderen hebben niet veel binding meer met het dorp. In 2002 is Gerrit Dieperink benaderd voor het voorzitterschap van Plaatselijk Belang. Hij en zijn vrouw zijn altijd erg betrokken geweest bij het dorpsleven. Zij woonden midden in het dorp en hun café en de supermarkt waren een centraal punt voor veel dorpsbewoners. Na de verkoop van het zalencentrum zijn ze verhuisd naar een huis buiten de dorpskern. Plaatselijk Belang heeft vooral een bestuurlijke functie in het dorp. De organisatie werkt min of meer als intermediair tussen de gemeente en de dorpsbewoners, en behartigt dus letterlijk de plaatselijke belangen. Wanneer er ingrijpende veranderingen op stapel staan, organiseert Plaatselijk Belang inspraakavonden voor de dorpsbewoners. Dorpsbewoners kunnen Plaatselijk Belang informeren over klachten over hun woonomgeving die vervolgens aan de gemeente doorgegeven worden. De gemeente houdt jaarlijks een zogenaamde ‘buurtschouw’ in het dorp, wat inhoudt dat bestuursleden van Plaatselijk Belang met gemeentefunctionarissen door het dorp gaan om te kijken wat aandacht- of verbeterpunten zijn, voornamelijk op gebied van bebouwing, veiligheid en verkeer. In 2008 wordt er begonnen met de omlegging van de rondweg, de N348 (dit wordt ook later beschreven, zie ook bijlage III). In het overleg en de uiteindelijke totstandkoming van het project heeft Plaatselijk Belang een belangrijke rol gespeeld, samen met de ondernemersvereniging. Voorzitter van de ‘Harmonievereniging Wesepe’. De respondent is man, 51 jaar en woonachtig in de dorpskern met zijn vrouw en drie kinderen. In Deventer heeft hij op de Lagere en Middelbare Landbouwschool gezeten en in zijn huidige baan is hij magazijnmedewerker bij een groothandel in Deventer. De respondent is op verschillende manieren actief in het dorp. Naast het voorzitterschap van de harmonie is hij starter bij de survivalvereniging, en met zijn geluidsinstallatie verzorgt hij regelmatig de muziek op feestjes. Daarnaast is hij betrokken bij 5 Om deze reden is ook besloten deze persoon bij naam te noemen. 28 de stichting ‘Weseper Erfgoed’. Eerder is hij ook voorzitter van Tempo, de toneelvereniging, en Labor geweest. De Harmonie Wesepe bestaat sinds 1914. Er zijn ongeveer 50 leden, waaronder ook enkele ereleden en leden ‘in ruste’. De harmonie bestaat uit een fanfareorkest en een slagwerkgroep. Voor repetities maakt de harmonie gebruik van het zalencentrum en de basisschool. Er zijn een aantal traditionele concerten. Zo wordt er opgetreden met Palmpasen, de intocht van Sinterklaas, het paasvuur in Broekland, op de kerstmarkt en met de opening van de Zomerfeesten. In maart is er een lenteconcert, en in juli wordt het seizoen afgesloten met een openluchtconcert op het kerkplein. Daarnaast komt de harmonie op verzoek, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een jubileum, leden en donateurs een aubade aan huis brengen. Dit is ook mogelijk tegen betaling voor niet-leden of donateurs. De harmonie verkrijgt inkomsten door ledencontributie en donateurs (men gaat jaarlijks langs de deuren in het dorp met donateurkaarten, dit doen meer verenigingen); ook haalt de harmonie (als enige vereniging) maandelijks het oud papier op in Wesepe en is er jaarlijks een actie waarbij men aan de deur Wcrollen probeert te verkopen aan dorpsbewoners. De harmonie probeert jongeren aan te trekken door voorlichtingsmiddagen te organiseren op de basisschool. Maar het is vooral juist na het verlaten van de basisschool dat de meeste jongeren stoppen. Om wat meer ‘body’ te hebben bij concerten treedt de harmonie regelmatig met andere orkesten uit de omgeving op. Scriba van de kerk De respondent is 66 jaar, woonachtig in de dorpskern met zijn vrouw. Hij is geboren in Wesepe, zijn vrouw in Middel, een klein ‘gehucht’ vlakbij Wesepe. Hij heeft een interne opleiding doorlopen bij de KPN in Amsterdam. Daarna is hij altijd werkzaam geweest bij dit bedrijf, in de telefonie. Na hun trouwen heeft het echtpaar enkele jaren in Deventer gewoond, waar ze destijds beiden werkten, maar Wesepe bleef trekken. Sinds enkele jaren is de respondent niet meer werkzaam, maar wel erg actief bij de kerk als scriba en de ouderensoos, die is opgezet vanuit de kerk. Hieraan kunnen echter ook ouderen die niet lid zijn van de Nederlands Hervormde kerk deelnemen. Zijn vrouw is ook erg actief bij de kerk, de ‘ZEO’ (Zoekt Elkander Op) en de Vrouwen van Nu. Zoekt Elkander Op is een initiatief opgezet vanuit de kerk. De ZEO bestaat uit een groep dorpsbewoners die gehandicapten, oorspronkelijk uit Wesepe, een middag per maand ophalen voor een activiteit. Deze mensen wonen veelal niet meer in Wesepe maar in Raalte, vanwege hun zorgbehoeften. Inmiddels is de ZEO verder uitgebreid. Er zijn nu ook niet kerkgaande Wesepenaren bij betrokken, en soms komen er gehandicapten mee uit Raalte, die niet uit Wesepe komen. De rol van de kerk is beschreven in hoofdstuk 5. Lerares van de A. Bosschool; de basisschool De lerares is 52 jaar, ze heeft op de kweekschool haar opleiding genoten en daarna is ze lerares in het basisonderwijs geworden. Zij is 15 jaar geleden uit Deventer verhuisd naar Wesepe. Ze is midden in het dorp gaan wonen, schuin tegenover de school. Ze is eerder lid geweest van de Plattelandsvrouwen. Over de basisschool is meer beschreven in het volgende hoofdstuk. ‘Nieuwkomer’ en voorzitter van Labor De respondent is 54 jaar, woonachtig in Wesepe met zijn vrouw sinds 10 jaar. Hun drie kinderen zijn inmiddels uit huis. Na de HAVO heeft de respondent 2 jaar op de Hogere Landbouwschool gezeten, richting Tropische Veeteelt. Hij is geboren in Delft maar heeft daarna door het werk van zijn vader, op verschillende plekken op de wereld gewoond. Naast het voorzitterschap is de respondent op verschillende terreinen meer actief. Hij is onder anderen een van de initiatiefnemers van ‘Weseper Erfgoed’, en is daarnaast actief betrokken bij de ZEO en Tempo (de toneelvereniging), waar hij zich vooral bezighoudt met de decorbouw. Zijn vrouw komt uit Limburg en na hun trouwen, vestigden zij zich in die provincie. In verband met het werk van de respondent, als (postzegel)veilingmeester, wilden zij verhuizen naar de omgeving van Deventer, waar hij zijn werk kon voortzetten in samenwerking met een collega. Deze collega heeft hem op een huurhuis in Wesepe gewezen, waarna de familie dit huis een jaar laten kon kopen. Zijn vrouw is secretaris bij de harmonie, en werkzaam in Deventer als administratief medewerkster. 29 Echtgenote van de huisarts – ‘doktersvrouw’6 De huisartsenfamilie, de familie Huijgens, is 4 jaar geleden in Wesepe komen wonen. De respondente, 33 jaar, heeft de PABO gedaan maar is nu werkzaam in de huisartspraktijk als assistente. Zij en haar echtgenoot hebben twee kinderen, van wie de oudste geboren is vlak na de verhuizing naar Wesepe en in de opstartperiode van de praktijk. Het echtpaar komt uit het zuiden van het land. De huisarts heeft zijn studie geneeskunde in Amsterdam gevolgd. Na hun trouwen hebben zij een paar jaar in Enschede gewoond. Als huisarts wilde haar man graag een plattelandspraktijk en omdat de praktijk in Wesepe vrij kwam hebben ze ervoor gekozen zich hier te vestigen. De praktijk is gelegen midden in de dorpskern. De kinderen zijn nog jong; de oudste zit op de peuterspeelzaal. Het gezin is lid van Labor en de respondente is pas begonnen met een bestuursfunctie bij de stichting ‘de Zonnebloem’ afdeling Wesepe. De huisarts zelf is actief bij onder andere de survivalvereniging. De familie gaat naar de katholieke kerk in Heeten. De vrijwilligers van de Zonnebloem ondersteunen en bezoeken mensen, veelal alleenstaande ouderen. In Wesepe richt de Zonnebloem zich op alle dorpsbewoners die steun kunnen gebruiken. Mensen worden thuis opgezocht en er worden ook gezamenlijk activiteiten ondernomen. Ondernemer De ondernemer heeft een garagebedrijf buiten de dorpskern, waar hij ook woont met zijn vrouw en twee kinderen, die beide nog op de basisschool zitten. Hij is 48 jaar en heeft op de Technische School in Deventer gezeten. Hij is aangesloten bij de ondernemersvereniging. Hij is geboren en getogen in het dorp, zijn familie woont ook in het dorp. De ondernemersvereniging heeft voornamelijk een functie als representant van de ondernemers. Individuele dorpsbewoners hebben er niet veel mee te maken. Vooral in zaken als infrastructuur is de vereniging belangrijk, zoals recentelijk met de omlegging van de rondweg. Met de opzet van twee nieuwe bedrijventerreinen wordt beoogd nieuwe ondernemers aan te trekken, maar ook krijgen de Weseper ondernemers de mogelijkheid om zich daar te vestigen. Daarnaast verwacht men dat hierdoor de werkgelegenheid aantrekt: ‘Wesepe moet eldorado worden voor wonen en werken’, zo bericht de Stentor op 4 april 2006 (zie bijlage III). Boerin; eigenaar van de ‘boerenbuurtsuper’ De respondente woont achter de kerk, zij en haar man hebben een pluimveebedrijf. Zij is 51 jaar, opgegroeid in Raalte en heeft de Huishoudschool doorlopen. 28 jaar geleden, na haar trouwen is de respondente in Wesepe komen wonen op de boerderij van haar man, die het had overgenomen van zijn vader. Zij hebben vier kinderen van wie er nog twee thuis wonen. De andere twee kinderen wonen zelfstandig in Wesepe. Enkele jaren geleden is het echtpaar de boerenbuurtsuper gestart. Naast het werk in de winkel en in het bedrijf is zij actief bij de stichting de Zonnebloem als secretaris. 4.2.1 Opvallende patronen Wat valt er op te maken uit de bovenstaande beschrijving? Om alvast vooruit te lopen op de eindconclusie, zijn er enkele opvallende patronen te signaleren. De meeste respondenten, de actievelingen in de gemeenschap, zijn geboren en getogen in het dorp. Het merendeel van hen is van middelbare leeftijd, getrouwd en heeft opgroeiende kinderen. Wat niet vermeld is, is dat nagenoeg alle respondenten lid zijn van de hervormde kerkgemeente, maar diensten worden niet regelmatig bijgewoond. De familienamen van het merendeel onder hen komt door de loop der jaren in veel besturen voor. Zij lijken echt de ‘harde kern’ te vormen, zoals ook door een respondent werd gezegd. Eenmaal actief in het verenigingsleven wordt men ervaren en lijkt men ook sneller weer een andere actieve, verantwoordelijke rol op zich te nemen. De respondenten zijn eigenlijk allemaal, ieder op zijn of haar eigen manier, betrokken bij de gemeenschap. Er leeft duidelijk een gemeenschapsgevoel onder hen; de respondenten maken deel uit van de gemeenschap en voelen zich daardoor verbonden met elkaar en met het dorp. Daarnaast valt op dat er tussen de respondenten onderling nauwe verbanden bestaan, iets wat in de aparte beschrijvingen niet is vermeld. Zo is de voorzitter van Jong Wesepe de zoon van de boerin met de boerenbuurtsuper, en zijn de secretaris van 6 In eerste instantie was de huisarts zelf als respondent geselecteerd maar dit was niet mogelijk door de drukke bezetting van de praktijk. 30 Labor en de eindredacteur van de dorpskrant een echtpaar. Dit echtpaar, de voorzitter van de harmonie en de voorzitter van Labor/nieuwkomer zijn naaste buren, waarbij de vrouw van de nieuwkomer secretaris is van de harmonie. De nieuwkomer gaf hierbij aan dat hij actief is geworden in het gemeenschapsleven omdat hij het wilde, maar ook omdat hij door zijn buren met wie hij een goede relatie heeft opgebouwd, werd geïnteresseerd en ‘werd aangestoken’. De theorie van Durkheim (beschreven in hoofdstuk 2) dat ‘leden van intermediaire groeperingen de binnen die groepering geldende waarden en normen meer naleven naarmate ze hechter in de betreffende intermediaire groepering zijn geïntegreerd’ (Mollenhorst e.a., 2005); is perfect toepasbaar op de situatie in Wesepe; het verklaart waarom en waardoor de respondenten zo actief zijn in het dorp. 31 5. WELKOM IN WESEPE Welkom in Wesepe! Dit hoofdstuk geeft een beeld van het dorpsleven in Wesepe. Allereerst wordt het dorp kort geïntroduceerd, waarna verschillende aspecten van het dorpsleven onder de aandacht worden gebracht. Wesepe is van oudsher een agrarische gemeenschap, gelegen in de gemeente Olst-Wijhe (zie bijlage I). De agrarische bedrijven bevinden zich voornamelijk in het uitgestrekte buitengebied, daarnaast bestaat het dorp uit de lintbebouwing aan de doorgaande weg van Deventer naar Raalte, de Raalterweg (de rondweg N348) en de dorpskern (de luchtfoto op bijlage II geeft een duidelijk beeld). De Nederlands Hervormde kerk staat op een centrale plek in de dorpskern, waarvan een gedeelte dateert van kort na 1300. De naam Wesepe is van Keltische oorsprong, het staat voor ‘drassige weide’. ‘Wese’ betekent weide, en ‘epe’ betekent water7. Zoals vermeld in hoofdstuk 2 telt Wesepe ongeveer 1200 inwoners. De laatste jaren worden er weer woningen bijgebouwd in de dorpskern, waarvoor mensen met een sociaal-economische binding voorrang krijgen. Deze voorwaarde wordt wel soepel gehanteerd; mensen uit de gehele gemeente OlstWijhe kunnen aanspraak maken op een woning. Nadat er in 2004 een dorpsontwikkelingsplan (‘Wesepe, klein en toch groot…’) is opgesteld door Spil Adviesgroep, in opdracht van de gemeente Olst-Wijhe, is er in 2006 een Integrale Gebiedsvisie voor Wesepe ontwikkeld. In beide projecten waren verschillende belangengroepen betrokken, waarvan het dorpsontwikkelingsplan in eerste instantie vooral gericht was op de dorpskern. De aanbevelingen die voortgekomen zijn uit het rapport in 2004 lijken niet tot concrete veranderingen te hebben geleid. Zo is de continuïteit van het zalencentrum nog steeds niet gewaarborgd, wat een zorg is (en ook irritatie) is van veel dorpsbewoners. De integrale gebiedsvisie (‘Gebiedsvisie Wesepe: Kansen en Kaders’) is opgesteld in 2006. Hierin staan de aankomende veranderingen in het dorp centraal. De rondweg N348 zal omgelegd worden, waarmee in 2008 gestart wordt. Aan de twee nog aan te leggen rotondes zullen bedrijventerreinen worden gebouwd. De gemeente heeft dit gecommuniceerd met de dorpsbewoners door middel van inspraakavonden en tweemaandelijkse nieuwsbrieven. In het overleg met de gemeente waren vooral de Ondernemersvereniging en Plaatselijk Belang betrokken, waarbij Plaatselijk Belang de dorpsbewoners representeerde en een coördinerende rol op zich nam. 5.1 VOORZIENINGEN De A. Bosschool aan de Scholtensweg is de enige basisschool in Wesepe. De school is openbaar. Er wordt echter wel godsdienstonderwijs gegeven, door een vrijwilliger van de Nederlands Hervormde kerk. Eerder werd er voor katholiek en protestantse kinderen apart godsdienstonderwijs verzorgd, sinds kort is dit samengevoegd. Over het algemeen worden deze lessen ook door niet kerkgaande kinderen gevolgd. Sinds 2006 valt de A. Bosschool onder Stichting De Mare, de Stichting voor Openbaar Onderwijs Salland. Vroeger was de school een gemeenteschool; het was volledig op zichzelf staand met een eigen directeur. Tegenwoordig is er een schooldirecteur van de stichting die twee dagen per week aanwezig is. Hij is niet woonachtig in Wesepe. De kinderen op de basisschool komen niet enkel uit het dorp Wesepe; ook kinderen uit omliggende kernen, zoals Averlo, Broekland, Heeten en Schalkhaar gaan naar de A. Bossschool, de inwoners uit deze plaatsen zijn ook vaak lid van verenigingen in Wesepe. Het ‘rayon’ van de verenigingen, zoals een van de respondenten het noemde, beslaat dus een groter gebied dan dat wat begrensd wordt door de plaatsnaamborden ‘Wesepe’. Dit wordt uitgelegd als de oriëntatie van de mensen in dit gebied; zij zijn gericht op Wesepe, meer dan op andere dorpen in de omgeving zoals Olst, Raalte of Deventer. Dit komt van oudsher voort uit het ‘verzorgingsgebied’ van de kerk. Dit speelt klaarblijkelijk nog steeds een rol, ondanks dat, volgens de 7 Bron: gemeente Olst-Wijhe; www.olst-wijhe.nl 33 meeste respondenten, de kerk als institutie tegenwoordig geen belangrijke rol meer speelt in het dorp. Bij de sportzaal ‘De Nieuwe Coers’, waar onder andere de basisschool gebruik van maakt, is ook een kleine peuterspeelzaal. Tot op heden is er in Wesepe altijd een dorpsdokter geweest. Voorheen was er altijd een vrouwelijke arts. Vier jaar geleden is de praktijk overgenomen door dokter Huijgens, die in Amsterdam gestudeerd heeft. In de weekenden is men aangewezen op de huisartsenpost in Deventer. Een kleine groep mannelijke dorpsbewoners vormt de vrijwillige brandweer van het dorp. De afgelopen jaren zijn de meeste voorzieningen sterk teruggelopen in het dorp. Het Zalencentrum Wesepe heeft altijd een belangrijke plaats gehad in het dorp, vooral als punt van samenkomst voor de verenigingen. Tot 2001 was het ‘Café Dieperink’; geleid door Gerrit Dieperink en zijn vrouw. Sinds jaar en dag maken verschillende verenigingen en organisaties gebruik van het zalencentrum, ook na de verkoop aan een Drankenhandel Wijnhuis Korbeld in Raalte is dit zo gebleven. Korbeld is het centrum gaan verhuren. Na moeilijkheden met eerdere exploitanten wordt het sinds 2003 gehuurd door Gea Nieuwenhuis en haar man Jan Huiskes. Gea is een Wesepenaarse. De verkoop aan Korbeld heeft tot gevolg gehad dat de zaalhuur aanzienlijk is verhoogd. Veel verenigingen zoeken daarom voor repetities en minder belangrijke bijeenkomsten naar alternatieve locaties, zoals de basisschool en gemeenschapsruimte in de Brouwershof, de woongemeenschap voor ouderen. Het merendeel van de respondenten kan wel begrip opbrengen voor de verhoogde prijzen. De verenigingen kunnen vaak zonder betaling gebruik maken van spullen van het zalencentrum, zoals stoelen en tafels, en alles is verzorgd als je er een zaal afhuurt. Bovendien, zo stellen enkele respondenten, waren de ‘Dieperinken’ eigenlijk te loyaal aan de verenigingen. Een van hen beaamd: (de lage zaalhuur)… ‘Maar dat kwam ook zo omdat de heer Dieperink ook heel ‘verenigings-minded’ was. Eigenlijk wel. Dat is echt een verenigingsman.’ Het zalencentrum is wel een punt van zorg voor veel dorpsbewoners. Er doen verhalen de ronde dat de eigenaar het wil verkopen aan een projectontwikkelaar. Verkoop zou de eigenaar aanzienlijk meer geld opleveren dan wanneer hij het centrum als zodanig blijft verhuren. Daarom vinden veel dorpsbewoners ook dat de gemeente een steentje moet bijdragen om de continuïteit van het zalencentrum te waarborgen. Recentelijk is er overleg geweest tussen de gemeente en een aantal Weseper verenigingen en Plaatselijk Belang over de beschikbaarheid van gemeenschapsruimten in het dorp. De verenigingen hebben soms moeilijkheden om geschikte ruimtes te vinden. De meeste verenigingen hebben geen eigen locatie waar spullen opgeslagen kunnen worden. Zo maakt de Jeugdsoos gebruik van een ruimte bij de peuterspeelzaal en repeteert de harmonie op de basisschool en in het zalencentrum. Het contact met de gemeente is verder beperkt. ‘We kunnen onszelf wel bedruipen’; contact met de gemeente wordt snel gezien als bemoeienis. ‘Mijn stelling is: “Geef de bewoners van zulke dorpjes als Wesepe… werk die niet tegen! Al die regels… bij een speurtocht moeten ze gediplomeerde overzetters hebben…’’ Tot 1995 is er altijd een supermarkt(je) geweest bij Café Dieperink, die ook in handen was van de familie. In de jaren voor de sluiting liep de verkoop behoorlijk terug: ‘De laatste supermarkt heb ik dicht gedaan. Die was al heel klein. Die is in 1995 dicht gegaan en die had al veel eerder dicht gemoeten.’ Na de sluiting van de supermarkt van de familie Dieperink zijn de dorpsbewoners volledig aangewezen geworden op winkels in omringende dorpen, waarvoor men vooral naar Raalte of Deventer gaat. Wel is er een kleine ‘boerenbuurtsuper’ in Wesepe, die is opgezet door de familie Grootentraast, om de functies van de verdwenen supermarkt, groenteboer en slager enigszins op te vangen. Daarnaast richt winkel zich ook op toeristen. Er worden voornamelijk streekproducten en groenten en fruit verkocht. In de ‘Winkel van Sinkel’, een soort drogisterij aan de Raalterweg is een postagentschap en daar vlakbij is een bakker die ook producten aan huis kan bezorgen. Daarnaast is er nog altijd een ‘winkel aan huis’ (of zoals men noemt: een ‘winkelwagen’), die vooral voor minder mobiele ouderen belangrijk lijkt te zijn. In de dorpskern is weinig middenstand te vinden, verspreid buiten de dorpskern en aan de Raalterweg zijn wel een aantal bedrijven en ondernemers gevestigd: enkele eetgelegenheden, de melkkoeltankleverancier MEKO, een partytent- en cateringverhuur en een garagebedrijf. Er is in Wesepe dan ook weinig werkgelegenheid en het merendeel van de bewoners werkt elders in de omgeving, zoals in Raalte of Deventer. Men reist voornamelijk per auto, die voor de meeste mensen echt als noodzakelijk beschouwd wordt. De auto is gemeengoed, veel dorpsbewoners hebben er minstens twee op de oprit staan. Het openbaar vervoer is beperkt tot een lijndienst van Deventer naar Raalte die Wesepe (op weekdagen) twee keer per uur aandoet. 34 De sportverenigingen zijn ondergebracht op het sportpark ‘De Muggert’. Onder de koepel ‘Sportclub Wesepe’ vallen een aantal sporten: voetbal, tennis, handbal, gymnastiek en volleybal. De sportclub heeft ook een supportersvereniging. Naast de sportclub worden er nog tal van andere sportieve evenementen georganiseerd. Er is een survivalvereniging en elke vereniging heeft zo zijn eigen sportieve activiteiten, zoals fiets- en wandeltochten, en bijvoorbeeld nordic walking cursussen van de Vrouwen van Nu. Voor het uitgaansleven zijn de Wesepenaren aangewezen op plaatsen in de omgeving. Van de vier cafés die er vroeger waren, is er nog één overgebleven. Deze wordt door de meeste dorpsbewoners tegenwoordig eerder als vergaderinglocatie gezien dan als café. Er zijn weinig voorzieningen voor ouderen en bejaarden. Er is één woongemeenschap van geschakelde seniorenwoningen met een gemeenschapsruimte, ‘de Brouwershof’. Wordt men echt hulpbehoevend dan moeten ouderen verhuizen naar een verzorgingstehuis in Raalte of Deventer. Het is echter zo dat veel ouderen nog lange tijd zelfstandig blijven wonen met behulp van familie en bijvoorbeeld de kerk. Respondenten lijken gewend te zijn aan het lage voorzieningenniveau. Men is ook van mening dat het zinloos is om voorzieningen terug te halen: ‘Opeens wordt de overheid wakker, van ‘Oh kijk eens…’ en dan gaan ze allemaal zogenaamd van die leuke dingen op het platteland doen: een zorgboerderij, een klein winkeltje bij een boerderij… nou, het is gerommel in de marge want je verdient er geen… je verdient er niks mee. En dat moet dan zogenaamd weer leuk worden, want ze hebben een …. Toen ik 10 jaar terug las van “Hoe God verdween uit Jorwerd” toen zeg ik: ‘Het is een sjabloon, ik kan het er precies opleggen.’ En, want je kan het niet terughalen. Dit zijn de gevolgen, en dat moet je er mee. … Ik zeg, je kan hier in Wesepe wonen, tot je 85e, als je maar auto kan rijden. De voorwaarde is dat je auto kunt rijden als je hier woont. En een auto hebt. Ik bedoel, dan maakt het toch niet uit waar je woont. Want als ik nu 10 minuten in de auto zit, of 5 minuten.. je moet toch die auto in.’ 5.2 DE WESEPENAAR? Nou… wie is dat nu, de Wesepenaar, hoe voelt een Wesepenaar zich? ‘Tja… Wesepenaar’…. ‘Wesepe’…’ Wesepe is, zoals beschreven, van oudsher een agrarische gemeenschap, waarin familiebanden en nabuurschap een belangrijke rol van betekenis hebben. En wat is Wesepe dan, wat is het dorpsgevoel? In een aantal gesprekken kwam duidelijk het dorpsgezicht ter sprake: de kerk aan het plein met de rode beuk, en ertegenover het Zalencentrum Wesepe. De meeste respondenten gaven als eerste antwoord ‘het bloeiende verenigingsleven, dat is wat Wesepe Wesepe maakt’. De saamhorigheid is daar sterk mee verbonden: er is duidelijk een sterk dorpsgevoel en een lokale identiteit aanwezig in Wesepe. De meeste dorpsbewoners voelen zich echt Wesepenaar, maar om daar uitleg aan te geven in woorden blijkt moeilijk. Een van de dorpsbewoners vertelde ‘Wesepe is nieuwsgierig, iedere Wesepenaar is nieuwsgierig, dat zeg ik, sociale controle, we zijn denk ik trots… laten we het zelfbewust noemen…. Ze zijn een heel klein plekje in de gemeente Olst; voelen zich dus altijd achtergesteld ten aanzien van de groten…’ Zoals eerder is beschreven, vallen ook kleine omliggende kernen onder de noemer Wesepe, althans voor het gevoel van mensen. De grens ligt duidelijk bij Olst. Er is een antipathie te bemerken tegenover Olstenaren en Olst in het algemeen, een gevoel dat leeft onder eigenlijk alle generaties Wesepenaren. Onder jongeren uit dit zich vooral in het uitgaansleven en de sport. Zo gaan weinig, nagenoeg geen jonge Wesepenaren uit in Olst en in de jaarlijkse voetbalwedstrijd van de gemeenschappelijke jeugd van de gemeente Olst-Wijhe tegen Go Ahead Eagles loopt de spanning soms behoorlijk op; dan niet tussen de twee teams, maar tussen teamgenoten uit de gemeente onderling. Waarom de jongeren afkeer hebben tegen Olstenaren lijkt men niet duidelijk te kunnen verklaren: ‘Maar ook gewoon, als Olst iets organiseert, wij zullen daar nooit heen gaan. Of het moet een megasuperfeest zijn, maar in Olst organiseren ze ook niks, misschien is dat het wel. In Olst is maar één ding: de jaarmarkt. En dan is er elke keer trammelant. Olst heeft geen jongerenvereniging. Dat hebben ze wel geprobeerd, en ons erbij betrokken, Wesepe moest helpen om in Olst een jongerending van de grond te krijgen, maar dat is niet gelukt. Het is faliekant mislukt.’ Oudere Wesepenaren kunnen de afkeer beter verklaren. Olst is van oudsher een arbeidersdorp, tegenover de agrarische gemeenschap die Wesepe is. De politieke ‘kleuren’ verschillen dan ook tussen de twee 35 dorpen8. Ook heeft het te maken met, zoals hier boven is genoemd, het gevoel achtergesteld te worden door de gemeente. In Olst is een Kulturhus gebouwd, Wijhe krijgt een nieuwe sporthal, ‘terwijl wij hier ook aan alle kanten uit onze voegen barsten. Maar als wij hier ook een nieuwe sporthal neerzetten, komt die niet vol. En dan zeggen wij dus: (als klein kind): ‘Hun wèè!!’’ Het is echter niet zo dat de Wesepenaren volledig hun rug keren naar Olst; sommige Wesepenaren zijn getrouwd met Olstenaren en wonen daarom nu in Olst, ook treedt de harmonie bij sommige gelegenheden op met de harmonievereniging uit Olst. Het jaarrond hebben de verenigingen vaste activiteiten. De kerstmarkt, Koninginnedag en de Zomerfeesten zijn centrale evenementen voor het hele dorp. Er zijn een aantal tradities aan verbonden. Zo wordt het Weseper volkslied altijd gezongen na het Wilhelmus op Koninginnedag, en ook op de opening van de kermis van de Zomerfeesten wordt het Weseper volkslied gespeeld en gezongen. Het is in de jaren zestig geschreven door meester Fopman, die les gaf op de A.Bosschool. De tekst wordt voor het moment van zingen verspreid onder dorpsbewoners; de meeste dorpsbewoners kennen het niet uit het hoofd. Door sommigen wordt er wat lacherig over gedaan, anderen lijken het wel belangrijk te vinden: ‘Het creëert toch wel een soort van ‘wij-gevoel’, toch wel ja.’ WESEPER VOLKSLIED In ’t Sallandse landschap bie Heeten, Roalte, Olst ligt Wesepe dôrpie, waor ik zoveul van haol. Zien bouwland, zien weiden, dèt blif toch altied mie. mien dôrpie ie bint toch van mie. Refrein : We – se - pe dôrpie is van mie, Blif mie lèven lang mie bie. Met oe 14 eeuwse kark, die nog steed, zo stoer en stark. Met oe roodbont in de wei, en oe veulens springend blij. ‘k Heb mie hart an oe verpand, Woar ‘k ok goa in ’t land. ’t Verenigingslèven det geet hier altied goed, de buren die helpt mekaar nog zo as ’t mot. Met brulften en feesten dan bin ik d’r wel bie, Oh dôrpie ie bint toch van mie. 8 Bij de landelijke verkiezingen van november 2006 stemden de Wesepenaren op respectievelijk het CDA: 301 stemmen; PvdA 164 stemmen; VVD 144 stemmen en SP 77. Ter vergelijking: (ondanks het verschil in totaal aantal kiezers is het verschil duidelijk): één van de twee stembureaus in Olst (locatie gemeentehuis): CDA 246 stemmen; PvdA 493 stemmen; VVD 116 stemmen, SP 263 stemmen (bron: gemeente Olst-Wijhe, ‘Zo stemde Olst-Wijhe, november 2006). 36 5.2.1 Weseper Erfgoed De Wesepenaren die geboren en getogen zijn in het dorp hebben een gezamenlijk verleden. Vooral de wat oudere dorpsbewoners zijn zich hiervan bewust, er is ‘historisch bewustzijn’. Zoals een van de respondenten het verwoordde: ‘Dan heb je families die hier misschien al wel een paar honderd jaar wonen, en je hebt families die hier 100 jaar wonen, enzovoort… dus je kent, wij kennen de geschiedenis van die families.. wij weten als daar een kind loopt van 10 jaar… hoe zijn overgrootvader eruit zag, en wat hij deed, en waarom hij dat deed. En dan zo’n kind ‘die lijkt er precies op… die is ook zo vervelend. Of ja, dat is ook… die is ook zo eigenwijs’. Of net andersom. Dat zijn bepaalde gedragingen die je herkent dus je hoeft het niet meer uit te leggen. Dus je hoeft je er ook niet over op te winden want dat weet je. En dat je samen een geschiedenis hebt, dat je samen op school zit, ik bedoel, wij zaten hier vroeger op de lagere school… en dan zie je, zie ik nu weer kinderen op de lagere school van leeftijdsgenoten, dat zijn dan kleinkinderen daarvan. En dan denk je… ‘ooh ja… dat is er daar een van’. Dat kan je zien. Zo. Dat hoef je eigenlijk niet meer uit te leggen. En dat is je gezamenlijke geschiedenis.’ Op de idee gebracht door het ‘Olster Erfgoed’ is er pas geleden een groep gestart die tot doel heeft de geschiedenis van Wesepe meer onder de aandacht en in beeld te brengen. Opvallend van dit initiatief is dat ook dorpsbewoners die niet geboren en getogen zijn in Wesepe hierin actief zijn. De groep, bestaande uit 11 mensen komt maandelijks samen. Het verzamelen van oude foto’s en informatie is vergemakkelijkt doordat een aantal Wesepenaren zelf een klein archief aan foto’s en krantenknipsels hebben bijgehouden door de jaren heen. Elke maand wordt er een oude foto in de dorpskrant geplaatst, met als doel om later nog eens een complete tentoonstelling te maken van al het materiaal. Weseper Erfgoed spreekt veel dorpsbewoners erg aan, zij vinden het leuk om familie of vrienden, of zichzelf op oude foto’s te zien en herinneringen op te halen. ‘Want dat vinden de mensen leuk, zo van: ‘Ik stond er ook nog in..!’ Het is op zich wel leuk, als ik dan kijk, van 40 jaar geleden, wij hebben dat ook eens opgeschreven, hoeveel bedrijven of er dan vroeger hier waren, en dat dat dan allemaal weg is, winkel, en en, dat is toch wel leuk om dat een beetje op te schrijven. Sommige mensen in Wesepe hebben alles wel 40 jaar lang uitgeknipt van wat er in Wesepe in de krant stond, dat hebben ze allemaal ingeplakt. Dus dat is er al. En als je dat dan terug kijkt, dat is dan wel heel leuk.’ Afbeelding 5.1 Een foto uit het album van Weseper Erfgoed (Bron: Weseper Erfgoed) 37 5.3 SAMEN LEVEN IN HET DORP: Het gemeenschapsleven in Wesepe Het dorpsleven in Wesepe draait om het verenigingsleven. Er zijn bijna 30 verenigingen, waarvan sommige een duidelijke doelgroep hebben, anderen bieden op hun beurt lidmaatschap aan alle Wesepenaren. Het verenigingsleven speelt logischerwijs een belangrijke rol in het dorp. Er zijn eigenlijk drie verenigingen die sterk aan een levensfase en leeftijdsgroep gebonden zijn; en waarbij, zo lijkt het, nagenoeg alle dorpsbewoners zich aansluiten. Jongeren van 12 tot 15 jaar gaan naar de jeugdsoos, op hun 15e sluiten zij zich aan bij ‘Jong Wesepe’ en wanneer men op zichzelf gaat wonen, wordt men als huishouden lid van Labor. De plattelandsvereniging organiseert veel verschillende activiteiten, waarvan veel bedoeld zijn voor alle gezinsleden, maar ook in kleiner verband worden er dingen georganiseerd, zo is er binnen de vereniging een kleine beleggersclub opgericht. Naast deze drie verenigingen zijn er uiteenlopende organisaties en verenigingen. Veel dorpsbewoners zijn lid van meerdere verenigingen en daardoor treft men elkaar meerdere keren per week tijdens verschillende activiteiten. Lidmaatschap overlapt in veel gevallen. Het bestuur van de meeste verenigingen is aangesteld voor een periode van ongeveer 5 jaar; Jong Wesepe verkiest jaarlijks een nieuw bestuur. Sommige verenigingen hebben de laatste jaren moeite met het aantrekken van nieuwe leden. Dit heeft vooral betrekking op de wat meer traditionelere verenigingen, zoals de Vrouwen van Nu en de harmonie. Het blijkt lastig om daarin jongeren te betrekken. Het teruglopende ledenaantal motiveert de plattelandsvrouwen om nieuwe activiteiten te ontwikkelen die wat ‘meer van deze tijd’ zijn. Zo is er een museumkunstclub, er worden nordic walking cursussen gegeven en in de leeskring worden actuele thema’s besproken waarbij soms professionals, zoals de huisarts, betrokken worden om onderwerpen nader toe te lichten, zoals klonen en autisme. Die avonden zijn ook toegankelijk voor niet-leden; er wordt bekendheid aan gegeven in de dorpskrant. Bovendien kunnen aspirant leden van de Vrouwen van Nu drie ledenavonden (gratis) bijwonen voordat ze moeten beslissen of ze lid willen worden. De harmonie probeert door middel van voorlichtingsbijeenkomsten op de basisschool jonge leden aan te trekken. Naast de door verenigingen georganiseerde evenementen vinden er in Wesepe nog veel informele, op zichzelf staande activiteiten plaats. In de meeste straten vindt tweejaarlijks een straatfeest plaats, daarnaast zijn er groepen dorpsbewoners die in klein verband dingen samen ondernemen. Dit zijn bijvoorbeeld kookavonden en uitjes in het land. Er is nagenoeg overal contact tussen buren en familieleden die bij elkaar naar binnen lopen voor een praatje of hulp. 5.3.1 De kerk Als instituut heeft de kerk in Wesepe in de laatste jaren, vergelijkbaar met de situatie in nagenoeg heel Nederland, in betekenis afgenomen. Het aantal actief kerkgaande dorpsbewoners neemt al jaren af. Een groot deel van de inwoners is wel lid van de kerk, maar dit beperkt zich tot passief lidmaatschap. De kinderen worden vaak wel met een christelijke grondslag opgevoed. De kerk wordt vooral door relatief oudere bewoners nog actief bezocht. Door veel respondenten is benadrukt dat Wesepe niet exclusief voorbehouden is aan Nederlands hervormden. Ook wonen er katholieken en mensen van andere gezindten. Men spreekt soms ook wel over ‘gemengde huwelijken’ in het dorp, wat toch wel een opvallende uitspraak is wanneer men zegt dat de kerk geen belangrijke rol meer speelt. Wat ook opvalt, is dat er niet gesproken is over mensen die helemaal niet gelovig zijn, respondenten spreken over de eigen hervormde kerkgemeente of over katholieken. De kerkdienst op de zondag in het weekend van de zomerfeesten is oecumenisch en wordt gehouden in de kermistent. Deze dienst wordt een stuk drukker bezocht in vergelijking met diensten die door het jaar heen gehouden worden. Een van de respondenten beschreef het als volgt: ‘Eigenlijk is de kerk ook gewoon een soort van vereniging, zo moet je het zien’. De kerk is voor veel Wesepenaren een centraal punt; een ontmoetingspunt of punt van vertrek voor activiteiten, daarnaast worden veel evenementen georganiseerd op het kerkplein, zoals openluchtconcerten en de kerstmarkt. Zo heeft de kerk ook zeker voor degenen die niet lid zijn een belangrijke rol. Vanuit de kerk zijn er bezoekersgroepen voor ondersteuning van kerkleden, er is een bejaardensoos en er worden een paar gezinnen financieel ondersteund. De bejaardensoos is openbaar; toegankelijk voor 38 zowel Nederlands hervormde als ook voor katholieke en niet-religieuze ouderen. Er wordt, zo wordt expliciet genoemd, geen uitzondering gemaakt. Daarnaast is er vanuit de kerk een initiatief genomen om activiteiten met gehandicapten die uit Wesepe komen, te ondernemen. Deze groep heeft zich ‘ZEO’ genoemd: ‘Zoekt Elkander Op’. De meeste gehandicapten wonen niet meer in Wesepe, maar worden eens per maand op zaterdag opgehaald naar het jeugdgebouw naast de kerk. Vanuit dat punt worden uitjes of activiteiten ondernomen. Gedurende de tijd dat ZEO bestaat is de groep betrokkenen gegroeid en er zijn ook mensen actief die niet lid zijn van de kerk. 5.3.2 De dorpskrant: ‘Spreekbuis voor eenieder’ De Weseper dorpskrant bestaat nu 15 jaar. Voor de oprichting van de krant had elke vereniging zijn eigen blad of nieuwsbrief. Omdat dit voor de meesten financieel steeds moeilijker te volbrengen was, is de dorpskrant opgezet. Elke vereniging, en ook de basisschool, schrijft zich in voor een aantal bladzijden per jaar. Door middel van de dorpskrant worden alle dorpsbewoners op de hoogte gesteld van het reilen en zeilen van de verenigingen, en worden mensen uitgenodigd voor activiteiten en evenementen. Wesepenaren die niet direct betrokken zijn bij de school kunnen in de dorpskrant lezen over de belangrijkste ontwikkelingen van de school. Zowel het ‘wel en wee’ van de school als ook wat er onderwijsinhoudelijk speelt, wordt erin vermeld. De meeste Wesepenaren hebben zelf op de school gezeten en daardoor zijn zij er vaak wel in geïnteresseerd. Alle Wesepenaren krijgen de dorpskrant thuisbezorgd; hieronder vallen alle huishoudens in het postcodegebied 8121. Daarnaast krijgen de leden van Weseper verenigingen die buiten dit gebied wonen de krant ook thuis bezorgd. De meeste respondenten geven aan dat de krant een belangrijke rol speelt, zoals een van hen beaamt: ‘Dus dit vind ik voor zo’n klein dorp wel uhm…. En dat dat goed door blijft draaien…’ De krant is min of meer een naslagwerk, zoals de eindredacteur het zelf noemt. ‘Het is niet een boekje waar je hard voor naar de brievenbus loopt, maar het is een boekje wat je eigenlijk in elk huishouden wel ergens ziet slingeren.’ Plaatselijk Belang coördineert de maandkalender, die als eerste bladzijde in de krant staat. Van verenigingen wordt verwacht dat zij Plaatselijk Belang informeren over hun activiteiten; vervolgens probeert Plaatselijk Belang te voorkomen dat er (belangrijke) activiteiten samen vallen. Dit vooral omdat verenigingen zichzelf er mee in de vingers snijden als ze tegelijkertijd activiteiten plannen, aangezien lidmaatschap van de verschillende verenigingen in veel gevallen overlapt. Maar op zich proberen de Wesepenaren dit zelf al goed af te stemmen. Een straat die tweejaarlijks een feest organiseert doet dit in het jaar volgend op het straatfeest van de aanliggende straten. Voor advertenties is maximaal 50 procent van de inhoud beschikbaar en momenteel bestaat er een wachtlijst voor adverteerders. Het zijn vooral ondernemers uit de omgeving, niet alleen uit Wesepe, maar ook uit omliggende dorpen zoals Raalte, en ook Deventer die zich inschrijven voor advertenties. Zo adverteert de Rabobank met: ‘Het is altijd tijd voor een goede buur’. 5.3.3 Nabuurschap en onderlinge steun De meeste inwoners van Wesepe zijn geboren en getogen in het dorp. Familiebanden zijn sterk, ze spelen een belangrijke rol. Opvallend is dat in veel families generaties elkaar opvolgen in de verenigingsbesturen. Een klein aantal familienamen is vaak terug te vinden; zij lijken de kern te vormen van actievelingen in het verenigingsleven. Zoals genoemd is er veel onderling contact tussen dorpsbewoners; ze komen elkaar bij tal van evenementen tegen en spreken elkaar in diverse verbanden. Men is dan ook goed op de hoogte van elkaar: ‘Die kan je vandaag niet bellen, die is niet thuis’, en: ‘ja maar, is die dan al terug van vakantie?’ Dorpsbewoners zijn zich ervan bewust dat het verenigingsleven nodig is om de sociale vitaliteit op het huidige niveau te waarborgen, zoals een van de respondenten stelt: ‘Als er hier geen verenigingen waren nou dan is het dorp, bloedt gewoon dood. De school, en verenigingen, ja.’ Men probeert de actieve instelling door te geven aan de kinderen. Zo werd gezegd: ‘Als je… laat ik het zo stellen: wij proberen onze kinderen wel zodanig op te voeden dat verenigingswerk in het leven hoort.’ Op tal van manieren wordt er steun verleend aan elkaar, op formele en informele basis. Naast de initiatieven vanuit de kerk is ook de vereniging de Zonnebloem vertegenwoordigd met een lokale afdeling. Opmerkelijk aan de Zonnebloem in Wesepe is, dat deze zich eigenlijk richt op alle dorpsbewoners, waar in andere plaatsen de steun en aandacht voorbehouden is aan ouderen. Daarnaast is er veel informele steun. In sommige gevallen lijkt men zich hier niet volledig bewust van. ‘Steun, tussen 39 mensen onderling, nee, dat niet direct, nee.’ Waarna men later wel het gras van de buurman staat te maaien: ‘ik was toch bezig’. Vragend naar onderlinge steun denkt men veel eerder aan manieren waarop verenigingen elkaar onderling ondersteunen. Zo helpen leden van Jong Wesepe op een feest van Labor door achter de bar te staan, en omgekeerd ook. Inzet voor de gemeenschap is voor de meeste Wesepenaren erg belangrijk. Ondanks het feit dat vaak benadrukt wordt dat deelname geheel vrijblijvend en vrijwillig is, laat men niet na te benoemen waarvoor men zich inzet. ‘Maar ik doe nog veel meer hoor!’ en ‘Oh ja, ik ben ook nog ….’ Ook de verenigingen zelf besteden aandacht aan de inzet van hun leden. Zo belonen de Vrouwen van Nu de meest trouwe leden die een jaar lang alle ledenavonden bezocht hebben. Zij krijgen een klein presentje, gemaakt door andere leden. De drijfveren waarom men zich inzet lijken vooral voort te komen uit een gevoel van verantwoordelijkheid, iets willen betekenen voor de gemeenschap en omdat men er iets terug voor krijgt, of indirect verwacht. Lof en respons. Zoals een respondent zijn inzet motiveert: ‘Ja… nou ik denk omdat ik enerzijds heb ik altijd respect gehad voor mensen die dat, die daar tijd voor hadden, om dat te doen, nou dat ben ik nou in aan het halen eigenlijk, ik vind het leuk om te doen, ik krijg enorm veel respons…’ Vaak is de agrarische achtergrond erbij betrokken door respondenten: ‘je was als boer een buur nodig, en niet zomaar een buur, maar één die ook verstand van zaken had. Dus die mensen in de buitengebieden zijn altijd, hebben altijd een bepaalde mate van afhankelijkheid van mekaar’. Ondanks het feit dat het merendeel van de dorpsbewoners tegenwoordig in de dorpskern woont en niet meer in de landbouw werkt, zijn de omgangsvormen, gebaseerd op de afhankelijkheid van de vertrouwde buur, belangrijk gebleven. Veel dorpsbewoners hebben wel een agrarische achtergrond. Onder hen zijn boerenzoons of dochters en veel (vooral mannelijke) dorpsbewoners hebben de Middelbare of Hogere Landbouwschool doorlopen. In veel gevallen is er nog een boerenbedrijf in de familie. Verschillende verenigingen gaan jaarlijks met donateurkaarten langs de deuren en organiseren soms ludieke acties om extra inkomsten te verwerven. Zo heeft de Harmonie Wesepe closetpapieracties waarbij men Wc-rollen aan de deur probeert te verkopen. Lokale ondernemers ondersteunen het verenigingsleven voornamelijk door sponsorschap in de vorm van geld, kleding of attributen voor evenementen. Het zalencentrum geeft stoelen en tafels in bruikleen, de buurtsuper doneert eieren of appels met korting en zo zijn er nog veel meer voorbeelden te geven. Wat de persoonlijke en collectieve inzet voor de gemeenschap en voor elkaar oplevert is in veel gevallen niet meteen in resultaten uit te drukken, en men lijkt dat ook niet het belangrijkste te vinden. Toch weten veel dorpsbewoners wel duidelijke resultaten van gemeenschappelijke inzet te benoemen. Het voorbeeld van de AED apparaten (Automated External Defibrillator)9 is echt hét stokpaardje van het dorp. Enkele dorpsbewoners initieerden de idee tot aanschaf van de apparaten, nadat twee dorpsbewoners uit het buitengebied waren overleden aan een hartinfarct. De aanrijdtijd is in de buitengebieden relatief lang. De Stichting AED werd opgericht en er werd gecollecteerd in het dorp, waarna er uiteindelijk zeven defibrillators aangeschaft konden worden. De dorpsbewoners namen er drie voor hun rekening, de ondernemers twee en de tandarts en de huisarts ook elk één. Meer dan 100 dorpsbewoners hebben de cursus gevolgd zodat zij de apparaten kunnen hanteren. De Stichting AED heeft de Maatschappelijke Betrokkenheidprijs 2006 van de plaatselijke Rabobank gewonnen en de basisschool haalde zelfs het NOS Jeugdjournaal; het was uniek dat kinderen van 11 en 12 jaar een AED-certificaat behaald hadden. Ook verzorgt de school EHBO-cursussen aan kinderen in die leeftijd. Dit gebeurt wel allemaal in overleg met ouders en een kinderpsycholoog. Een ander concreet resultaat van gezamenlijke inzet is de bouw van de nieuwe sportkantine. ‘We hebben hier een voetbalclub, daar hebben ze de afgelopen twee jaar een stuk bij aangezet, daar was een aantal uren begroot waarin professionals moesten werken. Maar elke zaterdag waren er 20 of 25 mensen, die kwamen metselen, timmeren, al die flauwe kul meer. Dus ze hebben zoveel geld over gehouden uit de begroting dat er ook een lichtinstallatie op het tennisveld en een lichtinstallatie op het tweede veld, het voetbalveld, nu is. Dat is uhm… wat Wesepe Wesepe maakt..’ 9 Met een AED apparaat kan er snel en op relatief eenvoudige wijze reanimatie toegepast worden. In Wesepe zijn de apparaten in beschermde ‘kastjes’ geplaatst om een aantal plekken in het dorp. 40 5.3.4 ‘Import’ De Wesepenaren lijken een enigszins afwachtende houding aan te nemen tegenover nieuwkomers, of zoals wel wordt genoemd ‘import’. Het ligt aan nieuwkomers zelf of de integratie slaagt. Zij moeten zich op een of andere manier bewijzen, ‘punten scoren’. ‘Mensen zijn heel enthousiast, en zeker hier in Wesepe, als je een idee hebt dan willen ze graag meehelpen enzo, ja… er zijn een aantal dingen geweest in het verleden die ik heb gedaan waar ik dan een beetje de kar heb getrokken,…(een succesvol filmfestival10)…. laat ik het zo zeggen, die echt heel erg in de smaak zijn gevallen… enuh.. ja, dat stimuleert enorm natuurlijk.’ Wanneer nieuwkomers zich actief willen en kunnen inzetten voor het verenigingsleven, zullen ze vanzelf mensen leren kennen en opgenomen worden in de gemeenschap. Zij kunnen er echter ook voor kiezen om dit niet te doen; ‘even goede vrienden’; maar dan zal het contact met dorpsbewoners niet zo betekenisvol zijn. Er worden dus duidelijk verwachtingen gesteld aan nieuwkomers, maar dit zullen zij ook zelf moeten ontdekken. Een belangrijk element hiervan is dat Wesepenaren verwachten dat nieuwkomers ‘buurt maken’. Dit houdt in dat de nieuwe buur de omringende buren uitnodigt op de koffie om kennis te maken. Natuurlijk is dit niet verplicht, maar eigenlijk wordt het wel verwacht. Sprekend over nieuwkomers halen veel respondenten het voorbeeld van de ‘nieuwe’ huisarts aan. Bijzonder is eigenlijk wel, dat velen hem nog enigszins als ‘nieuw’ lijkt te beschouwen, terwijl hij er nu 4 jaar woont en werkt. Nog opmerkelijker is dat sommige respondenten nog van ‘nieuwbouw’ spreken, wanneer zij het hebben over een aantal woningen die ongeveer 15 jaar geleden zijn gebouwd. Het geeft aan dat de meeste Wesepenaren geworteld zijn in de gemeenschap, en dat vernieuwingen lang als zodanig beschouwd blijven. De verandering van een vrouwelijke naar een mannelijke huisarts, die echt ‘van buiten’ kwam, was voor de veel Wesepenaren wel even wennen, zeker toen de praktijk enigszins werd verfrist met nieuwe (knal)kleuren. De dokter lijkt het nu echter helemaal gemaakt te hebben door het tal van activiteiten die hij onderneemt. Het is niet een afstandelijke dokter, ‘helemaal niet elitair ofzo’. De dorpsbewoners werden verrast door de dokter die vooraan bij de biertap stond op de kermis, waarbij ook wel wat reacties kwamen als ‘dat dut een dokter niet’. De huisarts zet zich in voor het dorp in professionele zin, maar ook privé is hij actief betrokken bij het dorp. Als huisarts had hij een belangrijke rol in de aanschaf van de AED apparaten, en ook de plattelandsvrouwen hebben hem zoals eerder genoemd, wel eens als spreker uitgenodigd tijdens thema-avonden. Privé is hij actief in de survivalvereniging en bij de Stichting Zomerfeesten, waarvoor hij veel waardering krijgt. De aan nieuwkomers gestelde verwachtingen zijn door de nieuw gekomen respondenten niet zo beleefd. Zo is de doktersfamilie warm verwelkomd in het dorp. In de eerste maanden na de verhuizing werd hun eerste kindje geboren, en ondanks dat ze pas in het dorp waren komen wonen, werden ze overstelpt met kaartjes en cadeautjes. De dorpsbewoners vonden het vooral erg fijn dat het voortbestaan van de dorpspraktijk was gegarandeerd en de familie moest zich dus ook zeker thuis gaan voelen. 10 Voor het festival werd elke vereniging werd gevraagd om een kort filmpje op te nemen, over een zelf gekozen thema. Het werd een groot succes, waarbij verenigingen werden geassisteerd in de montage. Een vakkundige jury, van regionale bekendheid koos uiteindelijk een winnaar. De gemaakte filmpjes zijn ook leuk voor ‘later’ en kunnen wellicht deel gaan uit maken van Weseper Erfgoed in de toekomst. 41 6. CONCLUSIE EN DISCUSSIE In dit rapport is het onderzoek naar de aanwezigheid van een lokale identiteit, een gemeenschapsgevoel en sociaal kapitaal in het dorp Wesepe beschreven. Volgend op het theoretisch kader en de empirische gegevens van hoofdstuk 5, worden in dit hoofdstuk de conclusies gesteld over de Weseper identiteit; het gemeenschapsgevoel, sociale cohesie en sociaal kapitaal; en individualisering. Vanuit deze concepten en perspectieven wordt antwoord gegeven op de deelvragen en de hoofdonderzoeksvraag, die gesteld zijn in hoofdstuk 4. De antwoorden op de vragen komen in de eerste twee paragrafen terug. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een korte discussie. 6.1 DE WESEPER IDENTITEIT De hoofdvraag van dit onderzoek: ‘In hoeverre is er sprake van een dorpsidentiteit en in welke vorm wordt dit door dorpsbewoners en lokale organisaties gedragen en geuit?’ kan op beschrijvende wijze worden beantwoord. In het voorgaande hoofdstuk komt duidelijk naar voren dat er een dorpsidentiteit in Wesepe aanwezig is, die voor de meeste dorpsbewoners erg belangrijk lijkt te zijn. Het dorp is erg belangrijk voor zijn bewoners. Men voelt zich Wesepenaar, en ontleent zijn of haar identiteit aan de dorpsgemeenschap. De Weseper identiteit bestaat vooral uit het verenigingsleven, de saamhorigheid en het tal van activiteiten en tradities die verbonden zijn met het dorpsleven. De verenigingen hebben ieder een eigen functie, die bijdragen aan de dorpsidentiteit. Voor de meeste Wesepenaren zijn bijvoorbeeld Labor en de harmonie inherent verbonden met het dorp. Zij kennen het dorp niet zonder. Volgens respondenten doorlopen de meeste dorpsbewoners het ‘traject’ van de Jeugdsoos, Jong Wesepe en uiteindelijk Labor. Dit draagt bij aan de identiteit als dorpsbewoner, men wordt erdoor gevormd. Jongeren en nieuwkomers maken op die manier kennis met de binnen de dorpsgemeenschap geldende normen, waarden, en gebruiken. In veel gevallen beschreven respondenten het lidmaatschap van deze drie verenigingen als min of meer noodzakelijk om contact te hebben en te onderhouden met leeftijd- en dorpsgenoten. Voor enkele respondenten speelt ook het dorpsgezicht mee in de identiteit: de kerk aan het plein met het zalencentrum. En, ook al wordt er soms lacherig over gedaan; het volkslied hoort erbij. Het zingen ervan is een het ritueel dat onder andere zeker bij de Zomerfeesten hoort. Het is daarnaast niet enkel het leven van ‘nu’ waaraan men de dorpsidentiteit ontleent, ook de geschiedenis van het dorp en zijn bewoners is belangrijk, of misschien zelfs belangrijker. Een aantal tradities staan rotsvast, en sinds kort tracht men de geschiedenis te bundelen door Weseper Erfgoed. De collectieve geschiedenis en het historisch bewustzijn versterken de banden tussen dorpsbewoners. De dorpsidentiteit omvat een groter gebied dan enkel het dorp dat begrensd wordt door de plaatsnaamborden. Ook kleine nabijgelegen kernen, zoals Averlo, Heeten en Broekland horen erbij. Dit gebied is van oudsher het verzorgingsgebied van de Nederlands Hervormde kerk. De grenzen van de dorpsidentiteit liggen bij het dorp Olst, ‘the other’ is de Olstenaar. De Olstenaar kan ook wel, in extreme zin als een ‘common foe’, een gemeenschappelijke vijand, beschouwd worden (Bryceson, 2007). Volgens de meeste respondenten komt de antipathie jegens Olst voort uit het gevoel achtergesteld te worden door en in de gemeente (Olst-Wijhe), in bijvoorbeeld ontwikkelingsplannen. Dit gevoel leeft eigenlijk onder alle generaties. Ook verschillen de politieke voorkeuren tussen de dorpen; Olst als arbeidersdorp tegenover een (voormalig) agrarische gemeenschap die Wesepe is. Jongeren lijken niet duidelijk te kunnen verklaren waar de weerstand tegenover Olst vandaan komt. Mogelijk hebben zij dit gevoel, en de houding, overgenomen van oudere generaties, zonder dat zij de precieze achtergrond kennen. De dorpsidentiteit wordt gevoed door de sterke contacten in de gemeenschap en het verenigingsleven; men kent elkaar door en door. Dorpsbewoners treffen elkaar bij tal van evenementen en ondernemen veel samen. De continue contacten, en de concrete resultaten en succesverhalen van de collectieve inzet versterken de gemeenschap. 43 Hiermee zijn naast de hoofdvraag ook de eerste, tweede en derde deelvragen grotendeels beantwoord. De eerste deelvraag doelt op de betekenis van het dorp voor zijn bewoners en de mate waarin zij hun identiteit aan het dorp ontlenen. Dit is duidelijk naar voren gekomen. Wesepe is van groot belang voor de Wesepenaren en hun identiteit wordt gevormd door het alledaagse dorpsleven waarin de verenigingen centraal staan. De tweede deelvraag is gericht op de waarden die men hecht aan de identiteit. De dorpsidentiteit creëert een ‘wij-gevoel’; men voelt zich thuis in het dorp. De Weseper identiteit is sterk verbonden met het verenigingsleven en inzet voor het dorp is daar sterk mee verbonden. De uiting die men aan de identiteit geeft, is hierboven ook duidelijk beschreven, dat het antwoord is op de derde deelvraag: ‘Op welke wijze uiten dorpsbewoners hun identiteit als dorpsbewoner in het dagelijkse leven: op welke ervaringen, gedragingen en interpretaties berust dit?’ De dorpsbewoners geven uiting aan hun identiteit door zich in te zetten in het vereniging- en dorpsleven, het bruist van activiteiten en men ziet elkaar zeer regelmatig op formele en informele bijeenkomsten, zoals een praatje met de buurman, op straat, of een wekelijkse repetitie. Het verenigingsleven staat centraal, het is de voornaamste vorm waarop men betekenis geeft aan de identiteit. De inzet in het gemeenschapsleven is noodzakelijk om de verenigingen, en daarmee het dorp, draaiende te houden. Niet minder belangrijk is dat men altijd bereid lijkt te zijn elkaar te helpen, formeel en informeel. De redenen waarom men zich inzet, is zoals genoemd vaak uit een verantwoordelijkheidsgevoel, ook hebben respondenten gesproken over het gevoel er (indirect) iets voor terug te krijgen, al is het alleen maar lof en respons. De vierde deelvraag wordt in de volgende paragraaf beantwoord. 6.2 HET GEMEENSCHAPSGEVOEL, SOCIALE COHESIE EN SOCIAAL KAPITAAL Eerder is gesteld dat de sociale cohesie op het platteland nog altijd hoog is. Wesepe vormt hierin geen uitzondering. Het is duidelijk dat er onder dorpsbewoners een ‘wij-gevoel’ leeft, zo wordt ook gesproken in termen van ‘ons’ en ‘wij’. Men voelt zich thuis in het dorp als Wesepenaar, en daardoor deel van de gemeenschap. Enkele respondenten geven de indruk te spreken over een grote familie. Men kent elkaar door en door, door dagelijkse contacten, de sterke verbanden, de gezamenlijke geschiedenis en het historisch bewustzijn. Het gemeenschapsgevoel resulteert in sociale samenhang: het uit zich in het bloeiende verenigingsleven en verschillende vormen van onderlinge steun. Naast burenhulp zijn er verschillende initiatieven opgezet die duidelijk tot doel hebben anderen te ondersteunen, zoals de ZEO. Ook helpen verenigingen elkaar onderling. Het verenigingsleven is zó aanwezig en belangrijk dat het hoge aantal activiteiten goed moeten worden gecoördineerd, zoals Plaatselijk Belang dat doet door middel van de maandkalender in de dorpskrant. De dorpsbewoners lijken gewend te zijn aan het lage voorzieningenniveau. Sommige respondenten spraken er wel over met enige melancholie, maar men beseft dat het de realiteit is. Het gebrek aan voorzieningen betreft vooral winkelaanbod. Het dorp is zelfvoorzienend in eerste hulp met de dorpsdokter, de AED apparaten en een vrijwillige brandweer. Veel jongeren voelen zich dermate aan Wesepe gebonden dat zij ook in het dorp willen blijven wonen wanneer zij het ouderlijk huis verlaten, ondanks het gebrek aan winkels, uitgaansmogelijkheden en werkgelegenheid. De mogelijkheid in het dorp te blijven wonen wordt hen door de nieuwbouw ook geboden. Zoals werd uitgedrukt door een van de respondenten: ‘Ik ben nooit de grens over geweest.’ Er gaat dus duidelijk een (potentiële) bindingskracht uit van de dorpsgemeenschap die mensen binnen de grenzen houdt. De sociale samenhang wordt door geen van de respondenten eigenlijk als benauwend ervaren. Door sommige nieuwkomers werd dit eerst wel bevreesd maar uiteindelijk is het, zoals werd gezegd ‘200 procent’ meegevallen, en men wil niet meer weg. Door het merendeel van de respondenten is verteld dat Wesepenaren duidelijk bepaalde verwachtingen stellen aan nieuwkomers. Daardoor oogt het voor buitenstaanders mogelijk als een redelijk gesloten gemeenschap. Niettemin hebben de respondenten die als ‘import’ in het dorp zijn komen wonen, verteld dat zij zich volledig geaccepteerd voelen en hoe ze op een hartelijke manier verwelkomd zijn in het dorp. Opvallend is dat ook in Wesepe een nieuwkomer een van de personen is geweest die het historisch bewustzijn onder dorpsbewoners heeft aangewakkerd, door het opzetten van het ‘Weseper Erfgoed’, in overeenstemming met wat is gesteld door Steenbekkers en anderen (2006) in paragraaf 2.3. 44 De vormen van sociale cohesie die hierboven beschreven zijn, resulteren in sociaal kapitaal. Sociaal kapitaal is in dit onderzoek benaderd vanuit de definitie van Putnam. Hij beschrijft sociaal kapitaal als (veer)kracht van de gemeenschap, het coöperatief vermogen van een groep (De Hart e.a., 2002; Putnam 1993, 1995 in Portes, 2000). Men zet zich in zonder directe wederkerigheid: het is onbekend wanneer, hoe en of men überhaupt iets voor zijn of haar inzet terug zal krijgen. Maar worden er wel concrete resultaten behaald, zoals in gesprekken meerdere malen naar voren is gekomen. De succesverhalen over de AED-apparaten, de prijs die ermee gewonnen is en het behalen van het Tvnieuws; ook de bouw van de sportkantine, het zijn vaak aangehaalde stokpaardjes van de dorpsbewoners. Deze opbrengsten hebben een versterkend effect op het gemeenschapsgevoel en ook op de gemeenschappelijke identiteit als Wesepenaar: ‘Wij waren in het nieuws’. Het zijn resultaten die het coöperatief vermogen van de dorpsgemeenschap zichtbaar maken; resultaten waar in eerste instantie niet op was ingezet. Samengevat geeft dit antwoord op het slot van de tweede deelvraag: ‘Welke verwachtingen hebben dorpsbewoners van het gemeenschapsgevoel?’ De verwachtingen die men heeft zijn evident: het gemeenschapsgevoel is nodig om het dorp levend te houden en om elkaar steun te verlenen, dus om de sociale vitaliteit en daarmee de leefbaarheid van het dorp te waarborgen. Zonder de verenigingen, zonder het gemeenschapsgevoel zou het dorp ‘doodbloeden’. Het gemeenschapsgevoel resulteert in onderlinge steun, zoals beschreven, en dit is een van de belangrijke impliciete verwachtingen die men heeft van elkaar, zoals die ook aan nieuwkomers gesteld wordt. Dit is sterk verbonden met de derde deelvraag, die ook al grotendeels beantwoord is in de vorige paragraaf. Inzet voor het dorpsleven, waarvan de voorbeelden hierboven beschreven staan, is een norm voor veel dorpsbewoners. Het is de manier waarop zij uiting geven aan hun identiteit, een vorm van sociale cohesie, de manier waarop dorpsbewoners met elkaar verbonden zijn. Door de lopende regelmatige contacten, ontmoetingen, wordt de identiteit en daarmee het gemeenschapsgevoel, en zeker ook het sociaal kapitaal van de dorpsgemeenschap gevoed. Om terug te komen op de vierde deelvraag: ‘Aan welke personen en organisaties wordt een rol toegekend bij de totstandkoming van het gemeenschapsgevoel?’ kan gezegd worden dat men impliciet verwacht van alle dorpsbewoners dat zij deelnemen aan en zich inzetten voor het dorpsleven. Natuurlijk, zo is herhaaldelijk benadrukt, inzet is vrijblijvend, maar zonder inzet krijgt men ook niet iets of minder terug. Er is een kleine groep mensen die de kar lijkt te trekken, mensen die vaker een bestuursfunctie op zich nemen. De verenigingen en organisaties hebben ieder een eigen functie in het dorp met een eigen doelgroep; gezamenlijk vormen zij het verenigingsleven. Zij hebben een samenbindend effect op de dorpsgemeenschap. De gemeente Olst-Wijhe (de overheid) wordt enkel een rol toegekend daar waar het gaat om materiele of financiële steun voor het dorpsleven. Verder is er een enigszins wantrouwende houding tegenover de gemeente, zoals eerder genoemd. 6.3 INDIVIDUALISERING IN WESEPE In het theoretisch kader is gesteld dat individualisering ertoe leidt dat personen eerder individuele keuzes maken, gebaseerd op hun persoonlijke belangen en interesses. Uit de bovenstaande paragrafen wordt duidelijk waaraan de Weseper identiteit ontleend wordt en in welke vormen sociale cohesie geuit wordt. Het lijkt niet ‘beïnvloed’ te worden of te zijn door individualisering. De drijfveren voor maatschappelijke participatie en inzet voor de gemeenschap komt bij de meeste respondenten voort uit een gevoel van verantwoordelijkheid. Het is veelvuldig genoemd en men geeft dit door aan volgende generaties, wat ook zichtbaar is in de frequente vermelding van dezelfde familienamen. Wat kort in hoofdstuk 4 al is aangehaald, kan de theorie van Durkheim deze ontwikkeling duidelijk verklaren. Deze stelt dat mensen zich meer aan de in de gemeenschap geldende normen en waarden zullen houden, naarmate zij meer gehecht zijn aan de gemeenschap (Mollenhorst e.a., 2005). Dit geldt voor de inzet van dorpsbewoners in het algemeen, maar des te meer verklaart het de actieve inzet van leden van bepaalde families en andere intensieve relaties. Inzet voor de gemeenschap is voor veel Wesepenaren een norm. Het verenigingsleven is nodig voor het leven in het dorp; het is wat Wesepe maakt: dorpelingen maken het dorp. ‘Anders bloedt het dorp dood’. In die zin valt Wesepe dus onder de noemer ‘traditioneel’ dorp, waar vrijwilligerswerk min of meer een vanzelfsprekendheid is. Bij de meeste respondenten is er sprake van ‘dorpsbinding’ en niet zoals het door Van der Ziel genoemde 45 ‘lokaal bewustzijn’. De meeste dorpsbewoners kiezen er duidelijk voor om zich in te zetten voor het verenigingsleven in Wesepe, men is sterk gericht op het eigen dorp. Individualisering in de zin van emancipatie vindt dus niet plaats in Wesepe. De vrijheid om individuele keuzes te maken is er misschien wel, maar wordt niet benut, of de individuele keuze zou zijn dat men zich actief wil inzetten en in het dorp wil blijven wonen. De binding die jongeren met het dorp hebben is sterk, zoals hier boven is beschreven. Ondanks de mogelijkheden die zij hebben om ‘de wereld’ te verkennen, lijken de meeste jongeren te zoeken naar woonruimte en werkgelegenheid in de nabije omgeving. Ook kiest het merendeel van de jongeren voor lidmaatschap van Jong Wesepe, en nagenoeg alle huishoudens lijken lid te zijn van Labor. Hierin lijkt dus de conclusie van De Beer bevestigd te worden: ondanks toegenomen keuzevrijheid maakt men (vaak) nog voorspelbare, dezelfde keuzes. Het is wel zo dat bijvoorbeeld de Vrouwen van Nu moeilijkheden heeft om jongere vrouwen te interesseren, maar tot nu toe is gebleken dat vrouwen zich in latere jaren wel aansluiten. De vormen van sociale cohesie zijn niet veranderd in Wesepe. Familiebanden zijn sterk, men heeft met regelmaat contact met elkaar. De meeste respondenten lijken buiten het dorp weinig betekenisvolle contacten te hebben. Daardoor vindt heterogenisering ook nauwelijks plaats. Er is weinig in en uitstroom van bewoners, en ondanks dat jongeren misschien hoger of anders opgeleid zijn; de levensstijl van de dorpsbewoners, de omgangsvormen en de sfeer in het dorp zijn door de jaren nagenoeg onveranderd gebleven. Naast emancipatie en heterogenisering als gevolgen van individualisering, wordt ook de afname in betekenis van de ‘grote sociale en politieke systemen’ eronder verstaan. Ook in Wesepe heeft de kerk als institutie in betekenis verloren de afgelopen jaren, zo is door meerdere respondenten bevestigd. Het overgrote deel van de dorpsbewoners mag dan lid zijn van de kerk; men bezoekt de kerk weinig. Over het algemeen zijn het vooral oudere dorpsbewoners die actief betrokken zijn bij de kerk. Toch is de kerk op de achtergrond duidelijk aanwezig, waar dorpsbewoners zich niet altijd bewust van lijken te zijn. Het verzorgingsgebied van de kerk is vaak genoemd als ‘rayon’ van de verenigingen en ook hebben een aantal respondenten gesproken over ‘gemengde huwelijken’. Het kan dan ook gezegd worden dat er geen individualisering heeft plaatsgevonden in de omliggende kernen, die ook onder Wesepe vallen. Het merendeel van de mensen in die dorpen kiezen nog steeds voor de Weseper verenigingen, terwijl zij zich ook bij verenigingen in andere nabijgelegen dorpen zouden kunnen aansluiten. Naast de kerk wordt ook de traditionele gezinssamenstelling van vader, moeder en kinderen vaak als sociaal systeem, institutie beschouwd. Uit de demografische gegevens van het dorp (zie hoofdstuk 2), blijkt dat de verhouding tussen mannen en vrouwen nagenoeg gelijk is. Dit wijst erop dat het merendeel van de huishoudens bestaat uit de traditionele gezinssamenstelling. Samengevat is het duidelijk dat de dorpsgemeenschap in Wesepe niet of nauwelijks is geïndividualiseerd. Men kiest vaak of altijd voor de bekende weg die door de generaties heen bewandeld is. De lokale identiteit is dan ook nauwelijks beïnvloed door individualisering, ook wordt de sociale cohesie er niet door bedreigd. 6.4 DISCUSSIE Terugkomend op het onderzoek- en actie element van dit onderzoek, staan er verschillende punten ter discussie. Allereerst zijn er bepaalde leer- of kernpunten die aangereikt kunnen worden aan overheden, maatschappelijke (opbouwwerk) organisaties, verenigingen en wellicht de kerk. Daarnaast zijn er opmerkingen vanuit het onderzoekselement en een noot over de onderzoeksmethodiek. Het is duidelijk dat het verenigingsleven een centrale rol speelt in Wesepe, en dat dit voor het leven in het dorp heel belangrijk is. De meeste respondenten hebben aangegeven dat de verenigingen zichzelf prima kunnen ‘bedruipen’. Er is weinig contact met de gemeente Olst-Wijhe, zoals beschreven is, leeft er antipathie jegens de gemeente. De gemeente is vooral ter sprake gekomen in negatieve zin. Zo wordt het contact vaak gerelateerd aan bureaucratische procedures en het feit dat Wesepe altijd is en wordt achtergesteld. Men heeft dus een wantrouwende houding tegenover de gemeente, maar aan de andere kant is de overheid ook nodig. Het verenigingsleven is volgens de respondenten zo belangrijk dat de gemeente voor het behoud ervan moet bijdragen. Veel respondenten hebben genoemd dat de gemeente de continuïteit van het zalencentrum moet waarborgen, bijvoorbeeld door een investering, of als slecht alternatief zou er een nieuwe Kulthurhus of zalencentrum gebouwd moeten worden. De kerk 46 heeft in betekenis verloren in de laatste decennia, dit lijkt ook niet te veranderen, in overeenstemming met de landelijke ontwikkelingen. Toch zijn een aantal dorpsbewoners wel op andere manieren betrokken bij de kerk, door middel van initiatieven zoals de ZEO. Het gebouw op zich is voor de meeste dorpsbewoners wel heel belangrijk. De verschillende activiteiten die in het dorp, door verenigingen maar ook door dorpsbewoners, ondernomen worden, zouden als voorbeelden aangereikt kunnen worden aan verenigingen en organisaties in andere dorpen. Zo is Weseper Erfgoed een uitstekende manier om de lokale geschiedenis onder de aandacht te brengen en het historisch bewustzijn van bewoners aan te wakkeren. Ook het filmfestival in Wesepe was een groot succes; het heeft verschillende groepen bewoners samen gebracht. Zonder meer zijn straatfeesten vaak een goed middel om het contact tussen buren onderling te verbeteren. Er zijn in Wesepe dus veel activiteiten die de saamhorigheid versterken. Het succes ervan is grotendeels afhankelijk van de motivatie van de mensen die het organiseren en de doelgroep waarvoor het opgezet is. Het onderzoekselement van dit onderzoek dient inzicht te geven in wat mensen samenbindt en hoe zij uiting geven aan hun identiteit en gemeenschapszin. De concepten identiteit, individualisering, sociale cohesie en sociaal kapitaal zijn gebruikt om hieraan bij te dragen. Het is duidelijk geworden dat de algemene perceptie van individualisering discutabel is. Dit onderzoek ondersteunt de algemene individualiseringstendens niet, het lijkt zo te zijn dat individualisering (in ieder geval in geheel) niet heeft plaats gevonden in Wesepe. De kerk heeft als institutie wel aan dominantie verloren, maar op een andere manier blijft de kerkgemeenschap wel belangrijk. Er zijn veel ‘gewoonten’ mee verbonden, zoals de reden waarom mensen uit de omliggende omgeving georiënteerd zijn op Wesepe. Emancipatie dan wel heterogenisering zijn beide niet gesignaleerd. De resultaten uit dit onderzoek met betrekking tot individualisering ondersteunen hiermee de conclusies van De Beer (2007) die ook beschreven staan in hoofdstuk 2. Hij signaleert de afname van de dominantie van de traditionele instituties, maar stelt dat heterogenisering en emancipatie tot op heden niet of nauwelijks plaats hebben gevonden. De resultaten en conclusies van het onderzoek moeten met enige reserves geïnterpreteerd worden. Ze zijn gebaseerd op de informatie verkregen van een laag aantal respondenten, die een specifieke groep vormen die zeer actief is in het dorp. Het lage aantal respondenten was onvermijdelijk gezien de intensiteit van het onderzoek. Hierdoor kan het gecreëerde beeld van het dorpsleven gekleurd zijn. Om die reden moet het vervolgonderzoek in Wesepe dienen om de patronen in het dorp, het gedrag en de meningen van de gemiddelde dorpsbewoner door middel van kwantitatief onderzoek te analyseren en te valideren. Het vervolgonderzoek dat in een contrasterend dorp zal worden uitgevoerd waarin het verenigingsleven moeizamer verloopt, kan daarnaast de verschillen duidelijk maken, waarom het in Wesepe wel, en in een ander dorp niet loopt. 47 Literatuur Anderson, C. en Bell, M. (2003), ‘The devil of social capital: a dilemma of American rural sociology’, in: P. Cloke (eds.) Country visions, p. 232-244. Essex: Pearson Education Limited Bærenholdt, J. en Aarsæther, N. (2002), ‘Coping Strategies, Social Capital and Space’, European Urban and Regional Studies 9: 151-165 Beer, P de. (2007), ‘How Individualised are the Dutch?’, Current Sociology 55 (3): 289-413 Blok, A. (1997), ‘Het narcisme van de kleine verschillen’, Amsterdams Sociologie Tijdschrift 24 (2): 159-187 Bowie F. (1993), ‘Wales from within: conflicting interpretations of Welsh identity’, in: S. MacDonald (eds.) Inside European identities. Ethnography in Western Europe, p. 167-193. Oxford: Berg Publishers Bryceson, D.F. (2007), ‘Introduction: The Artistry of Social Life’, in D.F. Bryceson, J. Okely en J. Webber (eds.): Identity and Networks: Fashioning Gender and Ethnicity Across Cultures, p. 1-20. New York/Oxford: Berghahn Books Burrough, J. (ed.), (2004), ‘Reconciliation of work and family life in rural areas in Europe: 18 best practices’. Ede: National Reference Centre for Agriculture, Nature and Food Quality Chloupkova, J.; Svendsen G.L.H; Svendsen G.T. (2003), ‘Building and destroying social capital: the case of cooperative movements in Denmark and Poland’, Agriculture and Human Values 20: 241-252 Cloke, P. en Little, J. (1997), ‘Conclusion: Marginality and Rural Others’, in P. Cloke en J. Little (eds.) Contested countryside cultures: otherness, marginalisation and rurality, p.272-285. London/New York: Routledge Cloke, P. (2006a), ‘Conceptualizing rurality’, in: P. Cloke, T. Marsden en P. Mooney (eds.), Handbook of Rural Studies, p. 18-28. London: Sage Publications Ltd. Cloke, P. (2006b), ‘Rurality and otherness’, in: P. Cloke, T. Marsden en P. Mooney (eds.), Handbook of Rural Studies, p. 447-456. London: Sage Publications Ltd. Cohen, A.P. (1985), ‘The symbolic construction of community’. Chisester: Ellis Horwood Ltd. Ederson, T. (2006), ‘Performing rurality’, in: P. Cloke, T. Marsden en P. Mooney (ed.), Handbook of Rural Studies, p. 484-495. London: Sage Publications Ltd. Foster, M.; Meinhard, A. en Berger, I. (2003): ‘The Role of Social Capital, Bridging or Both?’ Working Paper Series 22. Toronto: Ryerson University, Centre for Voluntary Sector Studies. Retrieved from http://www.ryerson.ca/cvss/WP22.pdf, July 2007 Ginkel, R. van (1999), ‘Op zoek naar eigenheid. Denkbeelden en discussies over cultuur en identiteit in Nederland’. Den Haag: Sdu Uitgevers Hart, J. de; Knol, F.; Maas-de Waal, C. en Roes, T. (red.) (2002), ‘Zekere Banden’. Den Haag: SCP Kleine, J. (2007), ‘Doe-het-zelfdorp’, Volkskrant Magazine 16 juni 2007. Amsterdam: PCM Uitgevers Lee, J.; Arnason, A.; Nightingale, A. en Shucksmith, M (2005), ‘Networking: Social capital and identities in European rural development’, Sociologia Ruralis 45 (4): 269-283 Linse, I. (2006), ‘Werkplan 2007’. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut Mak, G. (1996), ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’, Amsterdam: Atlas Uitgeverij Mollenhorst, G.; Bekkers, R. en Völker, B. (2005), ‘Hulpeloos in de stad? Verschillen tussen stads- en plattelandsbewoners in het aantal informele helpers’, Mens & Maatschappij 80 (2): 159-178 Nahapiet, J. en Ghoshal, S. (1998), ‘Social Capital, Intellectual Capital, and the Organizational Advantage’, The Academy of Management Review 23(2): 242-266 Overbeek, G.; Vader, J. en Elst, M. van der; (2007), ‘Nieuwkomers in het landelijk gebied’. Den Haag: LEI Panelli, R. (2006), ‘Rural society’, in: P. Cloke, T. Marsden en P. Mooney (ed.), Handbook of Rural Studies, p. 63-90. London: Sage Publications Ltd. Portes, A. (2000), ‘The Two Meanings of Social Capital’, Sociological Forum 15 (1): 1-12 Pritchard, A. en Morgan, N.J. (2001), ‘Culture, identity and tourism presentation: marketing Cymru or Wales?’ Tourism Management 22: 167-179 49 Somers, N. en Roling, N. (2001), ‘Platteland wordt groene ruimte. Gedijen Nooijs begrippenparen daar ook? in: H. de Haan, T. Mol en G. Spaargaren (eds.), Het precaire evenwicht tussen distantie en betrokkenheid, p. 86-97. Wageningen: Wageningen Universiteit, Maatschappijwetenschappen Steenbekkers, A.; Simon, V. en Veldheer, V. (red.) (2006), ‘Thuis op het platteland. De leefsituatie van het platteland en stad vergeleken’. Den Haag: SCP Webber, J. (2007), ‘Making Sense of the Past: Reflections on Jewish Historical Consciousness’, in: D.F. Bryceson: J. Okely, J. en J. Webber (eds.) (2007), Identity and Networks: Fashioning Gender and Ethnicity Across Cultures. New York/Oxford: Berghahn Books Ziel, van der, T. (2006a), ‘Leven zonder drukte. Wat stedelingen waarderen in het platteland’. Den Haag: SCP Ziel, van der, T. (2006b), ‘Verzet en verlangen: de constructie van nieuwe ruraliteiten rond de mkzcrisis en de trek naar het platteland’. Wageningen: Wageningen Universiteit, Rurale Sociologie. Bronvermelding Dorpskrant Wesepe: spreekbuis voor eenieder’, Jaargang 15: nr. 165 Stichting Dorpskrant Wesepe Gemeente Olst-Wijhe (2006), ‘Zo stemde Olst-Wijhe, november 2006’, http://www.olstwijhe.nl/gemeente/websites/olstwijhe/upload/2ekamer2006oppartij3.pdf; geraadpleegd Juni 2007. Jubileumboek Labor en Stichting Zomerfeesten; 75 en 25 jarig bestaan Spil Adviesgroep (2004): ‘Dorpsontwikkelingsplan Wesepe: ‘Wesepe, klein en toch groot…’ Zwolle Weseper Erfgoed: www.wesepererfgoed.nl maps.google.nl www.wesepe.nl www.jongwesepe.nl www.harmoniewesepe.nl www.olst-wijhe.nl 50 Bijlage I (Bron: Google Maps, 2007) 51 Bijlage II (Bron: Google Maps, 2007) 53 Bijlage III Wesepe moet eldorado worden voor ‘wonen en werken’ 4 APRIL 2006 - WESEPE - Een bedrijventerrein rond een nieuwe rotonde en nog twee aan het einde van de Boxbergerweg. Maar de oude vleesfabriek en vervallen boerenschuren moeten juist plaats maken voor woningen. Dit toekomstplan voor Wesepe lokte gisteren een honderdtal dorpsbewoners naar het zalencentrum. De reacties waren gemengd, want er zal in twintig jaar veel veranderen. De omleiding van de N348 is de rode draad in de plannen voor een nieuw bedrijfsklimaat. Zoals bekend krijgt die weg twee rotondes. De noordelijke is voorbestemd voor twee hectare ‘bedrijven op zichtlokatie’. ‘Het benzinestation komt daarvoor zeker in aanmerking’, verklaarde plannenmaker Gerard van den Brink. Omdat het oude deel van de Raalterweg bijna een binnenweg wordt, is de toekomst voor Total Wesepe op de huidige plaats zorgelijk. Wellicht zijn er meer bedrijven die daarom naar de rotonde willen verhuizen, betoogde Van den Brink. De rijksoverheid introduceerde al een ‘rood voor rood beleid’ (huizen vervangen overbodige stallen), de gemeente Olst-Wijhe gaat dit voor Wesepe intensiveren. Waar dergelijke landhuizen verrijzen, worden ook bosjes of bomensingels geplant. Om het landschap verder te verfraaien, een planologie die de omschrijving ‘groene kathedralen’ heeft gekregen. Ook andere dan agrarische bedrijven komen voor die aanpak in aanmerking. Sturko Meat, de slachterij waar ooit 132 mensen werkten en die drie jaar geleden dicht ging, wordt gesloopt voor ‘ongeveer zes huizen’. Het is de bedoeling ook de caravanstalling en voormalige camping naast Sturko te bestemmen voor woningbouw. Toen een inspreker deze bouw van ‘plukjes huizen’ aan de kaak stelde, poogde wethouder Cor van den Berg deze gerust te stellen: ‘Wesepe wordt echt niet volgebouwd.’ Van den Brink wil verder iets doen voor recreatie en toerisme. Hij denkt aan een wandel- en ruiterpad over de voormalige spoordijk, waar zeventig jaar geleden een trein van Deventer via Diepenveen en Wesepe naar Ommen reed. Veel vragenstellers toonden zich bezorgd over een plattegrond van Wesepe, getoond op een scherm, met veel lichtblauwe zones rond de beek Vloedgraven. Die overloopgebieden komen eens in de honderd jaar onder water te staan, om een totale watersnood elders te voorkomen. Na deze verzekering zakte de bezorgdheid wat af. Verschillende bezoekers liepen te hoop tegen overlast van de ‘nieuwe’ N348, tegen een gebrek aan voorlichting over de vele planologische opties en de onrust door al die veranderingen. Die zogenaamde gebiedsvisie is voorbereid door de gemeente in overleg met Plaatselijk Belang Wesepe en Ondernemersvereniging Wesepe. Enkelen stelden de representativiteit van die clubs ter discussie, maar de laatste die het woord kreeg, een dame van licht gevorderde leeftijd, redeneerde: ‘Er zijn de afgelopen jaren zoveel mooie bedrijven verdwenen. Ruimte voor nieuwe bedrijven en huizen is goed voor de leefbaarheid, het in stand houden van verenigingen, scholen, noem maar op. De stentor, 04-04-06 55 Irna Hofman, Augustus 2007 [email protected] 830110-350-030 Vakgroep Rurale Sociologie Maatschappijwetenschappen Wageningen University 57