Wesepe.... dôrpie is van mie

advertisement
Identiteit,
Sociale cohesie en
Sociaal kapitaal
op het platteland
Wesepe.... dôrpie is van mie
Irna Hofman
Wageningen, Augustus 2007
Supervisor: Prof. Dr. Ir. Arthur P.J. Mol
Vakgroep Rurale Sociologie
Maatschappijwetenschappen
Wageningen Universiteit
Titelpagina:
Foto van het dorpsgezicht in Wesepe in vroegere jaren
(Bron: Weseper Erfgoed, Fred Dijkgraaf)
2
Identiteit,
Sociale cohesie en
Sociaal kapitaal
op het platteland
Wesepe.... dôrpie is van mie
Irna Hofman
Wageningen, augustus 2007
Begeleiding en Beoordeling: Don Weenink
Vakgroep Rurale Sociologie
Maatschappijwetenschappen
Universiteit Wageningen
3
Voorwoord
Toen ik jonger was, en nog regelmatig bij mijn oom en tante in Wapse, en opa en oma in Diever op
bezoek ging, werd er altijd veel gesproken over het wel en wee van de mensen in die omgeving,
waarin mijn moeder opgegroeid is. Vaak genoemde namen, roddels en achterklap en veranderingen in
het dorp; alles passeerde de revue, meestal in het Drents, dat ik steeds beter ging verstaan. Zonder dat
ik er zelf ooit gewoond had, kreeg ik zo door de jaren heen een aardig beeld van het dorpsleven daar.
Door deze achtergrond ben ik altijd geïnteresseerd geweest in het leven op het platteland.
Ik heb aan dit onderzoek veel plezier beleefd. De interviews met Wesepenaren waren ieder voor zich
interessant. Ik ben overal gastvrij ontvangen en ik heb veel herkend in verhalen van de dorpsbewoners
over het dorpsleven, ook doordat ik zelf in een (wel groter) dorp opgegroeid ben. Degenen met wie ik
heb gesproken waren enthousiast om deel te nemen en geïnteresseerd in de uiteindelijke resultaten. Ik
wil hen dan ook bedanken voor hun medewerking.
Daarbij moet ik niet nalaten om te zeggen dat Don Weenink, mijn begeleider voor dit onderzoek van
Wageningen Universiteit, met zijn actieve en geïnteresseerde instelling een inspirerende werking op
mij heeft gehad. De gesprekken met hem waren opbouwend, allereerst gericht op de theorie en op de
inhoud van mijn onderzoek, maar niet in de laatste plaats hebben we ook veel gelachen.
Het is een leuke afsluiting van mijn studie geweest!
Irna Hofman,
Wageningen, augustus 2007
5
Samenvatting
De afgelopen decennia hebben er veel veranderingen plaatsgevonden op het Nederlandse platteland.
De landbouw heeft zijn prominente plek grotendeels verloren, en toegenomen mobiliteit,
informatisering, individualisering en de in- en uitstroom van bewoners hebben nagenoeg overal het
leven op het platteland beïnvloed. Logischerwijs heeft dit gevolgen voor de sociale cohesie en het
gemeenschapsgevoel in dorpen. Deze ontwikkeling heeft de vraag opgeroepen bij het Katholiek
Centrum voor Welzijnsbevordering Overijssel (KCWO), naar wat mensen op het platteland
tegenwoordig (nog) samenbindt en in hoeverre dorpsbewoners hun identiteit nog ontlenen aan een
dorpsidentiteit.
De onderzoeksvraag die hieruit voortgekomen is, luidt:
‘In hoeverre is er sprake van een dorpsidentiteit en in welke vorm wordt dit door
dorpsbewoners en lokale organisaties gedragen en geuit?’
De vraag is benaderd door onderzoek naar een gemeenschapsgevoel en het gemeenschapsleven in het
Overijsselse dorp Wesepe. Door het gebruik van de concepten identiteit, sociale cohesie, sociaal
kapitaal en individualisering is er uitleg gegeven aan de vorming en vormen van een
gemeenschappelijke identiteit en een gemeenschapsgevoel. Wesepe is een klein dorp met een laag
voorzieningenniveau. Van oudsher is het een protestantse agrarische gemeenschap met een centrale rol
voor de kerk. Het dorp ligt in de gemeente Olst-Wijhe.
Ieder individu draagt en ontwikkelt door de tijd een of meerdere identiteiten. Men kan zich
identificeren met anderen, groepen, of plekken, en op die manier kan een collectieve identiteit
ontstaan. Een identiteit wordt in sterke mate gevormd door de constructie van grenzen van die
identiteit met ‘anderen’. Dit wordt ook wel als ‘othering’ gedefinieerd. Een gemeenschapsgevoel kan
ontstaan wanneer meerdere personen eenzelfde identiteit uitdragen. Hierdoor voelt men zich
doorgaans verbonden, en door sociale cohesie, dat vorm krijgt in contacten en onderling vertrouwen
wordt sociaal kapitaal opgebouwd. In dit onderzoek is sociaal kapitaal uitgelegd vanuit de definitie die
de politicoloog Putnam eraan gegeven heeft (1993, 1995 in Portes, 2000). Hij relateert sociaal kapitaal
aan gemeenschappen, als een voorraad kapitaal die een gemeenschap bezit, dat zichtbaar kan worden
als het coöperatief vermogen van een gemeenschap. Maar sociaal kapitaal heeft niet enkel positieve
uitwerkingen. Het kan er bijvoorbeeld toe leiden dat mensen door druk om te conformeren aan een
groep over hun eigen grenzen gaan, of juist binnen bepaalde grenzen blijven. Dit kunnen fysieke
grenzen zijn, zoals plaatsnaamborden, als ook imaginaire grenzen, zoals normen en waarden. Zo heeft
Durkheim (1951[1897] in Mollenhorst e.a., 2005) hierover gesteld dat ‘leden van intermediaire
groeperingen de binnen die groepering geldende waarden en normen meer naleven naarmate ze
hechter in de betreffende intermediaire groepering zijn geïntegreerd’.
Individualisering houdt in dat mensen hun keuzes in toenemende mate baseren op persoonlijke
interesses en belangen, en dat men zich daardoor minder snel identificeert met en aansluit bij de ‘grote
sociale en politieke systemen’, zoals de kerk en de traditionele gezinssamenstelling. Ook worden
heterogenisering en emancipatie als gevolgen van individualisering beschouwd (De Beer, 2007).
Individualisering wordt vaak uitgelegd als oorzaak van afkalvende sociale cohesie, wat discutabel is.
Zo kunnen wel de manier waarop men zich verbonden voelt en zich inzet voor de samenleving
verschillen, maar dit impliceert niet dat men zich dan minder met elkaar verbonden voelt. Er wordt in
dat verband ook wel gesproken worden van ‘lichte gemeenschappen’ waarvan men makkelijker
afstand kan doen. Met betrekking tot dorpsgemeenschappen spreekt Van der Ziel (2006a) van lokaal
bewustzijn, dat de traditionele dorpsbinding heeft vervangen. Volgens hem leidt dit ertoe dat
maatschappelijke participatie minder vanzelfsprekend is geworden en dat het heeft plaatsgemaakt voor
meer vrijblijvendheid en vrijwillige inzet.
De Weseper identiteit
Uit het onderzoek in Wesepe kan geconcludeerd worden dat er duidelijk een dorpsidentiteit leeft,
waarin het verenigingsleven een prominente plaats heeft. Het dorp telt bijna 30 verenigingen, waarvan
de meeste een duidelijke doelgroep dienen, en er zijn enkele waarbij eigenlijk alle dorpsbewoners zich
aansluiten. Alle verenigingen dragen op hun beurt bij aan de Weseper identiteit, zoals door de soort
7
activiteiten die ze vaak al jaren organiseren. Daarnaast wordt ook het dorpsgezicht van de kerk aan het
plein met het zalencentrum als belangrijk aspect van de identiteit beschouwd. Met het
verenigingsleven zijn tal van tradities verweven, die deel uitmaken van de dorpsidentiteit. Zo heeft het
dorp zijn eigen ‘volkslied’ die op vaste momenten wordt gespeeld en gezongen. Daarnaast is de
collectieve geschiedenis die dorpsbewoners delen belangrijk. Men kent elkaar door en door, van
generatie op generatie, wat een ‘wij-gevoel’ creëert onder bewoners. Door een recent opgezet
initiatief, Weseper Erfgoed, is het historisch bewustzijn een extra impuls gegeven. De meeste
dorpsbewoners zijn geboren en getogen in Wesepe en zij delen daardoor een geschiedenis. Hierdoor
worden veranderingen in het dorp extra opgemerkt. Vernieuwingen, zoals de komst van nieuwe
bewoners, worden nog lang als zodanig beschouwd. De Weseper identiteit omvat een gebied groter
dan enkel het dorp zelf. Ook kleine kernen in de omgeving horen erbij, wat voortkomt uit het
verzorgingsgebied van de Nederlands Hervormde kerk in Wesepe. Mensen wonend in die kernen zijn
georiënteerd op Wesepe, meer dan op andere nabijgelegen dorpen. De grens van de Weseper identiteit
ligt duidelijk bij Olst. Onder nagenoeg alle Wesepenaren leeft een antipathie jegens Olst en de
Olstenaren. Dit is te verklaren doordat dorpsbewoners zich al jaren achtergesteld voelen in en door de
gemeente, en ook is er een duidelijk verschil in politieke voorkeuren tussen het arbeidersdorp Olst en
de van oudsher agrarische gemeenschap die Wesepe is.
Men geeft uiting aan de dorpsidentiteit door inzet voor het dorp, in de verschillende verenigingen,
maar ook in verschillende vormen van formele en informele steun. Inzet voor de gemeenschap is erg
belangrijk, het is een norm binnen de gemeenschap die wordt doorgegeven van generatie op generatie.
Er is een kleine groep van bepaalde families die de kern lijkt te vormen van het verenigingsleven. Het
verenigingsleven wordt als noodzaak beschouwd om het dorp draaiende te houden. Lidmaatschap en
inzet voor het dorpsleven is dan ook een vanzelfsprekendheid, onder veel dorpsbewoners leeft een
verantwoordelijkheidsgevoel voor het dorp.
Sociale cohesie en sociaal kapitaal
De sociale cohesie in het dorp krijgt vorm door het verenigingsleven en de formele en informele
contacten tussen dorpsbewoners. Men ontmoet elkaar zeer regelmatig in verschillende
omstandigheden. De verbondenheid die men heeft met elkaar en het dorp maakt dat er weinig
uitstroom is van bewoners. Jongeren willen ook, ondanks het lage voorzieningenniveau, in het dorp
blijven wonen.
Het sociaal kapitaal van de dorpgemeenschap, het coöperatief vermogen, is concreet zichtbaar
geworden in resultaten van gezamenlijke acties. Het zijn stokpaardjes van de bewoners geworden die
een duidelijk versterkend effect op de gemeenschap hebben. Ondanks het lage voorzieningenniveau
kan de dorpsgemeenschap zich prima redden. Men heeft een enigszins wantrouwende houding
tegenover de gemeente (overheid, Olst-Wijhe).
Individualisering
De vormen van sociale cohesie en de vanzelfsprekendheid van inzet voor het dorp wijzen erop dat
Wesepe een ‘traditioneel dorp’ genoemd kan worden. De door Van der Ziel (2006a) gesignaleerde
ontwikkeling naar lokaal bewustzijn heeft in het dorp niet plaatsgevonden. Inzet voor het dorp is een
impliciete norm, ondanks dat vaak gezegd wordt dat het geheel vrijblijvend is. De kerk heeft in
betekenis afgenomen maar is nog duidelijk op de achtergrond aanwezig. Het geeft nog altijd dat
mensen in omliggende dorpen georiënteerd zijn op Wesepe. Daarnaast hebben de twee andere
gevolgen van individualisering – heterogenisering en emancipatie – niet aanwijsbaar plaatsgevonden
in het dorp. Tot op heden heeft individualisering de dorpsidentiteit en het gemeenschapsleven in
Wesepe niet beïnvloed.
8
Summary
The Dutch countryside has been subject to fundamental changes in the past decennia. Agriculture has
lost its dominance and the increase of mobility, informatisation, individualisation and migration of
inhabitants has influenced life at the countryside. As a result this has had consequences for the social
cohesion and the communal sense in the villages. Through this development, the Catholic Center for
Wellbeing Overijssel has raised the question, by what the people at the countryside are feeling
connected to each other today and to what degree they construct their identity on the base of the local
identity.
This developed into the following research question:
‘To what degree does a local identity really exist and how do the people and the organisations
give meaning to this local identity?’
The question is approached by analysing the communal feeling and community life in Wesepe, a small
village in the province of Overijssel. The meaning and appearances of a collective identity and of a
communal sense is identified by the use of the concepts identity, social cohesion, social capital and
individualisation. Wesepe is a small village with a lack of facilities. In the past, the village was a
protestant agricultural community in which the church played an important role. The village is located
in the municipality Olst-Wijhe.
Every individual constructs one or more identities through time. One can identify him or herself with
others, groups, or places, and by that way, a collective identity can come into being. Boundaries are
very important in the construction of an identity. This can also be defined as ‘othering’; the
construction of boundaries with ‘the other’. A communal sense can come into existence when a
number of people share an identity, which can result in a feeling of belonging to each other. By social
cohesion, witnessed in contact and mutual trust, social capital can be build up. In this research, social
capital is understood by the definition of Putnam (1993, 1995 in Portes, 2000). He relates the term to
communities, as a stock of capital, a property of a community. It can become concrete in the
cooperative capacity of community. Nonetheless social capital has not only positive consequences.
Caused by pressure or control, social capital can stimulate people to cross their own boundaries to
conform to a group they want to belong to. These boundaries can be really physical, like a railing, but
also just imaginary, like norms and values. Durkheim (1951[1897] in Mollenhorst e.a., 2005) has
stated this as ‘members of intermediary groups obey the principles of that group to a higher degree,
when they are more integrated into that particular intermediary group’. Individualisation means that
individual interests become more important for the choices that people make, and which causes that
identification with and membership of the ‘important social and political systems’, like the church and
the nuclear family, less easily occurs. Other consequences of individualisation are heterogenisation
and emancipation (De Beer, 2007). Individualisation is often blamed for a breakdown of the social
cohesion, however, this is debatable. Perhaps the way people are feeling connected to each other, and
the way they participate in society are being altered, this does not simply imply that the feeling of
belonging to each other has decreased. In this concern, there can be talk of ‘superficial communities’,
of which it is more easy to take distance. With regard to a village community, Van der Ziel (2006a) is
talking about local awareness that has replaced the traditional village bonds of the past. He relates this
to a change of a taken for granted participation in society to more voluntary, informal ways of
contribution.
The Weseper identity
From this research in Wesepe it can be concluded that a local identity is evidently presented, in which
the existence of associations and clubs play an important role. There are almost 30 associations, all
with there own focus, while others are open to all inhabitants. All associations contribute to the local
identity, on their own way, for example by the kind of activities they organise year by year. Also the
image of the village is important in the identity: the church on the square with the community center.
Community life is associated with many traditions that are part of the local identity. One of them is the
local hymn, which is played and sung at important times. In addition, the collective history shared by
the inhabitants is important. People have become to know each other very well through the years, from
9
generation to generation and this has created a sense of belonging, they feel really connected to each
other. Recently the historical awareness is been given more attention by the initiative ‘Weseper
Erfgoed’. The most inhabitants are born and have grown up in Wesepe and this makes that they share
their history. This causes that changes in the village are remarkable, like the coming of new
inhabitants. It takes a long time before they loose the image of being new. The Weseper identity
encloses an area larger than only the village itself. Also the small places in the surrounding are part of
the identity. This stems from the welfare area of the protestant church in Wesepe. The people living in
the surrounding are oriented at Wesepe, more than at other villages nearby. The boundary of the
Weseper identity is evidently constructed with Olst. Rather all people living in Wesepe share the
feeling of antipathy towards Olst and the inhabitants of that village. This is caused by the feeling of
being neglected by the municipality, but stems also from the differences in political preferences. From
the past, Olst is a village for labourers, opposed to the agricultural community Wesepe.
People give meaning to the local identity by participating in every day life in the village, in different
associations and formal and informal ways of support. Being active in the community is valued high;
it is a norm, which is passed through from generation to generation. A small group of families are the
heart of the community life. Community life is considered as being essential for the maintenance of
the village. Therefore membership and participation in community life is a taken for granted, the most
inhabitants feel responsible for the village.
Social cohesion and social capital
Social cohesion appears in community life and in formal and informal contacts between in habitants.
People meet each other regularly in different contexts. The communal sense between people and the
feeling of belonging to the village makes that out migration hardly occurs. Despite the deficit of
facilities, also the young people want to stay living in Wesepe.
The social capital of the community, the cooperative capacity, has resulted in concrete results that are
frequently mentioned. It is clear that these results strengthen the community. Even with the low level
of facilities, the people can make a living very well in which they feel comfortable. People do not need
the municipality, there is a distrust towards the municipal government.
Individualisation
The ways in which social cohesion appears, and the taken for granted participation in the village point
to the fact that Wesepe can be categorised as a ‘traditional village’ and that the change towards local
awareness that is witnessed by Van der Ziel (2006a) has not occurred in Wesepe. Participation in and
for the community is an implicit norm, despite the often mentioned freedom of participation. The
church has lost its prominent place; nevertheless it evidently exists on the background. It still makes
that people in the surrounding are oriented at Wesepe. In addition, the two other consequences of
individualisation – heterogenisation and emancipation – have not obviously occurred in the village. So
far, it can be concluded that individualisation has not influenced the local identity and the communal
life in Wesepe.
10
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
5
Samenvatting
7
Summary
9
Inhoudsopgave
11
1. INTRODUCTIE
13
13
14
15
1.1
1.2
1.3
ACHTERGROND
RELEVANTIE
LEESWIJZER
2. THEORETISCH KADER
17
17
2.1 IDENTITEIT EN ‘DE ANDER’
2.2 SOCIALE COHESIE EN SOCIAAL KAPITAAL
18
Sociale binding of sociale druk; insluiting of uitsluiting?
2.2 INDIVIDUALISERING
20
2.3 VICE VERSA
21
Het verband tussen identiteit, individualisering, sociale cohesie en sociaal kapitaal
3. ONDERZOEKSVRAAG
23
4. ONDERZOEKSMETHODIEK
4.1 CASUS
4.2 SELECTIE VAN RESPONDENTEN
4.2.1
Opvallende patronen
25
25
26
30
5 WELKOM IN WESEPE
33
33
35
37
38
38
39
39
41
5.1
5.2
5.3
VOORZIENINGEN
DE WESEPENAAR?
5.2.1
Weseper Erfgoed
SAMEN LEVEN IN HET DORP: het gemeenschapsleven in Wesepe
5.3.1
De kerk
5.3.2
De dorpskrant: ‘Spreekbuis voor eenieder’
5.3.3
Nabuurschap en onderlinge steun
5.3.4
‘Import’
6 DISCUSSIE EN CONCLUSIE
6.1
6.2
6.3
DE WESEPER IDENTITEIT
HET GEMEENSCHAPSGEVOEL, SOCIALE COHESIE EN SOCIAAL KAPITAAL
INDIVIDUALISERING IN WESEPE
43
43
44
45
11
6.4
DISCUSSIE
Literatuur en bronvermelding
46
49
Bijlagen
Bijlage I
Bijlage II
Bijlage III
Overzichtskaart (Google Maps)
Luchtfoto van Wesepe (Google Maps)
‘Wesepe moet eldorado worden voor ‘wonen en werken’'
De Stentor, 4 april 2006
Afbeeldingen
5.1
12
Een foto uit het album van Weseper Erfgoed
51
53
55
1.
INTRODUCTIE
Dit onderzoek heeft tot doel inzicht te verschaffen in hoeverre er sprake is van een lokaal
gemeenschapsgevoel; de betekenis die dorpsbewoners hieraan ontlenen en de manier waarop zij dit
gevoel uitdragen. Het onderzoek maakt deel uit van het onderzoek- en actieprogramma ‘Samen leven
in eigen dorp ‘Sociale cohesie: voor wat het waard is’’, opgesteld in opdracht van het KCWO: het
Katholiek Centrum voor Welzijnsbevordering Overijssel. Voor de uitvoering van dit programma is
een begeleidingscommissie aangesteld, waarin naast het KCWO en Wageningen Universiteit
verschillende organisaties vertegenwoordigd zijn. Dit zijn onder meer de Vrouwen van Nu
(Plattelandsvrouwen) Overijssel, de stichting VariYa (maatschappelijke ontwikkeling en integratie);
de Provinciale Werkgroep Landbouw en Werk (Protestants Dienstencentrum) en de
Plattelandsjongeren Gemeenschap Overijssel (PJGO).
De uitkomsten van het onderzoek zullen richting geven aan vervolgonderzoek en kunnen uiteindelijk
leiden tot handreikingen aan het KCWO en mogelijk andere organisaties die betrokken zijn in
maatschappelijke participatie; in projecten die tot doel hebben de leefbaarheid op het platteland te
verbeteren en te versterken.
1.1
ACHTERGROND
De afgelopen decennia is er op het platteland op verschillende terreinen veel veranderd. Van een
gebied primair gestoeld op landbouw, heeft het platteland steeds meer andere functies gekregen. Er
hebben fundamentele veranderingen plaatsgevonden op sociaal en economisch gebied, die tezamen
veel teweeg hebben gebracht in het plattelandslandschap. Daarnaast is belangrijk dat dit gepaard is
gegaan met sterke demografische verschuivingen. In en uit migratie en toegenomen mobiliteit van de
bevolking hebben in sommige gebieden tot verstedelijking geleid, waar andere regio’s juist te kampen
hebben gekregen met toenemende ontvolking. De fysieke grenzen en afstanden tussen het platteland
en de stad zijn vervaagd in de loop der jaren, dit impliceert echter niet dat deze scheidslijnen ook in
mentale zin zijn verdwenen. In verschillende mate zijn lokale tradities en culturen vermengd, verspreid
en soms vervaagd (Cloke, 2006a). Daarbij heeft de gemeentelijke herindeling in nagenoeg heel
Nederland geleid tot het samenvoegen van dorpen, dat soms gepaard is gegaan met heftige discussies
over de naam van de nieuwe gemeente. Het door Geert Mak geschreven: ‘Hoe God verdween uit
Jorwerd’ geeft een sprekend beeld van de leefomstandigheden en de veranderingen op het platteland
van de afgelopen decennia. Het dorp Jorwerd, waar dorpsbewoners elkaar door en door kennen, krijgt
te kampen met vergrijzing, ontvolking en teruglopende voorzieningen, waardoor de leefbaarheid
afneemt. De komst van buitenstaanders zorgt er vervolgens voor dat de oorspronkelijke bewoners ook
nog in conflict komen met elkaar (Mak, 1996).
Sociale vitaliteit is essentieel voor leefbaarheid op het platteland. Sociale vitaliteit staat voor de
capaciteit, de veerkracht van een gemeenschap om in te spelen op veranderingen, waardoor de
leefbaarheid in stand gehouden kan worden (Linse, 2007). Sociale vitaliteit bestaat uit de
aanwezigheid van een goed functionerend verenigingsleven, ontmoetingsplaatsen, persoonlijke
diensten en gerelateerde infrastructuur, zoals dorpssupermarkten, lokale bankfilialen en een apotheek.
Zonder deze voorzieningen is het leven in het dorp, dat relatief toch meer geïsoleerd is, minder
aantrekkelijk, en voor sommige bevolkingsgroepen zelfs onmogelijk. Vooral degenen die minder
mobiel zijn, worden getroffen door het verdwijnen van belangrijke voorzieningen. Niet minder
belangrijke aspecten van sociale vitaliteit zijn sociale cohesie, een gemeenschapsgevoel, en een eigen
cultuur en identiteit. Het zijn essentiële aspecten die de veerkracht van een gemeenschap in stand
houden en kunnen vergroten (Linse, 2007).
Over het algemeen wordt aangenomen dat de Nederlandse samenleving in de afgelopen jaren is
geïndividualiseerd. Een van de gevolgen daarvan is dat men zich niet meer vanzelfsprekend
identificeert met de voorheen belangrijke grote sociale en politieke systemen. Hierdoor wordt het
verband al snel gelegd dat individualisering leidt tot afnemende maatschappelijke participatie, met als
gevolg dat de sociale cohesie afkalft (Overbeek e.a., 2007; De Beer, 2007). Zoals door De Hart en
anderen op een mooie wijze wordt verwoord: ‘De oriëntatie op het bonum commune is aan het
13
afnemen’ (2002: p. 6). Steenbekkers en anderen schrijven in ‘Thuis op het platteland’ (2006) van het
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), dat de sociale cohesie op het platteland altijd hoog geweest is,
en dat dit eigenlijk nog steeds zo is. In het rapport wordt gesteld dat de sociale cohesie, en ook de
maatschappelijke participatie op het platteland naar verhouding groter is dan in de stad. Het leven in
de stad wordt vaak als sterker geïndividualiseerd beschouwd dan het leven in het dorp, waarbij relaties
tussen stedelingen oppervlakkiger zijn en contact meer ‘ad hoc’ is (Mollenhorst e.a., 2005). In de SCP
publicatie wordt gesteld dat dorpsbewoners vaker dan stedelingen vrijwilligerswerk verrichten en
relatief vaker zijn aangesloten bij in veel gevallen meerdere (maatschappelijke) organisaties. Dit zou
verklaard kunnen worden door het feit dat dorpsbewoners meer zijn aangewezen en sterker
georiënteerd zijn op lokale voorzieningen en omstandigheden (Steenbekkers e. a., 2006). Hierbij speelt
aannemelijk een lokaal gemeenschapsgevoel een belangrijke rol. Door een bijdrage te leveren aan de
gemeenschap, bijvoorbeeld door middel van actief of passief lidmaatschap, versterkt men het
gemeenschapsgevoel en daarmee de lokale identiteit; en niet onbelangrijk versterkt het daarnaast ook
de individuele identiteit als dorpsbewoner. Zoals beschreven zijn dit belangrijke aspecten van de
sociale vitaliteit. Een sterk gemeenschapsgevoel en sociale cohesie kunnen weggevallen voorzieningen
compenseren, doordat men zelf op zoek gaat naar oplossingen omdat men zich verbonden voelt met de
gemeenschap. Over de verschillen tussen de situaties in de stad en op het platteland lopen de
meningen echter uiteen; zo blijkt uit het onderzoek van Mollenhorst e.a. (2005) naar informele steun,
dat juist stedelingen over een groter sociaal netwerk beschikken en daardoor meer (potentiële)
informele helpers hebben1.
Gezien de conclusies van Steenbekkers e.a., maar ook van Mollenhorst e.a. (2005), dat (informele)
steun (nog steeds) op grote schaal plaatsvindt, is het betwistbaar of individualisering tot een afname in
maatschappelijke participatie en minder sociale cohesie leidt, maar ook is het de vraag in hoeverre
individualisering daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, en hoe deze ontwikkeling verspreid is over de
samenleving. De manier waarop men zich inzet verschilt mogelijk met het verleden, dit hoeft echter
niet te leiden tot minder sociale cohesie. Zo is men tegenwoordig misschien actief bij
maatschappelijke organisaties of sportverenigingen in plaats van bij de kerk. Vaak wordt ook gesteld
dat familiebanden zwakker zijn dan vroeger, maar die kunnen hebben plaatsgemaakt voor bijvoorbeeld
vriendennetwerken. Dit wil niet zeggen dat mensen zich minder met elkaar verbonden voelen. In de
hierop volgende hoofdstukken wordt verder ingegaan op deze ontwikkelingen.
1.2
RELEVANTIE
Ondanks het feit dat er veel onderzoek is gedaan naar maatschappelijke participatie en actief
burgerschap, is er tot op heden weinig onderzoek verricht naar de alledaagse betekenis, beleving en
uitingsvormen van sociale cohesie en burgerschap op het platteland. Hierbij wordt gedoeld op zowel
de emotionele betekenis van de gemeenschap als ook op de motieven van dorpsbewoners om zich in te
zetten voor de gemeenschap. Vanuit de boven genoemde organisaties (in het bijzonder het KCWO)
kwam daarom de vraag wat de huidige situatie is op het platteland en wat de behoeften zijn van
dorpsbewoners: ‘Hoe is het gesteld met de sociale cohesie; is het nodig hier verbetering in aan te
brengen, en zo ja: hoe?’
Er is de afgelopen jaren wel veel geschreven over teruglopende voorzieningen op het platteland, zoals
door Geert Mak, en recentelijk verscheen in de volkskrant een artikel ‘Doe-het-zelfdorp’. Het verhaalt
over dorpelingen in Brabant die het voorzieningenniveau in het dorp opkrikken door middel van
formele en informele initiatieven, zoals mantelzorg. De kracht van de gemeenschap wordt geschetst
als de redding van het dorp (Kleine, 2007).
Deze achtergrond maakt dat dit onderzoek zowel wetenschappelijk, maar ook zeker maatschappelijke
relevantie heeft. Wetenschappelijk aangezien vanuit de rurale sociologie meer inzicht moet komen in
1
Mollenhorst en anderen (2005) concluderen uit hun onderzoek naar informele steun en maatschappelijke
participatie, dat tegen de gestelde hypothesen in, stedelingen meer informele helpers blijken te hebben dan
dorpelingen. De verklaringen die zij hiervoor geven, zijn onder andere dat stedelingen over een groter sociaal
netwerk beschikken, en dat de relaties ‘multifunctioneler’ zijn. Omdat dit verder buiten het bereik van dit
onderzoek ligt, wordt hier verder niet over uitgeweid.
14
wat mensen samenbindt en hoe zij uiting geven aan hun identiteit en gemeenschapszin;
maatschappelijk omdat de resultaten van dit onderzoek aanbevelingen aan (overkoepelende)
organisaties en verenigingen kunnen vormen en zo tot verbeteringen op het platteland kunnen leiden.
Het volledige programma bestaat dan ook uit een onderzoek- en actie-element. In navolging van de
onderzoeksresultaten zullen dorpsgesprekken georganiseerd worden met lokale organisaties en
betrokkenen. Deze kunnen leiden tot nieuwe startpunten voor lokale organisaties, voor nieuwe vormen
van ondersteuning en activering.
1.3
LEESWIJZER
Volgend op dit introducerende hoofdstuk volgt het theoretisch kader in hoofdstuk 2. Hierin staan de
begrippen identiteit, sociale cohesie, sociaal kapitaal en individualisering centraal. Het theoretisch
kader dient als uitgangspunt om de hoofdonderzoeksvraag met deelvragen te beantwoorden, die in
hoofdstuk 3 volgen.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de onderzoeksmethodiek beschreven. Na een gedetailleerde
beschrijving van de respondenten als slot van dit hoofdstuk is het tijd om kennis te maken met
Wesepe: Welkom in Wesepe. Dit hoofdstuk (5) geeft een beeld van de situatie in de geselecteerde
casus: het dorp Wesepe. Allereerst is er een korte introductie, gevolgd door een uiteenzetting van
verschillende aspecten van het dorpsleven.
Tot slot wordt het antwoord op de onderzoeksvragen gegeven in hoofdstuk 6: de conclusie met daarop
volgend een discussie.
15
2.
THEORETISCH KADER
Het theoretisch kader van dit onderzoek bestaat uit de begrippen identiteit, sociale cohesie en
sociaal kapitaal en individualisering. Samen vormen deze begrippen de context waarin een
gemeenschapsgevoel tot stand kan komen. In dit hoofdstuk zullen deze begrippen uitgelegd
worden in relatie tot gemeenschappen, in het bijzonder dorpsgemeenschappen.
2.1
IDENTITEIT EN ‘DE ANDER’
Met een identiteit draagt men uit wie men is, waar men voor staat en waaraan men een gevoel van
eigenwaarde ontleent. Het is een abstract begrip; een identiteit wordt bewust en onbewust gevormd
(Blok, 1997; Edensor, 2006). In het dagelijkse leven, dat bol staat van expliciete, maar ook impliciete
symbolen, normen en waarden, geeft men vorm aan een identiteit. Er wordt bijvoorbeeld uiting aan
gegeven door bepaalde omgangsvormen, een manier van praten en een levensstijl (Panelli, 2006). Een
identiteit is ook vaak sterk gerelateerd aan meer impliciete gedragingen en symbolen, zoals een religie.
Identiteiten scheppen duidelijkheid in de samenleving door structuur te geven aan het dagelijkse leven.
Verschillende identiteiten maken duidelijk hoe verschillende personen zich tot elkaar verhouden:
vader tegenover zoon; docent tegenover leerling (Edensor, 2006). Elk persoon begeeft zich op
verschillende plekken die elk verbonden (kunnen) zijn met een specifieke identiteit en rol;
dorpsbewoner, moeder, dochter, zus, werknemer of werkgever. Deze identiteiten en rollen vormen niet
altijd een coherent geheel. Men moet soms tegelijkertijd (tegenstrijdige) individuele maar ook
collectieve belangen uitdragen (Panelli, 2006). Van sommige identiteiten is het nagenoeg onmogelijk
afstand te doen, zoals van een nationaliteit, anderzijds kan een identiteit ook enkel gebonden zijn aan
een bepaalde levensfase. Zo kan men achtereenvolgend baby, tiener, en later moeder of vader worden,
waarbij men tijdens een bepaalde levensfase ook een specifieke groepsidentiteit kan aannemen. Een
tiener kan zich bijvoorbeeld aansluiten bij een jeugdstroming (hardrocker, punker, gabber), waarin
men zich tien jaar later helemaal niet meer herkent.
Deze voorbeelden geven aan dat identiteit niet een ‘statisch-objectief’ fenomeen is, maar dat het
vergeleken kan worden met bijvoorbeeld een cultuur; het is ‘dynamisch subjectief’ (Van Ginkel,
1999). De vorming van een identiteit is een deel van de persoonlijke ontwikkeling; het is een continu
proces. Door vermenging met externe invloeden, contact met anderen, en productie en reproductie van
gedrag wordt een identiteit gevormd, aangepast of verder ontwikkelt en zo versterkt. Het staat open
voor vernieuwing (Van Ginkel, 1999).
Een identiteit wordt in sterke mate geconstrueerd doordat een onderscheid gemaakt wordt met wat
men niet is en soms ook niet wil zijn. Hierbij zijn ‘grenzen’ essentieel. Men oppositioneert zich
tegenover ‘de ander’ om zo te ontdekken wie men zelf is en waar men voor staat. Dit wordt vaak
gedefinieerd als ‘othering’ (zie onder meer Bowie, 1993; Cloke, 2006b). Door spiegeling ontdekt men
in hoeverre er sprake is van verschil met de ander, of juist overeenkomsten, en zo worden grenzen van
de eigen (en van de andere) identiteit gevormd. Het verschil met de ander, of met een andere groep,
hoeft echter maar gering te zijn (Blok, 1997; Bowie, 1993). Grenzen kunnen fysiek, zichtbaar
aanwezig zijn, zoals het huis, de wijk of plaatsnaamborden, maar grenzen kunnen ook imaginair zijn
en slechts waarneembaar zijn in taalgebruik of andere gedragingen. De afstand tot anderen, of tot
andere gemeenschappen, kan op die manier duidelijk fysiek aanwezig zijn, maar ook enkel symbolisch
bestaan (Cloke e.a., 1997). Wanneer sprake is van tegenstrijdigheden of wanneer men wordt
geconfronteerd met oppositionerende identiteit, komt de eigen identiteit sterker naar voren, mogelijk
omdat men de identiteit, en daaraan gerelateerde belangen bedreigd ziet. De verschillen en grenzen
tussen identiteiten worden benadrukt, die mogelijk in eerste oogopslag gering lijken te zijn. Een aantal
reële voorbeelden hiervan, aangehaald door Blok (1997) naar aanleiding van Freud’s ‘Het narcisme
van kleine verschillen’, bevestigen dat gemeenschappen waartussen subtiele verschillen bestaan, juist
sterker tegenover elkaar staan. Juist subtiele verschillen spelen een belangrijke rol in de vorming en
het behoud van een identiteit. ‘De functie van kleine verschillen tussen groepen… is de bedreiging die
er voor de identiteit uitgaat van wat het meest nabij is’ (Blok, 1997: p. 164).
Dit is al eerder door Bourdieu gesteld:
17
‘Social identity lies in difference, and difference is asserted against what is closest, which represents
the greatest threat’,
(Bourdieu, 1986 p. 479 in Blok, 1997: p. 165)
Zoals gesteld is een identiteit dynamisch; grenzen kunnen vervagen of zelfs verdwijnen als gevolg van
afnemende verschillen; dit kan zowel tussen individuen plaatsvinden als ook tussen gemeenschappen,
en ook dit kan bewust of onbewust gebeuren. Wanneer deze grenzen vervagen en men moet erkennen
dat de verschillen met ‘de ander’ niet (meer) van betekenis zijn, beïnvloedt dit de identiteit.
Symbolische grenzen vervagen aannemelijk vooral onbewust; in andere situaties kunnen grenzen
explicieter vervagen of zelfs verdwijnen, zoals bij noodzaak tot samenwerking of fusering. Hierdoor
gaat (een deel van) de eigenheid en identiteit verloren, wat veel weerstand kan oproepen. Een poging
tot homogenisering kan een bedreigend gevoel geven omdat het de identiteit mogelijk zal beïnvloeden.
Wanneer een individu zich kan vinden in de in de gemeenschap geldende normen en waarden, zoals
omgangsvormen of een levenstijl van de leden, kan men zich verbonden voelen met die gemeenschap
en de leden ervan. Identificatie vindt plaats wanneer iemand zich herkent in een ander, in een groep, of
zich verbonden voelt met een plek. Identificatie kan door de tijd ontstaan en groeien, bijvoorbeeld
doordat men meer actief is in een gemeenschap en zich er meer en meer in thuis voelt. Men komt tot
de ontdekking dat normen en waarden overeenkomen en dat er sprake is van een overeenkomstig
referentiekader (Nahapiet e.a., 1998: 256). Maar identificatie hoeft niet (bewust) plaats te vinden om
een collectieve identiteit te delen met anderen. Iemand heeft een nationaliteit vanaf de geboorte,
bepaald door de geboorteplaats of beslist door de ouders. Daardoor kan iemand deel uit maken van een
gemeenschap, bijvoorbeeld een volk, waarin er tussen individuen, ondanks een gemeenschappelijke
identiteit, grote verschillen kunnen bestaan. Identificatie kan ook plaatsvinden met een fysieke plaats,
zoals een huis of een dorp. Daarbij staat bijvoorbeeld dorpsidentiteit meestal niet alleen voor het zijn
of leven binnen het gebied dat wordt begrensd door plaatsnaamborden. Ook onder andere de
gemeenschappelijke geschiedenis en de lokale cultuur horen erbij. Van der Ziel (2006a) stelt in zijn
essay ‘Leven zonder drukte’ dat plekken, aan betekenis winnen voor mensen om hun identiteit vorm te
geven. Dit lijkt voort te komen uit het feit dat men tegenwoordig minder gebonden is aan één bepaalde
plek, onder andere door toegenomen mobiliteit.
2.2
SOCIALE COHESIE EN SOCIAAL KAPITAAL:
Sociale binding of sociale druk; insluiting of uitsluiting?
Wanneer individuen een identiteit delen vormen zij een gemeenschap waarin en waardoor men zich
doorgaans verbonden voelt. Door het gemeenschapsgevoel, het gevoel deel uit te maken van een
groep, ontstaat er ontstaat sociale cohesie, of wel sociale samenhang. Sociale cohesie is een abstract
begrip; het wordt vaak eenvoudig vertaald in sociale samenhang. De aanwezigheid ervan wordt als
belangrijk beschouwd; er wordt door sociologen, en in toenemende mate door politici en
maatschappelijke organisaties over geschreven, gesproken en gedebatteerd. In het SCP rapport ‘Zekere
Belangen’ beschrijven De Hart en anderen (2002) sociale cohesie als een meerduidig en
meerdimensionaal begrip. Zo bestaat sociale cohesie op het niveau van families, maar kan het zich ook
uiten in bijvoorbeeld mondiale solidariteit: in de vorm van een inzamelingsactie voor een ramp ergens
op de wereld (De Hart e.a., 2002). Zij gebruiken de definitie die Schabel (2000) eraan gegeven heeft:
(sociale cohesie is)… ‘de mate waarin mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun
betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijk leven, als burger in de maatschappij
en als lid van de samenleving’ (Schnabel, 2000: p. 22 in De Hart, 2002: p. 12). Sociale cohesie
refereert dus aan verschillende elementen in de samenleving: sociale contacten en relaties,
betrokkenheid bij (maatschappelijke) organisaties; maar ook aan oriëntatie op collectieve normen en
waarden (De Hart e.a., 2002).
Sociaal kapitaal is nauw verwant aan sociale cohesie. Binnen de sociologie zijn meerdere stromingen
die ieder een eigen uitleg geven aan sociaal kapitaal. Verschillen berusten op de dimensie van het
begrip en ook aan wie het daadwerkelijk toebehoort; aan individuen of gemeenschappen. Bovendien
heeft sociaal kapitaal naast positieve ook negatieve aspecten, die niet altijd worden onderkend. Baker
18
(1990) beperkt sociaal kapitaal enkel tot (de structuur van) sociale netwerken, terwijl Bourdieu en
Putnam een bredere definitie hanteren die hieronder verder wordt besproken (Nahapiet e.a., 1998).
Volgens onder andere Bourdieu en Putnam berust sociaal kapitaal op onderling vertrouwen, sociale
cohesie en reciproque normen en afhankelijkheid; maar ook op sociale controle. Het refereert aan
vrijwillige deelname en investering in de samenleving, waarbij de voordelen van activiteit vooral
‘potentieel’ zijn en zich mogelijk pas op een later tijdstip manifesteren (Portes, 2000). Men is solidair
en loyaal aan de ander, bereid elkaar te helpen zonder dat een directe wederdienst wordt bewezen
(Bowie, 1993). Sociaal kapitaal wordt opgebouwd en in stand gehouden door sociale contacten en
relaties, die plaats hebben in gemeenschappen en netwerken. Het kan beschouwd worden als
bijproduct van sociale cohesie: sociaal kapitaal groeit door continue contacten, onderling vertrouwen
en gezamenlijke ondernemingen. Het wordt veelal onbewust ontwikkeld en niet direct bewust beleefd
of op gedoeld (Nahapiet e.a., 1998). Een verwant begrip dat wel vaak genoemd wordt, zoals op de
werkvloer, is ‘team building’.
De twee hoofdstromingen, die op verschillende wijze uitleg geven aan sociaal kapitaal, worden
aangevoerd door respectievelijk Bourdieu en Putnam. De Franse socioloog Bourdieu (1986) definieert
sociaal kapitaal (social capital) als:
‘the aggregate of the actual or potential resources which are linked to possession of a durable
network or more or less institutionalised relationships of mutual acquaintance and recognition – or in
other words, to membership in a group – which provides each of its members with the backing of the
collectively-owned capital, a ‘credential’ which entitles them to credit, in the various sense of the
word’ (Bourdieu 1986: 248-9, in Anderson e a., 2004, p 240).
Hiermee relateert Bourdieu sociaal kapitaal in de eerste plaats aan individuen; een vorm van kapitaal,
sociale hulpbronnen, dat individuen bezitten, verkregen door belangrijke connecties en activiteiten in
de samenleving. Ieder individu bezit sociaal kapitaal dat op diverse wijzen ingezet kan worden; de
hoeveelheid of mate ervan is niet gelijk verdeeld over de samenleving. Het stelt individuen instaat op
te klimmen in de maatschappelijke ladder (Bourdieu, 1980 in Portes, 2000).
De tweede stroming wordt aangevoerd door de politicoloog Putnam (1993, 1995 in Portes, 2000).
Putnam stelt de gemeenschap centraal, zoals hij sociaal kapitaal definieert als ‘the glue that holds
society together’. Putnam relateert sociaal kapitaal vooral aan actief burgerschap en het coöperatief
vermogen van een gemeenschap. Volgens Putnam is sociaal kapitaal te zien als een ‘stock’, een
voorraad van sociaal kapitaal, dat een gemeenschap bezit. Het is niet een constante, vaste hoeveelheid;
het kan groeien door continue contacten en interacties tussen mensen in het netwerk of de
gemeenschap, maar aan de andere kant kan de ‘stock’ ook afnemen (De Hart e.a., 2002: p. 26; Portes,
2000). Door het benadrukken en beleven van een uniforme, identieke identiteit wordt sociaal kapitaal
gecreëerd. Onderling vertrouwen vergroot over het algemeen de bereidheid om zich actief in te zetten
voor de gemeenschap. Vervolgens sterkt collectieve actie ook weer het vertrouwen tussen
gemeenschapsleden. Sociaal kapitaal versterkt dus de gemeenschap en daarmee ook de mogelijkheden
van het individu.
Sociale vitaliteit, en de mogelijkheid van de lokale gemeenschap om bepaalde wegvallende diensten
op te vangen worden in sterke mate bepaald door de ‘stock’ van sociaal kapitaal. Het stelt een
gemeenschap in staat bepaalde ‘klappen’ op te vangen; gezegd kan worden dat het de sociale
capaciteit vergroot, de veerkracht van de gemeenschap om veranderingen te verwerken en zich
eventueel aan te passen. Intensief contact binnen de gemeenschap kan een sociaal vangnet vormen
voor sociaal zwakkeren, zoals informele mantelzorg en nabuurschap. Ook kan men zich gesterkt
voelen door sterke gemeenschapsbanden in mogelijk als bedreigend ervaren veranderingen, zoals de
vervaging van symbolische dorpsgrenzen en de toenemende afhankelijkheid van extra-lokale
voorzieningen.
Sociaal kapitaal kan een bindende kracht uitoefenen op individuen, dat geeft dat men binnen de
grenzen van de gemeenschap blijft. Dit kunnen zoals ook eerder beschreven, fysieke grenzen zijn,
zoals wanneer het sterke gemeenschapsgevoel ertoe leidt dat men niet wil vertrekken of verhuizen,
alsook imaginaire grenzen, zodat men zich houdt aan de binnen de gemeenschap geldende normen en
waarden (Anderson e.a., 2003). Durkheim (1951[1897] in Mollenhorst e.a., 2005) heeft hierover
gesteld dat ‘leden van intermediaire groeperingen de binnen die groepering geldende waarden en
normen meer naleven naarmate ze hechter in de betreffende intermediaire groepering zijn
geïntegreerd’. Vanuit het perspectief van maatschappelijke inzet volgt dan, zoals ook Mollenhorst en
19
anderen (2005) concluderen, dat mensen die deel uit maken van een sociaal netwerk dat bestaat uit
veel maatschappelijk betrokken en actieve mensen, zelf ook eerder maatschappelijk actief zullen zijn.
Dit kan uit positieve motivatie voortkomen, maar ook uit druk of controle om elkaar of anderen hulp te
bieden (Mollenhorst e.a., 2005). Sociaal kapitaal kan, zoals in de vorm van druk of controle, negatieve
effecten hebben. Ook kunnen de gevolgen van het conformeren aan gemeenschappelijke normen en
waarden negatief uitpakken; het kan excessief gedrag uitlokken doordat leden van een gemeenschap
gestimuleerd worden om over hun eigen grenzen te gaan. Een voorbeeld hiervan is groepscriminaliteit,
waaraan individuen meedoen om te conformeren aan de groep. Er is dan sprake van een neerwaartse
spiraal of druk: ‘downward levelling pressures’. Ook kan sociaal kapitaal vernieuwing en innovatie
belemmeren, wanneer men sterk gehecht is aan de geldende normen en waarden. Het dorpsleven en de
dorpscultuur worden vaak beschreven als intiem, traditioneel en conservatief, eigenschappen die intact
worden gehouden door sterke familiaire en gemeenschapsbanden. Op die wijze is de dorpscultuur een
statisch fenomeen. Dit wordt soms beschreven als een ‘lock-in’; er is weerstand tegen vernieuwing en
externe invloeden (Bærenholdt e.a., 2002). Men wil de eigen cultuur beschermen en is bang voor
‘sociale ontworteling’, wat gedefinieerd zou kunnen worden als ‘culturele defensie’ (Van Ginkel,
1999). Sociaal kapitaal kan zowel een conservatieve kracht op een gemeenschap uitoefenen als ook de
persoonlijke ontwikkeling van een individu belemmeren. Het kan ook acceptatie van nieuwkomers die
‘anders’ zijn, bemoeilijken. Het sociaal kapitaal van een gemeenschap kan leiden tot marginalisering
en uitsluiting van personen die geen deel uit maken van de gemeenschap, degenen die niet de
collectieve identiteit uitdragen. Een sterk gemeenschapsgevoel onder leden kan een ‘imaginair’ blok
vormen waardoor buitenstaanders bemoeilijkt worden om ingang te krijgen in de gemeenschap. De rol
van taal, en andere vormen van communicatie, zijn vaak erg belangrijk. In sommige groepen,
waarbinnen een specifieke manier van communiceren gebruikt wordt, zoals dialect, streekgebonden
uitdrukkingen of populaire ‘jongerentaal’, is eenzelfde manier van communiceren een impliciete
voorwaarde om contact te kunnen maken met anderen, informatie uit te wisselen en uiteindelijk om
deel te kunnen zijn van een groep (Nahapiet e.a., 1998). Ook het ervaren van sociale controle kan
integratie belemmeren. Men wordt geacht en ervaart druk zich te gedragen conform de (impliciete)
normen en waarden en ook bijdrage te leveren aan de gemeenschap.
2.3
INDIVIDUALISERING
De Nederlandse samenleving wordt vaak beschouwd als een sterk geïndividualiseerde, ontzuilde
samenleving, zeker in vergelijking met andere landen. Individualisering leidt ertoe dat mensen zich
minder vanzelfsprekend dan voorheen identificeren met traditionele gemeenschappen of instituties,
zoals de kerk, politieke partijen, of de familie, gedefinieerd als de belangrijke ‘grote sociale en
politieke systemen’. (De Hart, 2002; Mollenhorst e.a., 2002: p. 173). Individualisering wordt hierdoor
vaak gezien als een, of zelfs de, oorzaak van verminderde sociale cohesie en maatschappelijke
participatie (Hurenkamp e.a., 2006).
Volgens de Hart en anderen (2002) neemt de solidariteit met bepaalde groepen onder invloed van
individualisering af: ‘Sociale en politieke systemen worden niet langer op basis van
levensbeschouwelijke binding of maatschappelijk idealisme gewaardeerd, maar vanuit het criterium of
ze voordelen opleveren voor het individu’ (De Hart e.a., 2002: p. 6). Onderzoek heeft uitgewezen dat
burgers zich, in vergelijking met vroeger, niet minder, maar op andere manieren inzetten voor de
samenleving (Hurenkamp e.a., 2006). Hoe bijvoorbeeld nieuwkomers in een dorp contacten leggen, en
met wie, kan sterk afwijken van autochtone bewoners, die minder willekeurig contacten hebben
binnen de gemeenschap en waarin familiebanden vaak erg belangrijk zijn. Men spreekt in dit verband
tegenwoordig wel van ‘lichte gemeenschappen’ en informalisering van participatie (Hurenkamp e.a.,
2006: pag. 29), onder andere als gevolg van de waargenomen individualisering van de samenleving
die is opgetreden in de afgelopen jaren. Hechte intieme relaties zijn verruilt voor oppervlakkige
relaties die minder functies vervullen (Mollenhorst e.a., 2005).
De Beer (2007) analyseert het fenomeen van individualisering door middel van drie ontwikkelingen
die (kunnen) optreden als gevolg van individualisering. Naast de hierboven genoemde afname in
belang van de ‘grote systemen’ onderscheidt De Beer ook emancipatie en heterogenisering als
ontwikkelingen van individualisering. Na zijn onderzoek concludeert De Beer dat er inderdaad sprake
20
is van afname in actief burgerschap met betrekking tot traditionele kaders, maar hij benadrukt dat dit
niet impliceert dat men over het algemeen minder maatschappelijk betrokken is, zoals ook gesteld is
door Hurenkamp en anderen (2006). Daarnaast komt uit zijn onderzoek naar voren dat emancipatie en
heterogenisering van de samenleving ondanks een toegenomen keuzevrijheid van individuen niet
aantoonbaar toegenomen zijn. De Beer concludeert dat de Nederlandse samenleving, anders dan vaak
wordt aangenomen niet zo sterk geïndividualiseerd is. Burgers hebben wel meer vrijheid, of ervaren
meer vrijheid om hun eigen keuzes te maken waar zij aan deel nemen en met welke gemeenschap zij
zich identificeren. Zij hebben hun eigen drijfveren om zich in te zetten voor een bepaalde
gemeenschap, die meer persoonlijk gebonden is (Hurenkamp e.a., 2006). Desondanks blijkt het gedrag
en de keuzes die gemaakt worden net zo, of zelfs nog beter te voorspellen zijn dan jaren geleden (De
Beer, 2007).
De individualiseringtrend wordt door Van der Ziel (2006a) wel onderkend en uitgelegd in de manier
waarop burgers zich tegenwoordig verbinden met gemeenschappen. De dorpsgemeenschappen van nu
zijn niet meer te typeren als traditionele boerenculturen (Overbeek e.a., 2007). Van oudsher was
lidmaatschap van een vereniging of organisatie in die dorpen een logische verantwoordelijkheid,
horend bij het wonen in het dorp. Men was er sterk gericht op de lokale gemeenschap (Overbeek e.a.,
2007). Tegenwoordig staat in het merendeel van de dorpen het belang van wonen voorop, waarbij men
minder aangewezen is op lokale voorzieningen, omdat die functies ook in het stedelijk gebied
gevonden worden. De bevolking in de ‘woondorpen’ is daardoor minder gericht op de lokale
woonomgeving. Lidmaatschap van een lokale organisatie volgt pas wanneer men zich kan
identificeren met de betreffende organisatie. Er is minder sociale druk vanuit de omgeving om deel te
nemen aan lokale activiteiten (Steenbekkers e.a., 2006). In plaats van dorpsbinding, waarbij men
emotioneel verbonden is of zich identificeert met een lokale samenleving, stelt Van der Ziel dat er nu
eerder sprake is van lokaal bewustzijn. Deze verandering heeft plaatsgevonden doordat dorpsbewoners
tegenwoordig een meer heterogene groep vormen. Hij signaleert dus wel heterogenisering, waarin
ieder voor zich een eigen levensstijl heeft. Hierdoor is het gemeenschapsgevoel vrijblijvender
geworden dan vroeger. Men is meer gericht op vrijwilligheid (Van der Ziel, 2006a). Dit wordt ook
bevestigd in het SCP rapport in ‘Thuis op het platteland’: ‘Lokaal bewustzijn is verbonden met de
mogelijkheden die het dorp biedt, tot onderscheiding en identificatie. Het is hierdoor niet sterk
gebonden aan geboorteplaats of lange woonduur’ (Steenbekkers e.a., 2006: p. 318). In de ontwikkeling
van lokaal zelfbewustzijn spelen nieuwkomers een belangrijke rol, zo schrijven Steenbekkers e.a.:
‘‘Import’ kan aan de ene kant leiden tot een hernieuwde interesse in de cultuurhistorie van het dorp’,
maar kan aan de andere kant ook leiden tot verminderde sociale cohesie2 (Steenbekkers e.a., 2006: p.
387).
2.4
VICE VERSA:
Het verband tussen identiteit, individualisering, sociale cohesie en sociaal kapitaal
Individualisering wordt vaak in verband gebracht met sociale cohesie en een gemeenschapsgevoel. In
de voorgaande paragrafen komt ook naar voren dat er een verband bestaat tussen individualisering en
sociale cohesie en het ermee verbonden sociaal kapitaal. Dit is een gevolg van de invloed van
individualisering op de vorming van een individuele en een gemeenschappelijke identiteit. Het is
duidelijk dat de begrippen, de verschijningsvormen en de gevolgen effecten ervan nauw verwant zijn
en elkaar in aanwezigheid en hoedanigheid beïnvloeden.
In een gemeenschap deelt men bepaalde gedragingen, er zijn vaak identieke omgangsvormen
waarneembaar, zoals taalgebruik en kledingsstijlen. Men draagt een collectieve identiteit uit, wat een
essentieel aspect van een gemeenschapsgevoel is. Het kan beschouwd worden als de bouwsteen van
een gemeenschapsgevoel. Men voelt zich zoals eerder genoemd, thuis in de gemeenschap; het gevoel
2
In het rapport van Steenbekkers en anderen (2006) wordt sociale cohesie niet expliciet gedefinieerd. Het wordt aangenomen
dat deze auteurs van het SCP de definitie hanteren van Schnabel (2000, in De Hart, 2002), die in paragraaf 2.2 beschreven
staat: ‘de mate waarin mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke
verbanden in hun persoonlijk leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving’. Deze definitie wordt door
De Hart en anderen (2002) in de SCP publicatie ‘Zekere Banden’ gebruikt.
21
‘er bij te horen’ en ‘ertoe te doen’, wat ook uitgedrukt kan worden als een ‘a sense of belonging’ (Lee
e.a., 2005).
Collectieve waarden en een sterk gemeenschapsgevoel kunnen zowel de identiteit van het individu, als
ook die van de zo gevormde gemeenschap, versterken. Er is sprake van een wederzijds effect.
Hierdoor kunnen bepaalde uitingen, normen en waarden in het dagelijkse leven in stand gehouden
worden. Doordat er onder individuen een gemeenschapsgevoel leeft – een ‘wij-gevoel’ – , voelt men
zich betrokken bij elkaar en is gericht op de gemeenschap, het ‘bonum commune’ (De Hart e.a., 2002).
Er ontstaat sociale cohesie, ofwel sociale samenhang tussen personen. Zoals eerder is uitgelegd is, kan
sociale cohesie verschillende vormen aannemen. Er is onderling vertrouwen, daardoor vergroot het de
veerkracht, het coöperatief vermogen van de groep: het sociaal kapitaal van de gemeenschap, zoals
Putnam het definieert. Sociaal kapitaal krijgt vorm in onder meer onderling vertrouwen, het is de
capaciteit van de gemeenschap om te kunnen omgaan met veranderingen; de mogelijkheid van
gemeenschapsleden om op elkaar te kunnen bouwen en te ondersteunen (Portes, 2000). Het onderlinge
verband tussen de concepten identiteit, sociale cohesie en sociaal kapitaal zou geschetst kunnen
worden in een cirkel. Ze hebben continu effect op elkaar. Hierbij speelt individualisering een
ambivalente rol. Verschillende sociologen en onderzoekers stellen dat de individualisering van de
afgelopen jaren ertoe leidt dat individuen zich tegenwoordig minder snel identificeren of aansluiten
met eerder vanzelfsprekende gemeenschappen, zoals in de vorige paragraaf is beschreven. Individuen
laten zich meer leiden door individuele keuzes, normen en waarden. Hierdoor wordt de eigen identiteit
minder ontleend aan de traditionele kaders. Individualisering heeft aldus een negatief effect op de
totstandkoming en het behoud van een collectieve identiteit, in ieder geval daar waar het gaat om de
collectieve identiteit van traditionele gemeenschappen. Het is uitdrukkelijk niet zo dat dit over het
algemeen geldt: identificatie met groepen is wel blijven bestaan, maar gebaseerd op andere gronden
dan vroeger. Van der Ziel (2006) relateert de ontwikkeling aan dorpsbinding die heeft plaats gemaakt
voor lokaal bewustzijn. Men zet zich op andere manieren in tegenwoordig. Door het ervaren van
keuzevrijheid kan het zelfs zo zijn dat men zich makkelijker bindt aan bepaalde gemeenschappen, door
doordat de mogelijkheid bestaat om er ook weer afstand van te doen, zoals van de genoemde ‘lichte
gemeenschappen’ (Hurenkamp e.a., 2006). Individualisering hoeft dus geen bedreiging te vormen
voor de sociale cohesie van de samenleving. Het is de vorm, de uiting die aan sociale cohesie gegeven
wordt, die verschilt. Verbondenheid met elkaar door de kerk heeft bijvoorbeeld plaatsgemaakt door
verbondenheid via lidmaatschap van sportverenigingen of maatschappelijke organisaties, waarin men
op een meer informele basis een bijdrage levert. Individualisering kan leiden tot afbraak van een
bepaalde collectieve identiteit, maar leidt nadrukkelijk niet in alle gevallen tot een afname in sociale
cohesie.
22
3.
ONDERZOEKSVRAAG
In de voorgaande hoofdstukken is beschreven dat er fundamentele veranderingen hebben
plaatsgevonden op het platteland, die ogenschijnlijk het gemeenschapsgevoel en de identiteit als
‘dorpsbewoner’ hebben veranderd. Door verschillende factoren en trends, zoals toegenomen
mobiliteit, individualisering, informatisering, internationalisering en de in- en uitstroom van bewoners
zijn de fysieke grenzen van het dorp vervaagd; zeker wanneer we spreken over nieuwkomers, maar dit
geldt ook in toenemende mate voor jongere generaties. Die veranderingen leiden aldus tot een
opleving en verbetering van sociale en publieke voorzieningen, dan wel in het negatieve geval in een
verslechtering van de (al marginale) aanwezigheid van voorzieningen. ‘De’ modernisering, en meer
specifiek de individualisering wordt vaak beschouwd als factor die de sociale cohesie negatief
beïnvloedt. Echter, van ontwikkelingen in het verleden kunnen we leren dat modernisering en
verstedelijking van het platteland juist ook een versterkende invloed op lokaal bewustzijn kunnen
hebben3. Belangrijk daarbij is te benadrukken dat modernisering niet slechts een fenomeen is van de
afgelopen decennia. Wanneer we een blik werpen op de afgelopen eeuw, wordt duidelijk dat er
meerdere periodes zijn geweest waarin mensen zich bedreigd voelden in hun (culturele) identiteit door
een ervaren modernisering van de samenleving. Al in het begin van de 20e eeuw schreven Tönnies
(1887 in Mollenhorst e.a., 2005) en Durkheim (1951[1897] in Mollenhorst e.a., 2005) over het
verslappen van sociale relaties. Waar het destijds gewijd werd aan de overgang naar de industriële
samenleving wordt het tegenwoordig toegeschreven aan onder andere globalisering en
individualisering; de bovengenoemde factoren (De Hart e.a., 2002). Wanneer mensen het gevoel
hebben dat (onbekende) invloeden van buitenaf bedreigend zijn, heeft men behoefte aan houvast;
hierdoor neigt men terug te grijpen naar oude, traditionele waarden en normen. Dit is eerder al
gedefinieerd als ‘culturele defensie’ (Van Ginkel, 1999). Hiervoor moet uiteraard wel sprake zijn van
een duidelijke binding met een plaats, cultuur of gemeenschap. Maar ook als reactie op toenemende
ontvolking en het verdwijnen van voorzieningen kunnen sociale netwerken en het dorpsleven
versterken. Er is behoefte aan onderlinge informele hulp en nabuurschap. Dit kan gezien worden als
georganiseerde plattelandsvernieuwing als sociale strategie. Soms strijdt men op het platteland door
middel van collectieve acties voor het verbeteren van sociale en economische voorzieningen, die vaak
aangevoerd worden door lokale verenigingen. Het gemeenschapsgevoel motiveert mensen dan om de
sociale vitaliteit en daarmee de leefbaarheid op peil te houden. Hieronder vallen bijvoorbeeld
informele netwerken, sociale cohesie en de ‘sociale infrastructuur’ binnen een gemeenschap
(Burrough, 2004). Daarnaast kan heterogenisering van de dorpsgemeenschap een dorp ook juist
revitaliseren. Het kan leiden tot een zoektocht naar gemeenschapszin. (Somers e.a., 2001; Van der
Ziel, 2006a). Maar vaak wordt heterogenisering als destructief voor de gemeenschap gezien.
Nieuwkomers in een dorp delen geen gemeenschappelijke historie, en zij begeven zich mogelijk meer
in ‘de wereld’ buiten het dorp, door werk, opleiding, maar ook via internet. Hierdoor zijn ze minder
aangewezen op lokale voorzieningen en contacten in de nabije omgeving. Het is dan ook de vraag in
hoeverre er nog sprake is van een ‘lokaal gemeenschapsgevoel’; in welke mate mensen zich onder
deze noemer met elkaar identificeren en wat voor effecten dit heeft op de sociale cohesie. Naast de
komst van nieuwkomers speelt individualisering in de dorpsgemeenschap op zich een rol. Zoals is
uitgelegd impliceert individualisering dat sociale verbanden op andere manieren tot stand komen dan
vroeger. Waar participatie in de gemeenschap vroeger een logische verantwoordelijkheid was, lijkt het
tegenwoordig eerder op informele basis en bepaald te worden door individuele interesses en belangen
(Steenbekkers e.a., 2006). Dit beïnvloedt aannemelijk de identiteit van dorpsbewoners; in hoeverre zij
die nog ontlenen aan het dorp. Dit heeft invloed op het gemeenschapsgevoel. Wanneer men zich niet,
minder, of op een andere manier identificeert met het dorp en zijn bewoners, leeft er niet of in mindere
mate een gemeenschapsgevoel. Hierdoor kan de intensiteit van contact tussen dorpsbewoners
3
Een voorbeeld hiervan is de organisatie van regionalisten in Noord-Brabant in de jaren 30. Zij zagen het
‘Brabants-eigene’ bedreigd door dreigende massificatie en nivellering van de moderne maatschappij, en stelden
een program op waaruit naar voren komt dat zij trachtten ‘Noord Brabant te behouden volgens zijn eigen aard,
zijn eigen traditie en zijn katholieke geloof’, (geciteerd in Schippers 1986: 182 in Van Ginkel, 1999: 111).
23
veranderen, en daardoor heeft het effect op de sociale cohesie in het dorp. Ook kan, zoals is uitgelegd
in het voorgaande hoofdstuk, het sociaal kapitaal verzwakt of versterkt worden.
Een gemeenschapsgevoel is dus sterk verbonden met de concepten die beschreven zijn in het
theoretisch kader: identiteit, sociale cohesie, sociaal kapitaal en individualisering. De invloed van de
vorming en vormen van een (collectieve) identiteit op sociale cohesie, sociaal kapitaal en anderzijds de
effecten van individualisering hierop zijn belangrijk voor een gemeenschapsgevoel en het daarmee
verbonden gemeenschapsleven. Omgekeerd kan onderzoek naar de aanwezigheid en de elementen van
het gemeenschapsgevoel en het gemeenschapsleven duidelijk maken in hoeverre er een lokale
identiteit aanwezig is en hoe het gesteld is met de sociale cohesie, en in wat voor vormen dit geuit
wordt. Hierbij komt ook het sociaal kapitaal van de gemeenschap naar voren. Vervolgens kan
opgemaakt worden in hoeverre de dorpsgemeenschap is geïndividualiseerd, doordat individualisering
ertoe leidt dat mensen eerder persoonlijke keuzes maken tegenwoordig, waarbij zij zich aansluiten en
waarom, en waar zij hun identiteit aan ontlenen.
De hoofdvraag van dit onderzoek luidt aldus:
‘In hoeverre is er sprake van een dorpsidentiteit en in welke vorm wordt dit door dorpsbewoners en
lokale organisaties gedragen en geuit?’
Deze wordt beantwoord met behulp van de volgende deelvragen:
ƒ Wat betekent het dorp voor dorpsbewoners; in hoeverre en op welke manier ontlenen
dorpsbewoners hun identiteit aan de lokale gemeenschap?
ƒ Welke waarden hechten dorpsbewoners en lokale organisaties aan hun identiteit als
dorpsbewoner, welke verwachtingen hebben ze van het gemeenschapsgevoel?
ƒ Op welke wijze uiten dorpsbewoners hun identiteit als dorpsbewoner in het dagelijkse leven:
op welke ervaringen, gedragingen en interpretaties berust dit?
ƒ Aan welke personen en organisaties wordt een rol toegekend bij de totstandkoming van het
gemeenschapsgevoel?
De volgende hoofdstukken zullen antwoord geven op deze vragen, door een beschrijving van het
dorpsleven en de conclusie tot slot.
24
4.
ONDERZOEKSMETHODIEK
Dit onderzoek is kwalitatief en voornamelijk verkennend van aard. Kwalitatief onderzoek wordt
gekenmerkt door analyses van ‘hoe’ en ‘waarom’. Het is verkozen boven kwantitatief onderzoek
omdat het in dit onderzoek gaat om inzicht te verkrijgen in de situatie in het dorp en om vervolgens
richting te kunnen geven aan verder onderzoek. De intensiteit van dit onderzoek leidt tot een laag
aantal respondenten. Het doel van dit onderzoek is niet dat het de situatie in ‘het dorp’ representeert.
Het onderzoek dient een beeld te scheppen, een indicatie te geven van hoe een gemeenschapsgevoel
tegenwoordig leeft en hoe dit geuit, gedragen en ervaren wordt door dorpsbewoners. Het doel is om
patronen te signaleren en te beschrijven die mogelijk ook van toepassing kunnen zijn op andere
dorpen. Belangrijk is hierbij te benadrukken dat er geen standaarddorp bestaat, net zoals er geen
standaard ‘platteland’ bestaat. Hierover lopen meningen en representaties sterk uiteen, niet alleen
tussen stads- en dorpsbewoners, maar ook tussen dorpsbewoners onderling. Om die reden – de
verkennende aard – is er gewerkt met informanten en zogenaamde ‘sleutelpersonen’ die een beeld
kunnen scheppen van de lokale situatie. De informanten zijn personen die door hun activiteiten in de
gemeenschap simpel gezegd informatie kunnen verstrekken, inlichtingen kunnen geven over de lokale
situatie. Door hun positie en nauwe betrokkenheid hebben zij kennis en ervaring over en in het dorpsen verenigingsleven; daarnaast beschikken zij over relevante achtergrondinformatie. De resultaten uit
dit onderzoek dienen richting te geven aan vervolgonderzoek. Het vervolgonderzoek in Wesepe zal
waarschijnlijk kwantitatief zijn met gebruik van enquêtes en groepsdiscussies. Dit maakt het mogelijk
te analyseren hoe sterk welke gemeenschapsgevoelens leven en gedeeld worden in het dorp. Ook
kunnen hiervoor mogelijk groepsdiscussies gebruikt worden.
Identiteit, individualisering, sociale cohesie en sociaal kapitaal zijn abstracte begrippen. Ze zijn
daardoor lastig meetbaar. Indicatoren voor de verschillende begrippen kunnen bij sommige mensen
geen aansluiting vinden, omdat zij het anders beleven en er een andere betekenis aan geven. Er zijn
daarom open diepte interviews afgenomen. Open interviews verhogen de validiteit van het onderzoek:
de onderzoeker kan vragen verduidelijken en ingaan op de beleving van respondenten. Daardoor biedt
de methode ook ruimte om inzicht te krijgen in achtergronden en motieven van respondenten en om
aanvullende informatie te verkrijgen over de lokale situatie. In dit onderzoek is de aandacht gevestigd
op de bewuste belevenis van een dorpsgevoel en de drijfveren van mensen waarom zij zich inzetten
voor het dorp. Hierbij is gekeken naar de verhoudingen tussen en activiteiten van verenigingen en
dorpsbewoners, de gevolgen hiervan en de behoeften van bewoners. Er is gebruik gemaakt van
opnamemateriaal om zo de verkregen informatie goed te kunnen analyseren. In de meeste gevallen
zijn de respondenten thuis opgezocht; enkele interviews zijn telefonisch afgenomen om praktische
redenen.
Betrouwbaarheid en validiteit zijn belangrijke aspecten waarop een onderzoeksmethodiek geselecteerd
wordt, maar waarop een onderzoek ook bekritiseerd kan worden. Betrouwbaarheid refereert naar de
representativiteit van de resultaten voor de betreffende onderzoeksgroep; een hoge betrouwbaarheid
betekent dat toeval in hoge mate is uitgesloten. Daarnaast is validiteit belangrijk; wordt er
daadwerkelijk gemeten wat gemeten moet worden; worden gebruikte begrippen en gestelde vragen op
de juiste manier geïnterpreteerd door de onderzoeker en de respondent? Kort geformuleerd kunnen
betrouwbaarheid en validiteit gedefinieerd worden als respectievelijk ‘meet je het goed?’ en ‘meet je
het goede?’.
4.1
CASUS
Dit onderzoek is uitgevoerd door middel van een geselecteerde casus; het dorp Wesepe, dat deel
uitmaakt van de gemeente Olst-Wijhe (een overzichtskaart is te zien op de bijlagen I en II). De
interviews hebben plaatsgevonden in juni 2007. Onderzoek op basis van een casus maakt het mogelijk
om grondig inzicht te krijgen in de situatie, de complete context waarin het dorpsleven zich afspeelt.
Met betrekking tot dit onderzoek maakt een casus het mogelijk om de achtergronden van organisaties,
de vrijwilligers en het dorp als geheel te bevatten. Het nadeel van een casus-benadering is dat
25
conclusies niet gegeneraliseerd kunnen en mogen worden. De verkregen resultaten zijn sterk lokaal
gebonden.
Het dorp Wesepe is geselecteerd op advies van het KCWO, om praktische redenen en is conform de
door de opdrachtgevers gestelde voorwaarden:
- in het dorp dient een basisschool aanwezig te zijn;
- het aantal bewoners dient tussen minimaal 500 en maximaal 1500 te liggen;
- in het dorp dient een lokale organisatie te zijn (dorpsraad, kerk, vrouwenorganisatie,
jongerenorganisatie);
- het gemeenschapsleven in het dorp wordt niet gedomineerd door de kerk (de sociale cohesie
van dorpen in de ‘Veluwse Bible Belt’ kent waarschijnlijk een eigen dynamiek en
problematiek, afwijkend van het algemene beeld);
- er hebben recentelijk geen drastische en turbulente veranderingen van de lokale
landbouweconomie plaatsgevonden in het dorp; en
- er is recentelijk geen ophef ontstaan over planologische of andere beleidsingrepen en waaruit
collectieve actie is voortgevloeid (bijvoorbeeld aanleg van een ringweg of aanwezigheid of
sluiting van een asielzoekerscentrum).
Begin 2007 telde Wesepe 1188 inwoners: 595 mannen en 593 vrouwen. De dorpsbewoners wonen
nagenoeg gelijk verdeeld over de dorpskern en de verspreide huizen. In hoofdstuk 5 is een
uitgebreidere beschrijving van het dorp te vinden.
4.2
SELECTIE VAN RESPONDENTEN
De 13 respondenten, de informanten, zijn allereerst geselecteerd op hun betrokkenheid bij het dorp; de
centrale posities die zij innemen in het dorpsleven door bestuurslidmaatschap of een vergelijkende
belangrijke rol. Het is gebleken dat veel respondenten meerdere vrijwilligersfuncties hebben. Naast
aandacht voor hun persoonlijke inzet en de rol van de betreffende vereniging of organisatie die zij
representeren, is hen gevraagd naar personen die zij een centrale rol toeschrijven in het dorp. Dit heeft
ertoe geleid dat ook de dorpsdokter en een ‘nieuwkomer’ (sinds 10 jaar woonachtig in het dorp), die
op veel terreinen actief is (o.a. voorzitter van Labor), geïnterviewd zijn. Hieronder volgt een korte
beschrijving van de verschillende respondenten. Wanneer dit relevant was, is er een korte beschrijving
gegeven van de organisatie die zij representeren.
ƒ Voorzitter van Jong Wesepe.
De respondent is man, 26 jaar, geboren en opgegroeid in Wesepe op een boerderij in de dorpskern.
Sinds een aantal jaren woont hij zelfstandig in de dorpskern. Na de middelbare school in Deventer
heeft hij de HBO opleiding Integrale Veiligheidskunde gedaan. In zijn huidige beroep als financieel
administratief medewerker werkt hij in Zwolle. Naast het voorzitterschap van Jong Wesepe is de
respondent actief in de Stichting Zomerfeesten, hij zit op toneel bij Tempo, de toneelvereniging, en hij
voetbalt bij de Weseper sportvereniging.
Jong Wesepe is een vereniging voor jongeren in de leeftijd van 15 tot ongeveer 28 jaar. In 2008
bestaat de jongerenvereniging 60 jaar. De vereniging is voortgekomen uit de lokale afdeling van de
PJGO, de Plattelands Jongeren Gemeenschap Overijssel. De Weseper afdeling heeft ervoor gekozen
om onafhankelijk van de koepelorganisatie te worden omdat de vereniging zich zelfstandig kon
redden, en er was weinig samenwerking en contact met andere jongerenverenigingen uit de provincie.
De bestuursperiode van de vereniging is 1 jaar. Dit is relatief kort, in vergelijking met de andere
verenigingen. De laatste jaren is het moeilijker geworden om nieuwe bestuursleden te krijgen, het
ledenaantal is redelijk stabiel. Volgens de respondent zeggen de meeste jongeren het tegenwoordig te
druk te hebben met hun opleiding.
Jong Wesepe organiseert verschillende activiteiten, waarvan een aantal jaarlijkse tradities zijn
geworden. Een voorbeeld daarvan is de revue, een openluchtspel. Ook is er jaarlijks een uitje naar een
discotheek ergens in het land. De vereniging heeft geen eigen ontmoetingsplek in het dorp; de
jongeren komen samen op verschillende plaatsen. Lidmaatschap van Jong Wesepe volgt bij de meeste
jongeren na lidmaatschap van de jeugdsoos, de vereniging voor jeugd tot 15 jaar. Wanneer men Jong
26
Wesepe ontgroeid is, sluit het merendeel van de Wesepenaren zich (zelfstandig) aan bij Labor, als men
niet al lid is. Het lijkt zo te zijn dat nagenoeg alle jongeren en gezinnen in Wesepe lid zijn (geweest)
van respectievelijk Jong Wesepe en Labor.
De Stichting Zomerfeesten bestaat officieel sinds 1974. Zoals de naam aangeeft organiseert zij
jaarlijks de Zomerfeesten, maar daarnaast ook de ‘Ronde van Wesepe’ (tijdens de Zomerfeesten) en de
activiteiten rondom Koninginnedag (vanaf 1992 is het Comité Ronde van Wesepe opgenomen in het
bestuur van de Stichting Zomerfeesten, in 1996 volgde de Stichting Oranjecomité). De Zomerfeesten,
die eigenlijk als één groot evenement beschouwd kunnen worden, staan voor een weekend in augustus
waarin verschillende activiteiten georganiseerd worden. Het is hét festijn voor de Wesepenaren. Het
weekend wordt traditioneel geopend met muziek van de harmonie en het spelen en zingen van het
Weseper volkslied. Centraal staat de kermis waaromheen allerlei activiteiten plaatsvinden, voor
verschillende groepen dorpsbewoners. Het gebeuren speelt zich voornamelijk af aan de rand van de
dorpskern. Er is een songfestival, de Ronde van Wesepe wordt gereden, en de oecumenische
kerkdienst van die zondag wordt in de kermistent gehouden. Dit jaar zal er voor het eerst een grote
artiest optreden op het slotfeest, namelijk Jan Smit.
ƒ Secretaris van de ‘Vrouwen van Nu’ (voorheen de Plattelandsvrouwen) afdeling Wesepe.
De secretaris is vrouw, 66 jaar en geboren in Diepenveen, een dorp vlakbij Wesepe. Sinds haar
trouwen met een Wesepenaar is ze woonachtig in Wesepe. De respondente is altijd werkzaam geweest
op het boerenbedrijf van haar man en daarnaast werkte ze in een paar gezinnen. Na het overlijden van
haar man is ze verhuisd naar de andere kant van het dorp met haar twee zonen, die nu uit huis zijn. Ze
huurt nu een deel van een boerderij en heeft veel contact met de buren die direct ernaast op een
boerderij wonen. Haar twee zonen wonen in de omgeving. De jongste woont in de dorpskern van
Wesepe met zijn vriendin en twee kinderen. Zij zijn heel belangrijk voor haar en ze past regelmatig op
haar kleinkinderen. De respondente heeft zich vlak na haar trouwen aangesloten bij de Vrouwen van
Nu, die eigenlijk nog altijd ‘de Plattelandsvrouwen’ genoemd worden. Voor veel vrouwen was
lidmaatschap van de Plattelandsvrouwen vroeger een vanzelfsprekendheid; als boerinnen woonden zij
in het buitengebied, en om toch contacten te hebben en te houden met andere vrouwen uit de
omgeving sloot men zich aan. Naast het secretarisschap zit de respondente bij de
gymnastiekvereniging en onderneemt ze verschillende vrijwillige activiteiten. Ook werkt ze nog in een
paar gezinnen in het dorp. In het verleden is ze erg actief geweest bij de kerk in het kerkbestuur en het
diaconaat.
De Vrouwen van Nu hebben verschillende ‘clubjes’ ofwel commissies, waarbij de leden zich kunnen
aansluiten. Zo is er een museumkunstclub, een quiltclub en een leeskring, en er worden tal van andere
activiteiten georganiseerd, zoals excursies en wandel- en fietstochten. Over het algemeen zijn de leden
50+; vrouwen die minder of niet actief (meer) zijn op de arbeidsmarkt. Het is moeilijk om jongere
vrouwen aan te trekken. Zij besteden tegenwoordig relatief meer tijd aan sport en een baan naast het
gezin, volgens de respondente. Door nieuwe activiteiten op te zetten probeert men de vereniging wat
aantrekkelijker te maken, zodat ook jongere vrouwen zich ervoor gaan interesseren.
ƒ Secretaris van ‘Labor’
De secretaris is vrouw, 46 jaar, geboren en opgegroeid op een boerderij in het buitengebied van
Wesepe. De familieleden wonen ook allemaal in de omgeving, waarvan twee zusjes in Olst. Vanaf
1985 woont ze met haar man en twee kinderen in het huidige huis in de dorpskern. De respondente is
opgeleid als kraamverzorgster (destijds op een intern kraaminternaat), maar ze is een aantal jaren
geleden medisch afgekeurd. Om die reden had ze, en wilde ze meer tijd besteden aan
vrijwilligerswerk. Ze is lid geweest van de Vrouwen van Nu, momenteel zit ze in het bestuur van
Labor en daarnaast is ze jeugdcoördinator van de handbalvereniging.
Labor kan beschouwd worden als dé vereniging van het dorp. De vereniging is opgericht in 1925, in
eerste instantie als vereniging van gediplomeerden op Land- en Tuinbouwgebied. Het was een
mannenclub, die tot doel had ‘de ontwikkeling en kennis omtrent het land- en tuinbouwbedrijf te
vermeerderen’4. Door de afname in gediplomeerden in het dorp werden de voorwaarden voor
lidmaatschap in latere jaren versoepeld. Uiteindelijk is Labor omgevormd tot een algemene
4
Bron: Jubileumboek Labor en Stichting Zomerfeesten; 75 en 25 jarig bestaan
27
plattelandsvereniging. In 1997 kwam de eerste vrouw in het bestuur. Tegenwoordig wordt men per
huishouden lid; één lid kan dus bestaan uit 1, of wel 5 of meer personen. De overgrote meerderheid
van de huishoudens in het dorp is ook daadwerkelijk lid. Voor alle dorpsbewoners, verschillend in
leeftijd en interesses worden er activiteiten georganiseerd. Binnen de vereniging zijn er commissies en
club(jes), zoals de fietstochtcommissie en er zijn centrale evenementen, zoals de fietstocht op een
vaste zomerzondag. Op kleine schaal worden er door leden ook dingen opgezet, zoals korte cursussen.
Na de oprichting van het ‘Weseper Erfgoed’ is besloten om dit initiatief onder te brengen bij Labor.
Dit staat beschreven in hoofdstuk 5.
ƒ Eindredacteur van de dorpskrant
De eindredacteur is man, 50 jaar, geboren en getogen in het buitengebied van Wesepe, een
boerenzoon. Hij woont met zijn vrouw en twee kinderen in de dorpskern. De respondent is fulltime
werkzaam als classificateur van slachtvee, zijn werkgebied omvat het gebied tussen Meppel en
Nijmegen. Hij heeft de Middelbare en Hogere Landbouwschool doorlopen. Naast zijn baan en het
redactiewerk is de respondent parttime sportmasseur en hij is voetbaltrainer bij de Weseper
voetbalvereniging. In een eerdere bestuursperiode is hij 5 jaar bestuurslid van Labor geweest.
De familie van de respondent woont heel dichtbij in naastgelegen straten. Een zus heeft met haar man
de rechten van het agrarische familiebedrijf ‘meegenomen’ en het voortgezet in Averlo, een klein
dorpje vlakbij Wesepe.
De dorpskrant wordt beschreven in hoofdstuk 5.
ƒ Voorzitter van ‘Plaatselijk Belang’
De voorzitter van Plaatselijk Belang heeft naast deze positie, ook op een andere manier een centrale
positie in het dorp. Het is de heer Dieperink, die jaren Café Dieperink, het tegenwoordige
Zalencentrum Wesepe, geleid heeft5. Hij en zijn vrouw zijn beide geboren en getogen in het dorp; hij
is geboren in 1943, zij in 1944. Gerrit Dieperink heeft de Handelsvakschool en de
Kruideniersvakschool doorlopen. Na het overlijden van zijn ouders werd door de familie besloten dat
Gerrit en zijn zus, nog op jonge leeftijd, het zalencentrum moesten gaan leiden. Na een paar jaar heeft
hij zijn zus uitgekocht, en van 1965 tot 2001 heeft Gerrit het café met zijn vrouw geleid. Het echtpaar
heeft twee kinderen, die beide buiten Wesepe wonen. De kinderen hebben niet veel binding meer met
het dorp.
In 2002 is Gerrit Dieperink benaderd voor het voorzitterschap van Plaatselijk Belang. Hij en zijn
vrouw zijn altijd erg betrokken geweest bij het dorpsleven. Zij woonden midden in het dorp en hun
café en de supermarkt waren een centraal punt voor veel dorpsbewoners. Na de verkoop van het
zalencentrum zijn ze verhuisd naar een huis buiten de dorpskern.
Plaatselijk Belang heeft vooral een bestuurlijke functie in het dorp. De organisatie werkt min of meer
als intermediair tussen de gemeente en de dorpsbewoners, en behartigt dus letterlijk de plaatselijke
belangen. Wanneer er ingrijpende veranderingen op stapel staan, organiseert Plaatselijk Belang
inspraakavonden voor de dorpsbewoners. Dorpsbewoners kunnen Plaatselijk Belang informeren over
klachten over hun woonomgeving die vervolgens aan de gemeente doorgegeven worden. De gemeente
houdt jaarlijks een zogenaamde ‘buurtschouw’ in het dorp, wat inhoudt dat bestuursleden van
Plaatselijk Belang met gemeentefunctionarissen door het dorp gaan om te kijken wat aandacht- of
verbeterpunten zijn, voornamelijk op gebied van bebouwing, veiligheid en verkeer. In 2008 wordt er
begonnen met de omlegging van de rondweg, de N348 (dit wordt ook later beschreven, zie ook bijlage
III). In het overleg en de uiteindelijke totstandkoming van het project heeft Plaatselijk Belang een
belangrijke rol gespeeld, samen met de ondernemersvereniging.
ƒ Voorzitter van de ‘Harmonievereniging Wesepe’.
De respondent is man, 51 jaar en woonachtig in de dorpskern met zijn vrouw en drie kinderen. In
Deventer heeft hij op de Lagere en Middelbare Landbouwschool gezeten en in zijn huidige baan is hij
magazijnmedewerker bij een groothandel in Deventer. De respondent is op verschillende manieren
actief in het dorp. Naast het voorzitterschap van de harmonie is hij starter bij de survivalvereniging, en
met zijn geluidsinstallatie verzorgt hij regelmatig de muziek op feestjes. Daarnaast is hij betrokken bij
5
Om deze reden is ook besloten deze persoon bij naam te noemen.
28
de stichting ‘Weseper Erfgoed’. Eerder is hij ook voorzitter van Tempo, de toneelvereniging, en Labor
geweest.
De Harmonie Wesepe bestaat sinds 1914. Er zijn ongeveer 50 leden, waaronder ook enkele ereleden
en leden ‘in ruste’. De harmonie bestaat uit een fanfareorkest en een slagwerkgroep. Voor repetities
maakt de harmonie gebruik van het zalencentrum en de basisschool. Er zijn een aantal traditionele
concerten. Zo wordt er opgetreden met Palmpasen, de intocht van Sinterklaas, het paasvuur in
Broekland, op de kerstmarkt en met de opening van de Zomerfeesten. In maart is er een lenteconcert,
en in juli wordt het seizoen afgesloten met een openluchtconcert op het kerkplein. Daarnaast komt de
harmonie op verzoek, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een jubileum, leden en donateurs een aubade
aan huis brengen. Dit is ook mogelijk tegen betaling voor niet-leden of donateurs. De harmonie
verkrijgt inkomsten door ledencontributie en donateurs (men gaat jaarlijks langs de deuren in het dorp
met donateurkaarten, dit doen meer verenigingen); ook haalt de harmonie (als enige vereniging)
maandelijks het oud papier op in Wesepe en is er jaarlijks een actie waarbij men aan de deur Wcrollen probeert te verkopen aan dorpsbewoners.
De harmonie probeert jongeren aan te trekken door voorlichtingsmiddagen te organiseren op de
basisschool. Maar het is vooral juist na het verlaten van de basisschool dat de meeste jongeren
stoppen. Om wat meer ‘body’ te hebben bij concerten treedt de harmonie regelmatig met andere
orkesten uit de omgeving op.
ƒ Scriba van de kerk
De respondent is 66 jaar, woonachtig in de dorpskern met zijn vrouw. Hij is geboren in Wesepe, zijn
vrouw in Middel, een klein ‘gehucht’ vlakbij Wesepe. Hij heeft een interne opleiding doorlopen bij de
KPN in Amsterdam. Daarna is hij altijd werkzaam geweest bij dit bedrijf, in de telefonie. Na hun
trouwen heeft het echtpaar enkele jaren in Deventer gewoond, waar ze destijds beiden werkten, maar
Wesepe bleef trekken. Sinds enkele jaren is de respondent niet meer werkzaam, maar wel erg actief bij
de kerk als scriba en de ouderensoos, die is opgezet vanuit de kerk. Hieraan kunnen echter ook
ouderen die niet lid zijn van de Nederlands Hervormde kerk deelnemen. Zijn vrouw is ook erg actief
bij de kerk, de ‘ZEO’ (Zoekt Elkander Op) en de Vrouwen van Nu.
Zoekt Elkander Op is een initiatief opgezet vanuit de kerk. De ZEO bestaat uit een groep
dorpsbewoners die gehandicapten, oorspronkelijk uit Wesepe, een middag per maand ophalen voor
een activiteit. Deze mensen wonen veelal niet meer in Wesepe maar in Raalte, vanwege hun
zorgbehoeften. Inmiddels is de ZEO verder uitgebreid. Er zijn nu ook niet kerkgaande Wesepenaren
bij betrokken, en soms komen er gehandicapten mee uit Raalte, die niet uit Wesepe komen. De rol van
de kerk is beschreven in hoofdstuk 5.
ƒ Lerares van de A. Bosschool; de basisschool
De lerares is 52 jaar, ze heeft op de kweekschool haar opleiding genoten en daarna is ze lerares in het
basisonderwijs geworden. Zij is 15 jaar geleden uit Deventer verhuisd naar Wesepe. Ze is midden in
het dorp gaan wonen, schuin tegenover de school. Ze is eerder lid geweest van de Plattelandsvrouwen.
Over de basisschool is meer beschreven in het volgende hoofdstuk.
ƒ ‘Nieuwkomer’ en voorzitter van Labor
De respondent is 54 jaar, woonachtig in Wesepe met zijn vrouw sinds 10 jaar. Hun drie kinderen zijn
inmiddels uit huis. Na de HAVO heeft de respondent 2 jaar op de Hogere Landbouwschool gezeten,
richting Tropische Veeteelt. Hij is geboren in Delft maar heeft daarna door het werk van zijn vader, op
verschillende plekken op de wereld gewoond. Naast het voorzitterschap is de respondent op
verschillende terreinen meer actief. Hij is onder anderen een van de initiatiefnemers van ‘Weseper
Erfgoed’, en is daarnaast actief betrokken bij de ZEO en Tempo (de toneelvereniging), waar hij zich
vooral bezighoudt met de decorbouw.
Zijn vrouw komt uit Limburg en na hun trouwen, vestigden zij zich in die provincie. In verband met
het werk van de respondent, als (postzegel)veilingmeester, wilden zij verhuizen naar de omgeving van
Deventer, waar hij zijn werk kon voortzetten in samenwerking met een collega. Deze collega heeft
hem op een huurhuis in Wesepe gewezen, waarna de familie dit huis een jaar laten kon kopen. Zijn
vrouw is secretaris bij de harmonie, en werkzaam in Deventer als administratief medewerkster.
29
ƒ Echtgenote van de huisarts – ‘doktersvrouw’6
De huisartsenfamilie, de familie Huijgens, is 4 jaar geleden in Wesepe komen wonen. De respondente,
33 jaar, heeft de PABO gedaan maar is nu werkzaam in de huisartspraktijk als assistente. Zij en haar
echtgenoot hebben twee kinderen, van wie de oudste geboren is vlak na de verhuizing naar Wesepe en
in de opstartperiode van de praktijk. Het echtpaar komt uit het zuiden van het land. De huisarts heeft
zijn studie geneeskunde in Amsterdam gevolgd. Na hun trouwen hebben zij een paar jaar in Enschede
gewoond. Als huisarts wilde haar man graag een plattelandspraktijk en omdat de praktijk in Wesepe
vrij kwam hebben ze ervoor gekozen zich hier te vestigen. De praktijk is gelegen midden in de
dorpskern. De kinderen zijn nog jong; de oudste zit op de peuterspeelzaal. Het gezin is lid van Labor
en de respondente is pas begonnen met een bestuursfunctie bij de stichting ‘de Zonnebloem’ afdeling
Wesepe. De huisarts zelf is actief bij onder andere de survivalvereniging. De familie gaat naar de
katholieke kerk in Heeten.
De vrijwilligers van de Zonnebloem ondersteunen en bezoeken mensen, veelal alleenstaande ouderen.
In Wesepe richt de Zonnebloem zich op alle dorpsbewoners die steun kunnen gebruiken. Mensen
worden thuis opgezocht en er worden ook gezamenlijk activiteiten ondernomen.
ƒ Ondernemer
De ondernemer heeft een garagebedrijf buiten de dorpskern, waar hij ook woont met zijn vrouw en
twee kinderen, die beide nog op de basisschool zitten. Hij is 48 jaar en heeft op de Technische School
in Deventer gezeten. Hij is aangesloten bij de ondernemersvereniging. Hij is geboren en getogen in het
dorp, zijn familie woont ook in het dorp.
De ondernemersvereniging heeft voornamelijk een functie als representant van de ondernemers.
Individuele dorpsbewoners hebben er niet veel mee te maken. Vooral in zaken als infrastructuur is de
vereniging belangrijk, zoals recentelijk met de omlegging van de rondweg. Met de opzet van twee
nieuwe bedrijventerreinen wordt beoogd nieuwe ondernemers aan te trekken, maar ook krijgen de
Weseper ondernemers de mogelijkheid om zich daar te vestigen. Daarnaast verwacht men dat hierdoor
de werkgelegenheid aantrekt: ‘Wesepe moet eldorado worden voor wonen en werken’, zo bericht de
Stentor op 4 april 2006 (zie bijlage III).
ƒ Boerin; eigenaar van de ‘boerenbuurtsuper’
De respondente woont achter de kerk, zij en haar man hebben een pluimveebedrijf. Zij is 51 jaar,
opgegroeid in Raalte en heeft de Huishoudschool doorlopen. 28 jaar geleden, na haar trouwen is de
respondente in Wesepe komen wonen op de boerderij van haar man, die het had overgenomen van zijn
vader. Zij hebben vier kinderen van wie er nog twee thuis wonen. De andere twee kinderen wonen
zelfstandig in Wesepe. Enkele jaren geleden is het echtpaar de boerenbuurtsuper gestart. Naast het
werk in de winkel en in het bedrijf is zij actief bij de stichting de Zonnebloem als secretaris.
4.2.1 Opvallende patronen
Wat valt er op te maken uit de bovenstaande beschrijving?
Om alvast vooruit te lopen op de eindconclusie, zijn er enkele opvallende patronen te signaleren. De
meeste respondenten, de actievelingen in de gemeenschap, zijn geboren en getogen in het dorp. Het
merendeel van hen is van middelbare leeftijd, getrouwd en heeft opgroeiende kinderen. Wat niet
vermeld is, is dat nagenoeg alle respondenten lid zijn van de hervormde kerkgemeente, maar diensten
worden niet regelmatig bijgewoond. De familienamen van het merendeel onder hen komt door de loop
der jaren in veel besturen voor. Zij lijken echt de ‘harde kern’ te vormen, zoals ook door een
respondent werd gezegd. Eenmaal actief in het verenigingsleven wordt men ervaren en lijkt men ook
sneller weer een andere actieve, verantwoordelijke rol op zich te nemen. De respondenten zijn
eigenlijk allemaal, ieder op zijn of haar eigen manier, betrokken bij de gemeenschap. Er leeft duidelijk
een gemeenschapsgevoel onder hen; de respondenten maken deel uit van de gemeenschap en voelen
zich daardoor verbonden met elkaar en met het dorp. Daarnaast valt op dat er tussen de respondenten
onderling nauwe verbanden bestaan, iets wat in de aparte beschrijvingen niet is vermeld. Zo is de
voorzitter van Jong Wesepe de zoon van de boerin met de boerenbuurtsuper, en zijn de secretaris van
6
In eerste instantie was de huisarts zelf als respondent geselecteerd maar dit was niet mogelijk door de drukke
bezetting van de praktijk.
30
Labor en de eindredacteur van de dorpskrant een echtpaar. Dit echtpaar, de voorzitter van de harmonie
en de voorzitter van Labor/nieuwkomer zijn naaste buren, waarbij de vrouw van de nieuwkomer
secretaris is van de harmonie. De nieuwkomer gaf hierbij aan dat hij actief is geworden in het
gemeenschapsleven omdat hij het wilde, maar ook omdat hij door zijn buren met wie hij een goede
relatie heeft opgebouwd, werd geïnteresseerd en ‘werd aangestoken’.
De theorie van Durkheim (beschreven in hoofdstuk 2) dat ‘leden van intermediaire groeperingen de
binnen die groepering geldende waarden en normen meer naleven naarmate ze hechter in de
betreffende intermediaire groepering zijn geïntegreerd’ (Mollenhorst e.a., 2005); is perfect toepasbaar
op de situatie in Wesepe; het verklaart waarom en waardoor de respondenten zo actief zijn in het dorp.
31
5.
WELKOM IN WESEPE
Welkom in Wesepe! Dit hoofdstuk geeft een beeld van het dorpsleven in Wesepe. Allereerst
wordt het dorp kort geïntroduceerd, waarna verschillende aspecten van het dorpsleven onder de
aandacht worden gebracht.
Wesepe is van oudsher een agrarische gemeenschap, gelegen in de gemeente Olst-Wijhe (zie bijlage
I). De agrarische bedrijven bevinden zich voornamelijk in het uitgestrekte buitengebied, daarnaast
bestaat het dorp uit de lintbebouwing aan de doorgaande weg van Deventer naar Raalte, de Raalterweg
(de rondweg N348) en de dorpskern (de luchtfoto op bijlage II geeft een duidelijk beeld). De
Nederlands Hervormde kerk staat op een centrale plek in de dorpskern, waarvan een gedeelte dateert
van kort na 1300. De naam Wesepe is van Keltische oorsprong, het staat voor ‘drassige weide’.
‘Wese’ betekent weide, en ‘epe’ betekent water7.
Zoals vermeld in hoofdstuk 2 telt Wesepe ongeveer 1200 inwoners. De laatste jaren worden er weer
woningen bijgebouwd in de dorpskern, waarvoor mensen met een sociaal-economische binding
voorrang krijgen. Deze voorwaarde wordt wel soepel gehanteerd; mensen uit de gehele gemeente OlstWijhe kunnen aanspraak maken op een woning.
Nadat er in 2004 een dorpsontwikkelingsplan (‘Wesepe, klein en toch groot…’) is opgesteld door Spil
Adviesgroep, in opdracht van de gemeente Olst-Wijhe, is er in 2006 een Integrale Gebiedsvisie voor
Wesepe ontwikkeld. In beide projecten waren verschillende belangengroepen betrokken, waarvan het
dorpsontwikkelingsplan in eerste instantie vooral gericht was op de dorpskern. De aanbevelingen die
voortgekomen zijn uit het rapport in 2004 lijken niet tot concrete veranderingen te hebben geleid. Zo
is de continuïteit van het zalencentrum nog steeds niet gewaarborgd, wat een zorg is (en ook irritatie)
is van veel dorpsbewoners.
De integrale gebiedsvisie (‘Gebiedsvisie Wesepe: Kansen en Kaders’) is opgesteld in 2006. Hierin
staan de aankomende veranderingen in het dorp centraal. De rondweg N348 zal omgelegd worden,
waarmee in 2008 gestart wordt. Aan de twee nog aan te leggen rotondes zullen bedrijventerreinen
worden gebouwd. De gemeente heeft dit gecommuniceerd met de dorpsbewoners door middel van
inspraakavonden en tweemaandelijkse nieuwsbrieven. In het overleg met de gemeente waren vooral de
Ondernemersvereniging en Plaatselijk Belang betrokken, waarbij Plaatselijk Belang de dorpsbewoners
representeerde en een coördinerende rol op zich nam.
5.1
VOORZIENINGEN
De A. Bosschool aan de Scholtensweg is de enige basisschool in Wesepe. De school is openbaar. Er
wordt echter wel godsdienstonderwijs gegeven, door een vrijwilliger van de Nederlands Hervormde
kerk. Eerder werd er voor katholiek en protestantse kinderen apart godsdienstonderwijs verzorgd,
sinds kort is dit samengevoegd. Over het algemeen worden deze lessen ook door niet kerkgaande
kinderen gevolgd. Sinds 2006 valt de A. Bosschool onder Stichting De Mare, de Stichting voor
Openbaar Onderwijs Salland. Vroeger was de school een gemeenteschool; het was volledig op
zichzelf staand met een eigen directeur. Tegenwoordig is er een schooldirecteur van de stichting die
twee dagen per week aanwezig is. Hij is niet woonachtig in Wesepe. De kinderen op de basisschool
komen niet enkel uit het dorp Wesepe; ook kinderen uit omliggende kernen, zoals Averlo, Broekland,
Heeten en Schalkhaar gaan naar de A. Bossschool, de inwoners uit deze plaatsen zijn ook vaak lid van
verenigingen in Wesepe. Het ‘rayon’ van de verenigingen, zoals een van de respondenten het noemde,
beslaat dus een groter gebied dan dat wat begrensd wordt door de plaatsnaamborden ‘Wesepe’. Dit
wordt uitgelegd als de oriëntatie van de mensen in dit gebied; zij zijn gericht op Wesepe, meer dan op
andere dorpen in de omgeving zoals Olst, Raalte of Deventer. Dit komt van oudsher voort uit het
‘verzorgingsgebied’ van de kerk. Dit speelt klaarblijkelijk nog steeds een rol, ondanks dat, volgens de
7
Bron: gemeente Olst-Wijhe; www.olst-wijhe.nl
33
meeste respondenten, de kerk als institutie tegenwoordig geen belangrijke rol meer speelt in het dorp.
Bij de sportzaal ‘De Nieuwe Coers’, waar onder andere de basisschool gebruik van maakt, is ook een
kleine peuterspeelzaal.
Tot op heden is er in Wesepe altijd een dorpsdokter geweest. Voorheen was er altijd een vrouwelijke
arts. Vier jaar geleden is de praktijk overgenomen door dokter Huijgens, die in Amsterdam gestudeerd
heeft. In de weekenden is men aangewezen op de huisartsenpost in Deventer. Een kleine groep
mannelijke dorpsbewoners vormt de vrijwillige brandweer van het dorp.
De afgelopen jaren zijn de meeste voorzieningen sterk teruggelopen in het dorp. Het Zalencentrum
Wesepe heeft altijd een belangrijke plaats gehad in het dorp, vooral als punt van samenkomst voor de
verenigingen. Tot 2001 was het ‘Café Dieperink’; geleid door Gerrit Dieperink en zijn vrouw. Sinds
jaar en dag maken verschillende verenigingen en organisaties gebruik van het zalencentrum, ook na de
verkoop aan een Drankenhandel Wijnhuis Korbeld in Raalte is dit zo gebleven. Korbeld is het centrum
gaan verhuren. Na moeilijkheden met eerdere exploitanten wordt het sinds 2003 gehuurd door Gea
Nieuwenhuis en haar man Jan Huiskes. Gea is een Wesepenaarse. De verkoop aan Korbeld heeft tot
gevolg gehad dat de zaalhuur aanzienlijk is verhoogd. Veel verenigingen zoeken daarom voor
repetities en minder belangrijke bijeenkomsten naar alternatieve locaties, zoals de basisschool en
gemeenschapsruimte in de Brouwershof, de woongemeenschap voor ouderen. Het merendeel van de
respondenten kan wel begrip opbrengen voor de verhoogde prijzen. De verenigingen kunnen vaak
zonder betaling gebruik maken van spullen van het zalencentrum, zoals stoelen en tafels, en alles is
verzorgd als je er een zaal afhuurt. Bovendien, zo stellen enkele respondenten, waren de ‘Dieperinken’
eigenlijk te loyaal aan de verenigingen. Een van hen beaamd: (de lage zaalhuur)… ‘Maar dat kwam
ook zo omdat de heer Dieperink ook heel ‘verenigings-minded’ was. Eigenlijk wel. Dat is echt een
verenigingsman.’ Het zalencentrum is wel een punt van zorg voor veel dorpsbewoners. Er doen
verhalen de ronde dat de eigenaar het wil verkopen aan een projectontwikkelaar. Verkoop zou de
eigenaar aanzienlijk meer geld opleveren dan wanneer hij het centrum als zodanig blijft verhuren.
Daarom vinden veel dorpsbewoners ook dat de gemeente een steentje moet bijdragen om de
continuïteit van het zalencentrum te waarborgen. Recentelijk is er overleg geweest tussen de gemeente
en een aantal Weseper verenigingen en Plaatselijk Belang over de beschikbaarheid van
gemeenschapsruimten in het dorp. De verenigingen hebben soms moeilijkheden om geschikte ruimtes
te vinden. De meeste verenigingen hebben geen eigen locatie waar spullen opgeslagen kunnen worden.
Zo maakt de Jeugdsoos gebruik van een ruimte bij de peuterspeelzaal en repeteert de harmonie op de
basisschool en in het zalencentrum. Het contact met de gemeente is verder beperkt. ‘We kunnen
onszelf wel bedruipen’; contact met de gemeente wordt snel gezien als bemoeienis. ‘Mijn stelling is:
“Geef de bewoners van zulke dorpjes als Wesepe… werk die niet tegen! Al die regels… bij een
speurtocht moeten ze gediplomeerde overzetters hebben…’’
Tot 1995 is er altijd een supermarkt(je) geweest bij Café Dieperink, die ook in handen was van de
familie. In de jaren voor de sluiting liep de verkoop behoorlijk terug: ‘De laatste supermarkt heb ik
dicht gedaan. Die was al heel klein. Die is in 1995 dicht gegaan en die had al veel eerder dicht
gemoeten.’ Na de sluiting van de supermarkt van de familie Dieperink zijn de dorpsbewoners volledig
aangewezen geworden op winkels in omringende dorpen, waarvoor men vooral naar Raalte of
Deventer gaat. Wel is er een kleine ‘boerenbuurtsuper’ in Wesepe, die is opgezet door de familie
Grootentraast, om de functies van de verdwenen supermarkt, groenteboer en slager enigszins op te
vangen. Daarnaast richt winkel zich ook op toeristen. Er worden voornamelijk streekproducten en
groenten en fruit verkocht. In de ‘Winkel van Sinkel’, een soort drogisterij aan de Raalterweg is een
postagentschap en daar vlakbij is een bakker die ook producten aan huis kan bezorgen. Daarnaast is er
nog altijd een ‘winkel aan huis’ (of zoals men noemt: een ‘winkelwagen’), die vooral voor minder
mobiele ouderen belangrijk lijkt te zijn. In de dorpskern is weinig middenstand te vinden, verspreid
buiten de dorpskern en aan de Raalterweg zijn wel een aantal bedrijven en ondernemers gevestigd:
enkele eetgelegenheden, de melkkoeltankleverancier MEKO, een partytent- en cateringverhuur en een
garagebedrijf. Er is in Wesepe dan ook weinig werkgelegenheid en het merendeel van de bewoners
werkt elders in de omgeving, zoals in Raalte of Deventer. Men reist voornamelijk per auto, die voor de
meeste mensen echt als noodzakelijk beschouwd wordt. De auto is gemeengoed, veel dorpsbewoners
hebben er minstens twee op de oprit staan. Het openbaar vervoer is beperkt tot een lijndienst van
Deventer naar Raalte die Wesepe (op weekdagen) twee keer per uur aandoet.
34
De sportverenigingen zijn ondergebracht op het sportpark ‘De Muggert’. Onder de koepel ‘Sportclub
Wesepe’ vallen een aantal sporten: voetbal, tennis, handbal, gymnastiek en volleybal. De sportclub
heeft ook een supportersvereniging. Naast de sportclub worden er nog tal van andere sportieve
evenementen georganiseerd. Er is een survivalvereniging en elke vereniging heeft zo zijn eigen
sportieve activiteiten, zoals fiets- en wandeltochten, en bijvoorbeeld nordic walking cursussen van de
Vrouwen van Nu.
Voor het uitgaansleven zijn de Wesepenaren aangewezen op plaatsen in de omgeving. Van de vier
cafés die er vroeger waren, is er nog één overgebleven. Deze wordt door de meeste dorpsbewoners
tegenwoordig eerder als vergaderinglocatie gezien dan als café.
Er zijn weinig voorzieningen voor ouderen en bejaarden. Er is één woongemeenschap van geschakelde
seniorenwoningen met een gemeenschapsruimte, ‘de Brouwershof’. Wordt men echt hulpbehoevend
dan moeten ouderen verhuizen naar een verzorgingstehuis in Raalte of Deventer. Het is echter zo dat
veel ouderen nog lange tijd zelfstandig blijven wonen met behulp van familie en bijvoorbeeld de kerk.
Respondenten lijken gewend te zijn aan het lage voorzieningenniveau. Men is ook van mening dat het
zinloos is om voorzieningen terug te halen: ‘Opeens wordt de overheid wakker, van ‘Oh kijk eens…’
en dan gaan ze allemaal zogenaamd van die leuke dingen op het platteland doen: een zorgboerderij,
een klein winkeltje bij een boerderij… nou, het is gerommel in de marge want je verdient er geen… je
verdient er niks mee. En dat moet dan zogenaamd weer leuk worden, want ze hebben een …. Toen ik
10 jaar terug las van “Hoe God verdween uit Jorwerd” toen zeg ik: ‘Het is een sjabloon, ik kan het er
precies opleggen.’ En, want je kan het niet terughalen. Dit zijn de gevolgen, en dat moet je er mee. …
Ik zeg, je kan hier in Wesepe wonen, tot je 85e, als je maar auto kan rijden. De voorwaarde is dat je
auto kunt rijden als je hier woont. En een auto hebt. Ik bedoel, dan maakt het toch niet uit waar je
woont. Want als ik nu 10 minuten in de auto zit, of 5 minuten.. je moet toch die auto in.’
5.2
DE WESEPENAAR?
Nou… wie is dat nu, de Wesepenaar, hoe voelt een Wesepenaar zich?
‘Tja… Wesepenaar’…. ‘Wesepe’…’
Wesepe is, zoals beschreven, van oudsher een agrarische gemeenschap, waarin familiebanden en
nabuurschap een belangrijke rol van betekenis hebben. En wat is Wesepe dan, wat is het dorpsgevoel?
In een aantal gesprekken kwam duidelijk het dorpsgezicht ter sprake: de kerk aan het plein met de rode
beuk, en ertegenover het Zalencentrum Wesepe. De meeste respondenten gaven als eerste antwoord
‘het bloeiende verenigingsleven, dat is wat Wesepe Wesepe maakt’. De saamhorigheid is daar sterk
mee verbonden: er is duidelijk een sterk dorpsgevoel en een lokale identiteit aanwezig in Wesepe. De
meeste dorpsbewoners voelen zich echt Wesepenaar, maar om daar uitleg aan te geven in woorden
blijkt moeilijk. Een van de dorpsbewoners vertelde ‘Wesepe is nieuwsgierig, iedere Wesepenaar is
nieuwsgierig, dat zeg ik, sociale controle, we zijn denk ik trots… laten we het zelfbewust noemen…. Ze
zijn een heel klein plekje in de gemeente Olst; voelen zich dus altijd achtergesteld ten aanzien van de
groten…’
Zoals eerder is beschreven, vallen ook kleine omliggende kernen onder de noemer Wesepe, althans
voor het gevoel van mensen. De grens ligt duidelijk bij Olst. Er is een antipathie te bemerken
tegenover Olstenaren en Olst in het algemeen, een gevoel dat leeft onder eigenlijk alle generaties
Wesepenaren. Onder jongeren uit dit zich vooral in het uitgaansleven en de sport. Zo gaan weinig,
nagenoeg geen jonge Wesepenaren uit in Olst en in de jaarlijkse voetbalwedstrijd van de
gemeenschappelijke jeugd van de gemeente Olst-Wijhe tegen Go Ahead Eagles loopt de spanning
soms behoorlijk op; dan niet tussen de twee teams, maar tussen teamgenoten uit de gemeente
onderling. Waarom de jongeren afkeer hebben tegen Olstenaren lijkt men niet duidelijk te kunnen
verklaren: ‘Maar ook gewoon, als Olst iets organiseert, wij zullen daar nooit heen gaan. Of het moet
een megasuperfeest zijn, maar in Olst organiseren ze ook niks, misschien is dat het wel. In Olst is
maar één ding: de jaarmarkt. En dan is er elke keer trammelant. Olst heeft geen jongerenvereniging.
Dat hebben ze wel geprobeerd, en ons erbij betrokken, Wesepe moest helpen om in Olst een
jongerending van de grond te krijgen, maar dat is niet gelukt. Het is faliekant mislukt.’ Oudere
Wesepenaren kunnen de afkeer beter verklaren. Olst is van oudsher een arbeidersdorp, tegenover de
agrarische gemeenschap die Wesepe is. De politieke ‘kleuren’ verschillen dan ook tussen de twee
35
dorpen8. Ook heeft het te maken met, zoals hier boven is genoemd, het gevoel achtergesteld te worden
door de gemeente. In Olst is een Kulturhus gebouwd, Wijhe krijgt een nieuwe sporthal, ‘terwijl wij
hier ook aan alle kanten uit onze voegen barsten. Maar als wij hier ook een nieuwe sporthal
neerzetten, komt die niet vol. En dan zeggen wij dus: (als klein kind): ‘Hun wèè!!’’
Het is echter niet zo dat de Wesepenaren volledig hun rug keren naar Olst; sommige Wesepenaren zijn
getrouwd met Olstenaren en wonen daarom nu in Olst, ook treedt de harmonie bij sommige
gelegenheden op met de harmonievereniging uit Olst.
Het jaarrond hebben de verenigingen vaste activiteiten. De kerstmarkt, Koninginnedag en de
Zomerfeesten zijn centrale evenementen voor het hele dorp. Er zijn een aantal tradities aan verbonden.
Zo wordt het Weseper volkslied altijd gezongen na het Wilhelmus op Koninginnedag, en ook op de
opening van de kermis van de Zomerfeesten wordt het Weseper volkslied gespeeld en gezongen. Het
is in de jaren zestig geschreven door meester Fopman, die les gaf op de A.Bosschool. De tekst wordt
voor het moment van zingen verspreid onder dorpsbewoners; de meeste dorpsbewoners kennen het
niet uit het hoofd. Door sommigen wordt er wat lacherig over gedaan, anderen lijken het wel
belangrijk te vinden: ‘Het creëert toch wel een soort van ‘wij-gevoel’, toch wel ja.’
WESEPER VOLKSLIED
In ’t Sallandse landschap bie Heeten, Roalte, Olst
ligt Wesepe dôrpie, waor ik zoveul van haol.
Zien bouwland, zien weiden, dèt blif toch altied mie.
mien dôrpie ie bint toch van mie.
Refrein :
We – se - pe dôrpie is van mie,
Blif mie lèven lang mie bie.
Met oe 14 eeuwse kark,
die nog steed, zo stoer en stark.
Met oe roodbont in de wei,
en oe veulens springend blij.
‘k Heb mie hart an oe verpand,
Woar ‘k ok goa in ’t land.
’t Verenigingslèven det geet hier altied goed,
de buren die helpt mekaar nog zo as ’t mot.
Met brulften en feesten dan bin ik d’r wel bie,
Oh dôrpie ie bint toch van mie.
8
Bij de landelijke verkiezingen van november 2006 stemden de Wesepenaren op respectievelijk het CDA: 301
stemmen; PvdA 164 stemmen; VVD 144 stemmen en SP 77. Ter vergelijking: (ondanks het verschil in totaal
aantal kiezers is het verschil duidelijk): één van de twee stembureaus in Olst (locatie gemeentehuis): CDA 246
stemmen; PvdA 493 stemmen; VVD 116 stemmen, SP 263 stemmen (bron: gemeente Olst-Wijhe, ‘Zo stemde
Olst-Wijhe, november 2006).
36
5.2.1 Weseper Erfgoed
De Wesepenaren die geboren en getogen zijn in het dorp hebben een gezamenlijk verleden. Vooral de
wat oudere dorpsbewoners zijn zich hiervan bewust, er is ‘historisch bewustzijn’. Zoals een van de
respondenten het verwoordde: ‘Dan heb je families die hier misschien al wel een paar honderd jaar
wonen, en je hebt families die hier 100 jaar wonen, enzovoort… dus je kent, wij kennen de
geschiedenis van die families.. wij weten als daar een kind loopt van 10 jaar… hoe zijn
overgrootvader eruit zag, en wat hij deed, en waarom hij dat deed. En dan zo’n kind ‘die lijkt er
precies op… die is ook zo vervelend. Of ja, dat is ook… die is ook zo eigenwijs’. Of net andersom. Dat
zijn bepaalde gedragingen die je herkent dus je hoeft het niet meer uit te leggen. Dus je hoeft je er ook
niet over op te winden want dat weet je. En dat je samen een geschiedenis hebt, dat je samen op school
zit, ik bedoel, wij zaten hier vroeger op de lagere school… en dan zie je, zie ik nu weer kinderen op de
lagere school van leeftijdsgenoten, dat zijn dan kleinkinderen daarvan. En dan denk je… ‘ooh ja… dat
is er daar een van’. Dat kan je zien. Zo. Dat hoef je eigenlijk niet meer uit te leggen. En dat is je
gezamenlijke geschiedenis.’
Op de idee gebracht door het ‘Olster Erfgoed’ is er pas geleden een groep gestart die tot doel heeft de
geschiedenis van Wesepe meer onder de aandacht en in beeld te brengen. Opvallend van dit initiatief
is dat ook dorpsbewoners die niet geboren en getogen zijn in Wesepe hierin actief zijn. De groep,
bestaande uit 11 mensen komt maandelijks samen. Het verzamelen van oude foto’s en informatie is
vergemakkelijkt doordat een aantal Wesepenaren zelf een klein archief aan foto’s en krantenknipsels
hebben bijgehouden door de jaren heen. Elke maand wordt er een oude foto in de dorpskrant geplaatst,
met als doel om later nog eens een complete tentoonstelling te maken van al het materiaal. Weseper
Erfgoed spreekt veel dorpsbewoners erg aan, zij vinden het leuk om familie of vrienden, of zichzelf op
oude foto’s te zien en herinneringen op te halen.
‘Want dat vinden de mensen leuk, zo van: ‘Ik stond er ook nog in..!’ Het is op zich wel leuk, als ik dan
kijk, van 40 jaar geleden, wij hebben dat ook eens opgeschreven, hoeveel bedrijven of er dan vroeger
hier waren, en dat dat dan allemaal weg is, winkel, en en, dat is toch wel leuk om dat een beetje op te
schrijven. Sommige mensen in Wesepe hebben alles wel 40 jaar lang uitgeknipt van wat er in Wesepe
in de krant stond, dat hebben ze allemaal ingeplakt. Dus dat is er al. En als je dat dan terug kijkt, dat
is dan wel heel leuk.’
Afbeelding 5.1 Een foto uit het album van Weseper Erfgoed
(Bron: Weseper Erfgoed)
37
5.3
SAMEN LEVEN IN HET DORP:
Het gemeenschapsleven in Wesepe
Het dorpsleven in Wesepe draait om het verenigingsleven. Er zijn bijna 30 verenigingen, waarvan
sommige een duidelijke doelgroep hebben, anderen bieden op hun beurt lidmaatschap aan alle
Wesepenaren. Het verenigingsleven speelt logischerwijs een belangrijke rol in het dorp.
Er zijn eigenlijk drie verenigingen die sterk aan een levensfase en leeftijdsgroep gebonden zijn; en
waarbij, zo lijkt het, nagenoeg alle dorpsbewoners zich aansluiten. Jongeren van 12 tot 15 jaar gaan
naar de jeugdsoos, op hun 15e sluiten zij zich aan bij ‘Jong Wesepe’ en wanneer men op zichzelf gaat
wonen, wordt men als huishouden lid van Labor. De plattelandsvereniging organiseert veel
verschillende activiteiten, waarvan veel bedoeld zijn voor alle gezinsleden, maar ook in kleiner
verband worden er dingen georganiseerd, zo is er binnen de vereniging een kleine beleggersclub
opgericht.
Naast deze drie verenigingen zijn er uiteenlopende organisaties en verenigingen. Veel dorpsbewoners
zijn lid van meerdere verenigingen en daardoor treft men elkaar meerdere keren per week tijdens
verschillende activiteiten. Lidmaatschap overlapt in veel gevallen. Het bestuur van de meeste
verenigingen is aangesteld voor een periode van ongeveer 5 jaar; Jong Wesepe verkiest jaarlijks een
nieuw bestuur.
Sommige verenigingen hebben de laatste jaren moeite met het aantrekken van nieuwe leden. Dit heeft
vooral betrekking op de wat meer traditionelere verenigingen, zoals de Vrouwen van Nu en de
harmonie. Het blijkt lastig om daarin jongeren te betrekken. Het teruglopende ledenaantal motiveert de
plattelandsvrouwen om nieuwe activiteiten te ontwikkelen die wat ‘meer van deze tijd’ zijn. Zo is er
een museumkunstclub, er worden nordic walking cursussen gegeven en in de leeskring worden actuele
thema’s besproken waarbij soms professionals, zoals de huisarts, betrokken worden om onderwerpen
nader toe te lichten, zoals klonen en autisme. Die avonden zijn ook toegankelijk voor niet-leden; er
wordt bekendheid aan gegeven in de dorpskrant. Bovendien kunnen aspirant leden van de Vrouwen
van Nu drie ledenavonden (gratis) bijwonen voordat ze moeten beslissen of ze lid willen worden. De
harmonie probeert door middel van voorlichtingsbijeenkomsten op de basisschool jonge leden aan te
trekken.
Naast de door verenigingen georganiseerde evenementen vinden er in Wesepe nog veel informele, op
zichzelf staande activiteiten plaats. In de meeste straten vindt tweejaarlijks een straatfeest plaats,
daarnaast zijn er groepen dorpsbewoners die in klein verband dingen samen ondernemen. Dit zijn
bijvoorbeeld kookavonden en uitjes in het land. Er is nagenoeg overal contact tussen buren en
familieleden die bij elkaar naar binnen lopen voor een praatje of hulp.
5.3.1 De kerk
Als instituut heeft de kerk in Wesepe in de laatste jaren, vergelijkbaar met de situatie in nagenoeg heel
Nederland, in betekenis afgenomen. Het aantal actief kerkgaande dorpsbewoners neemt al jaren af.
Een groot deel van de inwoners is wel lid van de kerk, maar dit beperkt zich tot passief lidmaatschap.
De kinderen worden vaak wel met een christelijke grondslag opgevoed. De kerk wordt vooral door
relatief oudere bewoners nog actief bezocht. Door veel respondenten is benadrukt dat Wesepe niet
exclusief voorbehouden is aan Nederlands hervormden. Ook wonen er katholieken en mensen van
andere gezindten. Men spreekt soms ook wel over ‘gemengde huwelijken’ in het dorp, wat toch wel
een opvallende uitspraak is wanneer men zegt dat de kerk geen belangrijke rol meer speelt. Wat ook
opvalt, is dat er niet gesproken is over mensen die helemaal niet gelovig zijn, respondenten spreken
over de eigen hervormde kerkgemeente of over katholieken. De kerkdienst op de zondag in het
weekend van de zomerfeesten is oecumenisch en wordt gehouden in de kermistent. Deze dienst wordt
een stuk drukker bezocht in vergelijking met diensten die door het jaar heen gehouden worden. Een
van de respondenten beschreef het als volgt: ‘Eigenlijk is de kerk ook gewoon een soort van
vereniging, zo moet je het zien’. De kerk is voor veel Wesepenaren een centraal punt; een
ontmoetingspunt of punt van vertrek voor activiteiten, daarnaast worden veel evenementen
georganiseerd op het kerkplein, zoals openluchtconcerten en de kerstmarkt. Zo heeft de kerk ook zeker
voor degenen die niet lid zijn een belangrijke rol.
Vanuit de kerk zijn er bezoekersgroepen voor ondersteuning van kerkleden, er is een bejaardensoos en
er worden een paar gezinnen financieel ondersteund. De bejaardensoos is openbaar; toegankelijk voor
38
zowel Nederlands hervormde als ook voor katholieke en niet-religieuze ouderen. Er wordt, zo wordt
expliciet genoemd, geen uitzondering gemaakt. Daarnaast is er vanuit de kerk een initiatief genomen
om activiteiten met gehandicapten die uit Wesepe komen, te ondernemen. Deze groep heeft zich
‘ZEO’ genoemd: ‘Zoekt Elkander Op’. De meeste gehandicapten wonen niet meer in Wesepe, maar
worden eens per maand op zaterdag opgehaald naar het jeugdgebouw naast de kerk. Vanuit dat punt
worden uitjes of activiteiten ondernomen. Gedurende de tijd dat ZEO bestaat is de groep betrokkenen
gegroeid en er zijn ook mensen actief die niet lid zijn van de kerk.
5.3.2 De dorpskrant: ‘Spreekbuis voor eenieder’
De Weseper dorpskrant bestaat nu 15 jaar. Voor de oprichting van de krant had elke vereniging zijn
eigen blad of nieuwsbrief. Omdat dit voor de meesten financieel steeds moeilijker te volbrengen was,
is de dorpskrant opgezet. Elke vereniging, en ook de basisschool, schrijft zich in voor een aantal
bladzijden per jaar. Door middel van de dorpskrant worden alle dorpsbewoners op de hoogte gesteld
van het reilen en zeilen van de verenigingen, en worden mensen uitgenodigd voor activiteiten en
evenementen. Wesepenaren die niet direct betrokken zijn bij de school kunnen in de dorpskrant lezen
over de belangrijkste ontwikkelingen van de school. Zowel het ‘wel en wee’ van de school als ook wat
er onderwijsinhoudelijk speelt, wordt erin vermeld. De meeste Wesepenaren hebben zelf op de school
gezeten en daardoor zijn zij er vaak wel in geïnteresseerd.
Alle Wesepenaren krijgen de dorpskrant thuisbezorgd; hieronder vallen alle huishoudens in het
postcodegebied 8121. Daarnaast krijgen de leden van Weseper verenigingen die buiten dit gebied
wonen de krant ook thuis bezorgd. De meeste respondenten geven aan dat de krant een belangrijke rol
speelt, zoals een van hen beaamt: ‘Dus dit vind ik voor zo’n klein dorp wel uhm…. En dat dat goed
door blijft draaien…’ De krant is min of meer een naslagwerk, zoals de eindredacteur het zelf noemt.
‘Het is niet een boekje waar je hard voor naar de brievenbus loopt, maar het is een boekje wat je
eigenlijk in elk huishouden wel ergens ziet slingeren.’
Plaatselijk Belang coördineert de maandkalender, die als eerste bladzijde in de krant staat. Van
verenigingen wordt verwacht dat zij Plaatselijk Belang informeren over hun activiteiten; vervolgens
probeert Plaatselijk Belang te voorkomen dat er (belangrijke) activiteiten samen vallen. Dit vooral
omdat verenigingen zichzelf er mee in de vingers snijden als ze tegelijkertijd activiteiten plannen,
aangezien lidmaatschap van de verschillende verenigingen in veel gevallen overlapt. Maar op zich
proberen de Wesepenaren dit zelf al goed af te stemmen. Een straat die tweejaarlijks een feest
organiseert doet dit in het jaar volgend op het straatfeest van de aanliggende straten.
Voor advertenties is maximaal 50 procent van de inhoud beschikbaar en momenteel bestaat er een
wachtlijst voor adverteerders. Het zijn vooral ondernemers uit de omgeving, niet alleen uit Wesepe,
maar ook uit omliggende dorpen zoals Raalte, en ook Deventer die zich inschrijven voor advertenties.
Zo adverteert de Rabobank met: ‘Het is altijd tijd voor een goede buur’.
5.3.3 Nabuurschap en onderlinge steun
De meeste inwoners van Wesepe zijn geboren en getogen in het dorp. Familiebanden zijn sterk, ze
spelen een belangrijke rol. Opvallend is dat in veel families generaties elkaar opvolgen in de
verenigingsbesturen. Een klein aantal familienamen is vaak terug te vinden; zij lijken de kern te
vormen van actievelingen in het verenigingsleven. Zoals genoemd is er veel onderling contact tussen
dorpsbewoners; ze komen elkaar bij tal van evenementen tegen en spreken elkaar in diverse
verbanden. Men is dan ook goed op de hoogte van elkaar: ‘Die kan je vandaag niet bellen, die is niet
thuis’, en: ‘ja maar, is die dan al terug van vakantie?’
Dorpsbewoners zijn zich ervan bewust dat het verenigingsleven nodig is om de sociale vitaliteit op het
huidige niveau te waarborgen, zoals een van de respondenten stelt: ‘Als er hier geen verenigingen
waren nou dan is het dorp, bloedt gewoon dood. De school, en verenigingen, ja.’ Men probeert de
actieve instelling door te geven aan de kinderen. Zo werd gezegd: ‘Als je… laat ik het zo stellen: wij
proberen onze kinderen wel zodanig op te voeden dat verenigingswerk in het leven hoort.’ Op tal van
manieren wordt er steun verleend aan elkaar, op formele en informele basis. Naast de initiatieven
vanuit de kerk is ook de vereniging de Zonnebloem vertegenwoordigd met een lokale afdeling.
Opmerkelijk aan de Zonnebloem in Wesepe is, dat deze zich eigenlijk richt op alle dorpsbewoners,
waar in andere plaatsen de steun en aandacht voorbehouden is aan ouderen. Daarnaast is er veel
informele steun. In sommige gevallen lijkt men zich hier niet volledig bewust van. ‘Steun, tussen
39
mensen onderling, nee, dat niet direct, nee.’ Waarna men later wel het gras van de buurman staat te
maaien: ‘ik was toch bezig’. Vragend naar onderlinge steun denkt men veel eerder aan manieren
waarop verenigingen elkaar onderling ondersteunen. Zo helpen leden van Jong Wesepe op een feest
van Labor door achter de bar te staan, en omgekeerd ook.
Inzet voor de gemeenschap is voor de meeste Wesepenaren erg belangrijk. Ondanks het feit dat vaak
benadrukt wordt dat deelname geheel vrijblijvend en vrijwillig is, laat men niet na te benoemen
waarvoor men zich inzet. ‘Maar ik doe nog veel meer hoor!’ en ‘Oh ja, ik ben ook nog ….’ Ook de
verenigingen zelf besteden aandacht aan de inzet van hun leden. Zo belonen de Vrouwen van Nu de
meest trouwe leden die een jaar lang alle ledenavonden bezocht hebben. Zij krijgen een klein
presentje, gemaakt door andere leden. De drijfveren waarom men zich inzet lijken vooral voort te
komen uit een gevoel van verantwoordelijkheid, iets willen betekenen voor de gemeenschap en omdat
men er iets terug voor krijgt, of indirect verwacht. Lof en respons. Zoals een respondent zijn inzet
motiveert: ‘Ja… nou ik denk omdat ik enerzijds heb ik altijd respect gehad voor mensen die dat, die
daar tijd voor hadden, om dat te doen, nou dat ben ik nou in aan het halen eigenlijk, ik vind het leuk
om te doen, ik krijg enorm veel respons…’ Vaak is de agrarische achtergrond erbij betrokken door
respondenten: ‘je was als boer een buur nodig, en niet zomaar een buur, maar één die ook verstand
van zaken had. Dus die mensen in de buitengebieden zijn altijd, hebben altijd een bepaalde mate van
afhankelijkheid van mekaar’. Ondanks het feit dat het merendeel van de dorpsbewoners tegenwoordig
in de dorpskern woont en niet meer in de landbouw werkt, zijn de omgangsvormen, gebaseerd op de
afhankelijkheid van de vertrouwde buur, belangrijk gebleven. Veel dorpsbewoners hebben wel een
agrarische achtergrond. Onder hen zijn boerenzoons of dochters en veel (vooral mannelijke)
dorpsbewoners hebben de Middelbare of Hogere Landbouwschool doorlopen. In veel gevallen is er
nog een boerenbedrijf in de familie.
Verschillende verenigingen gaan jaarlijks met donateurkaarten langs de deuren en organiseren soms
ludieke acties om extra inkomsten te verwerven. Zo heeft de Harmonie Wesepe closetpapieracties
waarbij men Wc-rollen aan de deur probeert te verkopen. Lokale ondernemers ondersteunen het
verenigingsleven voornamelijk door sponsorschap in de vorm van geld, kleding of attributen voor
evenementen. Het zalencentrum geeft stoelen en tafels in bruikleen, de buurtsuper doneert eieren of
appels met korting en zo zijn er nog veel meer voorbeelden te geven.
Wat de persoonlijke en collectieve inzet voor de gemeenschap en voor elkaar oplevert is in veel
gevallen niet meteen in resultaten uit te drukken, en men lijkt dat ook niet het belangrijkste te vinden.
Toch weten veel dorpsbewoners wel duidelijke resultaten van gemeenschappelijke inzet te benoemen.
Het voorbeeld van de AED apparaten (Automated External Defibrillator)9 is echt hét stokpaardje van
het dorp. Enkele dorpsbewoners initieerden de idee tot aanschaf van de apparaten, nadat twee
dorpsbewoners uit het buitengebied waren overleden aan een hartinfarct. De aanrijdtijd is in de
buitengebieden relatief lang. De Stichting AED werd opgericht en er werd gecollecteerd in het dorp,
waarna er uiteindelijk zeven defibrillators aangeschaft konden worden. De dorpsbewoners namen er
drie voor hun rekening, de ondernemers twee en de tandarts en de huisarts ook elk één. Meer dan 100
dorpsbewoners hebben de cursus gevolgd zodat zij de apparaten kunnen hanteren. De Stichting AED
heeft de Maatschappelijke Betrokkenheidprijs 2006 van de plaatselijke Rabobank gewonnen en de
basisschool haalde zelfs het NOS Jeugdjournaal; het was uniek dat kinderen van 11 en 12 jaar een
AED-certificaat behaald hadden. Ook verzorgt de school EHBO-cursussen aan kinderen in die leeftijd.
Dit gebeurt wel allemaal in overleg met ouders en een kinderpsycholoog. Een ander concreet resultaat
van gezamenlijke inzet is de bouw van de nieuwe sportkantine. ‘We hebben hier een voetbalclub, daar
hebben ze de afgelopen twee jaar een stuk bij aangezet, daar was een aantal uren begroot waarin
professionals moesten werken. Maar elke zaterdag waren er 20 of 25 mensen, die kwamen metselen,
timmeren, al die flauwe kul meer. Dus ze hebben zoveel geld over gehouden uit de begroting dat er
ook een lichtinstallatie op het tennisveld en een lichtinstallatie op het tweede veld, het voetbalveld, nu
is. Dat is uhm… wat Wesepe Wesepe maakt..’
9
Met een AED apparaat kan er snel en op relatief eenvoudige wijze reanimatie toegepast worden. In Wesepe
zijn de apparaten in beschermde ‘kastjes’ geplaatst om een aantal plekken in het dorp.
40
5.3.4 ‘Import’
De Wesepenaren lijken een enigszins afwachtende houding aan te nemen tegenover nieuwkomers, of
zoals wel wordt genoemd ‘import’. Het ligt aan nieuwkomers zelf of de integratie slaagt. Zij moeten
zich op een of andere manier bewijzen, ‘punten scoren’. ‘Mensen zijn heel enthousiast, en zeker hier in
Wesepe, als je een idee hebt dan willen ze graag meehelpen enzo, ja… er zijn een aantal dingen
geweest in het verleden die ik heb gedaan waar ik dan een beetje de kar heb getrokken,…(een
succesvol filmfestival10)…. laat ik het zo zeggen, die echt heel erg in de smaak zijn gevallen… enuh..
ja, dat stimuleert enorm natuurlijk.’ Wanneer nieuwkomers zich actief willen en kunnen inzetten voor
het verenigingsleven, zullen ze vanzelf mensen leren kennen en opgenomen worden in de
gemeenschap. Zij kunnen er echter ook voor kiezen om dit niet te doen; ‘even goede vrienden’; maar
dan zal het contact met dorpsbewoners niet zo betekenisvol zijn. Er worden dus duidelijk
verwachtingen gesteld aan nieuwkomers, maar dit zullen zij ook zelf moeten ontdekken. Een
belangrijk element hiervan is dat Wesepenaren verwachten dat nieuwkomers ‘buurt maken’. Dit houdt
in dat de nieuwe buur de omringende buren uitnodigt op de koffie om kennis te maken. Natuurlijk is
dit niet verplicht, maar eigenlijk wordt het wel verwacht.
Sprekend over nieuwkomers halen veel respondenten het voorbeeld van de ‘nieuwe’ huisarts aan.
Bijzonder is eigenlijk wel, dat velen hem nog enigszins als ‘nieuw’ lijkt te beschouwen, terwijl hij er
nu 4 jaar woont en werkt. Nog opmerkelijker is dat sommige respondenten nog van ‘nieuwbouw’
spreken, wanneer zij het hebben over een aantal woningen die ongeveer 15 jaar geleden zijn gebouwd.
Het geeft aan dat de meeste Wesepenaren geworteld zijn in de gemeenschap, en dat vernieuwingen
lang als zodanig beschouwd blijven. De verandering van een vrouwelijke naar een mannelijke huisarts,
die echt ‘van buiten’ kwam, was voor de veel Wesepenaren wel even wennen, zeker toen de praktijk
enigszins werd verfrist met nieuwe (knal)kleuren. De dokter lijkt het nu echter helemaal gemaakt te
hebben door het tal van activiteiten die hij onderneemt. Het is niet een afstandelijke dokter, ‘helemaal
niet elitair ofzo’. De dorpsbewoners werden verrast door de dokter die vooraan bij de biertap stond op
de kermis, waarbij ook wel wat reacties kwamen als ‘dat dut een dokter niet’. De huisarts zet zich in
voor het dorp in professionele zin, maar ook privé is hij actief betrokken bij het dorp. Als huisarts had
hij een belangrijke rol in de aanschaf van de AED apparaten, en ook de plattelandsvrouwen hebben
hem zoals eerder genoemd, wel eens als spreker uitgenodigd tijdens thema-avonden. Privé is hij actief
in de survivalvereniging en bij de Stichting Zomerfeesten, waarvoor hij veel waardering krijgt.
De aan nieuwkomers gestelde verwachtingen zijn door de nieuw gekomen respondenten niet zo
beleefd. Zo is de doktersfamilie warm verwelkomd in het dorp. In de eerste maanden na de verhuizing
werd hun eerste kindje geboren, en ondanks dat ze pas in het dorp waren komen wonen, werden ze
overstelpt met kaartjes en cadeautjes. De dorpsbewoners vonden het vooral erg fijn dat het
voortbestaan van de dorpspraktijk was gegarandeerd en de familie moest zich dus ook zeker thuis gaan
voelen.
10
Voor het festival werd elke vereniging werd gevraagd om een kort filmpje op te nemen, over een zelf gekozen
thema. Het werd een groot succes, waarbij verenigingen werden geassisteerd in de montage. Een vakkundige
jury, van regionale bekendheid koos uiteindelijk een winnaar. De gemaakte filmpjes zijn ook leuk voor ‘later’ en
kunnen wellicht deel gaan uit maken van Weseper Erfgoed in de toekomst.
41
6.
CONCLUSIE EN DISCUSSIE
In dit rapport is het onderzoek naar de aanwezigheid van een lokale identiteit, een
gemeenschapsgevoel en sociaal kapitaal in het dorp Wesepe beschreven. Volgend op het
theoretisch kader en de empirische gegevens van hoofdstuk 5, worden in dit hoofdstuk de
conclusies gesteld over de Weseper identiteit; het gemeenschapsgevoel, sociale cohesie en sociaal
kapitaal; en individualisering. Vanuit deze concepten en perspectieven wordt antwoord gegeven
op de deelvragen en de hoofdonderzoeksvraag, die gesteld zijn in hoofdstuk 4. De antwoorden op
de vragen komen in de eerste twee paragrafen terug. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een
korte discussie.
6.1
DE WESEPER IDENTITEIT
De hoofdvraag van dit onderzoek: ‘In hoeverre is er sprake van een dorpsidentiteit en in welke vorm
wordt dit door dorpsbewoners en lokale organisaties gedragen en geuit?’ kan op beschrijvende wijze
worden beantwoord. In het voorgaande hoofdstuk komt duidelijk naar voren dat er een dorpsidentiteit
in Wesepe aanwezig is, die voor de meeste dorpsbewoners erg belangrijk lijkt te zijn. Het dorp is erg
belangrijk voor zijn bewoners. Men voelt zich Wesepenaar, en ontleent zijn of haar identiteit aan de
dorpsgemeenschap. De Weseper identiteit bestaat vooral uit het verenigingsleven, de saamhorigheid
en het tal van activiteiten en tradities die verbonden zijn met het dorpsleven. De verenigingen hebben
ieder een eigen functie, die bijdragen aan de dorpsidentiteit. Voor de meeste Wesepenaren zijn
bijvoorbeeld Labor en de harmonie inherent verbonden met het dorp. Zij kennen het dorp niet zonder.
Volgens respondenten doorlopen de meeste dorpsbewoners het ‘traject’ van de Jeugdsoos, Jong
Wesepe en uiteindelijk Labor. Dit draagt bij aan de identiteit als dorpsbewoner, men wordt erdoor
gevormd. Jongeren en nieuwkomers maken op die manier kennis met de binnen de dorpsgemeenschap
geldende normen, waarden, en gebruiken. In veel gevallen beschreven respondenten het lidmaatschap
van deze drie verenigingen als min of meer noodzakelijk om contact te hebben en te onderhouden met
leeftijd- en dorpsgenoten.
Voor enkele respondenten speelt ook het dorpsgezicht mee in de identiteit: de kerk aan het plein met
het zalencentrum. En, ook al wordt er soms lacherig over gedaan; het volkslied hoort erbij. Het zingen
ervan is een het ritueel dat onder andere zeker bij de Zomerfeesten hoort. Het is daarnaast niet enkel
het leven van ‘nu’ waaraan men de dorpsidentiteit ontleent, ook de geschiedenis van het dorp en zijn
bewoners is belangrijk, of misschien zelfs belangrijker. Een aantal tradities staan rotsvast, en sinds
kort tracht men de geschiedenis te bundelen door Weseper Erfgoed. De collectieve geschiedenis en het
historisch bewustzijn versterken de banden tussen dorpsbewoners.
De dorpsidentiteit omvat een groter gebied dan enkel het dorp dat begrensd wordt door de
plaatsnaamborden. Ook kleine nabijgelegen kernen, zoals Averlo, Heeten en Broekland horen erbij.
Dit gebied is van oudsher het verzorgingsgebied van de Nederlands Hervormde kerk. De grenzen van
de dorpsidentiteit liggen bij het dorp Olst, ‘the other’ is de Olstenaar. De Olstenaar kan ook wel, in
extreme zin als een ‘common foe’, een gemeenschappelijke vijand, beschouwd worden (Bryceson,
2007). Volgens de meeste respondenten komt de antipathie jegens Olst voort uit het gevoel
achtergesteld te worden door en in de gemeente (Olst-Wijhe), in bijvoorbeeld ontwikkelingsplannen.
Dit gevoel leeft eigenlijk onder alle generaties. Ook verschillen de politieke voorkeuren tussen de
dorpen; Olst als arbeidersdorp tegenover een (voormalig) agrarische gemeenschap die Wesepe is.
Jongeren lijken niet duidelijk te kunnen verklaren waar de weerstand tegenover Olst vandaan komt.
Mogelijk hebben zij dit gevoel, en de houding, overgenomen van oudere generaties, zonder dat zij de
precieze achtergrond kennen.
De dorpsidentiteit wordt gevoed door de sterke contacten in de gemeenschap en het verenigingsleven;
men kent elkaar door en door. Dorpsbewoners treffen elkaar bij tal van evenementen en ondernemen
veel samen. De continue contacten, en de concrete resultaten en succesverhalen van de collectieve
inzet versterken de gemeenschap.
43
Hiermee zijn naast de hoofdvraag ook de eerste, tweede en derde deelvragen grotendeels beantwoord.
De eerste deelvraag doelt op de betekenis van het dorp voor zijn bewoners en de mate waarin zij hun
identiteit aan het dorp ontlenen. Dit is duidelijk naar voren gekomen. Wesepe is van groot belang voor
de Wesepenaren en hun identiteit wordt gevormd door het alledaagse dorpsleven waarin de
verenigingen centraal staan. De tweede deelvraag is gericht op de waarden die men hecht aan de
identiteit. De dorpsidentiteit creëert een ‘wij-gevoel’; men voelt zich thuis in het dorp. De Weseper
identiteit is sterk verbonden met het verenigingsleven en inzet voor het dorp is daar sterk mee
verbonden. De uiting die men aan de identiteit geeft, is hierboven ook duidelijk beschreven, dat het
antwoord is op de derde deelvraag: ‘Op welke wijze uiten dorpsbewoners hun identiteit als
dorpsbewoner in het dagelijkse leven: op welke ervaringen, gedragingen en interpretaties berust dit?’
De dorpsbewoners geven uiting aan hun identiteit door zich in te zetten in het vereniging- en
dorpsleven, het bruist van activiteiten en men ziet elkaar zeer regelmatig op formele en informele
bijeenkomsten, zoals een praatje met de buurman, op straat, of een wekelijkse repetitie. Het
verenigingsleven staat centraal, het is de voornaamste vorm waarop men betekenis geeft aan de
identiteit. De inzet in het gemeenschapsleven is noodzakelijk om de verenigingen, en daarmee het
dorp, draaiende te houden. Niet minder belangrijk is dat men altijd bereid lijkt te zijn elkaar te helpen,
formeel en informeel. De redenen waarom men zich inzet, is zoals genoemd vaak uit een
verantwoordelijkheidsgevoel, ook hebben respondenten gesproken over het gevoel er (indirect) iets
voor terug te krijgen, al is het alleen maar lof en respons. De vierde deelvraag wordt in de volgende
paragraaf beantwoord.
6.2
HET GEMEENSCHAPSGEVOEL, SOCIALE COHESIE EN SOCIAAL KAPITAAL
Eerder is gesteld dat de sociale cohesie op het platteland nog altijd hoog is. Wesepe vormt hierin geen
uitzondering. Het is duidelijk dat er onder dorpsbewoners een ‘wij-gevoel’ leeft, zo wordt ook
gesproken in termen van ‘ons’ en ‘wij’. Men voelt zich thuis in het dorp als Wesepenaar, en daardoor
deel van de gemeenschap. Enkele respondenten geven de indruk te spreken over een grote familie.
Men kent elkaar door en door, door dagelijkse contacten, de sterke verbanden, de gezamenlijke
geschiedenis en het historisch bewustzijn. Het gemeenschapsgevoel resulteert in sociale samenhang:
het uit zich in het bloeiende verenigingsleven en verschillende vormen van onderlinge steun. Naast
burenhulp zijn er verschillende initiatieven opgezet die duidelijk tot doel hebben anderen te
ondersteunen, zoals de ZEO. Ook helpen verenigingen elkaar onderling. Het verenigingsleven is zó
aanwezig en belangrijk dat het hoge aantal activiteiten goed moeten worden gecoördineerd, zoals
Plaatselijk Belang dat doet door middel van de maandkalender in de dorpskrant. De dorpsbewoners
lijken gewend te zijn aan het lage voorzieningenniveau. Sommige respondenten spraken er wel over
met enige melancholie, maar men beseft dat het de realiteit is. Het gebrek aan voorzieningen betreft
vooral winkelaanbod. Het dorp is zelfvoorzienend in eerste hulp met de dorpsdokter, de AED
apparaten en een vrijwillige brandweer. Veel jongeren voelen zich dermate aan Wesepe gebonden dat
zij ook in het dorp willen blijven wonen wanneer zij het ouderlijk huis verlaten, ondanks het gebrek
aan winkels, uitgaansmogelijkheden en werkgelegenheid. De mogelijkheid in het dorp te blijven
wonen wordt hen door de nieuwbouw ook geboden. Zoals werd uitgedrukt door een van de
respondenten: ‘Ik ben nooit de grens over geweest.’ Er gaat dus duidelijk een (potentiële)
bindingskracht uit van de dorpsgemeenschap die mensen binnen de grenzen houdt. De sociale
samenhang wordt door geen van de respondenten eigenlijk als benauwend ervaren. Door sommige
nieuwkomers werd dit eerst wel bevreesd maar uiteindelijk is het, zoals werd gezegd ‘200 procent’
meegevallen, en men wil niet meer weg. Door het merendeel van de respondenten is verteld dat
Wesepenaren duidelijk bepaalde verwachtingen stellen aan nieuwkomers. Daardoor oogt het voor
buitenstaanders mogelijk als een redelijk gesloten gemeenschap. Niettemin hebben de respondenten
die als ‘import’ in het dorp zijn komen wonen, verteld dat zij zich volledig geaccepteerd voelen en hoe
ze op een hartelijke manier verwelkomd zijn in het dorp. Opvallend is dat ook in Wesepe een
nieuwkomer een van de personen is geweest die het historisch bewustzijn onder dorpsbewoners heeft
aangewakkerd, door het opzetten van het ‘Weseper Erfgoed’, in overeenstemming met wat is gesteld
door Steenbekkers en anderen (2006) in paragraaf 2.3.
44
De vormen van sociale cohesie die hierboven beschreven zijn, resulteren in sociaal kapitaal. Sociaal
kapitaal is in dit onderzoek benaderd vanuit de definitie van Putnam. Hij beschrijft sociaal kapitaal als
(veer)kracht van de gemeenschap, het coöperatief vermogen van een groep (De Hart e.a., 2002;
Putnam 1993, 1995 in Portes, 2000). Men zet zich in zonder directe wederkerigheid: het is onbekend
wanneer, hoe en of men überhaupt iets voor zijn of haar inzet terug zal krijgen. Maar worden er wel
concrete resultaten behaald, zoals in gesprekken meerdere malen naar voren is gekomen. De
succesverhalen over de AED-apparaten, de prijs die ermee gewonnen is en het behalen van het Tvnieuws; ook de bouw van de sportkantine, het zijn vaak aangehaalde stokpaardjes van de
dorpsbewoners. Deze opbrengsten hebben een versterkend effect op het gemeenschapsgevoel en ook
op de gemeenschappelijke identiteit als Wesepenaar: ‘Wij waren in het nieuws’. Het zijn resultaten die
het coöperatief vermogen van de dorpsgemeenschap zichtbaar maken; resultaten waar in eerste
instantie niet op was ingezet.
Samengevat geeft dit antwoord op het slot van de tweede deelvraag: ‘Welke verwachtingen hebben
dorpsbewoners van het gemeenschapsgevoel?’ De verwachtingen die men heeft zijn evident: het
gemeenschapsgevoel is nodig om het dorp levend te houden en om elkaar steun te verlenen, dus om de
sociale vitaliteit en daarmee de leefbaarheid van het dorp te waarborgen. Zonder de verenigingen,
zonder het gemeenschapsgevoel zou het dorp ‘doodbloeden’. Het gemeenschapsgevoel resulteert in
onderlinge steun, zoals beschreven, en dit is een van de belangrijke impliciete verwachtingen die men
heeft van elkaar, zoals die ook aan nieuwkomers gesteld wordt. Dit is sterk verbonden met de derde
deelvraag, die ook al grotendeels beantwoord is in de vorige paragraaf. Inzet voor het dorpsleven,
waarvan de voorbeelden hierboven beschreven staan, is een norm voor veel dorpsbewoners. Het is de
manier waarop zij uiting geven aan hun identiteit, een vorm van sociale cohesie, de manier waarop
dorpsbewoners met elkaar verbonden zijn. Door de lopende regelmatige contacten, ontmoetingen,
wordt de identiteit en daarmee het gemeenschapsgevoel, en zeker ook het sociaal kapitaal van de
dorpsgemeenschap gevoed.
Om terug te komen op de vierde deelvraag: ‘Aan welke personen en organisaties wordt een rol
toegekend bij de totstandkoming van het gemeenschapsgevoel?’ kan gezegd worden dat men impliciet
verwacht van alle dorpsbewoners dat zij deelnemen aan en zich inzetten voor het dorpsleven.
Natuurlijk, zo is herhaaldelijk benadrukt, inzet is vrijblijvend, maar zonder inzet krijgt men ook niet
iets of minder terug. Er is een kleine groep mensen die de kar lijkt te trekken, mensen die vaker een
bestuursfunctie op zich nemen. De verenigingen en organisaties hebben ieder een eigen functie in het
dorp met een eigen doelgroep; gezamenlijk vormen zij het verenigingsleven. Zij hebben een
samenbindend effect op de dorpsgemeenschap. De gemeente Olst-Wijhe (de overheid) wordt enkel
een rol toegekend daar waar het gaat om materiele of financiële steun voor het dorpsleven. Verder is er
een enigszins wantrouwende houding tegenover de gemeente, zoals eerder genoemd.
6.3
INDIVIDUALISERING IN WESEPE
In het theoretisch kader is gesteld dat individualisering ertoe leidt dat personen eerder individuele
keuzes maken, gebaseerd op hun persoonlijke belangen en interesses. Uit de bovenstaande paragrafen
wordt duidelijk waaraan de Weseper identiteit ontleend wordt en in welke vormen sociale cohesie
geuit wordt. Het lijkt niet ‘beïnvloed’ te worden of te zijn door individualisering. De drijfveren voor
maatschappelijke participatie en inzet voor de gemeenschap komt bij de meeste respondenten voort uit
een gevoel van verantwoordelijkheid. Het is veelvuldig genoemd en men geeft dit door aan volgende
generaties, wat ook zichtbaar is in de frequente vermelding van dezelfde familienamen. Wat kort in
hoofdstuk 4 al is aangehaald, kan de theorie van Durkheim deze ontwikkeling duidelijk verklaren.
Deze stelt dat mensen zich meer aan de in de gemeenschap geldende normen en waarden zullen
houden, naarmate zij meer gehecht zijn aan de gemeenschap (Mollenhorst e.a., 2005). Dit geldt voor
de inzet van dorpsbewoners in het algemeen, maar des te meer verklaart het de actieve inzet van leden
van bepaalde families en andere intensieve relaties. Inzet voor de gemeenschap is voor veel
Wesepenaren een norm. Het verenigingsleven is nodig voor het leven in het dorp; het is wat Wesepe
maakt: dorpelingen maken het dorp. ‘Anders bloedt het dorp dood’. In die zin valt Wesepe dus onder
de noemer ‘traditioneel’ dorp, waar vrijwilligerswerk min of meer een vanzelfsprekendheid is. Bij de
meeste respondenten is er sprake van ‘dorpsbinding’ en niet zoals het door Van der Ziel genoemde
45
‘lokaal bewustzijn’. De meeste dorpsbewoners kiezen er duidelijk voor om zich in te zetten voor het
verenigingsleven in Wesepe, men is sterk gericht op het eigen dorp.
Individualisering in de zin van emancipatie vindt dus niet plaats in Wesepe. De vrijheid om
individuele keuzes te maken is er misschien wel, maar wordt niet benut, of de individuele keuze zou
zijn dat men zich actief wil inzetten en in het dorp wil blijven wonen. De binding die jongeren met het
dorp hebben is sterk, zoals hier boven is beschreven. Ondanks de mogelijkheden die zij hebben om ‘de
wereld’ te verkennen, lijken de meeste jongeren te zoeken naar woonruimte en werkgelegenheid in de
nabije omgeving. Ook kiest het merendeel van de jongeren voor lidmaatschap van Jong Wesepe, en
nagenoeg alle huishoudens lijken lid te zijn van Labor. Hierin lijkt dus de conclusie van De Beer
bevestigd te worden: ondanks toegenomen keuzevrijheid maakt men (vaak) nog voorspelbare,
dezelfde keuzes. Het is wel zo dat bijvoorbeeld de Vrouwen van Nu moeilijkheden heeft om jongere
vrouwen te interesseren, maar tot nu toe is gebleken dat vrouwen zich in latere jaren wel aansluiten.
De vormen van sociale cohesie zijn niet veranderd in Wesepe. Familiebanden zijn sterk, men heeft met
regelmaat contact met elkaar. De meeste respondenten lijken buiten het dorp weinig betekenisvolle
contacten te hebben. Daardoor vindt heterogenisering ook nauwelijks plaats. Er is weinig in en
uitstroom van bewoners, en ondanks dat jongeren misschien hoger of anders opgeleid zijn; de
levensstijl van de dorpsbewoners, de omgangsvormen en de sfeer in het dorp zijn door de jaren
nagenoeg onveranderd gebleven.
Naast emancipatie en heterogenisering als gevolgen van individualisering, wordt ook de afname in
betekenis van de ‘grote sociale en politieke systemen’ eronder verstaan. Ook in Wesepe heeft de kerk
als institutie in betekenis verloren de afgelopen jaren, zo is door meerdere respondenten bevestigd. Het
overgrote deel van de dorpsbewoners mag dan lid zijn van de kerk; men bezoekt de kerk weinig. Over
het algemeen zijn het vooral oudere dorpsbewoners die actief betrokken zijn bij de kerk. Toch is de
kerk op de achtergrond duidelijk aanwezig, waar dorpsbewoners zich niet altijd bewust van lijken te
zijn. Het verzorgingsgebied van de kerk is vaak genoemd als ‘rayon’ van de verenigingen en ook
hebben een aantal respondenten gesproken over ‘gemengde huwelijken’. Het kan dan ook gezegd
worden dat er geen individualisering heeft plaatsgevonden in de omliggende kernen, die ook onder
Wesepe vallen. Het merendeel van de mensen in die dorpen kiezen nog steeds voor de Weseper
verenigingen, terwijl zij zich ook bij verenigingen in andere nabijgelegen dorpen zouden kunnen
aansluiten. Naast de kerk wordt ook de traditionele gezinssamenstelling van vader, moeder en
kinderen vaak als sociaal systeem, institutie beschouwd. Uit de demografische gegevens van het dorp
(zie hoofdstuk 2), blijkt dat de verhouding tussen mannen en vrouwen nagenoeg gelijk is. Dit wijst
erop dat het merendeel van de huishoudens bestaat uit de traditionele gezinssamenstelling.
Samengevat is het duidelijk dat de dorpsgemeenschap in Wesepe niet of nauwelijks is
geïndividualiseerd. Men kiest vaak of altijd voor de bekende weg die door de generaties heen
bewandeld is. De lokale identiteit is dan ook nauwelijks beïnvloed door individualisering, ook wordt
de sociale cohesie er niet door bedreigd.
6.4 DISCUSSIE
Terugkomend op het onderzoek- en actie element van dit onderzoek, staan er verschillende punten ter
discussie. Allereerst zijn er bepaalde leer- of kernpunten die aangereikt kunnen worden aan overheden,
maatschappelijke (opbouwwerk) organisaties, verenigingen en wellicht de kerk. Daarnaast zijn er
opmerkingen vanuit het onderzoekselement en een noot over de onderzoeksmethodiek.
Het is duidelijk dat het verenigingsleven een centrale rol speelt in Wesepe, en dat dit voor het leven in
het dorp heel belangrijk is. De meeste respondenten hebben aangegeven dat de verenigingen zichzelf
prima kunnen ‘bedruipen’. Er is weinig contact met de gemeente Olst-Wijhe, zoals beschreven is, leeft
er antipathie jegens de gemeente. De gemeente is vooral ter sprake gekomen in negatieve zin. Zo
wordt het contact vaak gerelateerd aan bureaucratische procedures en het feit dat Wesepe altijd is en
wordt achtergesteld. Men heeft dus een wantrouwende houding tegenover de gemeente, maar aan de
andere kant is de overheid ook nodig. Het verenigingsleven is volgens de respondenten zo belangrijk
dat de gemeente voor het behoud ervan moet bijdragen. Veel respondenten hebben genoemd dat de
gemeente de continuïteit van het zalencentrum moet waarborgen, bijvoorbeeld door een investering, of
als slecht alternatief zou er een nieuwe Kulthurhus of zalencentrum gebouwd moeten worden. De kerk
46
heeft in betekenis verloren in de laatste decennia, dit lijkt ook niet te veranderen, in overeenstemming
met de landelijke ontwikkelingen. Toch zijn een aantal dorpsbewoners wel op andere manieren
betrokken bij de kerk, door middel van initiatieven zoals de ZEO. Het gebouw op zich is voor de
meeste dorpsbewoners wel heel belangrijk. De verschillende activiteiten die in het dorp, door
verenigingen maar ook door dorpsbewoners, ondernomen worden, zouden als voorbeelden aangereikt
kunnen worden aan verenigingen en organisaties in andere dorpen. Zo is Weseper Erfgoed een
uitstekende manier om de lokale geschiedenis onder de aandacht te brengen en het historisch
bewustzijn van bewoners aan te wakkeren. Ook het filmfestival in Wesepe was een groot succes; het
heeft verschillende groepen bewoners samen gebracht. Zonder meer zijn straatfeesten vaak een goed
middel om het contact tussen buren onderling te verbeteren. Er zijn in Wesepe dus veel activiteiten die
de saamhorigheid versterken. Het succes ervan is grotendeels afhankelijk van de motivatie van de
mensen die het organiseren en de doelgroep waarvoor het opgezet is.
Het onderzoekselement van dit onderzoek dient inzicht te geven in wat mensen samenbindt en hoe zij
uiting geven aan hun identiteit en gemeenschapszin. De concepten identiteit, individualisering, sociale
cohesie en sociaal kapitaal zijn gebruikt om hieraan bij te dragen. Het is duidelijk geworden dat de
algemene perceptie van individualisering discutabel is. Dit onderzoek ondersteunt de algemene
individualiseringstendens niet, het lijkt zo te zijn dat individualisering (in ieder geval in geheel) niet
heeft plaats gevonden in Wesepe. De kerk heeft als institutie wel aan dominantie verloren, maar op
een andere manier blijft de kerkgemeenschap wel belangrijk. Er zijn veel ‘gewoonten’ mee verbonden,
zoals de reden waarom mensen uit de omliggende omgeving georiënteerd zijn op Wesepe.
Emancipatie dan wel heterogenisering zijn beide niet gesignaleerd. De resultaten uit dit onderzoek met
betrekking tot individualisering ondersteunen hiermee de conclusies van De Beer (2007) die ook
beschreven staan in hoofdstuk 2. Hij signaleert de afname van de dominantie van de traditionele
instituties, maar stelt dat heterogenisering en emancipatie tot op heden niet of nauwelijks plaats
hebben gevonden.
De resultaten en conclusies van het onderzoek moeten met enige reserves geïnterpreteerd worden. Ze
zijn gebaseerd op de informatie verkregen van een laag aantal respondenten, die een specifieke groep
vormen die zeer actief is in het dorp. Het lage aantal respondenten was onvermijdelijk gezien de
intensiteit van het onderzoek. Hierdoor kan het gecreëerde beeld van het dorpsleven gekleurd zijn. Om
die reden moet het vervolgonderzoek in Wesepe dienen om de patronen in het dorp, het gedrag en de
meningen van de gemiddelde dorpsbewoner door middel van kwantitatief onderzoek te analyseren en
te valideren. Het vervolgonderzoek dat in een contrasterend dorp zal worden uitgevoerd waarin het
verenigingsleven moeizamer verloopt, kan daarnaast de verschillen duidelijk maken, waarom het in
Wesepe wel, en in een ander dorp niet loopt.
47
Literatuur
Anderson, C. en Bell, M. (2003), ‘The devil of social capital: a dilemma of American rural sociology’,
in: P. Cloke (eds.) Country visions, p. 232-244. Essex: Pearson Education Limited
Bærenholdt, J. en Aarsæther, N. (2002), ‘Coping Strategies, Social Capital and Space’, European
Urban and Regional Studies 9: 151-165
Beer, P de. (2007), ‘How Individualised are the Dutch?’, Current Sociology 55 (3): 289-413
Blok, A. (1997), ‘Het narcisme van de kleine verschillen’, Amsterdams Sociologie Tijdschrift 24 (2):
159-187
Bowie F. (1993), ‘Wales from within: conflicting interpretations of Welsh identity’, in: S.
MacDonald (eds.) Inside European identities. Ethnography in Western Europe, p. 167-193.
Oxford: Berg Publishers
Bryceson, D.F. (2007), ‘Introduction: The Artistry of Social Life’, in D.F. Bryceson, J. Okely en J.
Webber (eds.): Identity and Networks: Fashioning Gender and Ethnicity Across Cultures, p.
1-20. New York/Oxford: Berghahn Books
Burrough, J. (ed.), (2004), ‘Reconciliation of work and family life in rural areas in Europe: 18 best
practices’. Ede: National Reference Centre for Agriculture, Nature and Food Quality
Chloupkova, J.; Svendsen G.L.H; Svendsen G.T. (2003), ‘Building and destroying social capital: the
case of cooperative movements in Denmark and Poland’, Agriculture and Human Values 20:
241-252
Cloke, P. en Little, J. (1997), ‘Conclusion: Marginality and Rural Others’, in P. Cloke en J. Little
(eds.) Contested countryside cultures: otherness, marginalisation and rurality, p.272-285.
London/New York: Routledge
Cloke, P. (2006a), ‘Conceptualizing rurality’, in: P. Cloke, T. Marsden en P. Mooney (eds.),
Handbook of Rural Studies, p. 18-28. London: Sage Publications Ltd.
Cloke, P. (2006b), ‘Rurality and otherness’, in: P. Cloke, T. Marsden en P. Mooney (eds.), Handbook
of Rural Studies, p. 447-456. London: Sage Publications Ltd.
Cohen, A.P. (1985), ‘The symbolic construction of community’. Chisester: Ellis Horwood Ltd.
Ederson, T. (2006), ‘Performing rurality’, in: P. Cloke, T. Marsden en P. Mooney (ed.), Handbook of
Rural Studies, p. 484-495. London: Sage Publications Ltd.
Foster, M.; Meinhard, A. en Berger, I. (2003): ‘The Role of Social Capital, Bridging or Both?’
Working Paper Series 22. Toronto: Ryerson University, Centre for Voluntary Sector
Studies. Retrieved from http://www.ryerson.ca/cvss/WP22.pdf, July 2007
Ginkel, R. van (1999), ‘Op zoek naar eigenheid. Denkbeelden en discussies over cultuur en identiteit
in Nederland’. Den Haag: Sdu Uitgevers
Hart, J. de; Knol, F.; Maas-de Waal, C. en Roes, T. (red.) (2002), ‘Zekere Banden’. Den Haag: SCP
Kleine, J. (2007), ‘Doe-het-zelfdorp’, Volkskrant Magazine 16 juni 2007. Amsterdam: PCM
Uitgevers
Lee, J.; Arnason, A.; Nightingale, A. en Shucksmith, M (2005), ‘Networking: Social capital and
identities in European rural development’, Sociologia Ruralis 45 (4): 269-283
Linse, I. (2006), ‘Werkplan 2007’. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut
Mak, G. (1996), ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’, Amsterdam: Atlas Uitgeverij
Mollenhorst, G.; Bekkers, R. en Völker, B. (2005), ‘Hulpeloos in de stad? Verschillen tussen stads- en
plattelandsbewoners in het aantal informele helpers’, Mens & Maatschappij 80 (2): 159-178
Nahapiet, J. en Ghoshal, S. (1998), ‘Social Capital, Intellectual Capital, and the Organizational
Advantage’, The Academy of Management Review 23(2): 242-266
Overbeek, G.; Vader, J. en Elst, M. van der; (2007), ‘Nieuwkomers in het landelijk gebied’. Den Haag:
LEI
Panelli, R. (2006), ‘Rural society’, in: P. Cloke, T. Marsden en P. Mooney (ed.), Handbook of Rural
Studies, p. 63-90. London: Sage Publications Ltd.
Portes, A. (2000), ‘The Two Meanings of Social Capital’, Sociological Forum 15 (1): 1-12
Pritchard, A. en Morgan, N.J. (2001), ‘Culture, identity and tourism presentation: marketing Cymru or
Wales?’ Tourism Management 22: 167-179
49
Somers, N. en Roling, N. (2001), ‘Platteland wordt groene ruimte. Gedijen Nooijs begrippenparen
daar ook? in: H. de Haan, T. Mol en G. Spaargaren (eds.), Het precaire evenwicht tussen
distantie en betrokkenheid, p. 86-97. Wageningen: Wageningen Universiteit,
Maatschappijwetenschappen
Steenbekkers, A.; Simon, V. en Veldheer, V. (red.) (2006), ‘Thuis op het platteland. De leefsituatie
van het platteland en stad vergeleken’. Den Haag: SCP
Webber, J. (2007), ‘Making Sense of the Past: Reflections on Jewish Historical Consciousness’, in:
D.F. Bryceson: J. Okely, J. en J. Webber (eds.) (2007), Identity and Networks: Fashioning
Gender and Ethnicity Across Cultures. New York/Oxford: Berghahn Books
Ziel, van der, T. (2006a), ‘Leven zonder drukte. Wat stedelingen waarderen in het platteland’. Den
Haag: SCP
Ziel, van der, T. (2006b), ‘Verzet en verlangen: de constructie van nieuwe ruraliteiten rond de mkzcrisis en de trek naar het platteland’. Wageningen: Wageningen Universiteit, Rurale
Sociologie.
Bronvermelding
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
Dorpskrant Wesepe: spreekbuis voor eenieder’, Jaargang 15: nr. 165 Stichting Dorpskrant
Wesepe
Gemeente Olst-Wijhe (2006), ‘Zo stemde Olst-Wijhe, november 2006’,
http://www.olstwijhe.nl/gemeente/websites/olstwijhe/upload/2ekamer2006oppartij3.pdf;
geraadpleegd Juni 2007.
Jubileumboek Labor en Stichting Zomerfeesten; 75 en 25 jarig bestaan
Spil Adviesgroep (2004): ‘Dorpsontwikkelingsplan Wesepe: ‘Wesepe, klein en toch groot…’
Zwolle
Weseper Erfgoed: www.wesepererfgoed.nl
maps.google.nl
www.wesepe.nl
www.jongwesepe.nl
www.harmoniewesepe.nl
www.olst-wijhe.nl
50
Bijlage I
(Bron: Google Maps, 2007)
51
Bijlage II
(Bron: Google Maps, 2007)
53
Bijlage III
Wesepe moet eldorado worden voor ‘wonen en
werken’
4 APRIL 2006 - WESEPE - Een bedrijventerrein rond een nieuwe rotonde en nog twee aan het einde van de
Boxbergerweg. Maar de oude vleesfabriek en vervallen boerenschuren moeten juist plaats maken voor woningen.
Dit toekomstplan voor Wesepe lokte gisteren een honderdtal dorpsbewoners naar het zalencentrum.
De reacties waren gemengd, want er zal in twintig jaar veel veranderen.
De omleiding van de N348 is de rode draad in de plannen voor een nieuw bedrijfsklimaat. Zoals
bekend krijgt die weg twee rotondes. De noordelijke is voorbestemd voor twee hectare ‘bedrijven op
zichtlokatie’.
‘Het benzinestation komt daarvoor zeker in aanmerking’, verklaarde plannenmaker Gerard van den
Brink. Omdat het oude deel van de Raalterweg bijna een binnenweg wordt, is de toekomst voor Total
Wesepe op de huidige plaats zorgelijk. Wellicht zijn er meer bedrijven die daarom naar de rotonde
willen verhuizen, betoogde Van den Brink.
De rijksoverheid introduceerde al een ‘rood voor rood beleid’ (huizen vervangen overbodige stallen),
de gemeente Olst-Wijhe gaat dit voor Wesepe intensiveren. Waar dergelijke landhuizen verrijzen,
worden ook bosjes of bomensingels geplant. Om het landschap verder te verfraaien, een planologie die
de omschrijving ‘groene kathedralen’ heeft gekregen.
Ook andere dan agrarische bedrijven komen voor die aanpak in aanmerking. Sturko Meat, de slachterij
waar ooit 132 mensen werkten en die drie jaar geleden dicht ging, wordt gesloopt voor ‘ongeveer zes
huizen’. Het is de bedoeling ook de caravanstalling en voormalige camping naast Sturko te bestemmen
voor woningbouw.
Toen een inspreker deze bouw van ‘plukjes huizen’ aan de kaak stelde, poogde wethouder Cor van den
Berg deze gerust te stellen: ‘Wesepe wordt echt niet volgebouwd.’ Van den Brink wil verder iets doen
voor recreatie en toerisme. Hij denkt aan een wandel- en ruiterpad over de voormalige spoordijk, waar
zeventig jaar geleden een trein van Deventer via Diepenveen en Wesepe naar Ommen reed.
Veel vragenstellers toonden zich bezorgd over een plattegrond van Wesepe, getoond op een scherm,
met veel lichtblauwe zones rond de beek Vloedgraven. Die overloopgebieden komen eens in de
honderd jaar onder water te staan, om een totale watersnood elders te voorkomen. Na deze verzekering
zakte de bezorgdheid wat af.
Verschillende bezoekers liepen te hoop tegen overlast van de ‘nieuwe’ N348, tegen een gebrek aan
voorlichting over de vele planologische opties en de onrust door al die veranderingen. Die
zogenaamde gebiedsvisie is voorbereid door de gemeente in overleg met Plaatselijk Belang Wesepe en
Ondernemersvereniging Wesepe. Enkelen stelden de representativiteit van die clubs ter discussie,
maar de laatste die het woord kreeg, een dame van licht gevorderde leeftijd, redeneerde: ‘Er zijn de
afgelopen jaren zoveel mooie bedrijven verdwenen. Ruimte voor nieuwe bedrijven en huizen is goed
voor de leefbaarheid, het in stand houden van verenigingen, scholen, noem maar op.
De stentor, 04-04-06
55
Irna Hofman, Augustus 2007
[email protected]
830110-350-030
Vakgroep Rurale Sociologie
Maatschappijwetenschappen
Wageningen University
57
Download