Mission (im)possible Onderzoek naar de rol van de faciliteerder in georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen MA Scriptie Nederlandse Taal en Cultuur – Interculturele Communicatie Wendolijn Beukers, 3335445 Onder begeleiding van Dr. Jan D. ten Thije en Dr. Marie-Christine Kok Escalle Augustus 2011, Universiteit Utrecht Voorwoord Het was december 2010 toen ik voor het eerst naar Israël ging en naar de Palestijnse gebieden. Ik had wel eens gehoord over het conflict tussen de Israëliërs en de Palestijnen, maar ik heb nooit de moed gehad om me erin te verdiepen. Deze toeristische reis naar dit conflictgebied dwong me ertoe om meer over het conflict te weten te komen. Op mijn ontdekkingstocht door het land, via boeken en films, surfend op internet, raakte ik steeds meer geboeid door de situatie. Voor een Masterstudent Interculturele Communicatie als ik, is het conflict en het land zelf een oneindige bron aan fascinerende interculturele interacties. Hoewel de conflictsituatie diep triest is, kwam ik ook steeds weer sprankjes hoop tegen. Hoop op vrede en op verzoening. Er bleken organisaties te bestaan die mensen van de conflicterende partijen bij elkaar brachten en met elkaar lieten praten. En organisaties die Joodse en Palestijnse kinderen samen lieten spelen. Het zijn kleine bubbels van een utopische wereld als je deze activiteiten vanuit het perspectief van de rauwe realiteit bekijkt, maar deze pogingen voor verandering van de status quo, raakten mij. Er kwamen talloze vragen bij me op. Waarom zijn er zoveel organisaties die zich inzetten voor dialoog tussen Joden en Palestijnen? Wat is de rol van Nederlandse organisaties? Wat beweegt mensen om daar aan mee te doen? Heeft het wel effect? En welk effect heeft het dan? Waarom verandert het niets aan de conflictsituatie? Een brainstormsessie voor mijn masterthesis was geboren. Een onderzoek naar dialoog in de samenlevingen van Israël en Palestina - dat moest het worden. Na veel nadenken, onderzoeksplannen en besprekingen, kwam het uiteindelijke onderwerp van dit onderzoek eruit: de rol van de faciliteerder in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Terugkijkend kan ik zeggen dat ik als een vrij vlindertje naar Israël ben gevlogen met het idee een bijzondere dialoog te vinden tussen Joden en Palestijnen. Uiteindelijk heeft de weerbarstige realiteit van het conflict me ingehaald. Mensen elkaar laten ontmoeten in de context van Israël en Palestina is een zeer moeizaam, complex en emotioneel proces. En veel van deze ontmoetingen blijken lang niet zo’n positieve bijdrage te leveren als dat op het eerste gezicht lijkt. Om die redenen is het uiteindelijk een pittig onderzoek geworden, zowel qua uitwerking als geestelijk, en niet minder wat betreft de resultaten en conclusies. Via deze weg wil ik de mensen bedanken die dit onderzoek hebben mogelijk gemaakt. Ik wil allereerst mijn begeleiders Jan ten Thije en Marie-Christine Kok Escalle bedanken voor hun steun bij dit onderzoeksproject. Dank voor de vrijheid die mij de mogelijkheid heeft gegeven om dit onderzoek uit te voeren en voor de hulp voor en tijdens het onderzoeksproces. Veel dank ook aan de organisaties die hebben meegewerkt aan dit onderzoek door middel van interviews, maar ook door het bieden van informatie en het geven van contacten. Zij hebben mijn ogen geopend. Ik wil ook de mensen bedanken die mijn verblijf in Israël en Palestina tot een onvergetelijke ervaring hebben gemaakt. De mensen die ik heb ontmoet; de gesprekken die we hebben gehad; de avonturen die ik met heb beleefd – het was allemaal fantastisch! En ook mijn vrienden en familie ben ik dankbaar voor hun support en medeleven. Zij beurden me op als ik het even niet meer zag zitten. Ik wens de lezer veel leesplezier toe, en ik hoop dat dit onderzoek een constructieve bijdrage zal leveren aan zijn inzicht over georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Wendolijn Beukers Augustus 2011 2 Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................................. 2 Inhoud ..................................................................................................................................................................... 3 Landkaart Israël & Palestijnse gebieden anno 2011 ............................................................................................... 4 1 | Inleiding ............................................................................................................................................................. 5 2 | Respondenten ................................................................................................................................................... 7 3 | Methodes & Operationalisering ...................................................................................................................... 12 Deel I - Conflict 4 | Historisch overzicht van conflict Israël en de Palestijnen ............................................................................... 18 5 | Geschiedenis van dialoog in Israël en Palestina .............................................................................................. 20 6 | Nederland, Joden, en Israël ............................................................................................................................. 22 7 | Conflict & Mediation ....................................................................................................................................... 26 7.1 | Conflict ..................................................................................................................................................... 26 7.2 | Mediation & conflict resolution ............................................................................................................... 30 7.3 | Rol van faciliteerder ................................................................................................................................. 32 7.4 | Conclusie .................................................................................................................................................. 34 Deel II - Ontmoetingen 8 | Mission (im)possible: georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen ....................................... 36 9 | Mediatieve conflictoplossingen ....................................................................................................................... 39 9.1 | Benaderingen ........................................................................................................................................... 39 9.2 | Mediationmethoden ................................................................................................................................ 44 Deel III - Obstakels 10 | Obstakels in georganiseerde ontmoetingen ................................................................................................. 48 Deel VI - Conclusies 11 | Conclusie ....................................................................................................................................................... 56 12 | Aanbeveling ................................................................................................................................................... 57 13| Discussie ......................................................................................................................................................... 58 14 | Referenties .................................................................................................................................................... 59 15 | Bijlage – Interview vragen ............................................................................................................................. 63 3 Landkaart Israël & Palestijnse gebieden anno 2011 (Bron: www.pbs.org/newshour/indepth_coverage/middle_east/conflict/map.html - 7 augustus 2011) 4 1 | Inleiding Al 63 jaar strijden Israëliërs en Palestijnen om hetzelfde stuk land en de natuurlijke bronnen. Inmiddels is het niet meer alleen een conflict over materiële zaken, maar door de jaren heen is het conflict diep geworteld in de samenleving en het denken van de bevolking. Het is een conflict van macht en onderdrukking, een competitie om de rol van slachtoffer, en één van angst aanjagen. Twee partijen die elkaar al zo lang bestrijden, kunnen die ooit nog tot een duurzaam vredesakkoord komen en met elkaar verzoenen? Of dit op nationaal of internationaal politiek niveau mogelijk is, zal in dit onderzoek niet worden beantwoord. Wat wel relevant is, is de vraag of individuen in de civiele samenleving nader tot elkaar kunnen komen. Onderzoek In dit onderzoek staat het mediationproces centraal in de samenleving tussen Joden en Palestijnen in Israël en de Palestijnse Gebieden. In de afgelopen dertig jaar zijn er allerlei pogingen gedaan om de burgers van beide partijen dichter bij elkaar te brengen en met elkaar te verzoenen. Een vorm die veel gebruikt wordt om mensen bij elkaar te brengen, zijn georganiseerde ontmoetingen onder leiding van een derde (soms buitenlandse) partij. Er is heel veel onderzoek gedaan naar de interacties tussen de deelnemers tijdens deze georganiseerde ontmoetingen (zie Halabi & Sonnenschein 2004; Halabi 2011; Maoz 2000, 2001, 2004, 2005; Senfft 2010; Suleiman 2004a) maar er is weinig aandacht voor de personen die deze ontmoetingen organiseren en nog minder voor hoe zij deze ontmoetingen succesvol kunnen faciliteren. Onderzoek naar de rol van de mediator is daarom noodzakelijk. Uit onderzoeken naar de interacties tussen deelnemers in de georganiseerde ontmoetingen, blijkt dat er allerlei complexe groepsprocessen de ontmoeting (voornamelijk negatief) beïnvloeden. Maar er is weinig aandacht voor hoe een faciliteerder/mediator hiermee om moet gaan. Dit onderzoek kan eraan bijdragen om deze leemte te vullen. De hoofdvraag van dit onderzoek is: Hoe leiden faciliteerders de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen, in Israël/de Palestijnse gebieden? Daarnaast zijn er vier deelvragen geformuleerd: 1. Hoe leiden faciliteerders georganiseerde ontmoetingen onder extreme omstandigheden? 2. Welke parameters spelen een rol in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen? 3. In hoeverre zijn faciliteerders zich bewust van de parameters die een rol spelen in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen? 4. Welke motivaties hebben Nederlandse faciliteerders om actief te zijn in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen? Om antwoord te krijgen op deze vraag zijn er tien faciliteerders en organisatoren van zeer diverse organisaties geïnterviewd. Aan de hand van deze interviews en literatuur over georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen, wordt onderzocht hoe de faciliteerders ontmoetingen tussen Joodse en Palestijnen leiden, en welke competenties en vaardigheden ze daarvoor nodig hebben. Daarnaast wordt op de achtergrond gekeken waarom Nederlanders actief zijn als faciliteerders in de ontmoetingen tussen Joodse en Palestijnen. Woordkeuze In dit onderzoek staan georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen centraal. De woordkeuze die hier gebruikt wordt, vraagt enige toelichting. Er is bewust gekozen om de term Joden te gebruiken in plaats van Israëliërs. De Israëlische samenleving bestaat namelijk uit verschillende etnische groepen, waaronder Joden (van allerlei origines) maar ook Arabieren die na de oorlog in 1967 in Israël zijn gebleven, in plaats van in de Palestijnse Gebieden (Westbank en Gaza) terecht gekomen zijn of gevlucht zijn naar een ander land. Deze 5 Arabieren hebben over het algemeen een Israëlisch paspoort, maar hebben niet dezelfde privileges en rechten als Joodse Israëliërs. In de Israëlische samenleving is het onderscheid tussen Joodse Israëliërs en Arabische Israëliërs verder duidelijk zichtbaar doordat beide groepen zeer gescheiden van elkaar leven. Daardoor identificeren veel Arabische Israëliërs zich eerder met de Palestijnen in de Palestijnse Gebieden, dan met hun Joodse medeburgers. Om die reden worden in dit onderzoek de Arabieren/Palestijnen uit Israël en de Palestijnen uit de Westbank en Gaza bij elkaar gevoegd, en wordt er gesproken van ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Alleen als het nodig is zal er onderscheid gemaakt worden tussen de diverse groepen. Dit wordt in de tekst duidelijk aangegeven. Indeling onderzoek De rapportage over dit onderzoek bestaat uit drie delen: 1) Conflict, 2) Ontmoetingen, 3) Obstakels. In deel één zal er allereerst een historisch overzicht worden gegeven door middel van een tijdlijn om het verloop van het conflict tussen Israël en de Palestijnen helder voor ogen te krijgen. Daarna zal er gekeken worden naar de geschiedenis van de georganiseerde ontmoetingen in het licht van de politieke en historische context van het conflict. Vervolgens zal gekeken worden naar de verhoudingen tussen Nederlanders en Joden en hoe dit de rol van Nederlanders in de dialoogactiviteiten heeft beïnvloed. Tot slot zullen de theoretische concepten conflict en mediation worden besproken. In het tweede deel staan de georganiseerde ontmoetingen centraal. Er zal worden gekeken naar welke benaderingen en mediationmethodes er gebruikt kunnen worden in georganiseerde ontmoetingen, de rol van de faciliteerders daarin, en welke benaderingen en mediationtechnieken de respondenten gebruiken. In het derde deel wordt er gekeken naar de parameters die obstakels kunnen vormen in de ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen en hoe de respondenten hiermee omgaan. Doel van het onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de kwaliteiten waarover een faciliteerder moet beschikken om zijn rol te kunnen vervullen in een complexe situatie, zoals die van de interculturele mediatieve bijeenkomsten tussen Joden en Palestijnen. De onderzoeker hoopt dat dit onderzoek er toe bijdraagt dat organisaties zich (beter) gaan realiseren welke bijzondere rol de faciliteerder in de ontmoetingen heeft en wat hij moet beheersen om zijn taak uit te voeren op een manier die constructief is voor de deelnemers van de ontmoetingen. 6 2 | Respondenten In dit hoofdstuk zullen de respondenten die meewerkten aan dit onderzoek worden geïntroduceerd en de organisaties waarvoor zij werken. Voor dit onderzoek zijn tien mensen geïnterviewd. Ze werken voor verschillende organisaties die actief zijn op het gebied van ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Alle respondenten zijn faciliteerder van deze ontmoetingen of zijn dat in het verleden geweest. De respondenten zijn van Joods-Israëlische, Palestijnse, of Nederlandse afkomst, en één respondent is half Joods en half Palestijns en woont in Israël. De Joods-Israëlische respondenten wonen allemaal in Israël, de Palestijnse in de Palestijnse gebieden en de Nederlanders wonen in Israël of hebben daar langere tijd gewoond. De respondenten spreken allemaal Hebreeuws als moedertaal of als tweede taal, en spreken Engels als tweede of derde taal. De Palestijnse deelnemers spreken daarnaast nog (Palestijns-) Arabisch als hun moedertaal. Eén Nederlandse spreekt naast vloeiend Nederlands, Hebreeuws en Engels, ook nog vloeiend Arabisch. Wat betreft de organisaties zijn er grote verschillen in de visies die zij hebben over de ontmoeting tussen Joden en Palestijnen. Dat blijkt uit de zeer diverse werkwijzen die de organisaties hebben. Alle organisaties zijn onafhankelijke organisaties en dus niet verbonden aan een politieke partij. Voor hun financiën zijn alle organisaties afhankelijk van donoren en fondsen van buiten Israël of Palestina. Hieronder volgt een overzicht van de kenmerken van de respondenten, gevolgd door een omschrijving van alle organisaties en de functies van de respondenten daarin. 7 Tabel 1 - Overzicht organisaties en respondenten Organisatie Oorsprong organisatie IsraëlischPalestijns Naam respondent Michael Warschawski Nationaliteit Leeftijd Opleiding en universiteit Huidige Functie JoodsIsraëlisch 62 Studie in Talmoed Universitaire studie Filosofie Activist; Journalist Center for Conflict Resolution and Reconciliation (CCRR) Palestijns Noah Salameh Palestijns 58 Oprichter CCRR; Directeur Stichting Communication Middle East (COME) Nederlands Maaike Hoffer Nederlands 30 Interfaith Encounter Association Israëlisch Yehuda Stolov JoodsIsraëlisch 50 PhD in Conflict Analysis and resolution M.A. in International Peace Studies 15 jaar ervaring op het gebied van conflict resolution en reconciliation Universitaire studie Talen en Culturen van het MiddenOosten Studie in Talmoed en Torah Universitaire studie Scheikunde Jerusalem Center for Jewish-Christian Relations Israëlisch Hana Bendcowsky JoodsIsraëlisch 37 Programma directeur Nes Ammim Nederlands/ WestEuropees JoodsIsraëlisch – PalestijnsIsraëlisch Frans van der Sar Nederlands 57 Michal Zak JoodsIsraëlisch 52 Universitaire studie Comparative Religion; 14 jaar ervaring met interreligieuze activiteiten in Israël Universitaire studie Theologie (Protestantse Kerken Nederland) Universitaire studie Joodse Filosofie en Algemene Filosofie Nederlands/ WestEuropees Simon Schoon Nederlands 67 Universitaire studie Theologie (Gereformeerde Kerk) Peres Center for Peace Israëlisch Amir Jousey 31 Leger?? Seeds for Peace – Midden Oosten Amerikaans/ Palestijns Mohammed Nasser Edin Joods/PalestijnsIsraëlisch Palestijns 32 (checken) Predikant; Hoogleraar Verhouding Jodendom – Christendom, aan de Protestantse Theologische Universiteit in Kampen Projectmanager van departement Young Political Leaders Directeur Palestinijnse Programma’s Alternative Information Center Zelfstandige faciliteerder dialoogontmoetingen; Voormalig docent en onderzoeker bij School for Peace, Neve Shalom/Wahat Al-Salam Voormalig pastor in Nes Ammim Projectleider Directeur Dialoogcoördinator Nes Ammim, Israël Politiek activist en voorlichter Freelance faciliteerder Gesprek IN WELKE TAAL 9 mei 2011 Jeruzalem, Engels 11 mei 2011 Bethlehem, Engels 22 maart 2011 Utrecht, Nederlands 30 mei 2011 Jeruzalem, Engels 12 juni 2011 Jeruzalem, Engels 7 april 2011 Utrecht, Nederlands 6 juni 2011 Neve Shalom/Wahat AlSalam, Engels 15 april 2011 Amersfoort, Nederlands 27 april 2011 Tel Aviv, Engels 1 juni 2011 Ramallah, Engels Hier volgt een omschrijving van de organisaties waar de respondenten van dit onderzoek werkzaam zijn en hun rol binnen de organisatie. Alternative Information Center (AIC) Het Alternative Information Center is een van de weinige Palestijns-Israëlische organisaties die er in Israël en de Palestijnse gebieden actief is. De organisatie in 1984 opgericht door Palestijnse en (Joods-) Israëlische activisten ter bevordering van mensenrechten en burgerrechten voor de Palestijnse bevolking en voor vrede tussen de Palestijnen en de Israëliërs. AIC is expliciet tegen de bezetting van de Palestijnse gebieden (en de – Syrische - Golan Hoogten), en streeft naar het recht op terugkeer voor alle Palestijnen. De organisatie draagt deze boodschap uit door verspreiding van informatie, politieke belangenbehartiging, activisme, kritische analyses, en het organiseren van bijeenkomsten. AIC wil een “primaire bron zijn voor progressief onderzoek, nieuws en analyses over Palestina en Israël”(www.alternativenews.org /juli 2011, vertaling WB). Daarnaast wil AIC sociaal-politieke bewegingen stimuleren om “een gezamenlijke toekomst en vooruitstrevende samenleving te creëren voor Palestijnen en Israëliërs” (www.alternativenews.org /juli 2011, vertaling WB). AIC wordt gefinancierd door diverse Spaanse kerkelijke en overheidsorganisaties en door de Nederlandse organisatie ICCO. Respondent Michael Warschawski is een van de oprichters van AIC, en werkzaam bij AIC als activist en journalist. Hij is nauw betrokken bij het organiseren van activiteiten waarbij Joodse en Palestijnse activisten elkaar ontmoeten, zoals lezingen en conferenties. 8 Center for Conflict Resolution and Reconciliation (CCRR) Het Center for Conflict Resolution & Reconciliation is een Palestijnse organisatie in Bethlehem, die een alternatieve manier van conflict resolution uitdraagt. De organisatie is in 2000 opgericht door directeur Noah Salameh. CCRR richt zich op het bemoedigen en versterken van Palestijnse jongeren, vrouwen, arbeiders en mensen uit het onderwijs, maar ook politici en ambtenaren. CCRR wil zo democratie, mensenrechten en gerechtigheid bevorderen in de Palestijnse gebieden. Deze aspecten volgens de organisatie essentieel voor een duurzame vrede (www.ccrr-pal.org / juli 2011). Een project van CCRR is het zeer progressieve project Negotiating Our Future, waarbij Joodse en Palestijnse deelnemers de internationale vredesonderhandelingen nabootsten. De organisatie werkt onder andere samen met School for Peace uit Neve Shalom/Wahat Al-Salam. CCRR wordt financieel gesteund door ontwikkelingsorganisaties uit Duitsland, Oostenrijk, en Nederland - waaronder het Nederlandse War Child en de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah. Respondent Noah Salameh is directeur van CCRR en heeft tientallen jaren ervaring als faciliteerder in georganiseerde ontmoetingen voor Joden en Palestijnen. Hij is ook initiatiefnemer van Negotiating Our Future. Stichting Communication Middle East (COME) Stichting COME is een particuliere stichting uit Nederland, die jaarlijks een seminar organiseert voor JoodsIsraëlische en Palestijnse jongeren uit Israël en de Palestijnse gebieden. Elk jaar nemen ongeveer 30 jongeren tussen 20 tot 35 jaar aan het seminar deel, dat plaatsvindt op Cyprus. Met het seminar heeft de organisatie als doel om een bijdrage te leveren aan wederzijds begrip en respectvolle toenadering (www.stichting-come.nl /juli 2011). Stichting COME organiseert al meer dan dertig jaar ontmoetingsseminars voor jongeren uit het Midden-Oosten (Egypte, Jordanië, Israël, Palestijnse gebieden), maar sinds 1991 ligt de focus op ontmoetingen tussen Israëliërs en Palestijnen. Stichting COME wordt gefinancierd door ongeveer 700 donateurs uit Nederland en enkele fondsen. Naast ontmoetingsseminars organiseert de organisatie ook lezingen in Nederland en studiereizen naar Israël. Respondent Maaike Hoffer is projectleider van het jaarlijkse seminar van stichting COME. Ze heeft jarenlange ervaring als faciliteerder in georganiseerde ontmoeting tussen Joden en Palestijnen in Israël en Nederland. Daarnaast heeft ze jarenlang in Israël gewoond en een aantal jaar in de Palestijnse gebieden. Interfaith Encounter Association (IEA) De Interfaith Encounter Association is een Israëlische organisatie, die dialoog wil bevorderen tussen verschillende religieuze groepen in Israël, waaronder Joden, moslims, christenen, druzen en Baha’i. De organisatie is in 2001 opgericht door de directeur Yehuda Stolov. IEA coördineert op dit moment 34 dialooggroepen door heel Israël en de Palestijnse gebieden, die elkaar een aantal keer per jaar ontmoeten. De organisatie streeft naar volledige acceptatie, begrip en respect voor de Ander, en wil dit bereiken door interreligieuze dialoog en het bestuderen van andere culturen (de vertegenwoordigde religies in Israël). IEA wordt gefinancierd door particuliere donoren, vanuit subsidieprogramma’s van de Canadese en Amerikaanse overheid, christelijke kerken uit Zweden en Nederland - waaronder de Protestantse Kerken Nederland, en andere dialoogorganisaties. Respondent Yehuda Stolov is directeur van IEA en heeft jarenlang gewerkt als faciliteerder in georganiseerde ontmoetingen van IEA. Jerusalem Center for Jewish-Christian Relations (JCJCR) Jerusalem Center for Jewish-Christian Relations (JCJCR) omschrijft zichzelf als een organisatie die vrede promoot door middel van programma’s die onwetendheid en vooroordelen moeten bestrijden, en begrip en empathie kweken tussen Joden en (Palestijnse) christenen in Israël (JCJCR 2004). De organisatie doet dit door onderwijsprogramma’s, ontmoetingsgroepen, informatie voorziening, onderzoeken en rapporten over Joodschristelijke relaties in Israël. JCJCR richt zich nadrukkelijk op de religieuze en culturele achtergronden van de verschillende groepen. 9 Bij JCJCR werken zowel Joodse Israëliërs als Palestijnen uit Israël. De organisatie wordt gefinancierd door christelijke kerkgenootschappen in zowel Israël als in Europa, christelijke ontwikkelingshulporganisaties waaronder het Nederlandse ICCO/Kerk in Actie, en door een paar Joodse families uit de Verenigde Staten. Respondent Hana Bendcowsky is programma directeur van JCJCR en is verantwoordelijk voor het coördineren van de educatieve programma’s en een aantal ontmoetingsgroepen. Hana Bendcowsky heeft ruim 14 jaar praktische ervaring met interreligieuze activiteiten in Israël. Nes Ammim Nes Ammim is een dorp in Westelijk Galilea, Israël. De organisatie omschrijft zichzelf in het organisatieprofiel als een dorp “dat gericht is op ontmoeting en dialoog, leren en op gastvrijheid” (Nes Ammim 2010:1). In Nes Ammim woont een internationale, christelijke gemeenschap, die ondersteund wordt door christenen en kerken in Europa en de Verenigde Staten. Daarnaast heeft Nes Ammim vriendenverenigingen in België, Zwitserland, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, die ook fondsen werven. Nes Ammim heeft twee centra waar ruimte en faciliteiten beschikbaar worden gesteld voor ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Het dorp presenteert zich als neutrale ontmoetingsplaats. In samenwerking met partnerorganisaties worden er dialogische activiteiten en seminars georganiseerd tussen Joden, christenen en moslims. De organisatie gaat uit van de verwantschap die deze religieuze stromingen hebben door de gemeenschappelijke aartsvader Abraham. Tijdens de seminars komen culturele, religieuze en politieke onderwerpen aan bod. Respondent Frans van der Sar is sinds drie jaar dialoogcoördinator in Nes Ammim. Hij is in die functie nauw betrokken bij dialoogactiviteiten tussen Joden en Palestijnen. Hij heeft daarnaast jarenlange ervaring met interreligieuze ontmoetingen in Nederland, tussen Joden, christenen en moslims. Respondent Simon Schoon is jarenlang werkzaam geweest als predikant in Nes Ammim. Hij is daarnaast hoogleraar ‘Verhouding Jodendom – Christendom’ aan de Protestantse Theologische Universiteit in Kampen, en heeft diverse publicaties geschreven op het gebied van dialoog tussen Joden en christenen. Michal Zak Respondent Michal Zak organiseert op freelance basis ontmoetingen tussen Joodse en Palestijnse jongeren in het hoger onderwijs. Ze is jarenlang faciliteerder geweest in projecten voor School for Peace, een organisatie die is opgericht om een meer rechtvaardige en gelijke relatie te kweken tussen Joden en Palestijnen. School for Peace organiseert diverse trainingsprogramma’s en ontmoetingsactiviteiten die dit doel ondersteunen. Michal Zak heeft voor School for Peace diverse wetenschappelijke publicaties geschreven op het gebied van machtsverhoudingen in georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen (Zak 2001; Halabi, et al. 2004; Halabi & Zak 2004; Halabi & Zak 2006; Zak 2011). Michal Zak woont in Neve Shalom/Wahat Al-Salam, een zogenaamde “coöperatieve gemeenschap”, gelegen tussen Tel Aviv en Jeruzalem. In het dorp wonen zowel Joden en Palestijnen met Israëlisch staatsburgerschap. De bewoners van het dorp willen laten zien dat co-existentie tussen Joden en Palestijnen mogelijk is op basis van wederzijdse acceptatie, respect en samenwerking. Peres Center For Peace Het Peres Center For Peace is een non-profit organisatie in Israël, die vrede promoot tussen Joden en Palestijnen in zowel Israël als in de Palestijnse gebieden. In 1996 is de organisatie opgericht door de toenmalige president van Israël, Shimon Peres. Het Peres Center focust zich op wat Palestijnen en Joden met elkaar gemeenschappelijk hebben op sociaal en economisch vlak, en op het gebied van ontwikkeling, cultuur en onderwijs. Het Peres Center wordt gefinancierd door buitenlandse vriendenorganisaties in de Verenigde Staten, GrootBrittannië, Australië, Duitsland, Spanje, Italië, Polen, Luxemburg, Canada en bij de Europese Unie. Respondent Amir Jousey is sinds 2009 actief voor het project Young Political Leaders, waarbij Palestijnse en Joodse jonge politieke leiders bij elkaar worden gebracht. Het doel is dat de deelnemers elkaar leren kennen en relaties ontwikkelen die hen kunnen helpen in hun toekomstige politieke carrières. 10 Seeds of Peace Seeds of Peace is een internationale organisatie, die zich richt op het bemoedigen en versterken van jonge leiders uit conflictgebieden om verzoening en co-existentie te bevorderen (www.seedsofpeace.org / juli 2011). De organisatie is in 1993 opgericht door een Amerikaanse journalist. Iedere zomer organiseert Seeds of Peace kampen in Maine (Verenigde Staten) voor kinderen uit het Midden-Oosten, Zuid-Azië, Cyprus en de Balkan. De rest van het jaar organiseren lokale teams van de organisatie activiteiten. Seeds of Peace in Ramallah is de Palestijnse vertegenwoordiging van de organisatie. De activiteiten van Seeds of Peace omvatten dialoogontmoetingen, conferenties, onderwijs- en beroepsprogramma’s, en trainingen voor mensen uit het onderwijs. Het doel is om jongeren empathie voor de ander, respect, en zelfvertrouwen bij te brengen. Daarnaast leren de deelnemers communicatievaardigheden die nodig zijn om vrede te bevorderen. Seeds of Peace wordt gefinancierd door particuliere donoren, fondsen en bedrijven wereldwijd. Ook ontvangt de organisatie financiële bijdrage van de Amerikaanse overheid. Respondent Mohammed Nasser Edin is sinds 2011 programma directeur van Seeds of Peace in de Palestijnse gebieden. Hij is een oud-deelnemer van het Seeds of Peace programma en heeft ervaring als faciliteerder in diverse programma’s van Seeds of Peace. 11 3 | Methodes & Operationalisering In dit hoofdstuk zal worden uiteengezet hoe dit onderzoek heeft plaatsgevonden. De onderzoeksvragen en manier van data verzamelen zullen worden besproken, en er zal een verantwoording worden gegeven van de keuzes die zijn gemaakt in het kader van het onderzoek. Daarnaast zal er ook gekeken worden naar de validiteit van het onderzoek. Onderzoeksvragen De centrale vraag in dit onderzoek is: Hoe leiden faciliteerders de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen, in Israël/Palestijnse gebieden? Dit is geen eenvoudige vraag om te beantwoorden, omdat er vanuit het wetenschappelijke onderzoeksveld maar beperkte aandacht is voor de rol van de faciliteerder in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Om inzicht te krijgen in hoe de faciliteerders de ontmoetingen leiden, zal er in het empirische onderzoek worden gekeken naar twee aspecten. Allereerst: 1. Hoe leiden faciliteerders georganiseerde ontmoetingen onder extreme omstandigheden? En vervolgens naar parameters die een rol spelen in de georganiseerde ontmoetingen: 2. 3. Welke parameters spelen een rol in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen? In hoeverre zijn faciliteerders zich bewust van de parameters die een rol spelen in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen? Allereerst zal er dus gekeken worden naar hoe de bijeenkomsten in de praktijk worden georganiseerd. Centraal staat daarbij welke benadering een organisatie gebruikt voor een ontmoeting en welke mediationmethoden de faciliteerder daarin hanteert. Naar aanleiding van deze twee punten, zal gekeken worden welke competenties en vaardigheden een faciliteerder nodig heeft om de ontmoeting uit te voeren binnen de kaders van de eerder genoemde methodes. In het onderzoek is er speciale aandacht voor de rol van Nederlandse faciliteerders, omdat zij in het verleden en ook vandaag de dag nog, actief zijn voor de dialoog tussen Joden en Palestijn. Hun drijfveren zullen worden besproken en er wordt gekeken naar de meerwaarde van hun aanwezigheid bij deze activiteiten: 4. Welke motivaties hebben Nederlandse faciliteerders om actief te zijn in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen? Methodologie Om de bovenstaande vragen te kunnen beantwoorden zijn er interviews gehouden met mensen die allemaal een achtergrond hebben als faciliteerder of als organisator van ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Er is gekozen om gebruik te maken van diepte-interviews. Dit type interview wordt door Burns & Bush (2006) omschreven als “een verzameling indringende vragen die in een één-op-één situatie aan een onderzoeksobject worden gesteld door een getrainde interviewer, om een idee te krijgen hoe het subject over iets denkt of waarom hij/zij zich op een bepaalde manier gedraagt” (Burns & Bush 2006:171). Deze manier van interviewen combineert structuur met flexibiliteit waardoor het voor de geïnterviewde mogelijk is om naast de gewenste informatie ook over andere onderwerpen te spreken die hij relevant acht (Ritchie & Lewis 2003:142). 12 Er zijn in totaal tien personen geïnterviewd die werkzaam zijn bij zeer diverse organisaties. Ik ben met de organisaties in contact gekomen door te zoeken op internet en dankzij tips van andere organisaties. Per email en/of telefonisch heb ik persoonlijk contact gezocht met de organisaties en personen. In totaal zijn er 34 organisaties gecontacteerd. Daarvan hebben twaalf organisaties niet gereageerd op herhaaldelijke emails van de onderzoeker (hun telefoonnummers waren onbekend). Vier organisaties hebben aangegeven dat zij geen ontmoetingen organiseren zoals de ontmoetingen die centraal staan in dit onderzoek, of dat de organisatie die (om een onbekende reden) niet meer organiseerde. En dan waren er nog negen organisaties die aangaven wel te willen meewerken aan het onderzoek, maar door de drukke agenda’s van de contactpersonen is het niet gelukt om een afspraak te maken voor een interview. Met de overige negen organisaties is een interview gehouden. De organisaties zijn geselecteerd op basis van hun activiteiten. Voorwaarden hiervoor waren dat, 1) de organisatie ten minste één project had waar Joden en Palestijnen elkaar ontmoette, en 2) dat de deelnemers tijdens de ontmoeting met elkaar in gesprek gingen. De geïnterviewden zijn geselecteerd op basis van hun ervaring en hun functie binnen de organisatie. Er zijn drie respondenten die een uitzondering vormen op deze voorwaarden. Allereerst respondent Michael Warschawski van Alternative Information Center. Deze organisatie is niet actief op het gebied van georganiseerde dialoogontmoetingen, maar stimuleert en faciliteert wel samenwerking tussen Joden en Palestijnen. Daar komt bij dat AIC een uitgesproken mening heeft over dialoogactiviteiten die relevant zijn voor dit onderzoek. Om die reden is het interview in het corpus van het onderzoek opgenomen. De tweede uitzondering is de organisatie Nes Ammim, met de respondenten Frans van de Sar en Simon Schoon. Beide respondenten zijn nauw betrokken bij dialoogactiviteiten tussen Joden en Palestijnen in Nes Ammim, maar zijn niet betrokken bij de organisaties van deze activiteiten omdat dat de verantwoordelijkheid is van partnerorganisatie van Nes Ammim. De respondenten hebben wel een duidelijke visie op de dialoog tussen Joden en Palestijnen en hun positie daarin. Het interview is daarom wel in het corpus opgenomen maar zal niet op alle punten geanalyseerd kunnen worden, omdat de positie van de respondenten niet voor alle punten relevant is. Dataverzameling Om relevante data te verzamelen voor het onderzoek zijn er diepte-interviews gehouden met mensen die werkzaam zijn als faciliteerder bij georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen, of dat in het verleden zijn geweest. De interviews vonden plaats in de periode van 1 april tot 10 juli 2011, en zijn gehouden in Nederland, Palestina en in Israël. De meeste interviews hebben plaats gevonden op het kantoor van de verschillende organisaties. De interviews met de Israëlische en Palestijnse respondenten zijn afgenomen in het Engels, en de interviews met de Nederlandse respondenten in het Nederlands. Gemiddeld duurde een interview drie kwartier, maar sommige interviews duurden ruim anderhalf uur. Van de interviews is een samenvatting gemaakt met alle relevante informatie. In de interviews is voornamelijk gebruik gemaakt van descriptieve vragen (Spradley 1979). Dat zijn vragen waarbij de respondent bepaalde situaties moet omschrijven (ibidem). Daarnaast zijn er ook semi-open vragen gesteld, waarbij de respondent gericht over een bepaald onderwerp werd gevraagd. In de interviews stonden een aantal onderwerpen centraal: achtergrondinformatie over de organisatie; persoonlijke motivatie van de respondent; de organisatie van de ontmoetingen; methode van mediation obstakels in de ontmoeting zoals taal, machtsverschillen, misverstanden, e.d.; en tot slot welke kwaliteiten en competenties een faciliteerder moet hebben en wat hij moet doen om de ontmoeting succesvol te leiden. 13 Deze thema’s waren een leidraad voor het interview. De respondenten kregen daarnaast altijd de ruimte om te spreken over onderwerpen die hij verder nog relevant vond voor het interview. De hebben hier in enkele gevallen gebruik van gemaakt, om meer te vertellen over de achtergrond van het conflict en hoe de organisatie/respondent hiermee omgaat. Verwerking Van de tien interviews zijn er vijf opgenomen met een voice recorder en vijf interviews zijn schriftelijk opgetekend. Dit laatste omdat er technische problemen waren met de voice recorder. Alle interviews zijn schriftelijk uitgewerkt. Elk interview is gestructureerd op basis van de bovengenoemde thema’s. Op basis van de interviews en in relatie met de literatuur zal er worden een analyse worden gemaakt met de volgende opzet: 1. Wat is de theoretische achtergrond van de ontmoetingen, die de respondent gefaciliteerd heeft? a. Wat zijn de doelen van de ontmoeting? b. Kernwoorden uit de interviews vergelijken met de omschrijvingen van de benaderingen zoals die zijn beschreven in het theoretisch kader van dit onderzoek. Vervolgens wordt er gekeken naar de methode van mediation die door de faciliteerder in de ontmoetingen wordt gebruikt: 2. Welke mediationtechnieken gebruikt de respondent? a. Wat zijn de doelen van de ontmoeting? b. Welke onderwerpen worden besproken tijdens de ontmoeting? c. Wat wordt er van de deelnemers verwacht? d. Welke rol heeft de faciliteerder? e. Wat wordt er van de faciliteerder verwacht? Naar aanleiding van deze analyse wordt er dieper ingegaan op de competenties en vaardigheden die de faciliteerder nodig heeft in de georganiseerde ontmoetingen: 3. Wat heeft een faciliteerder nodig om zijn rol te vervullen? a. Welke competenties en vaardigheden worden genoemd door de respondenten? b. Welke taken heeft de faciliteerder? c. In hoeverre intervenieert de faciliteerder tijdens gesprekken? d. Met welke obstakels krijgt de faciliteerder te maken tijdens de ontmoetingen? Met de analyse die uit het bovenstaande model voortkomt wordt er tot slot een vergelijking gemaakt tussen de verschillende organisaties: 1. Welke benadering van mediation wordt het meest gekozen voor de ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen? 2. Welke verschillen bestaan er tussen de rollen die volgens de theorie in principe mogelijk zijn en de rollen die door de respondenten worden genoemd? 3. In hoeverre zijn er verschillen in competenties en vaardigheden die worden genoemd? 4. Welke rol vervullen Nederlandse faciliteerders in het geheel? Validiteit & betrouwbaarheid Tot slot zal er gekeken worden naar de betrouwbaarheid en de validiteit van dit onderzoek. Een onderzoek wordt betrouwbaar geacht wanneer herhaling van het onderzoek tot dezelfde resultaten leidt (Saunders et al. 2004:264). Daarom is in de voorgaande paragrafen geprobeerd om de onderzoeksopzet zo transparant mogelijk weer te geven. Maar er zijn nog een aantal punten die van belang zijn voor de betrouwbaarheid van het onderzoek. 14 Allereerst de representativiteit van de respondenten. Er zijn naar schatting 80 organisaties actief in Israël en de Palestijnse gebieden, op het vlak van co-existentie en dialoog ontmoetingen (Abdu 2011). Dit betekent niet dat zij ook allemaal dergelijke ontmoetingen organiseren zoals in dit onderzoek centraal staan. Bij de 34 organisaties die zijn benaderd voor dit onderzoek was dit wel het geval, op een enkele uitzondering na. Hoewel er uiteindelijk maar een beperkt aantal respondenten hebben meegewerkt aan dit onderzoek, vormen de tien respondenten wel een redelijke afspiegeling van de organisaties die specifiek actief zijn op het gebied van georganiseerde ontmoetingen. Daarnaast is ervoor gekozen zeer diverse organisaties te selecteren voor het onderzoek om een zo compleet mogelijk beeld te geven van de organisaties die actief zijn. Ook met betrekking tot de respondenten is dit gedaan, door respondenten uit verschillende betrokken partijen te selecteren (Joden, Palestijnen en buitenlanders, namelijk Nederlanders). Dit draagt bij aan een evenwichtige weergave van de betrokken partijen. Om het onderzoek te kunnen herhalen, moet de dataverzameling controleerbaar zijn (Saunders et al. 2004:264) en dus nauwkeurig worden uitgevoerd. Dit is voor een deel waar gemaakt. De helft van de data is opgenomen met een voice recorder, wat de controleerbaarheid verhoogt. De andere helft van de data is opgetekend door middel van aantekeningen, maar ook hier is er naar gestreefd om de data zo letterlijk mogelijk weer te geven. Alle interviews zijn vervolgens uitgeschreven. Interne validiteit In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van een cyclische afwisseling van dataverzameling en data-analyse. De onderzoeker kan de reeds verzamelde data tussentijds interpreteren en toetsen in het vervolgonderzoek (Billet & Waege 2003:38). Door theorie en data gedurende het onderzoek steeds te vergelijken, zijn de onderzoeksvragen bijgesteld en de theorie verfijnd. Hierdoor zijn theorie en data zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Door de flexibele opzet en de descriptieve en semi-open vragen tijdens de diepte-interviews, zijn de interviews niet gestandaardiseerd. Dit kan de betrouwbaarheid van het onderzoek verminderen, omdat het de vraag is of verschillende onderzoekers dezelfde informatie zouden verkrijgen (Saunders et al. 2004). Door een lijst van kernonderwerpen te formuleren voor de interviews, is er geprobeerd gelijke data te verzamelen. Desondanks zijn er een aantal factoren dat de interne validiteit bedreigt. Allereerst is er de mogelijkheid dat informanten zich aanpassen aan de onderzoeker, ook wel reactiviteit genoemd (Bryman 1988:112 in Saunders et al. 2004:143). Ten tweede is er de mogelijkheid dat de interviews zijn gekleurd door interviewbias (Saunders et al. 2004:263). Daarbij vertekenen verbale of non-verbale uitingen van de onderzoeker de manier waarop de geïnterviewden de gestelde vragen beantwoorden. Dit kan veroorzaakt worden doordat de onderzoeker geen neutrale standpunt inneemt. Ten derde vormt ook respondentbias een bedreiging (ibidem:263). Het is namelijk mogelijk dat een respondent een bepaald aspect van een onderwerp niet wil bespreken en deze informatie achterhoudt. Dit kan leiden tot een onvolledig beeld van de situatie die hij schetst, waarin hij zichzelf in een sociaal wenselijke rol opvoert of de organisatie op een zeer positieve (of negatieve) manier presenteert. In kwalitatief onderzoek probeert de onderzoeker vaak het veld van binnenuit te begrijpen om zo inzicht te krijgen in de ervaringswereld en zienswijze van de betrokkenen (Billet & Waege 2003:319). Ook in dit onderzoek is er geprobeerd om via verschillende bronnen inzicht te krijgen in het onderzoeksveld. Zo heeft de onderzoeker deelgenomen aan een georganiseerde ontmoeting, er zijn er informele gesprekken geweest met deelnemers van verschillende georganiseerde ontmoetingen, de onderzoeker heeft verslagen gelezen over georganiseerde ontmoetingen, en de onderzoeker heeft diverse lezingen bijgewoond met als thema het conflict tussen Israël en de Palestijnen om meer inzicht te krijgen in het conflict (onder andere van Alternative Information Center, in Beit Sahour, Palestijns gebied; de Leonhard Woltjer lezingenreeks 2011: “Aan wie is het land beloofd?” Perspectieven vanuit het Jodendom, Christendom en de Islam op de situatie in Israël/Palestina; en een ontmoeting met de Israëlische ex-militair Yehuda Shaul van Breaking The Silence, een organisatie die het publieke debat stimuleert over de realiteit van de bezetting in de Palestijnse gebieden). 15 Externe validiteit Wat betreft de externe validiteit is het van belang in hoeverre de resultaten generaliseerbaar zijn (Saunders et al. 2004). Er kan daarbij onderscheid worden gemaakt tussen inhoudelijke generalisatie en de probabilistische / statistische generalisatie (Boeije 2005:155). De eerste vorm gaat erom wanneer een conclusie uit een onderzoek ook geldig wordt geacht in een soortgelijke situatie die niet zijn onderzocht (ibidem). De tweede vorm gaat erom wanneer op basis van een statische steekproef uitspraken gedaan mogen worden over de gehele populatie waaruit de steekproef genomen is. Bij semigestructureerde interviews en diepte-interviews, zoals in dit onderzoek zijn gebruikt, is het niet mogelijk om generalisaties te maken over de gehele populatie (probabilistische / statistische generalisatie) als deze gebaseerd is op een klein en niet representatief aantal cases (Saunders et al. 2004:264). Rol van onderzoeker In een kwalitatief onderzoek moet een onderzoeker ernaar streven om zo objectief mogelijk te werk gaan (Boeije 2005; Ritchie & Lewis 2003). Ondermeer bij het gebruik van interviews is er een kans dat de persoonlijke achtergrond van de onderzoeker de interviews zal beïnvloeden (Ritchie & Lewis 2003:160). Daarom zal er een korte reflectie op de persoonlijke achtergrond van de onderzoekster worden gegeven en de invloed daarvan op het onderzoek. De onderzoekster heeft de master Interculturele Communicatie gedaan aan Universiteit Utrecht, en heeft daarvoor een bachelorstudie Journalistiek afgerond. Ze is geboren in 1987, in Bunschoten-Spakenburg, in Nederland. Ze heeft de Nederlandse nationaliteit. De onderzoekster is opgegroeid in een protestants-christelijk milieu en heeft van kinds af aan gehoord over Israël door Bijbelverhalen. Persoonlijk heeft de onderzoekster geen bijzondere band met Israël of de Palestijnse Gebieden, en ze wist tot op ruim een half jaar geleden weinig af van het conflict tussen Israël en de Palestijnen. In de sociale omgeving van de onderzoekster is er wel meer aandacht voor Israël, hoewel hier geen sprake is van sociale druk om pro-Israël te zijn. De interesse voor dit onderwerp is gewekt tijdens een toeristische reis naar Israël en de Palestijnse Gebieden in december 2010. Sinds deze reis is de onderzoekster veel over Israël en Palestina gaan lezen, heeft met mensen hierover gesproken, lezingen bijgewoond en documentaires gekeken, om zo meer over het onderwerp te weten te komen. Er kan gesteld worden dat de onderzoekster ondanks het inlezen over het onderwerp, nog steeds redelijk onwetend aan dit onderzoek is begonnen. Aan het begin van het onderzoek besloot ze daarom om geen partij te kiezen tussen de conflicterende partijen, Israël en de Palestijnen. Aan de ene kant heeft dit ervoor gezorgd dat de onderzoekster met een open blik aan dit onderzoek is begonnen, en openstond voor de verhalen van zowel de Palestijnse respondenten als van de Joodse respondenten. Tegelijkertijd bestond deze ‘open blik’ voor een deel ook uit naïviteit en idealisme, om een positieve bijdrage te leveren aan de oplossing van dit voortslepende conflict. De ‘open blik’ maakte ook dat de onderzoekster beïnvloedbaar was voor nieuwe informatie. Door het gebrek aan een duidelijk standpunt was het namelijk lastig om kritisch te blijven tegenover een overtuigend verhaal van iemand anders. Gedurende het onderzoek is geprobeerd dit te ondervangen door veel wetenschappelijke onderzoeken te lezen over ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen, en andere lectuur over het conflict. Hierdoor heeft de onderzoekster meer inzicht gekregen in de realiteit van het conflict, en is zij kritischer gaan kijken naar georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Tijdens de interviews heeft de onderzoekster geprobeerd om haar eigen standpunt achterwege te houden. Er zijn wel degelijk kritische vragen gesteld, maar vaak werd dit gedaan door de respondenten bijvoorbeeld te confronteren met resultaten van bepaalde onderzoeken over ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. 16 Deel I CONFLICT 17 4 | Historisch overzicht van conflict Israël en de Palestijnen Hier volgt een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen in het conflict tussen Israël en de Palestijnen (Amnesty International – www.amnesty.nl/wereldnieuws_artikel/4174 /7 augustus 2011; Dries van Agt www.driesvanagt.nl/index.php?type=tekst&item=16 /7 augustus 2011; hannivoort.org/synagogeenschede.nl/b/tijdlijn.asp /7 augustus 2011). *** Het Israëlisch-Palestijnse conflict moet geplaatst worden in de context van de geschiedenis die terug gaat tot ongeveer het jaar 1100 voor Christus. Het Joodse volk strijdt in die tijd om het land Kanaän met de Kanaänieten. Ze veroveren uiteindelijk het land en noemen het land Israël. In de eeuwen daarna wordt het gebied afwisselend geregeerd door Joodse en Arabische heersers en de Romeinen. Aan het einde van de 19e eeuw ontstaat er onder de Joodse gemeenschap in West-Europa onder leiding van Theodoor Herzl een beweging die streeft naar het stichten van een Joodse staat in Palestina. Dit wordt het zionisme genoemd. In 1917 beloven de Engelsen, die wat dan nog Palestina heet, koloniseren, in de zogenaamde Balfour-verklaring de zionistische beweging een “nationaal thuis” in Palestina. Vanaf 1920 is er een toename van gewelddadige incidenten tussen de groeiende groep Joodse migranten en Palestijnen. In 1939 is er zelfs een grote Palestijnse opstand. Tijdens de Holocaust verliezen bijna 6 miljoen joden het leven. Na de oorlog vertrekken veel Joodse overlevenden van de Duitse concentratie- en vernietigingskampen naar Palestina. In 1948, na het vertrek van de Engelsen, roept de Joodse leider David Ben Gurion de staat Israël uit. In de daarop volgende oorlog tussen Israël en Arabische buurlanden verovert Israël grote delen van Palestina. Naar schatting slaan tussen de 600.000 en 700.000 Palestijnen op de vlucht naar Gaza, de Westelijke Jordaanoever en buurlanden als Libanon, Jordanië en Syrië. De vluchtelingen worden ondergebracht in vluchtelingenkampen. In 1967, tijdens de Zesdaagse Oorlog, verovert Israël de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever (ook Westbank genoemd) en Oost-Jeruzalem. In de bezette gebieden wordt een militair bestuur ingesteld. Onder de Palestijnen in de buurlanden en in de bezette gebieden groeit het verzet, onder aanvoering van de in de jaren zestig opgerichte Palestijnse Bevrijdings Organisatie (PLO). De voorzitter hiervan is Yasser Arafat. Vanaf de jaren zeventig staat het hoofdkwartier van de PLO in Libanon in Beiroet. In Libanon woedt een burgeroorlog, de PLO is hierin partij. Vanuit Libanon worden aanvallen op Israël uitgevoerd. In 1973 lanceren Egypte en Syrië de Yom Kipuroorlog, maar slagen er niet in de bezette gebieden te heroveren. De oorlog leidt tot diplomatieke pogingen om een Arabisch-Israëlische vrede te bereiken. In 1982 valt generaal Sharon Libanon binnen. Hij slaagt erin om de PLO te verjagen. Yasser Arafat en de leiding van de PLO vertrekken naar Tunis (Tunesië). In 1987 begint de Intifada - de opstand van de Palestijnen tegen de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever (ook Westbank genoemd) en de Gazastrook. De PLO heeft inmiddels verklaard te streven naar een onafhankelijke Palestijnse staat naast Israël. In 1993 is er een vredesoverleg tussen Israël en de Palestijnen. Hier worden de zogenaamde Oslo-akkoorden gesloten. Dit zijn overeenkomsten waarbij in ruil voor erkenning van de staat Israël en het neerleggen van de 18 wapens, de Palestijnen gedurende een interim-periode autonomie (zelfbestuur) in bepaalde gebieden wordt aangeboden. Arafat keert terug als voorzitter van de Palestijnse Nationale Autoriteit (PNA). In deze periode moeten over de belangrijkste problemen overeenkomsten worden afgesloten (uiteindelijk in 1999): definitieve grenzen; Jeruzalem en de situatie van Palestijnse vluchtelingen. 1993- september 2000: aanvankelijk overheerst er optimisme door de vredesakkoorden, maar door de jaren heen wordt ook duidelijk dat er binnen de Palestijnse én de Israëlische samenleving veel verzet bestaat tegen de akkoorden. Zo wordt in 1995 wordt de Israëlische premier Rabin vermoord door een joodse extremist. En vanaf 1996 voeren Palestijnse gewapende groepen als Hamas zelfmoordaanslagen binnen Israël uit. In september 2000 breekt de Tweede Intifada uit, naar aanleiding van een bezoek van Sharon aan de tempelberg. In februari 2001 wordt Likud-leider Ariel Sharon tot premier van Israël gekozen. Het geweld verhevigt met nieuwe zelfmoordaanslagen door Palestijnen, Israëlische invasies en de belegering van Palestijnse steden. In juli 2002 begint Israël met de bouw van een scheidingsmuur tussen Israël en de Westbank. Het geweld tussen Israël en Hamas blijft aanhouden. In 2003 presenteren de VS, de EU, Rusland en de VN de Routekaart naar Vrede, met als doel om tot een oplossing voor het conflict te komen in 2005. In november 2004 overlijdt de Palestijnse leider Yasser Arafat. In januari 2004 komen er nieuwe verkiezingen en Hamas wint de verkiezingen met een absolute meerderheid. Onderhandelingen over een coalitieregering tussen Hamas en Fatah lopen op niets uit en Hamas gaat alleen regeren. In 2005 ontmantelt Israël de Joodse nederzettingen in de Gazastrook en trekt haar troepen uit dat gebied terug. Israël weigert om met de Palestijnen over de terugtrekking te onderhandelen en stelt een blokkade van de Gazastrook in. Ook de VS, de EU, Rusland, en de VN beginnen een boycot van de Palestijnse Autoriteit. In 2006 laait het geweld weer op na diverse Israëlische militaire acties en liquidaties. In reactie daarop wordt bij een actie van Hamas de Israëlische soldaat, Gilad Shalit, gevangengenomen. Onderlinge spanningen tussen Hamas en Fatah leiden in de Gazastrook tot bloedige gevechten, waarna Hamas uiteindelijk de macht grijpt. In de periode daarna is het relatief rustig. Onderleiding van Bush tekenen Israël en de Palestijnen in 2007 een nieuwe vredesovereenkomst. De Palestijnse Autoriteit in Ramallah boekt enige vooruitgang bij het verbeteren van de veiligheidssituatie en de economische situatie op de Westoever. Op politiek vlak is er geen vooruitgang. Israël gaat intussen door met de uitbreiding van nederzettingen in de bezette gebieden. Eind 2008 verhevigt het geweld tussen Israël en Hamas na een aanval op de Gazastrook door Israël. Meer dan 1.300 Palestijnen, merendeels burgers, en 13 Israëli’s worden gedood. Israël wordt van oorlogsmisdaden beschuldigd. In februari 2009 zijn er parlementsverkiezingen in Israël, Benyamin Netanyahu wordt premier van Israël. Hij vormt een regering met rechts-extremisten en de Arbeiderspartij. Barack Obama eist in juni 2009 van Israël een volledige bevriezing van de nederzettingen en steun voor de oprichting van een Palestijnse staat. Netanyahu weigert de nederzettingen te bevriezen en verbindt voorwaarden aan de oprichting van een Palestijnse staat. In september 2011 hebben de Palestijnse Autoriteiten het voornemen om een Palestijnse staat voor te stellen bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. In oktober 2011 zijn er nieuwe Palestijnse verkiezingen. 19 5 | Geschiedenis van dialoog in Israël en Palestina De geschiedenis van de dialoog tussen Joden en Palestijnen loopt al vanaf het begin van het conflict, sinds de stichting van de staat Israël in 1948. De dialoog krijgt pas vaste vorm na de Zesdaagse Oorlog in 1967 (Golan & Kamal 2001), daarom zal in dit hoofdstuk vanaf dat moment naar de geschiedenis van de dialoog in Israël en Palestina worden gekeken. De eerste vaste stappen in de dialoog vonden plaats begin jaren zeventig in de Israëlische politiek, toen drie zeer linkse partijen (waarvan één communistisch) besloten om de dialoog aan te gaan met Palestijnen, om zo hun steun betuigen voor een Palestijnse staat (Golan & Kamal 2001). De Palestijnse deelnemers kunnen het best omschreven worden als individuen uit de communistische en marxistische hoek. De dialoog was dus vooral politiek van aard. Halverwege de jaren zeventig besluiten ook prominente Palestijnse leden van de Palestinian Liberation Organization (PLO) de ontmoeting met Israëliërs aan te gaan. In beide samenlevingen is er kritiek op de dialoogontmoetingen. Het wordt gezien als verbroederen met de vijand (Golan & Kamal 2001:200), want door de dialoog aan te gaan met elkaar legitimeer je (de daden van) de vijand, beweren de critici. De grootste angst hebben de critici voor de positieve effecten van de dialoog, want: “Hoe kan je een vriend doden?” (ibidem:200, vertaling WB). Begin jaren tachtig ontstaan de eerste organisaties die zich specifiek richten op dialoog en co-existentie tussen Joden en Palestijnen (Abdu 2011). De aandacht voor dialoog verschuift dan vanuit de politiek naar de gewone burgers. Honderden geplande ontmoetingen per jaar worden er in de jaren tachtig georganiseerd voor Joden en Palestijnen (Maoz 2001:190). De ontmoetingen variëren van eenmalig tot een serie van ontmoetingen, en ook de doelgroepen van de ontmoetingen lopen uiteen: kinderen, scholieren, studenten, of professionals (ibidem). De ontmoetingen worden vaak gefaciliteerd met tussenkomst van een derde partij uit het buitenland. Zij brengen methodes met zich mee die veelal gebaseerd zijn op conflict-resolution theorieën en modellen die ontwikkeld zijn in de Verenigde Staten (Abu Zeidan, 2009; Abu-Nimer, 1999, in Abdu 2011). Het zijn methodes waarbij de nadruk ligt op interpersoonlijke contacten (zie ook hoofdstuk 8). In 1987 verstoort de gewelddadige Eerste Intifada de vreedzame gesprekken. Zes jaren lang is het onrustig in de regio en staat het leven in het teken van gewelddadige acties en protesten. Maar de Intifada legt de dialoog niet stil. Integendeel. Door de Intifada komt het doel van een eigen Palestijnse staat voor de Palestijnen dichterbij, en dat maakt hen ervan bewust dat dit de tijd is om de co-existentie vorm te geven (Golan & Kamal 2001:202). Voor de gemiddelde Israëliër – aangetast in zijn gevoel van veiligheid door de oorlog - is de Intifada een eyeopener van de status quo, dat de bezetting, onhoudbaar is (ibidem:202). Juist in het Israëlische kamp neemt het aantal dialoogorganisaties daardoor fors toe. De Joden die hierbij betrokken zijn hebben daar verschillende redenen voor. Een deel wil zo hun sympathie tonen aan de Palestijnen, een ander deel participeert in de dialoog uit schuldgevoelens, en anderen geloven dat elke partij de situatie vanuit het perspectief van de ander moet gaan bekijken om dichterbij elkaar te kunnen komen (ibidem:203). In deze periode hebben de ontmoetingen als doel om het demoniseren van de ander (in de media, publieke opinie, politiek, etc.) tegen te gaan en om de ander weer als mens te laten zien (Golan & Kamal 2001:203). Op de langere termijn is het doel om zowel in de politiek als onder de gewone burgers draagvlak te creëren voor een oplossing op basis van wederzijdse erkenning en compromis. Onder de deelnemers van de dialoog heerst er een sfeer van hoop en opwinding; een van optimisme die gelijk is aan de sfeer rondom de politieke vredesonderhandelingen (Kasbari 2011). Na de Oslo-akkoorden in 1993 ontstaat er een ware “dialoogindustrie” (Golan & Kamal 2001; Maoz 2001). In de ogen van de betrokkenen is de weg naar co-existentie open en is het noodzakelijk dat de wederzijdse vijandigheid wordt tegengegaan. De georganiseerde ontmoetingen staan in het teken van ‘de lieve vrede 20 bewaren’ en samen leven. Het doel is vooral gericht op het creëren en verbeteren van de relaties (Golan & Kamal 2001). Er ontstaan in deze tijd ook Palestijnse dialoogorganisaties/-groepen, en verder groeit de dialoog onder jongeren en kinderen explosief (Golan & Kamal 2001). Gezien de taalbarrière onder de jongeren en kinderen, wordt dialoog tussen hen vaak gefaciliteerd door gezamenlijke activiteiten te doen, zoals kunst, drama, sport en spelletjes (ibidem). De tussenkomst van een buitenlandse derde partij is op dit punt in de geschiedenis van de dialoog in veel gevallen niet meer nodig (Golan & Kamal 2001). Er zijn in de voorgaande jaren allerlei contacten gelegd tussen beide partijen en de meeste dialoogorganisaties aan beide kanten werken in de uitvoering inmiddels zelfstandig (qua financiën zijn de meeste organisaties nog wel afhankelijk van buitenlandse donoren.) Er gaat een andere wind waaien na de Israëlische verkiezing van 29 mei 1996, wanneer er een rechtse regering aan de macht komt in Israël. De publieke opinie in Israël verandert negatief, en de Palestijnen realiseren zich dat er na meer dan vijftien jaar dialoog voeren nog steeds niets (positief) veranderd is aan hun situatie. Hun situatie is alleen verslechterd. In oktober 2000 ontstaat er een opstand in de Palestijnse Gebieden tegen de Israëlische bezetting. Dit leidt tot een oorlog in Gaza. Deze oorlog is bekend als de Tweede Intifada. In de periode na de Tweede Intifada daalt het aantal organisaties en groepen die actief zijn op het gebied van dialoog en co-existentie in Israël en Palestina, van circa 180 naar ongeveer 80 (Abdu 2011). Beide samenlevingen zijn getraumatiseerd, ze zijn meer gepolariseerd ten opzichte van elkaar en hebben nauwelijks nog contact (Nusseibeh 2009). Er zijn alleen nog ontmoetingen mogelijk met als doel om de deelnemers op persoonlijk niveau of vanuit religieus perspectief met elkaar te verzoenen, en als conflictgerelateerde onderwerpen uit de weg worden gegaan (Abu-Nimer 1999; Halabi 2002). Maar de laatste jaren is er weer een significante groei van dialoogorganisaties, volgens de directeur van CCRR, Noah Salameh (Salameh 2011). In de georganiseerde ontmoetingen staan relaties nog steeds centraal, maar conflict gerelateerde onderwerpen komen vaak ook ter sprake omdat er tussen de deelnemers veel beschuldigingen over en weer plaatsvinden (Kasbari 2011). Maar tot teleurstelling van Salameh richten de meeste organisaties zich alleen op het herstellen van relaties tussen de partijen (interpersoonlijke benadering), en dragen ze, volgens hem, op die manier niets bij aan een rechtvaardige oplossing voor het Palestijnse probleem (Salameh 2011). Golan en Kamal blijven daarentegen geloven in de dialoog: “Er kan alleen vertrouwen gecreëerd worden door begrip en communicatie” (Golan & Kamal 2001:219, vertaling WB). 21 6 | Nederland, Joden, en Israël In dit onderzoek wordt er apart aandacht gegeven aan de betrokkenheid van Nederlanders in de dialoogactiviteiten tussen Joden en Palestijnen. Hun aanwezigheid bij deze activiteiten is op het eerste gezicht opvallend. Uit een inventarisatie die in dit onderzoek is verricht blijkt, dat er tientallen Nederlandse organisaties betrokken zijn bij Israël en/of de Palestijnen. Vanwaar deze betrokkenheid? In dit hoofdstuk zal worden onderzocht hoe de verhouding is tussen Nederland(ers) en Joden en Palestijnen, en wat motivaties zijn van Nederlanders om betrokken te zijn bij Israël en de Palestijnen. Inventarisatie Nederlandse organisaties In het kader van dit onderzoek is er een inventarisatie gemaakt van de Nederlandse organisaties die betrokken zijn bij de Joods-Palestijnse dialoog. Er blijken vijf organisaties in Israël actief te zijn die een expliciet Nederlandse achtergrond hebben. Dit zijn de organisaties Meeting the Enemy, Windows for Peace, Givat Haviva, en de twee organisaties uit dit onderzoek: Nes Ammim en Stichting COME. Naast de dialoogorganisaties zijn er nog ruim 17 Nederlandse actiegroepen en werkgroepen die zich inzetten voor vrede in Israël en Palestina. Hun werk bestaat uit het verstrekken van informatie aan het Nederlandse publiek, deelname aan het publieke debat en het organiseren van acties en demonstraties. Verder zijn er ongeveer 10 politiek activistische organisaties die expliciet solidair zijn met de Palestijnen. Zij organiseren acties zoals boycot- en plant een olijfboom-acties. En er zijn ongeveer 50 Nederlandse organisaties met een christelijke instelling, die op allerlei manieren betrokken zijn bij Israël en Joden. Het varieert van steungroepen voor Messias belijdende Joden en hulp aan Joodse ouderen, tot evangelisatieprojecten, en contacten onderhouden tussen Joden en christenen. Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er vooral veel christelijke organisaties betrokken zijn bij Israël, vooral in verhouding met de dialoogorganisaties. De respondenten uit dit onderzoek geven aan dat er in de jaren negentig ook nog andere Nederlandse dialoogorganisaties actief waren, maar die zijn inmiddels opgeheven. Wel worden er vanuit Nederland veel lokale organisaties gesteund. Dat is ook zichtbaar onder de organisaties uit dit onderzoek: vijf van de negen organisaties ontvangen geld van Nederlandse donoren zoals kerken en stichtingen. Joden in Nederland Om de betrokkenheid van Nederlanders bij Israël en Palestina te begrijpen, is het belangrijk te kijken naar de verhoudingen tussen Joden en Nederlanders door de geschiedenis heen. Al in de vroege middeleeuwen wonen er Joden in de Nederlanden (Loeb 2003:142). Vanaf 1300 krijgen de Joden het zwaar te verduren, omdat ze vervolgd worden door kruisvaarders, als zondebokken van de pestepidemie (in 1347-1349) verdreven worden, en in 1544 verbannen uit de Lage Landen door keizer Karel V (ibidem). Eind 16e eeuw komen er wel weer Joden naar de Nederlanden, als ze de Spaanse Inquisitie ontvluchten (Loeb 2003:144). De Joodse gemeenschap groeit, en maakt in 1674 3,75 procent uit van de Amsterdamse bevolking en ruim 10 procent in begin 1800 (ibidem:144). In de 18e eeuw worden, onder invloed van de Fransen, kerk en staat gescheiden, en wordt de Emancipatie Verordening ingevoerd (1796) (Wallet 2008). Met deze verordening worden Joden gelijkgesteld met de andere religieuze stromingen in het land (ibidem). De meerderheid van de Joden is terughoudend tegenover de gelijkstelling, omdat zij daardoor hun relatieve autonomie kwijtraken die zij tot dan toe hadden (Loeb 2003:145). De gelijkstelling stimuleert de Joden ertoe om zich te assimileren in de Nederlandse samenleving en één nationaliteit aan te nemen: de Nederlandse (Wallet 2008:319). Als gevolg daarvan is de Joodse gemeenschap in Nederland, veel meer dan in andere landen, volledig geïntegreerd in de Nederlandse maatschappij (Loeb 2003:152; Michman 2001:201). De gelijkstelling van Joden bij de wet leidt niet automatisch tot gelijke behandeling in het dagelijkse leven (Michman 2001:207). De emancipatie verbetert de positie van de Joden in de samenleving, maar ze zijn in de 22 loop van de 19e eeuw nog altijd derderangsburgers in de Nederlandse samenleving en alles behalve gelijk aan de Katholieken of de Protestanten (ibidem:207). Vanuit verschillende kringen klinken er protesten op de gelijkstelling van Joden aan andere gemeenschappen in de Nederlandse maatschappij (Michman 2001:206). De Patriotten bijvoorbeeld, beginnen een antisemitische campagne (ibidem). Ook vanuit protestantse kringen klinkt er kritiek op de emancipatie van de Joden, omdat zij van mening zijn dat de Joden een aparte gemeenschap moeten blijven (ibidem). Zij geloven namelijk dat bij de terugkomst van de Messias alle mensen naar Zion (Jeruzalem) gaan, en dat de Joden daar een speciale rol in hebben. Tegelijk zien de protestanten het als hun Bijbelse opdracht om de Joden te bekeren tot het christendom (Van Klinken 2001:129). Gedreven door deze opvatting, ontstaan er verschillende organisaties die de bekering van Joden tot het christendom tot doel hebben (ibidem). Tot en met de Tweede Wereldoorlog blijft dit standpunt in de protestantse kerken domineren (ibidem). Verandering van standpunten Na de Tweede Wereldoorlog en in de jaren vijftig, verwerken de overlevenden van de oorlog de gebeurtenissen. De Joodse overlevenden keren terug in een samenleving die hen, net als voor 1940, niet volledig accepteert als onderdeel van de Nederlandse samenleving en ze krijgen weinig erkenning voor wat hen is overkomen (De Haan 2001:406). In de jaren zestig verandert het debat over de Tweede Wereldoorlog en komt er vooral meer aandacht voor het individuele psychische trauma van de Joden (ibidem). In de christelijke kringen vindt er in de jaren zestig een ommekeer plaats in het standpunt met betrekking tot de Joden. Er ontstaat sympathie voor Israël en het Jodendom, dat vooral gebaseerd is op schuldgevoelens door de eeuwenlange anti-Joodse houding van christenen, en op fascinatie, door herontdekking van de Joodse wortels in het christelijke geloof (Van Klinken:132; Mock et al. 2010:9). In het algemeen verschuift in die tijd de focus van de Nederlandse Joden naar de staat Israël en de Joden die daar wonen. Door deze nieuwe interesse ontstaan er allerlei organisaties die zich bezighouden met Israël en/of Joden. Voorbeelden daarvan zijn Interkerkelijk Contact Israël (opgericht in 1946), Overlegorgaan van Joden en Christenen in Nederland (opgericht in 1981), Christenen voor Israël (opgericht in 1980). Al deze organisaties worden vanuit de christelijke kerken gefinancierd en ondersteund. Een andere organisatie die al vroeg betrokken is bij het Israël-Palestina conflict is, Pax Christi Nederland. Sinds 1964 zet de organisatie zich in voor de dialoog tussen Palestijnen en Israëliërs (www.ikvpaxchristi.nl - 25 juli 2011). Deze christelijke organisatie wordt gesteund vanuit de Protestantse Kerken in Nederland. Naast de christelijke pro-Israël beweging zijn er ook in andere delen van de Nederlandse samenleving pro-Israël aanhangers te vinden. Onder de sociaal-democraten is er veel bewondering voor de pioniersgeest van de Joden en voor de kibboetsen (Pijpers 2005:123). En in liberale kringen krijgt de ondernemingszin en de militaire successen van de jonge staat Israël veel respect (ibidem:123). Ook vanuit de Joodse gemeenschap wordt er een actieve Israël lobby opgezet. Het Centrum Informatie en Documentatie over Israel (CIDI) wordt in 1974 opgericht om op te komen voor de staat Israël en het Joodse volk (www.cidi.nl - 23 augustus 2011), net als het Genootschap Nederland-Israël (opgericht in 1950) om belangstelling te wekken voor Israël. In de jaren zestig ontstaat er ook een pro-Palestijnse beweging. In 1969 organiseert deze beweging zich in de vrijwilligersorganisatie het Nederlands Palestina Komitee. Het comité zet zich in voor de rechten van Palestijnen en de versterking van de solidariteit met de Palestijnen (www.palestina-komitee.nl - 25 juli 2011). De geschiedenis van de Nederlandse organisatie Nes Ammim, dat onderdeel is van dit onderzoek, is een typisch voorbeeld van organisaties zoals deze in de jaren zestig en zeventig ontstonden. Nes Ammim is in 1961 opgericht als een christelijke mosjav, een coöperatieve werkgemeenschap. “Ik ging in de jaren zeventig naar Nes Ammim met een idealistische visie,” vertelt Simon Schoon in het interview. “We wilden een bijdrage leveren aan de jonge Joodse staat en daar als christenen aanwezig zijn. Israël was voor mij het heilige land uit de Bijbel en de joden het heilige volk.” De doelstellingen van Nes Ammim zijn in de afgelopen jaren gewijzigd. Het dorp heeft niet meer als doel om een economische bijdrage te leveren aan het land, maar wil nu een 23 bijdrage leveren door dialoog te faciliteren tussen de conflicterende partijen. Ook de joods-christelijke focus van vroeger, is vervangen door een bredere blik waarbij er ook aandacht is voor Palestijnse christenen en moslims. Pro-Palestijns activisme Na de Tweede Intifada in 2000 groeit de pro-Palestijnse beweging aanzienlijk. Allerlei solidariteitsgroepen worden opgericht, waaronder bekende organisaties als: Een ander joods geluid (opgericht in 2001), Stop de Bezetting (opgericht in 2002 door Gretta Duisenberg) United Civilians for Peace (opgericht in 2001, een samenwerkingsverband van Oxfam Novib, ICCO, Cordaid en IKV Pax Christi). Bekende Nederlanders die uitgesproken pro-Palestijns zijn, zijn oud-politicus Dries van Agt, schrijfster en politiekactiviste Anja Meulenbelt, en politiekactiviste Gretta Duisenberg. Daarnaast zijn er nog talloze lokale steungroepen en politiekactivistische groepen. Ook in de christelijke kerken vindt er een duidelijke omslag plaats. De kerken zijn niet meer onvoorwaardelijk pro-Israël (Schoon 2010). De schuldgevoelens van vroeger ten opzichte van Joden en de staat Israël spelen geen rol meer voor de nieuwe jonge generatie in de kerken, en daarmee verdwijnt de aandacht voor de relatie tussen christen en Joden (ibidem:117). De pro-Palestijnse beweging lijkt anno 2011 in Nederland gestaag verder te groeien. Maar de pro-Israël aanhangers moeten niet worden onderschat. De rechtervleugel van de christelijke kerken zijn nog steeds onomstotelijk pro-Israël (Schoon 2010:117). Ook christelijke organisaties als Christenen voor Israël zijn nog steeds pro-Israël zijn en hebben veel aanhangers. Dialoog door Nederlanders Om de motivatie voor de betrokkenheid van Nederlanders te achterhalen, zal er gekeken worden naar wat de Nederlandse respondenten uit dit onderzoek zeggen over hun betrokkenheid bij dialoogactiviteiten tussen Joden en Palestijnen. Wat zijn hun drijfveren en welke rol vinden de Nederlandse respondenten dat zij hebben in de dialoog tussen Joden en Palestijnen? De respondenten noemen drie, voor hen belangrijke waarden voor hun rol: neutraliteit, identiteit en geloofwaardigheid. Neutraliteit Frans van der Sar, dialoogcoördinator bij Nes Ammim, heeft een zeer gedetailleerde visie op zijn rol als Nederlander in de dialoog tussen Joden en Palestijnen, en Joden en christenen (de twee doelgroepen waar Nes Ammim zich op richt.) Van der Sar ziet Nes Ammim als een neutrale plek in Israël. Het dorp is zeer internationaal omdat het wordt gerund wordt door buitenlandse vrijwilligers, vooral uit de West-Europese landen. “Dat maakt dat het dorp een zekere neutraliteit heeft – niet Joods en niet Arabisch,” vertelt Van der Sar. Hij geeft aan dat Nes Ammim probeert om mensen een veilige plek te bieden waar ze gelijkwaardig met elkaar kunnen praten en zich ook gelijkwaardig kunnen voelen. Tegelijk geeft hij wel aan dat die neutraliteit relatief is: “Wat betekent neutraliteit nou in deze regio?!” Ook Maaike Hoffer van Stichting COME maakt gebruik van haar positie als buitenstaander in de dialoog. “Tijdens de seminars benadruk is nadrukkelijk dat ik Nederlander ben, om zo onafhankelijk mogelijk te blijven in discussies,” verteld Hoffer, “Het heeft voordelen om een buitenstaander te zijn tijdens de seminars. Ik ben een neutraal persoon, dus deelnemers kunnen juist met bepaalde dingen bij mij terecht.” Identiteit Frans van der Sar geeft aan dat zowel Palestijnen als Joden met “een zekere scepsis” hebben tegenover hem en naar Nes Ammim kijken. Vooral Palestijnse christenen hebben moeite met de historie die Nes Ammim heeft als joods-christelijk georiënteerd dorp. Ook voor de Joden is de aanwezigheid van Westerse/Europese christenen moeilijk, omwille van het verleden. Simon Schoon vult dit aan met de opmerking dat de Joods-christelijke relatie zeer asymmetrisch is. Christenen willen graag met Joden praten omdat ze zich door hun geloof verbonden voelen met hen. Joden echter ervaren dat niet, en hebben volgens Simon Schoon, “niet zo’n behoefte om te praten met christenen.” 24 Frans van der Sar wijst erop dat mensen bewust moeten zijn van hoe anderen naar hen kijken, en hun verantwoordelijkheid moeten durven nemen om de identiteiten die anderen op hen projecteren, te accepteren. Geloofwaardigheid De centrale vraag die Frans van der Sar zich steeds stelt is: “Hoe ben je geloofwaardig?” Hij noemt in dat kader een aantal competenties dat volgens hem daarbij relevant is: “het vermogen om je bewust te zijn van de ernst van hun conflicten; het vermogen om je in beide partijen in te leven; het vermogen om daarmee om te gaan, met die twee kanten; en om dicht bij de mensen te staan, als mens.” Kernwaarden hierbij zijn integriteit, eerlijkheid en oprechtheid. Simon Schoon vertelt dat christenen soms ook een bekeringsdrang hebben naar Joden toe. “Als bekering je verborgen agenda is, dan is dialoog niet mogelijk. Dan treed je elkaar niet open tegemoet,” vindt Schoon. Motivatie De drie Nederlandse respondenten hebben al een jarenlange band met Israël en met dialoogactiviteiten. Frans van der Sar is sinds zijn studententijd betrokken bij Israël. Als theoloog kwam hij in aanraking met de joods-christelijke dialoog en ging hij regelmatig naar Israël. Zijn motivatie voor zijn betrokkenheid bij de dialoog in Israël ligt in zijn geloof, vertelt Van der Sar. Hij ziet het als zijn taak als christen om bij te dragen aan het herstellen van verhoudingen. Simon Schoon omschrijft zijn motivatie van vroeger als “heel idealistisch”. Naarmate hij langer woonde in Nes Ammim en ook Palestijnen sprak, veranderde zijn visie naar een meer evenwichtigere kijk op het land. “Toen ik me ging verdiepen in Israël, ging het land me steeds meer fascineren. ‘Daar gebeurt wel wat!’ dacht ik. Religie, politiek, cultuur; alles komt daar bij elkaar. Daar wilde ik bij zijn!” Maaike Hoffer vertelt dat ze van huis uit de band met Israël heeft meegekregen. Ze heeft voor diverse Nederlandse organisaties gewerkt die betrokken waren bij Israël en Palestina. Over haar motivatie voor het werk van Stichting COME zegt Hoffer: “Om iets goeds te doen. Ik wil graag iets doen voor de mensen die in dit conflict moeten leven. Je kunt er weinig aan veranderen, maar op deze manier draag je wel iets bij aan een betere wereld.” Deelconclusie Samenvattend valt op dat de betrokkenheid van Nederlanders bij Israël en de Joden vanaf de jaren zestig tot en met de jaren tachtig sterk is toegenomen. De schuldgevoelens met betrekking tot de Holocaust hebben daaraan bijgedragen, maar ook de interesse van de christelijke kerken voor het Jodendom heeft een sterke invloed gehad. De christelijke betrokkenheid is ook nu nog te zien in het grote aantal christelijke organisaties, dat actief is met betrekking tot Israël en de Joden. Daarnaast klinkt er in de motivatie van de respondenten idealisme door, dat deze is vóórtgekomen uit een christelijke traditie of ook nú nog gevestigd is op een christelijke traditie. Maar er is ook een andere tendens te zien, namelijk de groei van de pro-Palestijnse beweging in Nederland, sinds de Tweede Intifada in 2000. Wat betreft de motivaties van de Nederlandse respondenten om betrokken te zijn bij het Israëlisch-Palestijnse conflict, kan geconcludeerd worden dat de oorsprong daarvan ligt in de jaren zestig in de christelijke pro-Israël beweging. De respondenten geven wel aan dat hun standpunt is veranderd door de jaren heen en dat zij nu genuanceerder denken over het conflict. De respondenten zien hun rol als Nederlander in de Joods-Palestijnse context als die van een buitenstaander, en als ‘neutraal’. Ze zijn zich echter wel degelijk ervan bewust dat de ander hun identiteit en culturele achtergrond als alles behalve neutraal ervaart. Daarom pleit Frans van der Sar voor een sterk bewustzijn van iemand als buitenstaander geloofwaardig kan zijn. 25 7 | Conflict & Mediation Het conflict tussen Israël en de Palestijnen is ingewikkeld. Om het concept conflict beter te begrijpen, zal in dit hoofdstuk de theoretische achtergrond van conflict worden besproken en de processen die een rol spelen bij conflicten. Vervolgens zal de definitie van mediation besproken worden en de rol van de faciliteerder daarbij. 7.1 | Conflict Definities conflict Bercovitch en Jackson (2009) definiëren conflict als een perceptie op onenigheid tussen twee of meer actoren en de reeks van gedragingen die uit deze percepties voortkomen (ibidem:20). Bercovitch is een expert op het gebied van internationale mediation in gewelddadige en langdurige conflicten, en Jackson is werkzaam in het wetenschappelijke gebied van internationale politiek. Hun brede definitie van conflict laat volgens Bercovitch en Jackson zien dat conflicten in elke interactie kunnen voorkomen, van inter-persoonlijk tot internationaal (ibidem). Hoe meer mensen er bij het conflict betrokken zijn (zoals bij conflicten in/tussen groepen of naties), hoe complexer het conflict wordt, en hoe minder duidelijk is waar het conflict om gaat (Galtung 1967). Augsburger (1992) geeft een definitie van conflict die in lijn ligt met die van Bercovitch & Jackson (2009), maar Augsburger concretiseert het begrip meer: conflict is de spanning tussen hetzelfde en anders, en er ontstaat een conflict door competitie tussen deze twee elementen. Hij stelt dat mensen in het dagelijks leven voor het gemak aannemen dat zijzelf en de mensen in hun omgeving, de werkelijkheid waarin zij leven op dezelfde manier ervaren (ibidem). In praktijk leeft iedereen in meerdere werkelijkheden (Lederach 1988a:38, in: Augsburger 1992). Als mensen erachter komen dat hun ‘werkelijkheden’ botsen en op zoek moeten gemeenschappelijke betekenissen, dan ontstaat er conflict (ibidem:39). Het gaat hier dus om verschillende percepties op de werkelijkheid die met elkaar kunnen botsen. Percepties Een perceptie is een kijk op de wereld, een mentaal beeld dat wij hebben van de ander, ook wel image (Beller & Leerssen 2007:4) of collectieve representatie (Zarate et. al. 2004) genoemd. Dat beeld wordt bepaald door kenmerken van familie, groepen, stammen, mensen en etniciteit (ibidem). Een image beheerst de mening die wij hebben over anderen en hoe wij ons gedragen ten opzichte van de ander (ibidem). Mensen kunnen zodoende op een positieve manier of op een negatieve manier naar de ander kijken, ook wel een positieve image of een negatieve image genoemd (ibidem). Deze positieve of negatieve image wordt gestimuleerd door culturele verschillen in taal, mentaliteit, gewoontes en religies, of door cultural discontinuity (Beller & Leerssen 2007:4). Aan de basis van cultural discontinuity ligt het idee van etnocentrisch monoculturalisme (Sue, 2004 en Sue & Sue, 2003 in: Tyler et al. 2008:281): “The individual, institutional, and cultural expression of the superiority of one group’s cultural heritage (e.g., its values, language, customs and practices) over another combined with the possession of power to impose those standards” (ibidem:71). Cultural discontinuity gaat dus om het gevoel van superioriteit van een groep ten opzichte van een andere groep, dat over het algemeen tot een negatieve houding ten opzichte van de andere groep leidt. In het conflict tussen Israël en de Palestijnen wordt het spanningsveld tussen percepties duidelijk zichtbaar in de narratieven van beide partijen. De werkelijkheid van de Joden is terug te voeren op de claim dat het land van “Eretz Yisrael” aan hen beloofd en gegeven is door hun god. De Exodus (de verbanning naar Egypte, in het Oude Testament van de Bijbel), de Diaspora en de Holocaust - drie eikpunten in de geschiedenis van het Joodse volk – spelen een essentiële rol in hun collectieve geschiedenis en in hun collectieve identiteit (zie Yiftachel 2006). Maar volgens de perceptie van de Palestijnen is hetzelfde land juist van hen. Hier vindt de botsing tussen werkelijkheden plaats die het conflict veroorzaakt. De werkelijkheid van de Palestijnen wordt gevormd door de 26 historische en politieke achtergrond van de relatie tussen Palestijnen en Israël (Yiftachel 2006:162). De belangrijkste historische gebeurtenissen voor Palestijnen zijn: de Nakba, de “Catastrofe”(de verdrijving van ruim 700.000 Arabieren uit Palestina in periode van 1947 tot 1949 en de vernietiging van 150 Arabische dorpen), de Naksa (de zesdaagse oorlog met Israël in 1967) en de gebeurtenissen tijdens de Tweede Intifada in 2000 (ibidem). De realiteit van de Palestijnen wordt verder beïnvloed door het feit dat de Palestijnen vandaag de dag de meest gemarginaliseerde groep vormen van alle minderheden die in Israël wonen (ibidem). Er vindt dus een botsing tussen percepties plaats doordat beide partijen hetzelfde land claimen op basis van verschillende (historische) onderbouwingen. Dit uit zich in een conflict, omdat de Palestijnen nooit de Joodse bezetting en expansie hebben geaccepteerd, in wat zij de restanten noemen van hun historische thuisland dat onder Arabische gezag was (Yiftachel 2006:69). Opbouw van conflict Hoe een conflict is opgebouwd laat grondlegger van conflictstudies, prof. Galtung zien met zijn Conflict Triangle (1967:105, 1996:72). Volgens Galtung bestaat een conflict uit aannames en attitudes (A) gedrag (B), en een tegenstrijdigheid – het conflict (C). Alleen (B) het gedrag is waarneembaar, (A) en (C) zijn verborgen. Hoewel de term conflict associaties kan oproepen met geweld en haat, is conflict dat in essentie niet. Als gevolg van attitudes en gedragingen kan een conflict wel destructief worden (Galtung 1967). Om een (politiek-) conflict tussen groepen te kunnen begrijpen moet er niet alleen gekeken worden naar het onderwerp van conflict (de ‘C’ van Galtung’s Conflict Triangle) waar de groepen over verschillen, vechten of onderhandelen (Saunders 2009). Maar er moet ook aandacht zijn voor de menselijke en sociale dimensies van een conflict (ibidem). Een conflict is namelijk niet alleen een zaak van regeringen, maar het gaat mensen uit alle lagen van de samenleving aan (Burton 1990, in: Saunders 2009:383). Het Israël-Palestina-conflict is in eerste instantie een politieke kwestie over grond, natuurlijke bronnen en macht, maar het conflict heeft een bredere uitwerking. Het beheerst ook het dagelijkse leven van de burgers in het gebied, zowel fysiek als psychologisch. Volgens de sociale psychologie wordt conflict aangewakkerd en in stand gehouden door emoties. De focus ligt daarbij op psychologische componenten als relatieve ongelijkheid en het gebrek aan macht van groepsleden, die ten grondslag liggen aan conflicten tussen groepen (Nadler 2004:28). Andere sociale psychologische aspecten die een rol spelen bij conflicten zijn de behoefte aan een onderscheidende identiteit en de erkenning daarvan door anderen, veiligheid, effectieve betrokkenheid in sociale, economische en politieke systemen waarin ze een zekere mate van zelfstandigheid hebben (Azar et al. 1990; Fisher 1990 – in: Kleiboer 1997). Als deze (menselijke) behoeftes worden onderdrukt, gefrustreerd of genegeerd, dan kunnen er politieke conflicten ontstaan, wat zich uit in ongelijke, onjuiste of onwettige regels (Kleiboer 1997). Hierdoor ontstaat er een machtstrijd tussen de groepen. Realiteit van conflict Sociaal psychologische aspecten zoals die in de voorgaande paragraaf zijn genoemd, zijn ook aanwezig in het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Hieronder zal worden besproken wat machtsverschillen, ongelijkheid, identiteit, erkenning, veiligheid en zelfstandigheid inhouden in de context van dit conflict. Dit is geen complete weergave van de realiteit in Israël en Palestina, maar het geeft inzicht in een aantal belangrijke structuren. (Relatieve) ongelijkheid en machtsverschillen Ongelijkheid en machtsverschillen tekenen de relatie tussen Joden en Palestijnen. Om dit aspect in de volle omvang te begrijpen, moet gekeken worden naar de positie van beide partijen in de samenleving van Israël. De staat Israël is in 1948 opgericht als een Israëlische staat met gelijke rechten voor iedereen, maar vanaf 1964 is er steeds meer nadruk op het Joodse karakter van Israël (Yiftachel 2006). Bij de wet zijn alle burgers van Israël nog steeds gelijk (Yiftachel 2009), dus ook de Palestijnse minderheid die in Israël wonen. De praktijk is echter anders. Yiftachel (2006) omschrijft Israël als een etnocratie – een staat waarin een bepaalde etnische groep 27 oververtegenwoordigd is en een bevoordeelde positie heeft. In het geval van Israël zijn dat de Joden, en dan in het bijzonder de van oorsprong Europese Ashkenazim Joden (ibidem). Yiftachel (2006:105) geeft een kort maar duidelijk overzicht van wat etnocratie in de context van Israël inhoudt. Zo bevordert Israël actief de Joodse immigratie naar Israël, maar er zijn strenge beperkingen voor de naturalisatie van andere etnische groepen. Met betrekking tot het verkrijgen van land krijgen Joden alle vrijheid om zich te vestigen en te ontwikkelen, terwijl er allerlei restricties gelden voor de Palestijnse minderheid. Het leger wordt gedomineerd door Joden, en niet-Joden wordt het zeer moeilijk gemaakt om tot het leger toe te treden. Op het gebied van economische ontwikkeling worden de Joden over het algemeen bevoorrecht dankzij allerlei regelingen. Tot in de jaren tachtig gold dit ook voor het rechtssysteem, maar gedurende de jaren negentig is het systeem veranderd en zijn burgerrechten beter gewaarborgd, dankzij protesten van activisten. En dan zijn er nog de nationale symbolen zoals de vlag, het volkslied, logo’s, de (enige officiële) Joodse feestdagen die allen het Joodse karakter van de staat benadrukken en overal zichtbaar zijn. Dat wordt nog versterkt doordat alle oorspronkelijke (Arabische) plaatsnamen zijn gewijzigd in Hebreeuws/Joodse namen. In de bovenstaande alinea komen al een aantal punten naar voren waarop Palestijnen in Israël worden achtergesteld en gediscrimineerd. Voor Palestijnen die in de Bezette Gebieden wonen is de discriminatie nog veel nadrukkelijker aanwezig. Door de Afscheidingsmuur zijn Palestijnen bijvoorbeeld verplicht om een permit aan te vragen bij de Israëlische autoriteiten. Deze worden bij hoge uitzondering gegeven en de criteria om een dergelijke permit te krijgen veranderen voortdurend (Passia 2009). Israël heeft een groot deel van de Palestijnse Gebieden niet alleen onder controle, het wordt ook voor een groot deel gebruikt voor Israëlische doeleinden. Zo loopt 9 procent van de afscheidingsmuur door de Westbank (over geannexeerde grond van Palestijnen), en de Joodse nederzettingen (inclusief geplande uitbreiding) beslaan 36,5 procent van de Westbank (op basis van PLO-NAD, Barrier to Peace: Assessment of Israel’s Wall Route, July 2008, in Passia 2009). Verder worden er jaarlijks ongeveer 40 huizen van Palestijnen in de Westbank (en ongeveer 60 in OostJeruzalem) met de grond gelijk gemaakt, volgens de Israëlische autoriteiten voor “veiligheidsredenen” of omdat ze “gebouwd zijn zonder permissie” (Passia 2009:346). En dan is er nog het probleem van de ruim 7 miljoen Palestijnse vluchtelingen die niet naar hun grond en huizen kunnen en mogen terugkeren (PLO Negotiations Affairs Department, Palestinian Refugees, May 2008, in Passia 2009). Alles bij elkaar genomen wordt door Israël steeds weer (impliciet) de boodschap gegeven aan de Palestijnen dat zij en/of hun identiteit niet gewenst is in de Joodse staat, Eretz Yisrael. De bezetting van de Palestijnse Gebieden wordt ook wel omschreven als een vorm van kolonisatie (Ra’ad 2010). De kolonisatie die plaats vindt in deze gebieden is niet het soort van kolonisatie zoals in andere landen in Afrika of Zuid-Amerika bestaat en heeft bestaan. Het is een kolonisatie van het denken (Ra’ad 2010:142), waarbij de gekoloniseerde bevolking geïndoctrineerd met ideeën die in het voordeel zijn van de kolonisator. In het geval van Palestina hebben de Zionisten de inheemse Palestijnse bevolking mentaal ontworteld van hun geschiedenis, hun gewoontes, tradities, etc., door de Palestijnse identiteit structureel te negeren en het te marginaliseren in de samenleving (ibidem). Ze zijn zelfs zover gegaan dat ze van oorsprong Palestijnse culturele artefacten als Joods hebben bestempeld (zie Ra’ad 2010:142-146). Door steeds alleen de Joodse identiteit te benadrukken hebben de Joden een heel sterk cultureel bewustzijn, en zijn zij vol zelfvertrouwen, terwijl de Palestijnse minderheid niet meer weet wat hun identiteit is en zich daardoor inferieur voelt ten opzichte van de meerderheidsgroep. Onderscheidende identiteit en de erkenning daarvan door anderen Een onderscheidende identiteit en de erkenning daarvan door de Ander is een aspect dat nauw samenhangt met ongelijkheid en machtsverschillen, zoals die in de vorige paragraaf zijn besproken. De basis van een groep is gebaseerd op een gedeelde cultuur en historie, maar nog meer op de behoefte om zich te onderscheiden van 28 anderen (Leerssen 2006:17). Dit wordt gedaan in relatie met de buitenwereld, met de ander (Beller & Leerssen 2007). In de relatie tussen Joden en Palestijnen leidt dit tot problemen. Allereerst om de Joden in Israël zich zeer sterk bewust zijn van hun identiteit, mede gestimuleerd door het beleid van de overheid, die de Joodse cultuur sterk bevordert (zoals ook blijkt uit de vorige paragraaf). Voor de Joden zijn er een aantal eikpunten uit hun geschiedenis die een belangrijk onderdeel zijn van de collectieve identiteit: Het Joodse volk als uitverkorenen van God en Israel als hun beloofde land; het overleven van alle bedreigingen in hun geschiedenis – waarvan de Holocaust een cruciaal onderdeel is; en de Diaspora en de terugkeer naar het Joodse land, Eretz Yisrael (Yiftachel 2006). Het leiden van het Joodse volk door de geschiedenis heen, staat bij dit alles centraal (ibidem). Palestijnen zijn zich daarentegen veel minder bewust van hun identiteit dan Joden. De Palestijnse historicus Basem L. Ra’ad stelt dat dit komt doordat Palestijnen in tegenstelling tot de Joden/Israëliërs, een minder bewust geconstrueerde geschiedenis hebben (Ra’ad 2010). Vroeger werd de identiteit van Palestijnen bepaald door regio waar iemand woonde, bijvoorbeeld het dorp en de omgeving, maar er was dus geen nationaal bewustzijn (ibidem). Maar na de Nakba in 1948, waarbij honderdduizenden Palestijnen door de Joden zijn verdreven van hun land, kunnen veel Palestijnen niet meer hun identiteit verbinden aan hun omgeving (ibidem). Hun oriëntatie is nu meer verschoven van hun directe leefomgeving naar Palestina als een natie (ibidem:119). Daarnaast hebben Palestijnen, volgens Ra’ad (2010), een gebrek aan kennis over hun cultuur. Allereerst claimt hij dat dit gebrek voor het grootste deel wordt veroorzaakt doordat de Palestijnen door de Joodse bezetting ervan weerhouden zijn en worden om kennis te vergaren (ibidem:120). En ten tweede doordat deze kennis deels verloren is gegaan door de kolonisatie. Ra’ad beschuldigt Israëliërs ervan dat zij elementen uit de Palestijnse cultuur hebben gestolen en deze presenteren als Israëlisch (ibidem). De Zweedse onderzoeker Helena Lindholm Schulz van het Institute for Peace and Development and Research (Universiteit van Gothenburg) stelt dat Palestijnen door het gebrek aan een collectieve historische identiteit en het gebrek aan een eigen nationale staat, hun identiteit zoeken buiten zichzelf (Lindholm Schulz 1999:165). Ze zien zichzelf als zwak en als slachtoffers door alles wat hen in de afgelopen decennia is aangedaan (ibidem:165). De Palestijnse identiteit is afhankelijk van de Israël en het conflict tussen Israël en de Palestijnen (ibidem). Zowel de Palestijnen als de Joden maken dus aanspraak op de rol van slachtoffers, omdat beide samenlevingen zijn getraumatiseerd zijn, om verschillende historische redenen (Nusseibeh 2009). Ze blijven in trauma’s hangen en hebben daardoor een vechtlustige mentaliteit ontwikkeld (ibidem). In interacties tussen Joden en Palestijnen ontstaat er vaak een competitie over wie het meest geleden heeft, en wie dus het meest slachtoffer is (Bekerman & Zembylas 2010). De aanname achter het verhaal van dader versus slachtoffer, is dat het slachtoffer altijd machteloos is en de dader de overmacht heeft en niets om het slachtoffer geeft (Smeyers and Masschelein 2000, in Bekerman & Zembylas 2010). Toch is het slachtoffer niet zo machteloos als in eerste instantie lijkt (Bekerman & Zembylas 2010). Deze rol kan gebruikt worden (en wordt ook gebruikt) om politieke en ideologische agenda’s te beïnvloeden (Yoran 2006, in Bekerman & Zembylas 2010). Het historische besef van de slachtofferrol gaat niet zozeer om te laten zien wat er precies is gebeurt, maar om wat de ervaring van de gebeurtenis het met hen heeft gedaan (Bekerman & Zembylas 2010:584). Doordat zowel Joden als Palestijnen de identiteit van de ander niet te erkennen, ontstaat er een competitie over welke identiteit het (meeste) bestaansrecht heeft. In interacties tussen Joden en Palestijnen ontstaan er ongelijke relaties, aangezien Joden zich zeer sterk bewust zijn van hun collectieve identiteit en Palestijnen juist een gebrek aan collectieve identiteit hebben (Bekerman & Zembylas 2010). Veiligheid Ieder persoon heeft behoefte aan veiligheid (Fisher 1990), maar veiligheid speelt een cruciale rol in het conflict tussen Israël en de Palestijnen, in het bijzonder voor de Joodse Israëliërs. Voor Joodse Israëliërs is veiligheid 29 niet alleen een doel om te bereiken in het land, maar het is een waarde geworden in de Israëlische samenleving (Olesker 2007:165). De collectieve herinnering aan de Holocaust en de aanvallen op Israël door omringende Arabische landen, hebben geleid tot een constant gevoel van onveiligheid bij de Israëliërs en een extreme focus op de rol van het leger (ibidem). Veiligheid is diepgeworteld in de psyche van de Israëlische samenleving (ibidem). Veiligheid hoort bij het dagelijkse leven in Israël en is overal aanwezig. Op straat lopen soldaten met geweren, bij openbare gebouwen is beveiliging aanwezig en zijn veiligheidscontroles, en er is de veiligheidsmuur tussen Israël en de Palestijnse gebieden, of de apartheidsmuur zoals de Palestijnen het noemen. Veiligheid gaat voor Joden niet alleen om het beschermen van de fysieke staat, maar ook om het beschermen van de Joodse identiteit van de staat (Olesker 2007:166). Dit is ook terug te zien in het etnocratische beleid dat de Israëlische overheid voert (ibidem; zie ook Yiftachel 2006), zoals omschreven in de paragraaf (Relatieve) ongelijkheid en machtsverschillen in dit onderzoeksverslag. De Palestijnen voelen zich juist bedreigd in hun veiligheid door de militaire overmacht van Israël, de aanwezigheid van Israëlische militairen in de Palestijnse Gebieden, en de houding van de Israëlische regering en publieke opinie die de Palestijnen het recht ontzeggen om in hun land te wonen. Wat voor de één dus veiligheid betekent, is voor de ander juist een bedreiging. Effectieve betrokkenheid in sociale, economische en politieke systemen Het laatste aspect, effectieve betrokkenheid in sociale, economische en politieke systemen, heeft vooral betrekking op de Palestijnen. Zij hebben namelijk geen eigen staat, maar leven in door Israël bezette gebieden, waardoor ze maar beperkte mogelijkheden hebben om economisch en politiek actief te zijn (zoals ook omschreven is in de paragraaf (Relatieve) ongelijkheid en machtsverschillen in dit onderzoeksverslag). Voor de Palestijnen die in Israël wonen is dit een problematisch aspect omdat zij door allerlei beleidsmatige regelingen worden belemmerd om volwaardig te participeren in de samenleving, in tegenstelling tot de Joodse meerderheid. De beperkingen creëren bij zowel Palestijnen die in Israël wonen als bij de groep die in de Palestijnse Gebieden woont, het gevoel dat zij inferieur zijn aan de Joden (Yiftachel 2006). Uit de voorgaande paragrafen wordt duidelijk dat het conflict tussen Israël en de Palestijnen wordt gefrustreerd en in stand gehouden door concrete machtsverschillen en door emoties en ideeën die leiden tot een psychologische en fysieke machtsstrijd tussen de twee samenlevingen. In het vervolg van dit verslag zal duidelijk worden dat de aspecten die genoemd zijn in dit hoofdstuk niet alleen op nationaal niveau (macroniveau) een rol spelen, maar dat deze ook de interactie beïnvloeden op persoonlijk, micro niveau (zie ook hoofdstuk 10 over obstakels in de ontmoetingen). 7.2 | Mediation & conflict resolution Er zijn verschillende manieren om een oplossing te zoeken voor conflicten. Bennett (1995) onderscheidt vijf manieren voor het omgaan met en het oplossen van conflicten: 1) negeren en onderdrukken; 2) macht/autoriteit; 3) mediation d.m.v. derde persoon; 4) groepsconsensus; 5) directe discussie. Bercovitch en Jackson (2009) noemen in dit kader ook de volgende vormen: door middel van onderhandelingen, op internationaal niveau door middel van diplomatie (officieel en achter de schermen), internationale rechterlijke machten, en dialoog. In dit onderzoek staan ontmoetingen centraal waarbij conflicterende personen of groepen bij elkaar worden gebracht om met elkaar in gesprek te gaan en om zo mogelijk zich met elkaar te verzoenen. Dit valt binnen het terrein van mediation en conflict resolution. Definities mediation Mediation komt oorspronkelijk uit de jurisprudentie als alternatief voor de traditionele juridische weg om conflicten op te lossen. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt om te bemiddelen bij arbeidsgeschillen of bij een 30 scheiding tussen echtparen. Naast mediation op persoonlijk niveau wordt het ook gebruikt bij conflicten op nationaal niveau. Het concept mediation wordt op verschillende manieren omschreven: “Mediation is het proces van construeren en repareren van een sociale band/contact (lien social) en het omgaan met conflicten in het dagelijks leven, waarbij een onpartijdige, onafhankelijke derde, die geen enkele macht kent buiten de autoriteit die hem vrijwillig wordt toegekend door beide partijen, probeert binnen de organisatie te helpen bij interactie tussen personen of instituties, deze (interactie) te verbeteren, relaties op te bouwen of een conflict op te lossen.” (Hoffnung 2001:67) “Mediation beruht auf dem Gedanken des konstruktiven Verhandelns und ist im Grunde nichts anderes als das Führen von Verhandlungen unter Inanspruchnahme eines neutralen Dritten, der für die Gestaltung des Verfahrens verantwortlich ist.” (Herlyn 2005:57) Mediation kan dus gezien worden als een techniek voor het oplossen van conflicten door een derde persoon (Herlyn 2005), of als een proces (Hoffnung 2001) waarbij waarden en veronderstellingen van de interactanten die ten grondslag liggen aan het conflict worden verhelderd. Het gaat bij mediation niet om de oplossing van het conflict, maar om het herstellen van de dialoog. Daar kan een neutrale, onpartijdige derde partij bij helpen. De visie van taalwetenschapper Januschek (2006) geeft nog een belangrijke toevoeging aan de bovenstaande definities. Januschek is onder andere actief geweest in project dat als doel had om de relatie tussen Albanezen en Serviërs in Kosovo te herstellen, en de verstandhouding tussen de lokale bevolking en de buitenlandse hulpverleners en militairen. Volgens hem gaat het bij mediation niet om het oplossen van het conflict, maar om het herstellen van de conversatie tussen de partijen. Een compromis vinden in dergelijke conflicten is niet zozeer succesvolle mediation (ibidem). Bij mediation in conflicten, of bij mediatieve conflictoplossing zoals Januschek het noemt, moet men er naar streven om de tegengestelde belangen in het conflict op te lossen (ibidem). Het vertrouwen tussen de partijen moet worden hersteld, zodat beiden weer geloven in de oprechtheid van de ander (ibidem). Ook in het conflict tussen Israël en de Palestijnen wordt mediation veelvuldig toegepast. De mediation wordt daarbij bemoeilijkt omdat er in het Israëlisch-Palestijns conflict niet alleen gemediëerd moet worden tussen twee conflicterende partijen, maar tussen conflicterende partijen met elk een andere culturele achtergrond. De verschillen in cultuurspecifieke vooronderstellingen die daardoor aanwezig zijn, maken de mediation nog ingewikkelder (Baraldi 2010). Er is in dit geval dus interculturele mediation nodig, waarbij de partijen bewust gemaakt moeten worden van de culturele verschillen die de communicatie tussen hen beïnvloeden (ibidem). De eerste stap om dit te bereiken, is volgens Januschek (2006) dat de betrokkenen moeten gaan erkennen dat de betekenis van hun eigen uitspraken voor de andere partij vaak niet gelijk duidelijk is. Vervolgens kunnen ze proberen op elkaars taal te begrijpen, en een gemeenschappelijk perspectief op het conflict ontwikkelen (ibidem). Baraldi (2010) omschrijft een soortgelijk intercultureel mediationproces: het creëren van begrip, bemoedigen van participanten en het coördineren van reflectie tussen participanten, om zo wederzijdse erkenning te creëren voor elkaars perspectieven. Hoewel Baraldi (2010) en Januschek (2006) beiden een ander accent leggen op het einddoel, hebben ze wel de gemeenschappelijke visie dat het bij interculturele mediatieve conflictoplossingen belangrijk is om 1) begrip te creëren tussen de partijen, 2) dat ze zich bewust worden van het feit dat hun eigen betekenis niet vanzelfsprekend is voor de ander, en 3) de betrokkenen te stimuleren om samen de betekenis van wat gezegd wordt te onderzoeken. Kenmerkend voor de houding van partijen in dergelijke conflicten is, dat ze hun identiteit voor een groot deel halen uit hun rivaliteit met de vijandelijke partij (Januschek 2006). Zo ziet elke groep zichzelf als slachtoffer van de ander en zijn ze niet in staat om het perspectief van de ander te begrijpen (ibidem). Deze houding van de partijen, vraagt om bijzondere kwaliteiten van de mediator om de mediation succesvol te laten verlopen. 31 7.3 | Rol van faciliteerder In dit onderzoek staat de derde partij, genaamd mediator of faciliteerder, centraal in georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. De derde partij is in eerste instantie degene (individu of meerdere mensen) die de ontmoeting organiseert. Maar de rol van de derde partij heeft vele kanten. Uit de literatuur over deze rol blijkt dat vrijwel elke organisatie deze rol anders invult. In dit hoofdstuk zullen de verschillende rollen van de derde partij omschreven worden. Benamingen De derde partij wordt in theorie omschreven als faciliteerder (Halabi 2004), coördinator (Salameh & Zak 2008), of mediator (Kleiboer 1997; Ron et al. 2010). De derde partij vervult in veel gevallen ook de functie van vertaler. De werkzaamheden van de derde partij worden meestal uitgevoerd door twee personen die elk een betrokken partij vertegenwoordigen, in deze context iemand van Joodse afkomst en van Palestijnse afkomst. De derde partij wordt in de literatuur overwegend faciliteerder genoemd. De term mediator wordt in deze studie niet gebruikt omdat de derde partij bij conflict resolution geen traditionele mediator is. De derde partij brengt de deelnemers van de ontmoeting bij elkaar om de dialoog tussen hen te herstellen, maar hij is geen bemiddelaar zoals een mediator in de traditionele mediationproces is (zie Herlyn 2005). Om de ambities van de derde partij in te perken wordt de term faciliteerder gebruikt in plaats van mediator. Voor de eenduidigheid wordt deze benaming ook in dit onderzoek gebruikt. Definities Hier volgen een aantal definities dat in de literatuur gegeven wordt van de faciliteerder. Het Engelse Merriam Webster-woordenboek definieert een faciliteerder als volgt: “fa·cil·i·ta·tor noun \fə-ˈsi-lə-ˌtā-tər\: one that facilitates; especially: one that helps to bring about an outcome (as learning, productivity, or communication) by providing indirect or unobtrusive assistance, guidance, or supervision <the workshop's facilitator kept discussion flowing smoothly.” (http://mw4.merriam-webster.com/dictionary/facilitator /21 juni 2011) Volgens Ron et al. (2010) vormt en beïnvloedt de faciliteerder het interactieproces tussen de partijen, en is hij zo een mediator tussen de visie, doelen en ideeën van degene die de dialoog heeft georganiseerd, en dat wat er daadwerkelijk gebeurt tijdens de interactie (ibidem:573). Faciliteerders hebben een actieve rol in de ontmoeting, waarbij ze de discussies en interacties “leiden en vormgeven, gedachten en gevoelens van deelnemers naar boven halen en uitdiepen, en de deelnemers confronteren met inhoudelijke punten en dynamieken die in de interactie voor komen, binnen en tussen de deelnemende groepen” (ibidem:573, vertaling WB). Yankelovich (1999) gebruikt een interessante metafoor voor de rol van de faciliteerder: “A […] facilitator [acts] as a passive traffic cop, not interfering with the traffic as long as it continued to flow” (Yankelovich 1999:127) Kleiboer (1997:90, vertaling WB) schetst een profiel waaraan een mediator in dialoog, de faciliteerder dus, aan moet voldoen. De faciliteerder: is een a-politieke persoon of instituut, wiens expertise en ervaring ligt op het vlak van conflict resolution. zet zich in voor sociale veranderingen; heeft diepgaande kennis over het conflict, het ontstaan, de ontwikkeling, de structurele context, de percepties van de partijen over en weer en hun motieven; kan deelnemers warm maken en aanmoedigen om naar de diepere lagen van het conflict te kijken, dan alleen naar de onderwerpen van conflict; 32 moet in staat zijn om achtergestelde groepen te empoweren (versterken) om als gelijkwaardige mensen deel te nemen aan de dialoog; moet vooral aandacht hebben voor het proces, en zich niet mengen in de inhoud van de dialoog. Uit deze definities blijkt dat de rol van een faciliteerder uiteenloopt van minimale inmenging in de ontmoeting (Yankelovich 1999) tot maximale inmenging (Ron et al. 2010). In het eerste geval biedt de faciliteerder de conflicterende partij vooral de mogelijkheid aan tot een ontmoeting en stimuleert hij hen om elkaar te ook daadwerkelijk te ontmoeten. Verder houdt hij zich afzijdig in de interactie. Het andere uiterste is dat de faciliteerder actief de leiding heeft in de ontmoeting en deze vormt, en dat hij de interactie tussen de deelnemers, en de dialooggesprekken inhoudelijk stuurt. Daartussenin zijn er nog nuances in de rol van de faciliteerder, waarbij hij in meer of mindere mate betrokken is bij de ontmoeting, bijvoorbeeld door zich alleen met het proces en niet het resultaat van de interactie te bemoeien (Kleiboer 1997). Nu de rol van de faciliteerder is gedefinieerd, is het interessant om te kijken wat de rol van een faciliteerder concreet inhoudt. De doelen van mediation zoals omschreven door Baraldi (2010) en Januschek (2006) (zie vorige paragraaf) laten al iets zien van de taken van de mediator: hij moet begrip creëren, de participanten bemoedigen en hij heeft een coördinerende taak. Maar de kerntaak van een mediator is communicatie faciliteren (Baraldi 2010). Dit is dus heel praktisch, hij moet de betrokkenen allereerst de mogelijkheid geven om elkaar te ontmoeten. Baraldi (2010) geeft een overzicht van diverse communicatieve acties die een mediator moet ondernemen tijdens een mediationproces om de partijen actief te laten deelnemen aan het proces, hen te laten reflecteren en het conflict te managen (ibidem:112-119, vertaling WB): 1. Actief luisteren naar de persoonlijke uitingen van de partijen. Daarbij is het van belang dat de luisteraar speciale aandacht heeft voor de behoeftes en gevoelens van de partijen, zowel verbaal als non-verbaal. 2. Herhalen van meningen die partijen uitspreken, zodat de betekenis en de gevolgen van hun mening expliciet wordt gemaakt. Zo kan worden gecontroleerd of de mening goed begrepen is. 3. Bevestigen en steunen van persoonlijke uitingen van de partijen. Hierdoor voelen de partijen zich geaccepteerd en erkent. 4. Waardering uitspreken aan de partijen voor hun handelingen, ervaringen en posities. Het gaat niet zozeer om de inhoud van hun bijdrage, maar om het feit dat ze het hebben gedaan (en het delen tijdens het mediationproces). 5. De mediator moet persoonlijke verhalen delen, op deze manier kan hij/zij bepaalde perspectieven aan de partijen duidelijk maken. 6. Vragen om feedback aan de partijen of zij het begrijpen, accepteren en hun visie. Zo worden de partijen gestimuleerd om een bijdrage te leveren aan de communicatie, en de effecten van het gesprek worden zo duidelijk. 7. Vragen stellen om partijen te betrekken bij het proces, door middel van zgn. promotional questions (Baraldi 2010:118). Deelnemers worden gevraagd naar hun ideeën, wat zij verwachten, om uitleg, etc. De vragen hebben als doel om betekenis te geven aan de interactie. Januschek (2006) noemt als taken van de faciliteerder dat hij allereerst moet laten merken aan de deelnemers dat hij de uitspraken van beide partijen serieus neemt. Ten tweede moet hij begrip tonen voor de uitspraken die de partijen doen, niet als doel hebben om begrip tussen de partijen te bevorderen. Als derde en belangrijkste taak noemt Januschek dat een faciliteerder de deelnemers een spiegel moet voor houden. Dat kan hij doen door uitspraken die gedaan worden te herformuleren, en zo de partijen samen de betekenis te laten ontdekken van wat er gezegd is. Hij benadrukt dat de faciliteerder zich niet inhoudelijk moet mengen in de discussie. Door uitspraken te “spiegelen” bij de oorspronkelijke spreker krijgt deze persoon de mogelijkheid om zijn uitspraak zelf te herformuleren en verder uit te leggen (ibidem:7). Ten vierde moet een faciliteerder de 33 deelnemers wijzen op de “spelregels” van de dialoog (ibidem:7). Deze gespreksregels zijn niet zozeer afspraken tussen de participanten en de faciliteerder, maar de participanten moeten onderling afspraken maken hoe zij tijdens de ontmoeting met elkaar willen samenwerken. Voorbeelden van deze regels kunnen zijn: gelijke kansen voor elke partij om hun standpunten en hun gevoelens te uiten, en hun voorstellen te bespreken, en de verplichting dat beide partijen zich onthouden van het beledigen van de ander (ibidem:7). Maar het gaat Januschek erom dat deelnemers ervaren dat ze samen “het spel kunnen spelen” (ibidem:7, vertaling WB). 7.4 | Conclusie Terugkijkend op de voorgaande paragrafen over conflict, mediation en de faciliteerder, kunnen de volgende conclusies getrokken worden. Conflict ontstaat als verschillende percepties op de werkelijkheid met elkaar botsen (Augsburger 1992) en mensen door hun gedrag en aannames het conflict destructief maken (Galtung 1967). Emoties wakkeren het conflict aan en houden het in stand (Nadler 2004). Dit is ook duidelijk zichtbaar in het conflict tussen Israël en de Palestijnen, waarin concrete machtsverschillen en emoties als ontkenning van de ander en superioriteit het conflict in stand houden. Om een conflict op te lossen kan mediation worden gebruikt. Mediation wordt in dit onderzoek gezien als een techniek om de tegengestelde belangen van de partijen in een conflict op te lossen. In de context van het Israëlisch-Palestijnse conflict is er sprake van interculturele mediation. Daarbij is het doel om 1) begrip te creëren tussen de partijen, 2) dat ze zich bewust worden van het feit dat hun eigen betekenis niet vanzelfsprekend is voor de ander, en 3) de betrokken te stimuleren om samen de betekenis van wat gezegd wordt te zoeken (Baraldi 2010; Januschek 2006). Een derde partij, de faciliteerder, kan in het mediationproces helpen de doelen te bereiken. Een faciliteerder biedt allereerst de mogelijkheid aan de partijen om elkaar te ontmoeten (Yankelovich 1999). Daarnaast kan hij de taak op zich nemen om de interactieprocessen tussen de partijen beïnvloeden (Kleiboer 1997), of zelfs de discussies en interacties beïnvloeden (Ron et al. 2010). In de volgende hoofdstukken zal gekeken worden naar hoe de conflicterende partijen, Joden en Palestijnen, in de praktijk bij elkaar worden gebracht in ontmoetingen, en welke rol van de faciliteerder daarin heeft en welke mediationtechnieken hij in deze ontmoetingen gebruikt. 34 Deel II ONTMOETINGEN 35 8 | Mission (im)possible: georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen Over georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen lopen de meningen zeer uiteen. Er zijn mensen die geloven dat dergelijke ontmoetingen een stap zijn in de richting van het oplossen van het conflict, maar er is ook een groep mensen die het tegendeel geloofd. Zij zijn van mening dat de ontmoetingen juist het conflict in stand houdt. Het is in het belang van iedere faciliterende organisatie en van iedere faciliterende individu om na te denken over de standpunten en opvattingen van mensen die tegen het organiseren zijn van ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. De tijd voor ontmoeting Kritiek op georganiseerde ontmoetingen komt van Michael Warschawski, een Israëlische schrijver en journalist die onder andere werkzaam is voor Alternative Information Center in Jeruzalem/Beit Sahour (zie interview 9 mei 2011). Hij heeft vooral moeite met het feit dat in dialoogontmoetingen vaak wordt gezegd dat er twee slachtoffers zijn van het conflict, zowel de Israëliërs als de Palestijnen. Maar volgens Warschawski is er maar één het slachtoffer: “degene die onderdrukt worden.” Hij is van mening dat het idee van twee slachtoffers onderdeel is van de Israëlische psyche: “De Israëliërs zeggen: eerst moet jij mij liefhebben, dan beginnen we met peace building, en vervolgens zullen wij de agressie stoppen. Je kan niet van iemand vragen om je lief te hebben en je te vertrouwen, terwijl je door blijft gaan met je agressie. Dat is belachelijk! Je moet eerst met de agressie stoppen, dan kan je beginnen met peace building, en misschien is er daarna ruimte voor liefde. Eerst moet er vertrouwen zijn en verzoening is er in de tweede plaats.” Daarmee snijdt Warschawski een controversieel punt aan, want voorstanders van de dialoogontmoetingen in de context van het Israël-Palestina conflict stellen juist dat eerst de relaties hersteld moeten worden tussen de verschillende partijen. Saunders (2009) stelt dat bij sommige conflicten de situatie niet rijp is om al over een oplossing voor het conflict te onderhandelen. In diepgewortelde sociaal/politieke conflicten kunnen de relaties dusdanig verstoord zijn dat ze niet meer de mens in elkaar kunnen zien en is het daarom niet mogelijk om het onderwerp van conflict op te lossen, voordat relaties weer (tot op zekere hoogte) hersteld zijn (Saunders 2009). Maar anderen zeggen juist dat de tijd niet rijp is voor dialoog: “No one wants to hear other people’s problems when they still have their own.” (Een van hen is Lucy Nusseibeh, oprichter van Middle-East Non-Violence and Democracy, een non-gouvernementele organisatie die mensen een geweldloos alternatief wil bieden voor al het geweld dat plaatsvindt in de regio. In een toespraak van een gelieerde organisatie Holy Land Trust.) Nusseibeh doelt erop dat eerst de problemen onder de Palestijnen moeten worden opgelost, daar hoort de bezetting van de Israëliërs ook bij. Michal Zak (voormalig-medewerker van School for Peace) gelooft dat mensen elkaar niet eerst hoeven te leren kennen voordat ze succesvol met elkaar kunnen praten/onderhandelen. “Het kan contraproductief zijn, want als je te vriendschappelijk wordt met iemand, dan kan je niet meer boos zijn op die persoon. Dat is niet effectief bij onderhandelingen,” vindt Michal Zak. De discussie is dus hoe het vertrouwen tussen beide partijen hersteld kan/moet worden: door eerst het conflict op te lossen, of door eerst relaties te herstellen? Normalisatie Een ander punt van kritiek op de georganiseerde ontmoetingen is, dat het normalisatie impliceert (Zak 2011). Normalisatie wordt gedefinieerd als “deelnemen aan elk project of activiteit […] dat niet expliciet als streven heeft om de bezetting en alle vormen van discriminatie en onderdrukking tegen de Palestijnen te laten zien en daar tegen te verzetten” (Ma’an Development Center 2009, vertaling WB). Dialoogactiviteiten worden expliciet geschaard onder projecten die normalisatie in de hand werken: 36 “Projects implying equity between Israelis and the Palestinians in the responsibility for the conflict, or that claim that peace is achieved through dialogue and understanding and increased cooperation between both sides, without achieving justice” (ibidem:9). Deze definitie bevat twee belangrijke elementen: “implying equity […] without achieving justice” (vertaling WB: het idee geven van gelijkheid […] zonder gerechtigheid te bereiken). Dat is ook de moeite die Warschawski heeft met georganiseerde ontmoetingen tussen Israëliërs en Palestijnen. Dialoog is gebaseerd op symmetrische relaties tussen de partijen. Een Palestijn en een Israëliër worden in deze context dus op hetzelfde niveau gesteld. Dat is volgens Warschawski (interview 2011) “leuk, maar niet realistisch”, “onmogelijk om te bereiken” en ook “ongewenst.” Hoe diep de asymmetrie gaat, verduidelijkt Warschawski met een voorbeeld uit zijn omgeving: “In de organisatie van AIC werken Palestijnen en Israëliërs samen. We zijn collega’s, kameraden en goede vrienden. Bij AIC werken twee collega’s: één is een Palestijn van wie de familie door het Israëlische leger is verdreven uit hun dorp en van hun land. Zijn moeder is gedood door het geweld. De andere collega is een JoodsIsraëlische vrouw die in het leger heeft gediend, en één van de militairen was die betrokken was bij het geweld destijds in hetzelfde dorp. Ze hebben een speciale band, maar ze zullen nooit hun ongelijke relatie vergeten!” (interview 2011) Dit voorbeeld laat zien dat mensen wel vrienden kunnen zijn, ook dankzij een georganiseerde ontmoeting bijvoorbeeld, maar de asymmetrische verhoudingen blijven bestaan. Warschawski betoogt: “Dialoog wekt het idee dat er geen machtsverschillen zijn. Maar er is geen symmetrie! Israëliërs hebben altijd meer macht dan Palestijnen, omdat Israëliërs de bezetters zijn en Palestijnen de bezette bevolking. We moeten dat nooit vergeten! “ (interview 2011). Mission possible? Zijn georganiseerde ontmoetingen dan een hopeloze zaak? Noah Salameh is oprichter van het Center for Conflict Resolution and Reconcialition in Bethlehem en faciliteerder van talloze georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Hij is kritisch over de ontmoetingen maar is er niet tegen. In een artikel voor het Arabische centrum voor toegepast sociologisch onderzoek Mada al-Carmel, schrijft Salameh een kritisch betoog over ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Hij stelt een aantal eisen aan het organiseren van de ontmoetingen: 1. Er moet alleen een politieke dialoog gefaciliteerd worden, die als doel heeft om een rechtvaardige oplossing te bereiken en de huidige situatie afwijst. 2. De ontmoeting tussen Israëliërs en Palestijnen moet gebaseerd zijn op feiten (de Nakba van 1948 en de bezetting); 3. En de ontmoeting moet gebaseerd zijn op gelijkheid en rechtvaardigheid en de rechten van Palestijnen erkennen. 4. Palestijnse organisatie die actief zijn op dit gebied moeten gezamenlijk doelen én grenzen opstellen. Verder moet er evenwicht in de macht worden gecreëerd tussen Palestijnse en Israëlische organisaties die samenwerken. (vrij vertaald door WB, Salameh 2011) Ook Michal Zak is sceptisch over de meeste dialoogontmoetingen, maar is van mening dat niet meer met elkaar praten geen alternatief is. “We moeten doorgaan met de ontmoetingen maar alleen op een manier die recht doet aan beide partijen, machtsverschillen erkent en zolang het geen humusmeetings1 zijn.” Zoals blijkt uit dit hoofdstuk, zijn georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen omgeven door kritiek. De kritiek met betrekking tot zaken als ongelijkheid en normalisatie, zijn legitiem en de organisatoren 1 De term ‘humusmeetings’ is een bekende benaming die wordt gebruikt door critici voor georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen die op een interpersoonlijke manier gefaciliteerd worden. In een zogenaamde ‘humusmeeting’ ligt de nadruk op gezellig samenzijn, en conflictgerelateerde onderwerpen worden vermeden. 37 van dergelijke ontmoetingen moet nadenken over hoe deze kritiekpunten effect hebben op de ontmoetingen die zij organiseren. De faciliteerder van de ontmoetingen moet bedenken hoe hij met ongelijkheid omgaat tijdens de ontmoetingen. De eisen die Salameh (2011) stelt, zijn daarvan een voorbeeld. 38 9 | Mediatieve conflictoplossingen Uit het vorige hoofdstuk blijkt dat er harde kritiek is op georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Het zou alleen negatieve effecten hebben voor het conflict en de relaties tussen de partijen. Maar voorstanders van de georganiseerde ontmoetingen geloven dat elkaar ontmoeten juist een stap is in de richting van het vinden van een oplossing voor het conflict. In dit hoofdstuk staan deze voorstanders centraal. Op allerlei verschillende manieren en met verschillende doelstellingen worden de conflicterende partijen bij elkaar gebracht. In dit hoofdstuk zal er aan de hand van drie voorbeelden inzicht gegeven van de benaderingen en mediationtechnieken die gebruikt worden in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Het overzicht is niet allesomvattend of compleet, maar het licht de hoofdpunten uit die relevant zijn voor dit onderzoek. De citaten die gebruikt worden komen allemaal uit de interviews die zijn gehouden met de respondenten, tenzij dit anders is aangegeven. 9.1 | Benaderingen In verscheidene onderzoeken naar geplande ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen is een poging gedaan om de verschillende soorten ontmoetingen te categoriseren (Katz en Kahanov 1990; Maoz 2001). Over de classificatie van Katz en Kahanov (1990) is de meeste overeenstemming in het onderzoeksveld. Zij onderscheiden 1) ontmoeting in de traditie van human relations, 2) ontmoetingen met de nadruk op intercultureel bewustzijn, en 3) ontmoetingen met een conflict resolution karakter (ibidem - in: Suleiman 2004a:323). Intergroep vs. interpersoonlijk Een belangrijk verschil tussen alle vormen van georganiseerde ontmoetingen is, dat tijdens een ontmoeting de nadruk gelegd kan worden op de deelnemers als leden van een groep (religie, etniciteit, woonplaats) of op de deelnemers als individuen. Uit diverse onderzoeken blijkt dat in georganiseerde ontmoetingen Joodse deelnemers de voorkeur geven aan een ontmoeting op persoonlijk niveau, en Palestijnse deelnemers juist een politieke dialoog willen voeren als representanten van twee partijen (Katz and Kahanov 1990; Amir & Ben-Ari 1987; Sonnenschein, Halabi, & Friedman 1998; - allen in: Suleiman 2004b:37; Zeidan 2009; Rouhana & Korper 1997; Maoz 2000). Bij de interpersoonlijke benadering ligt de focus op het hier en nu, en wordt er niet gesproken wordt over politieke en conflict gerelateerde onderwerpen (Suleiman 2004b:36). Bij de intergroep benadering worden de deelnemers als representanten van hun groep gezien en is er meer gelegenheid om over het conflict te spreken (ibidem). De verschillen in voorkeuren tussen de interpersoonlijke en intergroepsbenadering, zijn terug te voeren op de doelen die beide partijen hebben (structurele status quo handhaven vs. veranderen; zie Rouhana & Korper 1997). Door op persoonlijk niveau met elkaar te praten hoeft (en kan) de machtsituatie namelijk niet (te) veranderen. Maar de Palestijnen profiteren juist meer als zij als groep samen sterk kunnen staan in de ontmoeting, omdat ze zo eerder veranderingen teweeg kunnen brengen (Suleiman 2004a en b; Rouhana & Korper1997). Dit levert spanning op in de ontmoetingen, omdat Joodse deelnemers druk uitoefenen op andere deelnemers en op de faciliteerders om de interpersoonlijke benadering te hanteren en niet over politieke en conflictgerelateerde onderwerpen te praten (Rouhana & Korper1997). Wetenschappers uit het onderzoeksveld wijzen de interpersoonlijke benadering fel af (Suleiman 2004a en b; Halabi & Sonnenschein 2004; Maoz 2000; Rouhana & Korper 1997). In de eerste plaats omdat de meeste issues die worden besproken in de ontmoetingen in essentie niet psychologisch van aard zijn, maar door deze issues wel als zodanig te behandelen, wordt het effect van de ontmoetingen beperkt (Suleiman 2004a:329). In de tweede plaats wijzen ze de interpersoonlijke benadering af, omdat er volgens hun geen gelijkheid mogelijk is tussen de deelnemers, 39 en de methode daarom “manipulatief” is (Suleiman 2004b:38; Abu-Nimer 1999; Maoz 2000; Suleiman 2004; Rouhana & Korper 1997). Het wordt dan een relatie van “the horse and it’s rider” - de Joodse betrokkenen bepalen wat de Palestijnse betrokkenen moeten doen (Suleiman 2004b:38). De enige manier om de machtsongelijkheid in de ontmoeting tegen te gaan is door als faciliteerder te focussen op onderwerpen gerelateerd aan het conflict en op nationale identiteiten (Maoz 2000:1096). Op die manier is er meer een intergroep-focus in de ontmoeting, waardoor de Palestijnse deelnemers de mogelijkheid krijgen om de overheersende macht van de Joodse groep tegen te gaan. Conflict resolution benadering We zullen eerst kijken naar de conflict resolution benadering. Deze benadering komt het meest tegemoet aan de kritiek die in het voorgaande hoofdstuk is genoemd met betrekking tot de georganiseerde ontmoetingen. De conflict resolution benadering gaat uit van de realiteit van het conflict. Deelnemers worden aangemoedigd om gezamenlijk na te denken over oplossingen voor het conflict (Halabi & Sonnenschein 2004). De deelnemers worden gezien als representanten van de groep waar ze bij horen en de nadruk ligt veel minder op interpersoonlijke relaties en psychologische aspecten van het conflict (ibidem). De organisatie die deze benadering hanteert is Center for Conflict Resolution and Reconcialition (CCRR), waarvan respondent Noah Salameh oprichter en directeur is. In 2007 heeft deze organisatie in samenwerking met School for Peace (SFP) van Neve Shalom/Wahat Al-Salam het programma Negotiating Our Future opgezet (zie Salameh & Zak 2009). In dit programma kwamen Joodse Israëliërs, Palestijnse Israëliërs en Palestijnen in verschillende conferenties en workshopsessies bij elkaar om te onderhandelen over oplossingen voor het conflict. Het programma had de vorm van een simulatie van de onderhandelingen in de (inter)nationale politiek. Het idee daarachter was om uit te zoeken waarom de onderhandelingen tussen Israëliërs en Palestijnen steeds op niets uitlopen en wat kan bijdragen aan verbetering en versnellen van de (inter)nationale onderhandelingen. Het doel van CCRR is om de realiteit van de (conflict-)situatie te onderzoeken, deze te analyseren, en vervolgens manieren te formuleren om verandering te weeg te brengen in de relaties tussen de partijen. En zo bijdragen aan het stopzetten van de bezetting. Dit programma is in meerdere opzichten uniek. Allereerst omdat de focus van het programma lag op politieke dialoog en niet op psychologische dialoog. Bij deze laatste vorm wordt aangenomen dat een conflict is opgelost als beide partijen elkaar accepteren. Daarvan was in geen geval sprake in het programma Negotiating our Future (SFP & CCRR). Onderwerpen zoals bezetting en discriminatie werden direct benoemd en openlijk besproken. Noah Salameh (CCRR) heeft hier een uitgesproken mening over: “In onze manier van dialoog voeren, kijken we niet weg van de realiteit. Het is de realiteit dat Palestijnen onder een bezetting leven en dit moet stoppen. In de dialoog moeten we daarom niet om gevoelige politieke onderwerpen heen manoeuvreren, maar ze direct en zonder terughoudendheid benoemen.” In de tweede plaats was dit programma uniek omdat de participanten tot een ‘politieke’ overeenstemming moesten proberen te komen, en niet tot begrip of sympathie voor de andere partij. Het programma was in de derde plaats uniek omdat de leiding van de onderhandelingen volledig in handen was van de participanten. De organisatoren van SFP en CCRR hebben het programma bedacht en opgezet, maar de uitvoering en inhoud was aan de participanten. Ten vierde was het partnerschap tussen het Israëlische SFP en het Palestijnse CCRR uniek, omdat ze in alle opzichten (organisationeel, administratief en financieel) naar een gelijkwaardig en evenwichtige verdeling streefden (hoewel dat niet zonder strubbelingen ging). Er was geen sprake van een Israëlische hoofdorganisatie en een Palestijnse partner die voornamelijk geld aanneemt van de Israëlische ‘partner’ – een samenwerkingsmodel dat veelvuldig voor komt in dit werkveld. Het programma is in 2008 beëindigd, omdat de participanten hun opdracht, tot overeenkomsten komen, gerealiseerd hadden en er geen reden was om de bijeenkomsten nog langer voort te zetten. Voor zover bekend is Negotiate our Future van CCRR en SFP het enige programma waarbij conflict resolution benadering zo sterk tot uitdrukking komt in ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. CCRR de enige 40 organisatie die onderhandelingen en conflict resolution als uitgangspunt heeft, maar de organisatie heeft op dit moment geen ontmoetingsprogramma’s lopen. Daarnaast bevatten de programma’s van SFP sinds 2008 ook elementen met onderhandelingen. Zoals gezegd houdt de conflict resolution benadering het meest rekening met de kritiek die er is op georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. De twee andere benaderingen, de interculturele benadering en vooral de human relations benadering gaan hier grotendeels aan voorbij. Zowel door faciliteerders uit de praktijk als door wetenschappelijke onderzoekers op dit gebied worden deze twee benaderingen steeds meer in twijfel genomen. Toch vindt het merendeel van de georganiseerde ontmoetingen nog steeds plaats op basis van de human relations of de interculturele benadering, grotendeels omdat faciliteerders niet vertrouwd zijn met de conflict resolution methode (Maoz 2000; Suleiman 2004a). Er zal nu eerst gekeken worden naar wat de interculturele benadering inhoudt en vervolgens naar de human relations benadering. Interculturele benadering De interculturele benadering legt de nadruk op de culturele verschillen tussen de groepen en de groepsleden (Suleiman 2004a:324). Volgens deze benadering ontstaan spanningen tussen groepen vaak het gevolg van culturele verschillen in gedragsnormen (ibidem). Doordat de deelnemers van de ontmoetingen de culturele kenmerken van de andere groep leren begrijpen en aan de andere groep worden “blootgesteld”, is het de bedoeling dat de leden van beide groepen dichter bij elkaar komen (Suleiman 2004b:32). De ontmoeting biedt deelnemers de gelegenheid om hun ‘onjuiste’ stereotypes die zij van te voren hadden, te verduidelijken en bij te stellen (ibidem). Het uitgangspunt van deze benadering sluit aan bij de ideeën van Januschek (2006). Hij legt sterk de nadruk op de interculturele karakter van de ontmoeting tussen de partijen. Hij streeft er naar dat de deelnemers zich hiervan bewust worden en proberen op elkaars taal te begrijpen, om vervolgens een gemeenschappelijk perspectief op het conflict ontwikkelen (ibidem). Een voorbeeld van een organisatie die de interculturele benadering hanteert is Jerusalem Center for JewishChristian Relations (JCJCR). Wat JCJCR doet, is in de eerste plaats de verschillende religieuze gemeenschappen die tot hun doelgroep behoren, informeren over andere religies en de bijbehorende culturen. Hana Bendcowsky, coördinator en faciliteerder van JCJCR, zegt: “Wij beseffen dat het niet voldoende is om mensen bij elkaar te brengen, want vaak zie je dat deelnemers dan met elkaar botsen of juist ontzettend aardig doen tegen elkaar.” Door deelnemers over de ander te leren, wordt geprobeerd om meer begrip en acceptatie te creëren voor de cultuur van de ander. De kritiek op de interculturele benadering is dat de focus ligt op stereotypes zonder dat er aandacht is voor het functionele aspect van stereotypes (Suleiman 2004b), namelijk dat stereotypes de wereld overzichtelijker te maken en versimpelen voor mensen (Baussinger 1998 – In: Beller & Leerssen 2007:430). Verder gaat het model er van uit dat nieuwe informatie over een groep de stereotypes bij de ander veranderen, maar wetenschappelijk onderzoek laat zien dat het tegengestelde waar is (Suleiman 2004b): nieuwe informatie zal waarschijnlijk zo verdraaid worden dat het in overeenstemming is met de bestaande stereotypes (Darley & Gross 1983 – in: Suleiman 2004b:33; zie ook Aronson 2005 – in: Beller & Leerssen 2007:429). Dit kritiekpunt wordt door de faciliteerders niet als zodanig erkend, maar uit uitspraken van Hana Bendowsky (JCJCR) blijkt dit wel van toepassing te zijn in deze context: “[Joden] betalen een hoop geld om deel te nemen aan een tour waarbij ze de Arabisch-christelijke gemeenschap in Israël ontmoeten. Maar na zo’n tour zeggen ze nog steeds ‘Ik haat christenen om wat ze ons hebben aangedaan in Europa’.” En ze geeft nog eenzelfde anekdote van een incident dat plaatsvond in een ontmoeting met Armeense en Joodse scholieren: “We waren op een Joodse school met alle kinderen. Het was een gemengde school met religieuze en seculiere Joodse kinderen. We stonden op het punt om de synagoge van de school binnen te gaan. Maar toen begonnen seculiere Joodse kinderen opeens ophef te maken over de Armeens-christelijke kinderen die de synagoge binnen zouden gaan. Ze zeiden: ‘Wij willen hen niet in onze synagoge. Dat is ongepast. Hoe kunnen ze een synagoge 41 binnen gaan met een kruis?!’ Dit is religieus gezien geen probleem, maar voor hen was het emotioneel moeilijk.” Human relation benadering De human relations-benadering heeft als doel om persoonlijke relaties te creëren tussen individuele deelnemers, en legt de nadruk op de overeenkomsten tussen de deelnemers en wat ze gemeenschappelijk hebben om zo vooroordelen en stereotypes te verminderen (Maoz 2000:260). Onderwerpen die gerelateerd zijn aan het conflict worden tijdens deze ontmoetingen vermeden in de gesprekken (Suleiman 2004a:324). Deze benadering gebaseerd op de invloedrijke theorie van de contact hypothesis (Allport 1954 – in: Nadler 2004). Deze theorie wordt in het werkveld van de sociale psychologie gezien als een van de meest effectieve strategieën om vooroordelen te verminderen en relaties tussen groepen te verbeteren, in het bijzonder bij conflicterende groepen (Fiske et al. 2010:1094). De hypothese is dat onwetendheid over de ander de oorzaak is van conflicten tussen groepen (Nadler 2004). Het idee daarachter is dat als mensen elkaar persoonlijk leren kennen, de verschillende groepsidentiteiten dan wegvallen en dat ze ontdekken dat ze een veel diepere en gemeenschappelijke identiteit hebben (ibidem). Alleen contact tussen groepen is niet genoeg; er zijn een aantal voorwaarden aan verbonden wil de contact hypothese een positieve uitwerking hebben: 1) alle deelnemende groepen hebben een gelijke status; 2) het contact tussen de groepen is gebaseerd op gedeelde doelen en samenwerking om deze te bereiken; 3) er is een mogelijkheid om elkaar te leren kennen in hechte en duurzame contacten; 4) er is sociale en institutionele ondersteuning voor het contact (Ron et al. 2010). Als een ontmoeting tussen (conflicterende) groepen niet aan deze voorwaarde voldoet, dan kan het contact ook een negatief effect hebben op de relatie tussen de groepen (Amir 1969, Cook 1978 – in: Suleiman 2004b). De Interfaith Encounter Association (IEA) is een organisatie die nadrukkelijk de human relations benadering hanteert. IEA-directeur Yehuda Stolov geeft aan dat er geen goede relatie is tussen Joden en Palestijnen in Israël en de Palestijnse gebieden. Yehuda Stolov is van mening: “Als je mensen simpelweg samen brengt en hen niets vertelt, dan gaan ze ruziën over politiek. Dat bindt mensen niet samen. Dus wij zeggen ‘we praten niet over politiek’. Interreligieuze dialoog daarentegen is juist een manier om diepe relaties te ontwikkelen tussen gemeenschappen.” Hoewel bij de human relations benadering de nadruk gelegd wordt op de overeenkomsten tussen de deelnemers (Nadler 2004), blijkt uit de praktijk dat deelnemers daarnaast ook bewust van de verschillen tussen de deelnemers en de groepen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit wat Yehuda Stolov hierover zegt: “Het is belangrijk dat deelnemers zich realiseren dat ze veel dingen gemeenschappelijk hebben […], maar het is niet minder belangrijk om op een constructieve manier ook over de verschillen te kunnen praten.” Op de human relations benadering is veel kritiek. Zo is generaliseerbaarheid een punt van discussie: Zijn de positieve effecten van deze interpersoonlijke meetings generaliseerbaar (Nadler 2004)? Dus als de relatie tussen individuele deelnemers positief verandert, gaat de houding ten opzichte van de groep waartoe de ander behoort dan ook positief veranderen? Uit onderzoek blijkt dat dit niet waarschijnlijk is (Weber & Crocker 1983 – in Nadler 2004), omdat deelnemers van dialoogontmoetingen de mensen die zij daar ontmoeten als uitzondering op de groep beschouwen: “Mohamed is een aardig persoon, maar hij is niet typisch Arabisch. Arabieren in het algemeen zijn wreed en onmenselijk” (ibidem:23). Ook de generaliseerbaarheid door de tijd heen is discutabel. Het is namelijk de vraag hoe lang de positieve effecten van de persoonlijke ontmoeting een deelnemer bijblijven (ibidem). Uit onderzoek blijkt dat de positieve effecten na een jaar verwateren (Hamilton & Bishop 1976 – in: Nadler 2004). Zie ook de discussie over intergroep versus interpersoonlijk eerder in dit hoofdstuk. 42 Deelconclusie Er zijn verschillende manieren om om te gaan met een conflict (Bennet 1995; Bercovitch & Jackson 2009). Kijkend naar de ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen dan zijn een aantal manieren uit de literatuur terug te zien in de praktijk: directe discussie, onderhandelingen, groepsconsensus en dialoog. De eerste twee vallen in de categorie van de conflict resolution benadering en laatste twee in die van de human relations en interculturele benadering. Er is in de benaderingen een onderscheid te maken tussen een zogenaamde interpersoonlijke of een intergroepfocus. Zo heeft de conflict resolution benadering meer een intergroepfocus, omdat de deelnemers als representanten van hun groep worden gezien. De interculturele en human relations benadering hebben vaak meer een interpersoonlijke focus, omdat de aandacht in deze benaderingen vooral ligt op de individuele deelnemers. Uit het overzicht (tabel 2) blijkt dat de organisaties die meer pro-Palestijns georiënteerd zijn (AIC, CCRR en Michal Zak) de oplossingsgerichte conflict resolution benadering hanteren. De Israëlische organisaties (JCJCR, Peres Center for Peace en IEA) zijn vooral gericht op het veranderen en wegnemen van ‘onjuiste’ stereotypes. JCJCR en Peres Center for Peace werken daarbij vanuit de interculturele benadering en hebben als doel voor de ontmoetingen om de deelnemers intercultureel bewustzijn bij te brengen. IEA legt de nadruk op relaties tussen deelnemers met verschillende cultureel/religieuze achtergronden, en werkt vanuit de human relations benadering. Opvallend is dat ondanks dat er veel kritiek is op de human relations en interculturele benadering, deze benaderingen door de meeste organisaties worden gebruikt. Dit komt overeen met de opmerking van Maoz (2000) en Suleiman (2004a) dat deze benaderingen nog door het merendeel van de organisaties gebruikt die ontmoetingen organiseren voor Joden en Palestijnen, en dat dit in veel gevallen te wijten is aan het feit dat deze organisaties hun aanpak niet onderbouwd hebben met wetenschappelijke inzichten maar uit gaan van de ervaringen van hun faciliteerder (Ben-Ari & Amir 1988:50, in: Suleiman 2004a:324). Tabel 2 - Overzicht verdeling van benaderingen over de organisaties Benadering ontmoeting Organisatie Alternative Information Center (AIC) Conflict resolution benadering Center for Conflict Resolution and Reconciliation (CCRR) Michal Zak Jerusalem Center for Jewish-Christian Relations (JCJCR) Interculturele benadering Peres Center for Peace Stichting Communication Middle East (COME) Human relations benadering Interfaith Encounter Association (IEA) Seeds of Peace – Midden Oosten X Nes Ammim* * De organisatie Nes Ammim is in deze analyse in zijn geheel buiten beschouwing gelaten, omdat deze organisatie niet zelf ontmoetingen organiseert en er hierover dus geen informatie beschikbaar is . 43 9.2 | Mediationmethoden Een georganiseerde ontmoeting wordt georganiseerd vanuit een bepaalde benadering, zoals die in het voorgaande hoofdstuk zijn besproken. Maar de invulling van de ontmoeting is ook sterk afhankelijk van de methode van mediation die wordt gebruikt door de faciliteerder. In dit hoofdstuk zullen de verschillende mediationmethoden worden besproken en er zal gekeken worden naar welke methoden gebruikt worden door de respondenten van dit onderzoek. Er is in de wetenschappelijke studies op het gebied van mediation en conflict resolution geen eenduidige categorisering te vinden van de verschillende mediationmethoden, omdat de onderzoekers zich vaak op één vorm van mediation concentreren. Daarom is op basis van veel voorkomende omschrijvingen en verwijzingen in de literatuur naar verschillende vormen van mediation, de volgende selectie gemaakt: dialogische mediation, narratieve mediation, transformatieve mediation, problem solving methode en onderhandeling. Tabel 3 geeft een overzicht van de kernpunten van elke mediationmethode en de rol van de faciliteerder binnen de methodes. Binnen een ontmoeting kunnen één of meerdere van deze methodes gehanteerd worden door een mediator (Maoz 2004). De methodes in het onderstaande overzicht, zijn in de praktijk dus niet zo van elkaar gescheiden als dit overzicht wellicht suggereert. Tabel 3 - Overzicht kernpunten van mediationmethoden Mediationmethode Kernwaarden Dialogische mediation Doel: (Verstoorde) relaties tussen de partijen fundamenteel en diepgaand te transformeren Oorzaak van conflict is niet ter sprake. (Saunders 2009) (Baraldi 2010) Narratieve methode (Bush & Folger 1996, 2005) (Ropers 1996) Problem solving (Pearson d’Estree 2009) Onderhandeling Deelnemers aanmoedigen om een steeds dieper niveau van interactie te bereiken. Faciliteerder kan na verloop van tijd overbodig worden. Deelnemers functioneren zo zelfstandig mogelijk, maken zelf de gespreksagenda en zijn actief betrokken bij de gesprekken. Doel: Bestaande discoursen die het conflict voeden afbreken, en ongelijke relaties die tussen de partijen door deze discoursen hebben ontwikkeld, veranderen. (Winslane 2003) Transformatieve mediation Rol faciliteerder Deelnemers assisteren om de betekenissen en invloed van discoursen te ontdekken Deelnemers assisteren om een nieuw discours te creëren Doel: Bemoediging van eigen zelfbewustzijn van de deelnemers en erkenning van de ander. Deelnemers assisteren om mogelijkheden tot bemoediging en erkenning te herkennen en te gebruiken. Partijen staan centraal. Staat in dienst van de deelnemers. Emoties zijn kansen om deelnemers een spiegel voor te houden. Deelnemers helpen emoties te uiten en constructief te gebruiken. Doel: Onderliggende belangen naar boven te halen en zo een overeenkomst te bereiken waar alle partijen tevreden mee zijn. Analyses geven van wat er tussen de partijen wordt gecommuniceerd. Faciliteerder is strikt neutraal. Nadruk op gemeenschappelijkheden tussen partijen Doel: Onderhandelen door middel van 44 Faciliteerder heeft een passieve rol. (Bercovitch & Jackson 2009) (Zartman 2009) concessies en compensaties, om uiteindelijk een oplossing te vinden voor het conflict. Macht speelt een wezenlijke rol in onderhandelingen. Leiden en distribueren van informatie naar de partijen, hen helpen waar nodig, maar niet bemoeien met inhoudelijke onderhandelingen. Onderhandelingsproces is vaak zonder tussenkomst van een faciliteerder. Met een voorbeeld zal geïllustreerd worden hoe een mediationmethode door een faciliteerder gebruikt kan worden in georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. De organisatie Peres Center for Peace heeft een project genaamd Young Political Leaders, onderleiding van de respondent in dit onderzoek, Amir Jousey. Jonge Joodse en Palestijnse leiders met politieke ambities worden in dit programma bij elkaar gebracht om een netwerk van jonge politieke leiders te creëren. Peres Center for Peace organiseert de ontmoetingen vanuit de interculturele benadering. Dit blijkt allereerst uit het programma en de bijbehorende doelstellingen van dit project. Door middel van het project wil de organisatie intercultureel bewustzijn onder de deelnemers stimuleren. In de ontmoetingen gebruikt faciliteerder Amir Jousey de transformatieve mediationmethode. Dat is af te leiden uit een aantal uitspraken van Amir Jousey. Jousey zegt bijvoorbeeld dat de deelnemers worden aangemoedigd om naar hun eigen identiteit te kijken. Hij omschrijft dit proces als volgt: “We houden de deelnemers een spiegel voor. Kijk naar jezelf: Wie ben je? Waarom heb je die mening? Waarom doe je zoals je doet?” Daarnaast is er ook aandacht voor de ander: “We laten hen ook zien dat er niet één, maar véle waarheden zijn. Iedereen heeft zijn eigen belangen en zijn eigen kijk op een bepaalde kwestie,” zegt Amir Jousey. Hieruit blijkt dat de deelnemers worden gestimuleerd om de positie van de ander te erkennen. Naast ontmoeting, is een deel van het programma gewijd aan persoonlijke ontwikkeling van de deelnemers. Ze krijgen bijvoorbeeld training in publiek spreken, debatteren, onderhandelen en interviewvaardigheden. Ook het functionele aspect van emoties gebruikt faciliteerder Amir Jousey. Zo spreekt Jousey over zogenaamde “explosies” tijdens de ontmoetingen en “kortsluiting” in het brein van de deelnemers. “Het is nodig dat mensen af en toe botsen en vervolgens gaan nadenken waarom zij een andere mening hebben dan degene die tegenover hen zit,” vindt Jousey. Faciliteerder Amir Jousey omschrijft zijn rol als “to control the bubble.” De “bubble” is volgens Jousey het geheel van communicatie, gedachtes, non-verbale communicatie, gebaren, meningen, visies, gedrag, en houdingen van de deelnemers. Amir Jousey ziet het als de taak van de faciliteerder om de “bubble” in balans te houden: “Als deelnemers zich bijvoorbeeld dominant gedragen ten opzichte van anderen dan moet zij worden getemperd, en de zwakkere anderen deelnemers juist worden aangemoedigd.” Volgens Amir Jousey betekent dat niet dat een faciliteerder discussies of botsingen moet stoppen of voorkomen, in tegendeel: “Je moet het laten gebeuren. Als faciliteerder ben ik degene die de rommel opruimt na [een emotionele] explosie.” Daarmee doelt hij erop dat na een emotionele uitbarsting van de deelnemers, het zijn taak is om de deelnemers een spiegel voor te houden om zelfreflectie bij de deelnemers te stimuleren. Een techniek die Jousey hiervoor gebruikt is herformuleren van wat een deelnemer zegt. De deelnemer kan dan nogmaals nadenken over wat hij eerder heeft gezegd, en de andere aanwezigen krijgen de kans om te proberen begrijpen wat de deelnemer zei. Inhoudelijk moet een mediator zich niet met de ontmoeting bemoeien, vindt Amir Jousey. Hij moet neutraal blijven en onderwerpen vanuit verschillende perspectieven kunnen bekijken. 45 De combinatie van aandacht voor de ander, aandacht voor de eigen identiteit en persoonlijke ontwikkeling duidt erop dat faciliteerder Amir Jousey een transformatieve mediationmethode hanteert in het project Young Political Leaders. Deelconclusie Als we de theorie over de mediationmethoden vergelijken met de praktijk zoals de respondenten die in de interviews beschrijven, dan is er een verdeling te zien zoals deze is weergegeven in tabel 4. Tabel 4 – Overzicht verdeling benaderingen en mediationmethoden over de organisaties Benadering ontmoeting Organisatie Mediationmethode Alternative Information Center (AIC) Conflict resolution benadering Interculturele benadering Human relations benadering X X Center for Conflict Resolution and Reconciliation (CCRR) Onderhandeling Michal Zak Problem solving methode Jerusalem Center for Jewish-Christian Relations (JCJCR) Dialogische mediation Transformatieve mediation Peres Center for Peace Transformatieve mediation Stichting Communication Middle East (COME) Dialogische mediation Transformatieve mediation Interfaith Encounter Association (IEA) Dialogische mediation Seeds of Peace – Midden Oosten Transformatieve mediation Problem solving methode Nes Ammim X Er zijn een aantal dingen die opvallen in het overzicht (tabel 4). Allereerst, de organisaties die vanuit de conflict resolution benadering werken, gebruiken mediationmethoden die streven naar een overeenkomst/oplossing voor het conflict. Al eerder is geconcludeerd dat deze organisaties pro-Palestijns georiënteerd zijn. Mogelijk is er een verband tussen het gebruik van oplossingsgerichte methoden en de Palestijnse oriëntatie van de organisaties. Ten tweede valt op dat de transformatieve mediationmethode het meest gebruikt wordt door de organisaties. Vier van de zeven geanalyseerde organisaties gebruiken (elementen van) deze methode. Dit zijn organisaties die vanuit een meer interpersoonlijke benadering werken, te weten de human relations benadering en de interculturele benadering. De narratieve mediationmethode wordt door geen enkele respondenten gehanteerd. Een derde punt dat opvalt is, dat de organisatie Seeds of Peace, die vanuit een interpersoonlijke human relations benadering werkt, een mediationmethode gebruikt die oplossingsgericht is. Daarnaast gebruikt de organisatie ook een meer relationele mediationtechniek, namelijk transformatieve mediation. Voor de organisatie AIC is geen analyse gegeven met betrekking tot dit onderdeel. AIC houdt zich namelijk niet bezig met mediation in de ontmoetingen die zij organiseren. AIC brengt wel Joden en Palestijnen bij elkaar in bijeenkomsten, maar deze ontmoetingen hebben tot doel om gezamenlijk activiteiten te doen, die bijdragen aan het beëindigen van de bezetting. De organisatie Nes Ammim is in deze analyse in zijn geheel buiten beschouwing gelaten, omdat deze organisatie niet zelf ontmoetingen organiseert en er dus ook geen informatie beschikbaar is . 46 Deel III OBSTAKELS 47 10 | Obstakels in georganiseerde ontmoetingen Elkaar ontmoeten, met elkaar in gesprek gaan, relaties opbouwen – het klinkt zo mooi. In het licht van de dialoog tussen Palestijnen en Joden klinkt het bijna utopisch. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat er in de georganiseerde heel wat obstakels overwonnen moeten worden, wil de ontmoeting constructief zijn voor de relaties tussen de deelnemers (Halabi 2004; Maoz 2001). Het blijkt dat de kwaliteit van de ontmoetingen vaak niet erg bevredigend is en dat de aanpak van veel organisaties niet onderbouwd is met wetenschappelijke inzichten maar gebaseerd is op eigen ervaringen van de faciliteerders (Ben-Ari & Amir 1988:50 - in: Suleiman 2004a:324). Een aantal observaties keren in de verschillende onderzoeken steeds weer terug. In dit hoofdstuk zal er per obstakel gekeken worden wat de wetenschappelijke conclusies op dit punt zijn en hoe de respondenten uit het huidige onderzoek met de obstakels omgaan. Meerderheid-minderheidsrelatie Zoals aangegeven in hoofdstuk 7.1 is de relatie tussen Joden en Palestijnen er één van meerderheidminderheid. Typerend voor deze relatie is dat de minderheidsgroep over het algemeen meer weet over de meerderheidsgroep dan andersom (Rouhana & Korper 1997:356). Dat komt omdat zij zich als minderheid moeten aanpassen aan de meerderheid in de samenleving. Een doel als “elkaar leren kennen”, die veel organisaties voor ogen hebben met hun ontmoetingen, is om die reden incorrect en zelfs asymmetrisch (Rouhana & Korper 1997:356). Het gaat er dan namelijk niet om dat beide groepen elkaar beter leren kennen, maar in dit geval dat Joden meer leren over Palestijnen. De Joodse deelnemers profiteren dus meer van de ontmoeting dan de Palestijnse deelnemers. Daarnaast zijn de Palestijnen als minderheid, meer geïnteresseerd in een ontmoeting met de meerderheid dan andersom (Halabi, Zak & Zriek-Srour 2004). Dat komt omdat zij als minderheid meer belang bij hebben een ontmoeting. Dat is terug te zien in de doelen die beide partijen voor ogen hebben met de ontmoeting. De Palestijnen zijn geïnteresseerd in onderwerpen die gerelateerd zijn aan sociale veranderingen (Maoz 2000, in Maoz 2005). Praten over het conflict is voor de Palestijnen een manier om hun nationale identiteit te profileren en om hun standpunt over de geschiedenis en de huidige situatie te uiten (Maoz 2000:267). Maar de Joodse meerderheid heeft over het algemeen meer interesse in de ander leren kennen, en praat liever over onderwerpen die niet aan het conflict gerelateerd zijn (ibidem). Ongelijkheid Gelijkheid is een van de kernwaardes voor een vruchtbare dialoog (Yankelovich 1999). Maar in de ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen lijkt die kernwaarde te ontbreken. Wat is gelijkheid in deze georganiseerde ontmoetingen? Er zijn faciliteerders die geloven dat symmetrie in de verhoudingen in een ontmoeting te bereiken is door tussenkomst van een faciliteerder. Zij gaan uit van technische gelijkheid: een gelijk aantal deelnemers van beide partijen, met een vergelijkbare status in de zin van sociaaleconomische afkomst, professie en gender; gelijke verdeling van de spreektijd voor beide partijen; en een gebalanceerde faciliteerder (een of meerdere personen die de bekend zijn met de cultuur van elk van de conflicterende partijen en hun moeiten kunnen aanvoelen) (Rouhana & Korper 1997:4). Een andere groep ziet de asymmetrie als iets onoverkomelijks en als een weerspiegeling van de verhoudingen in de maatschappij. De asymmetrie wordt door hen ingezet als onderdeel van het facilitatiemodel (Halabi, Zak & Zriek-Srour 2004). Technische gelijkheid alleen is niet genoeg (Maoz 1995). Gelijkheid gaat verder dan de omstandigheden van de ontmoeting. Voor Palestijnen is gelijkheid volledige toegang hebben tot alle burgerrechten, terwijl Joden gelijkheid interpreteren als co-existentie- naast elkaar leven (Rouhana & Korper 1997). Machtsverschil Het ontbreken van gelijkheid is het gevolg van machtsverschillen. De ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen (zowel uit de bezette gebieden, als uit Israël) houdt in dat onderdrukker en onderdrukte elkaar ontmoeten (Halabi 2011). In deze interactie heeft macht een cruciale invloed. Hoewel voor een succesvolle dialoog 48 gelijkwaardigheid in status en macht is vereist (Yankelovich 1999), is dat in de ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen niet het geval (Maoz 2001), wat de ontmoeting erg problematisch maakt. De groep die meer macht heeft (de Joden) heeft tijdens de georganiseerde ontmoetingen als doel om de structurele status quo te bewaren (Rouhana & Korper 1997:357). Het doel van de groep die minder macht heeft (de Palestijnen) is om de macht in balans te brengen, zij willen de status quo dus veranderen (ibidem). Ook in de georganiseerde ontmoetingen is dit terug te zien. Voor de Palestijnen is het machtsverschil het belangrijkste onderwerp tijdens de ontmoetingen (ibidem). Dit gaat regelrecht tegen de interesses in van de deelnemers van de groep die meer macht heeft (ibidem). Voor hen is dit totaal niet interessant omdat zij macht zullen moeten inleveren. Uit onderzoek van Ifat Maoz (2000) blijkt dat de Joodse deelnemers de neiging hebben om het discours in de ontmoeting te domineren en hun agenda door te drukken, terwijl de Palestijnse stem en agenda het zwijgen wordt opgelegd (Moaz et al. 2004:1096). Ook Rabah Halabi (2011) wijst op de dominantie van Joodse deelnemers en stelt dat de houding van Joden in georganiseerde ontmoetingen vaak sporen bevat van verwaandheid, arrogantie en superioriteitsgevoel (zie ook Halabi & Zak 2004). De Palestijnen, zijn zich erg bewust van het feit dat ze in politiek opzicht een minderheid zijn, en voelen zich op hun beurt gefrustreerd over de situatie (Halabi 2011). Dit heeft als gevolg dat Palestijnen (bewust of onbewust) minder actief participeren in de dialoog (Maoz 2001). In veel gevallen zouden de faciliteerders die aanwezig zijn tijdens de ontmoetingen, deze machtsverschillen negeren (Abdu 2011). Dat kan leiden tot partijdigheid in de interventies van de faciliteerders (Rouhana & Korper 1997:360). Tegelijkertijd moet er een kanttekening gemaakt worden dat een bovenmatige focus op gelijkheid en evenwichtige relaties, juist asymmetrische relaties kan creëren (ibidem). Maoz (1995, 2000) wijst erop dat zowel het negeren van de machtsverschillen als een overdreven aandacht ervoor, de consequentie kan hebben dat Palestijnse deelnemers en faciliteerders ontevreden raken over de ontmoeting (Maoz 1995, 2000), omdat juist deze groep het meeste belang heeft bij evenwichtige relaties. Sociale druk Georganiseerde ontmoetingen zijn niet onomstreden, zoals ook betoogd wordt in hoofdstuk 7 van dit verslag. Zowel in Joodse als in Palestijnse kringen zijn er mensen die van mening zijn dat je niet aan deze ontmoetingen moet deelnemen, omdat het verraad is aan de eigen groep om vriendschappelijk met de ‘vijand’ om te gaan. Dit heeft ook zijn weerslag op de deelnemers van deze ontmoetingen. Zo rapporteren Halabi et al. (2004:113) bijvoorbeeld over Joodse deelnemers die zich afvragen hoe ze thuis zullen denken over hun deelname aan de ontmoeting en ze zijn bang dat ze zich achteraf moeten verantwoorden over hun gedrag en standpunten tijdens de ontmoeting. Maar niet alleen van buitenaf wordt er sociale druk uitgeoefend op de deelnemers. Ook binnen de ontmoeting kan er sprake zijn van sociale druk van binnenuit een groep (Halabi et al. 2004). Deelnemers geven bijvoorbeeld sociaal wenselijke antwoorden omdat ze bang zijn om de groep af te vallen (ibidem). Dit komt vooral voor onder de Palestijnse deelnemers omdat zij zich meer identificeren met de groep dan de Joodse deelnemers, die meer individueel georiënteerd zijn (Suleiman 2004b). Taal Taal speelt een cruciale rol in de ontmoeting tussen Joden en Palestijnen, want het is een beladen aspect. Allereerst omdat taal een belangrijk element is van de identiteit van een groep en de verhouding tussen de groepen (Halabi & Zak 2004). Ten tweede is het belangrijk om voor ogen te houden dat de Palestijnen blootgesteld worden aan het Hebreeuws, terwijl Joden niets met Arabisch te maken hoeven hebben (de taal van de overheid en het openbare leven is Hebreeuws) (ibidem). Palestijnen die in Israël wonen spreken over het algemeen Hebreeuws en Arabisch, Joden meestal alleen Hebreeuws, en Palestijnen uit de Palestijnse Gebieden spreken over het algemeen alleen Arabisch (ibidem). 49 In de ontmoeting moet dus een manier gevonden worden om met elkaar te kunnen communiceren. Om de taalbarrières te overbruggen zijn er een aantal opties (Halabi & Zak 2004): 1) Gebruik maken van tolken (Arabisch-Hebreeuws en Hebreeuws-Arabisch); 2) De dominante taal spreken, het Hebreeuws, en vertalen voor de deelnemers die geen Hebreeuws spreken; en 3) Engels als lingua franca gebruiken. Tolken Vanuit de wetenschappelijke literatuur wordt het sterk aangeraden om beide partijen hun moedertaal te laten spreken en gebruik te maken van tolken (Halabi & Zak 2004). Als beide groepen hun moedertaal spreken de deelnemers zich beter kunnen uitdrukken en hun identiteit kunnen uiten door middel van hun taal (ibidem). De Palestijnse deelnemers zullen zo door het spreken van hun moedertaal ook versterkt en bemoedigd worden, wat hun positie tegenover de dominantere Joodse groep verbeterd (ibidem). Voor de Joodse deelnemers betekent het een verlies omdat ze zo moeten erkennen dat er twee groepen zijn, en omdat ze niet meer alles wat er gezegd wordt kunnen verstaan -iets waar de Joodse deelnemers moeite mee hebben- (ibidem). Uit de literatuur (Halabi & Zak 2004) blijkt dat er professionele tolken worden ingezet, of faciliteerders die ook als tolken fungeren, of deelnemers die vertalen voor hun mededeelnemers. Dominante taal Een andere optie is om tijdens de ontmoeting de dominante taal te spreken, het Hebreeuws, en te vertalen voor de deelnemers die geen Hebreeuws spreken. Ook hierbij wordt gebruik gemaakt van professionele tolken, faciliteerders of deelnemers als vertalers. Er zijn een aantal problemen met betrekking tot het spreken van de dominante taal (Halabi & Zak 2004). Allereerst is het de moedertaal van de Joodse deelnemers maar niet van de Palestijnse, wat deze laatste groep benadeelt in de gesprekken omdat zij zich minder goed kunnen uitdrukken. Ten tweede is Hebreeuws voor de Palestijnse deelnemers de taal van de onderdrukker of overheerser, waardoor zij een negatieve associatie hebben met de taal. Ten derde geven de Palestijnen door het spreken van Hebreeuws hun recht op om hun moedertaal te spreken. Het gevolg hiervan is dat ze zich minder goed kunnen uitdrukken en dat Palestijnen die geen Hebreeuws spreken zich stilhouden, omdat zij niet willen laten blijken dat zij alleen de zogenaamd inferieure Arabische taal spreken. De enige reden waarom de Palestijnse deelnemers tijdens de georganiseerde ontmoetingen Hebreeuws spreken, is omdat Joden geen Arabisch spreken en de Palestijnen wel de dialoog willen aangaan (ibidem:138). Lingua franca Een derde optie is om Engels als lingua franca te gebruiken. Een lingua franca is een taal dat gebruikt wordt onder sprekers met verschillende moedertalen (Meierkord 2000), ook wel een contacttaal genoemd van sprekers die geen taal of cultuur gemeenschappelijk hebben (Firth 1996). In sommige ontmoetingen wordt Engels gebruikt als gemeenschappelijke taal, maar het wordt ook bewust gebruikt als ‘neutrale’ taal. ‘Neutraal’ omdat het voor beide groepen niet de moedertaal is van de deelnemers. Engels is echter niet zo neutraal als dat het op het eerste gezicht lijkt. Voor Joden is Engels de taal van het Westen, van ontwikkeling, terwijl Arabisch juist als inferieur beschouwd wordt (Halabi & Zak 2004:132). Daarnaast geeft het spreken van Engels de Joodse deelnemers nog een voordeel, want dan hoeven ze niet te erkennen dat het Arabisch deel is van de Palestijnse identiteit (ibidem). Om deze redenen geven Joden er daarom vaak de voorkeur aan dat iedereen Engels spreekt (ibidem). Er is nog een ander belangrijk aspect, namelijk de mate dat de deelnemers Engels beheersen. Maoz (2005:141) wijst erop dat de deelnemers van beide groepen de taal evenredig moeten beheersen, omdat anders de communicatie asymmetrisch wordt en de ene groep kan bevoordelen terwijl de ander gemarginaliseerd wordt. 50 Tabel 5 laat een overzicht zien van de uitspraken die respondenten hebben gedaan met betrekking tot de obstakels die kunnen optreden in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Naast de vier obstakels die eerder zijn besproken is er nog een vijfde aspect toegevoegd, namelijk professionaliteit. Dit aspect toont aan in hoeverre de respondenten belang hechten aan de professionaliteit van de faciliteerders, en is tevens een graadmeter voor hun eigen bewustzijn over de obstakels. Het aspect van de taal in de ontmoetingen wordt in een aparte tabel weergegeven (tabel 6). Tijdens de interviews viel op dat de respondenten niet direct antwoord konden geven op vragen over dergelijke obstakels en hoe zij daar als faciliteerder mee omgaan. Dit blijkt ook uit het onderstaande overzicht. De uitspraken zijn oppervlakkig en niet direct gerelateerd aan het obstakel in kwestie. Toch zijn er wel een aantal opvallende punten. De organisaties die de conflict resolution benadering hanteren (AIC, CCRR en Michal Zak), benoemen zaken als gelijkheid en machtsverschillen expliciet en geven ook aan dat zij daar ook bewust van zijn in de ontmoetingen die zij faciliteren. Ze laten blijken dat ze er veel waarde aan hechten dat een faciliteerder kan omgaan met obstakels als machtsverschillen en ongelijkheid. Om die reden is een professionele training voor faciliteerders een vereiste. Opvallend is dat de faciliteerder van het Israëlische JCJCR, ook alleen met professioneel getrainde faciliteerders wil werken. Maar de uitspraken van de respondent komt niet expliciet naar voren dat zij zich ook bewust is van de obstakels in de groepsprocessen die plaatsvinden in een ontmoeting. Ten tweede is te zien dat de respondenten van buitenlandse organisaties (Stichting COME, Seeds of Peace, Nes Ammim) de nadruk leggen op neutraliteit in de ontmoetingen. Zij zijn van mening dat door een neutrale ontmoetingsplek, een neutrale taal of een neutrale positie van de faciliteerder, de obstakels overwonnen kunnen worden. Een derde punt is, dat de Israëlische organisaties Peres Center for Peace en IEA in hun uitspraken steeds benadrukken dat zij gelijkwaardigheid creëren tussen de deelnemers (technische gelijkheid) en dat er daardoor geen sprake meer is van ongelijkheid en machtverschillen in de ontmoetingen. Het feit dat zij aangeven dat de faciliteerder alleen affiniteit moet hebben met de aanwezige culturen, bevestigd nogmaals dat zij zich niet bewust zijn van de invloed van de obstakels. 51 Tabel 5 - Overzicht uitspraken respondenten over obstakels in ontmoetingen Obstakel Organisatie ↓ Alternative Information Center (AIC) Meerderheidminderheidsrelatie Ongelijkheid Machtsverschil Sociale druk Professionaliteit X Relaties tussen de deelnemers kunnen nooit gelijkwaardig zijn. Joden hebben altijd meer macht dan Palestijnen, omdat de Joden de bezetters zijn en de Palestijnen de bezette bevolking. Deelnemers gedragen zich in dialoogontmoetingen anders dan dat ze thuis zouden doen. X Machtsverschillen moeten worden doorbroken zowel tussen deelnemers als tussen faciliteerders. Palestijnse organisaties moeten niet toegeven aan paternalistisch gedrag van Israëlische partnerorganisaties. De faciliteerder moet deelnemers bemoedigen zodat ze durven op te komen voor zichzelf en hun groep. Faciliteerders moeten een professionele training hebben gehad en goede kennis van het conflict. Faciliteerders moeten een professionele training hebben gehad en goede kennis van het conflict. Anekdotes van de respondent over incidenten met tussen deelnemers laten zien dat zij beïnvloed worden door hun omgeving. X Faciliteerders moeten een professionele training hebben gehad. Geen vrijwilligers! Vooral de Palestijnse deelnemers hebben last van sociale druk van buitenaf. Mensen zien de seminars als ‘normalisatie’. Faciliteerder moet kennis en ervaring hebben van de cultuur en het conflict, etc., en aanvoelen hoe gevoelig onderwerpen liggen. Als Nederlander neutrale positie. Faciliteerders hebben allen ‘goodwill’ nodig, geen speciale kennis of ervaring. Center for Conflict Resolution and Reconciliation (CCRR) Michal Zak Tijdens ontmoetingen moet het over feiten van het conflict gaan, elkaar leren kennen doet er niet toe. Jerusalem Center for JewishChristian Relations (JCJCR) Machtsverschillen moeten openlijk besproken worden in de ontmoetingen. Deelnemers moeten bewust gemaakt worden van de moeilijke positie van minderheden. Deelnemers moeten niet gelijk gesteld worden aan elkaar, maar erop gewezen worden hoe de ongelijkheid de interactie beïnvloedt. Gelijkheid creëren wij door deelnemers met gelijkwaardige achtergronden bij elkaar te brengen. Peres Center for Peace We zijn allemaal familie van elkaar door onze voorvaders. De deelnemers hebben een gelijkwaardige achtergrond. Stichting Communication Middle East (COME) De eerste dagen creëren we een vertrouwensband tussen de deelnemers, zodat er vriendschappelijke relaties ontstaan. We creëren technische gelijkheid onder de deelnemers en in het team van faciliteerders. Het komt voor dat een deelnemer de discussie gaat domineren of zich superieur gedraagt. De faciliteerder moet dit remmen. De seminars vinden plaats op neutraal terrein (Cyprus). Interfaith Encounter Association (IEA) Mensen hebben een verkeerd beeld van elkaar We creëren technische gelijkheid in het team van faciliteerders. Onder deelnemers is dat niet nodig. De deelnemers komen naar de ontmoeting met het idee dat iedereen gelijk is. Seeds of Peace – Midden Oosten X Deelnemers bouwen een vertrouwensband op zodat ze over alles met elkaar kunnen spreken. De ontmoeting vindt plaats op neutraal terrein (Verenigde Staten). Nes Ammim De Joden zijn altijd in een sterkere positie dan de Palestijnse partij. Faciliteerder moet Palestijnse partij bemoedigen. Gelijkwaardigheid is ongewenst. Gelijkheid is mogelijk door technische gelijkheid en zelfbewuste deelnemers. Wij bieden deelnemers een neutrale en veilige plek voor ontmoetingen. Door over cultuurgerelateerde onderwerpen te praten ligt de nadruk op overeenkomsten tussen deelnemers De voertaal is Engels, wat bijdraagt aan een neutrale sfeer. De voertaal is Engels, wat bijdraagt aan een neutrale sfeer. Faciliteerder moet bewust zijn van de verschillende posities die de deelnemers en hijzelf innemen. De ongelijkheid tussen de partijen zit vaak dieper dan een buitenstaander door heeft. 52 Slechts een enkele keer is er sprake van sociale druk, waardoor een deelnemer niet meer deelneemt aan de ontmoeting. De deelnemers worden in het programma voorbereid hoe ze moeten omgaan met sociale druk van buitenaf. X Faciliteerder moet affiniteit hebben met Joodse en Palestijnse cultuur. Faciliteerders moeten affiniteit hebben met de aanwezige culturen en ervaring in het faciliteren van ontmoetingen. Faciliteerder moet zich bewust zijn van de ernst van het conflict, van zijn eigen identiteit, en zich inleven in de deelnemers. Taal moet niet onderschat worden in de georganiseerde ontmoetingen. Het is een politiek statement of er tijdens de ontmoetingen alleen Hebreeuws, ieder zijn moedertaal of alleen Engels wordt gesproken. Hoewel op basis van wetenschappelijk onderzoek geadviseerd wordt om de deelnemers hun moedertaal te laten spreken (Halabi & Zak 2004), worden alle drie genoemde manieren gebruikt in ontmoetingen. Kijkend naar de manier waarop de organisaties met taal omgaan, dan is allereerst te zien dat de organisaties de conflict resolution benadering hanteren (AIC, CCRR en Michal Zak), de deelnemers hun moedertaal laten spreken en vertalen door middel van (professionele) tolken. Opvallend is dat ook de Israëlische organisatie JCJCR de deelnemers hun moedertaal laat spreken en gebruik maakt van tolken. Dit in tegenstelling tot andere Israëlische organisaties. De motivering die de respondent hiervoor geeft, komen echter niet overeen met de motivering van de andere drie organisaties. JCJCR geeft aan dat het puur een praktische keuze is, omdat de deelnemers vaak gebrekkig Engels spreken en elkaars moedertalen niet verstaan. De organisaties die de human relations benadering hanteren en meer interpersoonlijk georiënteerd zijn (Stichting COME, Peres Center for Peace en Seeds of Peace), gebruiken Engels als lingua franca en gebruiken taal om een neutrale sfeer te creëren. De organisaties Stichting COME en Seeds of Peace zijn overigens buitenlandse organisaties. Mogelijk houdt dit verband met de keuze om Engels als voertaal te gebruiken in de ontmoetingen. De enige organisatie die de deelnemers laat communiceren in de dominante taal, Hebreeuws, is IEA. Een verklaring hiervoor is te vinden in wat al eerder in dit hoofdstuk is opgemerkt, namelijk dat de respondent van IEA weinig bewustzijn toont van de machtsverschillen waarmee de groepsinteracties worden beïnvloed. Wellicht houdt de keuze voor het spreken van de dominante taal in de ontmoetingen, hiermee verband. Wat verder opvalt, is dat verscheidene organisaties aangeven dat ze (over het algemeen) geen gebruik maken van tolken, maar de faciliteerder als tolk functioneert, in sommige gevallen in samenwerking met deelnemers. De faciliteerder krijgt in sommige gevallen dus een extra taak naast zijn werk om de ontmoeting te leiden. Dit aspect zal ook worden meegenomen in de analyse van de vaardigheden en competenties van de faciliteerder. Tabel 6 - Overzicht taal Benadering ontmoeting Conflict resolution benadering Interculturele benadering Human relations benadering Organisatie Alternative Information Center (AIC) Center for Conflict Resolution and Reconciliation (CCRR) Mediationmethode Taal X Onderhandeling Michal Zak Problem solving methode Jerusalem Center for JewishChristian Relations (JCJCR) Dialogische mediation Transformatieve mediation Peres Center for Peace Transformatieve mediation Stichting Communication Middle East (COME) Seeds of Peace – Midden Oosten Dialogische mediation Transformatieve mediation Transformatieve mediation Problem solving methode 53 Hebreeuws, Arabisch, Engels dmv (professionele) tolken Engels Onderling tolken Interfaith Encounter Association (IEA) X Dialogische mediation Nes Ammim X 54 Hebreeuws Onderling tolken X Deel IV Conclusies 55 11 | Conclusie In dit onderzoek stonden georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen centraal. In het bijzonder de rol van de faciliteerder in deze bijeenkomsten. In het onderzoek is antwoord gezocht op de vraag: Hoe leiden faciliteerders de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen, in Israël/Palestijnse gebieden? Om deze vraag te beantwoorden is eerst een analyse gemaakt van hoe de georganiseerde ontmoetingen zijn opgezet en hoe ze door de faciliteerder worden geleid. Vervolgens is gekeken naar welke obstakels een faciliteerder in de georganiseerde ontmoetingen kan tegenkomen en in hoeverre de respondenten zich hiervan bewust zijn. Katz en Kahanov (1990) onderscheiden drie mogelijke benaderingen voor georganiseerde ontmoetingen: 1) de human relations-benadering, 2) de interculturele benadering, en 3) de conflict resolution-benadering (Katz & Kahanov 1990 - in Suleiman 2004:323). Deze drie benaderingen zijn ook terug te vinden in de werkwijzen van de respondenten in dit onderzoek en hun organisaties. Kijkend naar de analyse in dit onderzoek, dan blijkt dat de Palestijnse organisaties en de organisaties die proPalestijns georiënteerd zijn, de meest oplossingsgerichte benadering hanteren, de conflict resolution benadering. Dit betreft de organisaties CCRR, AIC en freelancer Michal Zak. Dit is te verklaren vanuit het feit dat deze organisaties streven naar een oplossing voor de conflictsituatie tussen Israël en de Palestijnen, en dat deze benadering de deelnemers van de ontmoetingen ook laat nadenken over een oplossing voor het conflict. Ook de faciliteerders van deze organisaties gebruiken ook zeer oplossingsgerichte mediationmethoden, namelijk de problem solving methode (Michal Zak) en de onderhandelingsmethode (CCRR). Interessant is de rol die de faciliteerder in deze ontmoetingen heeft, of eigenlijk het gebrek daaraan. De organisaties houden zich zeer op de achtergrond en interveniëren alleen als de machtsverschillen te groot worden tussen de Joodse en Palestijnse deelnemers. De Israëlische organisaties, te weten JCJCR, Peres Center for Peace, en IEA, zijn meer ambigu. Opvallend is wel dat zij allemaal een benadering hanteren die vooral gericht is op het wegnemen van ‘onjuiste’ stereotypes en vooroordelen, de interculturele benadering ofwel de human relations benadering. Onderwerpen die gerelateerd zijn aan het conflict worden niet of nauwelijks besproken tijdens de ontmoetingen. Dit geldt voornamelijk voor de organisatie van JCJCR en IEA. Dit is geheel in overeenstemming met wat de literatuur over dit punt zegt, namelijk dat Joden de voorkeur geven aan een interpersoonlijke benadering en waarbij er niet gesproken wordt over politieke of conflict gerelateerde onderwerpen (Suleiman 2004). De mediationmethoden die de Israëlische organisaties hanteren zijn dialogische en transformatieve mediation. Twee methoden waarbij erkenning van de Ander voorop staat. Rol die de faciliteerder hierin heeft is vooral gericht op het bemoedigen en versterken van de deelnemers. De respondenten hebben opmerkelijk weinig oog voor de invloed van groepsprocessen op de interacties tussen Joden en Palestijnen (zie Suleiman 2004; Maoz 2005; Rouhana & Korper 1997). De respondenten noemen wel dingen als “dominante deelnemers afzwakken” maar erkennen daarmee niet de machtsverschillen die daar volgens de literatuur aan ten grondslag liggen. Een ander interessant resultaat is dat de organisaties die van oorsprong buitenlandse wortels hebben, te weten de Nederlandse Stichting COME en het Amerikaans-Palestijnse Seeds of Peace, beiden de human relations benadering hanteren. Deze organisaties gaan het conflict niet uit de weg, maar streven er naar om eerst een vertrouwde omgeving te creëren voor de deelnemers, om dan pas de confrontatie aan te gaan. Opvallend aan de organisatie Seeds of Peace is, dat zij zeer gefocust zijn om de deelnemers te stimuleren om naar verandering te streven. Dit lijkt ook verband te houden met de Palestijnse achtergrond van de organisatie. In het derde deel van dit onderzoek zijn de parameters besproken die een rol spelen in de ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen, en er is gekeken in hoeverre de respondenten zich bewust zijn van deze 56 parameters. Er kan geconcludeerd worden dat de organisaties die de conflict resolution benadering hanteren (AIC , CCRR en Michal Zak) zich het meest bewust zijn van de obstakels die in de ontmoetingen aanwezig kunnen zijn. Zowel op het gebied van aspecten als machtsverschillen en gelijkheid, als op het gebied van taal, proberen de respondenten zoveel mogelijk te werken vanuit de realiteit van het conflict. Ze gebruiken de aanwezige obstakels om deelnemers bewust te maken van hoe de realiteit in elkaar zit. Dat het ook anders kan laat de Israëlische organisatie IEA zien. Deze organisatie heeft een werkwijze die lijnrecht tegen alle waarschuwingen in gaat van wetenschappelijke onderzoeker in dit veld (Suleiman 2004a en b; Moaz 2000; Rouhana & Korper 1997). Zo wordt de aanwezigheid van de negatieve invloeden van de parameters tijdens de ontmoetingen, steeds ontkend door de respondent, terwijl de onderzoekers aandacht hiervoor cruciaal achten. Een andere conclusie die getrokken worden is dat de organisaties die een buitenlandse achtergrond hebben (Stichting COME, Seeds of Peace, Nes Ammim), de nadruk leggen op neutraliteit in de ontmoetingen. Zij zijn van mening dat door een neutrale ontmoetingsplek, een neutrale taal of een neutrale positie van de faciliteerder, de obstakels overwonnen kunnen worden. Met deze houding wordt echter voorbij gegaan aan het feit dat een neutrale plaats en taal alleen technische gelijkheid schept, terwijl dit niet voldoende is (Maoz 1995). In dit onderzoek was er speciale aandacht voor de rol van Nederlandse faciliteerders in de ontmoetingen. Vanwaar de interesse van Nederlanders in de dialoog tussen Joden en Palestijnen? Het blijkt dat vooral christenen erg betrokken zijn bij Israël, en in wat mindere mate ook bij Palestina. De betrokkenheid van de christenen bij Israël is te verklaren vanuit de ontwikkelingen binnen de kerken over de standpunten over het joodse volk. In de jaren zestig, zeventig en tachtig ontstaat er hernieuwde aandacht voor het Jodendom en het joodse volk. Dit was vooral gebaseerd op schuldgevoelens over wat er is gebeurd met de Joden tijdens de Holocaust en het zwijgen dat na de Tweede Wereldoorlog heerste over wat de Joden was aangedaan. In de jaren zestig tot en met tachtig zijn er veel contacten gelegd tussen Joden in Israël en christenen in Nederland, en deze contacten zijn er vandaag de dag vaak nog steeds. Dat is ook te zien bij de respondenten die in dit kader geïnterviewd zijn. Ook zij zijn al betrokken bij Israël sinds de jaren zeventig en tachtig. De betrokkenheid van Nederlanders bij (vooral) Israël, lijkt te zijn aangewakkerd in de jaren zestig tot en met tachtig, maar sinds de Tweede Intifada in 2001 is er een andere tendens te zien. De pro-Palestijnse beweging groeit en het aantal Nederlandse organisaties die actief zijn in de dialoog tussen Joden en Palestijnen is (volgens de respondenten) afgenomen. Verder kunnen we een voorzichtige conclusie trekken dat Nederlanders zichzelf in de dialoog tussen Joden en Palestijnen vooral zien als ‘neutrale’ personen. Als een persoon of plek waar gelijkheid heerst in een omgeving vol ongelijkheid. Maar uit de motivaties van de respondenten voor hun betrokkenheid kunnen geen conclusies getrokken worden. Deze liggen vooral in het feit dat de respondenten een lange persoonlijke band hebben met het land Israël. 12 | Aanbevelingen Op basis van de resultaten kan gesteld worden dat organisaties die ontmoetingen faciliteren tussen Joden en Palestijnen nog zeer onwetend zijn over de groepsprocessen die een rol spelen in deze ontmoetingen. Dit blijkt vooral uit het feit dat veel organisaties de human relations benadering en de interculturele benadering hanteren, terwijl deze door wetenschappelijke onderzoekers uit het veld worden afgewezen (Suleiman 2004a en b; Moaz 2000; Rouhana & Korper 1997). Ook uit de analyse met betrekking tot de obstakels die in een ontmoeting kunnen voor komen, blijkt dat faciliteerders lang niet altijd zich bewust zijn van de obstakels. Om die reden is het aan te bevelen dat organisaties zich allereerst meer verdiepen in de aanwezige literatuur op dit onderzoeksvlak en deze kennis ook toepassen in de ontmoetingen die zij faciliteren. Meer theoretische 57 onderbouwing van de taken en competenties van de faciliteerder, kan er voor zorgen dat de ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen constructiever worden. Daarnaast zijn professionaliteit en training belangrijke aspecten. Door faciliteerders te trainen kunnen zij bewust gemaakt worden van de obstakels die er zijn in de ontmoetingen, ze kunnen leren hoe ze daarmee op een constructieve manier kunnen omgaan, en kunnen ook kennis maken met andere mediationmethoden. Dit zal de ontmoetingen ten goede komen omdat het faciliteren dan niet meer gebeurd op basis van eigen ervaring van de faciliteerders, maar op een gedegen theoretisch onderbouwde basis. 13| Discussie In dit onderzoek is een poging gedaan om inzicht te krijgen in de competenties en vaardigheden die een mediator nodig heeft om een georganiseerde ontmoeting tussen Joden en Palestijnen op een constructieve manier te faciliteren. Dit is gedaan door een literatuuronderzoek naar alle facetten die in de interactie tussen Joden en Palestijnen een rol spelen, en doormiddel van diepte-interviews. Er zijn echter aantal voorbehouden met betrekkingen tot de resultaten van dit onderzoek. Allereerst is het aantal respondenten dat geïnterviewd voor dit onderzoek beperkt, aangezien er maar tien respondenten zijn geïnterviewd van de 34 organisaties die actief zijn op het gebied van dialoog tussen Joden en Palestijnen. Om beter inzicht te krijgen in de rol van de faciliteerder en de competenties en vaardigheden die hij nodig heeft, is het aan te bevelen om het onderzoek met meer respondenten uit te voeren. Een ander aspect dat hier bij aansluit is dat de rollen van de respondenten binnen hun organisaties zeer divers waren. Alle respondenten hadden aanzienlijke ervaring in het faciliteren van ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen, maar een aantal van hen was niet meer regelmatig actief als faciliteerder. Dit kwam omdat ze inmiddels een andere of hogere functie bekleedden en de taken van faciliteren uitbesteedden aan andere werknemers. Voor een vervolgonderzoek is het aan te bevelen om de respondenten zeer nauwkeurig te selecteren op hun huidige werkzaamheden om een zo homogeen mogelijke corpus te creëren. Op die manier kan er meer gedetailleerdere informatie worden gevraagd aan alle respondenten over hun facilitatietechnieken en dergelijke. Tot slot is het aan te bevelen om de onderzoeksmethode uit te breiden met praktijkonderzoek. Bijvoorbeeld door een aantal georganiseerde ontmoetingen bij te wonen en door middel van observaties te analyseren welke vaardigheden en competenties de faciliteerder gebruikt en hoe deze overeenkomen met wat de respondenten aangeven en wat de literatuur hierover zegt. Dit geeft een betrouwbaarder beeld, aangezien er wellicht verschillen zijn tussen datgene wat de faciliteerder zegt te doen en wat hij daadwerkelijk doet. 58 14 | Referenties Abdu, J. (2011). Jewish-Arab dialogue groups and coexistence programs: what for? [Elektronische versie]. Jadal (een uitgave van Mada al-Carmel - Arab Center for Applied Social Research), 9, januari 2011. Abu-Nimer, M. (1999). Dialogue, conflict, resolution and change: Arab-Jewish encounters in Israel. Albany, NY: SUNY Press. In: J. Abdu (2011). Jewish-Arab dialogue groups and coexistence programs: what for? [Elektronische versie]. Jadal, 9, januari 2011, 1-4. Abu Zeidan, A. (2009). A need to re-evaluate Jewish-Arab action and dialogue groups in Israel. Common Ground News Service, 30 november http://www.commongroundnews.org/article.php?id=26852&lan=ar&sid=0&sp=0 In: J. Abdu (2011). Jewish-Arab dialogue groups and coexistence programs: what for? Jadal (een uitgave van Mada alCarmel - Arab Center for Applied Social Research), 9, januari 2011. Augsburger, D. W. (1992). Conflict Mediation Across Cultures: Pathways and Patterns. Westminster: John Knox Press. Bausinger, H. (1988). Name und stereotyp. In: Stereotypevorstellungen im Alltagsleben: Beiträge zum Themenkreis Fremdbilder, Selbstbilder, Identität, ed. H. Gerndt (München) (pp. 13-19). IN: Beller, M. & Leerssen, J.T. (2007). Imagology: the cultural construction and literary representation of national characters : a critical survey – vol. 13. Amsterdam - New York: Rodopi. Baraldi, C. (2010). Is cross-cultural mediation a technique? Theoretical/methodological frameworks an empirical evidence from interaction. (pp. 99-126). In: Busch, Dominic; Claude-Hélène Mayer, Christian Martin Boness (ed.). International and regional perspectives on cross-cultural mediation. Frankfurt am Main: Peter Lang. Bekerman, Z. & Zembylas, M. (2010). Facilitated dialogues with teachers in conflict-ridden areas: in search of pedagogical openings that move beyond the paralysing effects of perpetrator-victim narratives. Journal of Curriculum Studies, 42, 5, pp. 573 — 596. Beller, M. & Leerssen, J.T. (2007). Imagology: the cultural construction and literary representation of national characters : a critical survey – vol. 13. Amsterdam - New York: Rodopi. Bercovitch, J. (2009). Mediation and Conflict Resolution. (pp.340-357). In: Bercovitch, J.; Kremenyuk, V.A.; Zartman, W. The SAGE Handbook of conflict resolution. Londen: SAGE Publications Ltd. Bercovitch, J. & Jackson, R. (2009). Conflict resolution in the twenty-first century: principles, methods, and approaches. Ann Arbor, Michigan: University of Michigan Press. Bercovitch, J.; Kremenyuk, V.A.; Zartman, W. (2009). The SAGE Handbook of conflict resolution. Londen: SAGE Publications Ltd. Billet, J. & Waege, H. (2003). Een samenleving onderzocht: Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. 2e editie, Antwerpen: De Boeck Hoger. Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Amsterdam: Boom Onderwijs Burns, A. en Bush, R. (2006) Principes van marktonderzoek: Toepassingen met SPSS. New Jersey: Pearson. Burton, J.W (1990). Conflict: Human Needs Theory. New York: St. Martin’s Press. In: Bercovitch, J.; Kremenyuk, V.A.; Zartman, W. (2009). The SAGE Handbook of conflict resolution, hoofdstuk 19 – Dialogue as a Process for transforming relationships (pp.386-391). Londen: SAGE Publications Ltd. Bush, R.A. & Folger, J.P. (2005). The promise of mediation: the transformative approach to conflict. 2e herziene versie. New York: John Wiley & Sons. Bush, R.A. & Folger, J.P. (1996). Transformative mediation and third-party intervention: Ten hallmarks of a transformative approach to practice. Mediation Quarterly, vol. 13, no. 4, pp. 263-278. Fiske, S.T, Gilbert, D.T & Lindzey, Gardner (2010). Handbook of social psychology, Volume 2. New York: John Wiley & Sons. Firth, A. (1996). The discursive accomplishment of normality. On “lingua franca” English and conversation analysis. Journal of Pragmatics, 26, pp. 237–59. 59 Galtung, J. (1967) Theories of Conflict. Niet gepubliceerd. Verkregen op 29 maart 2011, via http://www.transcend.org/galtung/#publications Galtung, J. (1996). Peace by peaceful means. Peace and conflict, development and civilization. International Peace Research Institute Oslo. London/Thousand Oaks/New Delhi: Sage Publications. Golan, G. & Kamal, Z. (2001). Bridging the Abyss: Paelstinian-Israeli Dialogue. In: H.H. Saunders (2001). A public peace process: sustained dialogue to transform racial and ethnic conflicts (pp. 197-219). Palgrave Macmillan. Halabi, R. (2004). Israeli and Palestinian identities in dialogue: the school for peace approach. New Brunswick, New Jersey: Rutgers University Press. Halabi, R. (2011). The Oppressed Meeting the Oppressor: A Futile Action that Perpetuates the Existing Reality. [Elektronische versie]. Jadal (een uitgave van Mada al-Carmel - Arab Center for Applied Social Research), 9 januari 2011. Halabi, R. & Sonnenschein, N. (2004). The Jewish-Palestinian Encounter in a Time of Crisis. Journal of Social Issues, Vol. 60, No. 2, pp. 373—387. Halabi, R., Zak, M. & Zriek-Srour, W. (2004). The courage to face reality: Encounters for youth. (pp. 97-118). In: Halabi, R. Israeli and Palestinian identities in dialogue: the school for peace approach. New Brunswick, New Jersey: Rutgers University Press. Halabi, R. & Zak, M. (2004). Language as a bridge and an obstacle. (pp. 119-140). In: Halabi, R. Israeli and Palestinian identities in dialogue: the school for peace approach. New Brunswick, New Jersey: Rutgers University Press. Halabi, R. & Zak, M. (2006) Palestinian-Jewish youth encounters: at the School for Peace. Bet Sefer le-Shalom, Neve Shalom: School for Peace Research Center. Herlyn, M.A. (2005). Interkulturelle Aspekte von Mediation und Dialog in der internationalen Unternehmenszusammenarbeit. In: Busch, Dominic / Hartmut Schröder (eds). Perspektiven Interkultureller Mediation. Frankfurt am Main: Peter Lang. p.43- 62. Hoffnung, M. G. (2001). Le concept de médiation et l'urgence théorique. Cahiers du CREMOC [centre de recherche sur l'Europe et le monde contemporain] nr. 35. Januschek, F. (2006). Vortrag in der Sektion Interkulturelle Kommunikation und Mehrsprachige Diskurse – Der Begriff der Mediation. Voordracht uitgesproken op 37e GAL (Gesellschaft für Angewandte Linguistik) conferentie, Münster 2006. JCJCR (2004). Preparing the way for a new Jewish-Christian relation in the holy land a strategic program plan for JCJCR. Verkregen op 12 juni 2011, via http://www.jcjcr.org/Dev/uf/Microsoft%20Word%20%20JCJCR%20Strategic%20Plan2.pdf Kasbari, C.D. (2011, 7 januari). An insider's reflections on Israeli-Palestinian dialogue. Common Ground News Service. Verkregen op 10 april 2011, via http://www.commongroundnews.org/article.php?id=29053&lan=en&sid=2&sp=0 Tyler, K. M., Aesha L. Uqdah, Monica L. Dillihunt, ReShanta Beatty-Hazelbaker, Timothy Conner, Nadia Gadson, Alexandra Henchy, Travonia Hughes, Shambra Mulder, Elizabeth Owens, Clarissa Roan-Belle, LaToya Smith, and Ruby Stevens (2008) Cultural Discontinuity: Toward a Quantitative Investigation of a Major Hypothesis in Education. Educational Researcher, vol. 37, no. 5, pp. 280–297 Kleiboer, M., (1997). International Mediation: The multiple realities of third-party intervention. Rijksuniversiteit Leiden, proefschrift. Klinken, G.J. van (2001). Dutch Jews as perceived by Dutch protestants. In C. Brasz & Y. Kaplan (eds.) Dutch Jews as perceived by themselves and by others: Proceedings of the eighth International Symposium on the History of the Jews in the Netherlands. (pp. 125-134) Leiden: Brill. Leerssen, J.T. (2006). National thought in Europe: a cultural history. Amsterdam: Amsterdam University Press. Lindholm Schulz, H. (1999). The reconstruction of Palestinian nationalism: between revolution and statehood – New approaches to conflict analysis. Manchester: Manchester University Press. 60 Loeb, A.L. (2003). Emancipation Assimilation Integration?: A Histroy of Dutch Jewry before the Holocaust. In: Howell, R.B. & Vanderwal Taylor, J. (eds.) Histroy in Dutch Studies. (pp. 141-152) Lanham, Verenigde Staten: University Press of America. Ma’an Development Center (2009). Boycott, Divestment, and Sanctions – Lessons learned in effective solidarity. Ma’an Development Center of Ramallah. Verkregen op 27 juni 2011, via http://bdsmovement.net/?q=node/574 Maoz, I. (2005). Evaluating the Communication between Groups in Dispute: Equality in Contact Interventions between Jews and Arabs in Israel. Negotiation Journal, januari, pp. 131-146. Maoz, I. (2004). Coexistence Is in the Eye of the Beholder: Evaluating Intergroup Encounter Interventions Between Jews and Arabs in Israel. Journal of Social Issues, Vol. 60, No. 2, pp. 437-452. Maoz, I. (2001) Participation, Control, and Dominance in Communication Between Groups in Conflict: Analysis of Dialogues Between Jews and Palestinians in Israel. Social Justice Research, 14 , no. 2, 189-208. Maoz, I. (2000). Power relations in intergroup encounters: a case study of Jewish-Arab encounters in Israel. International Journal of Intercultural Relations, 24, pp. 259-277. Maoz, I. (1995). Encounters between Jewish and Arab teachers: Analysis and comprehensive evaluation. Unpublished manuscript, Van Leer Jerusalem Institute, Jerusalem. Maoz, I.; Bar-On, D.; Bekerman, Z. & Jaber-Massarwa, S. (2004). Learning about 'good enough' through 'bad enough': A story of a planned dialogue between Israeli Jews and Palestinians. Human Relations, 57, pp. 1075-1101 Meierkord, C. (2002). ‘Language stripped bare’ or ‘linguistic masala’? Culture in lingua franca communication. In K. Knapp & C. Meierkord (Eds.), Lingua franca communication (pp. 109–134). In L. LouhialaSalminen, L.; M. Charles; A. Kankaanranta (2005). English as a lingua franca in Nordic corporate mergers: Two case companies. English for Specific Purposes, 24. pp. 401–421. Frankfurt am Main: Peter Lang. Michman, J. (2001). Ideological Historiography. In C. Brasz & Y. Kaplan (eds.) Dutch Jews as perceived by themselves and by others: Proceedings of the eighth International Symposium on the History of the Jews in the Netherlands. (pp.205-214) Leiden: Brill Mock, L., Ottenheijm, E., & Schoon, S. (2010). Geloven in de Diaoog. Amstelveen: Amphora Books/Leo Mock. Nadler, A. (2004). Intergroup Conflict and it’s Reduction: A Social-Psychological Perspective. In: Halabi, R. Israeli and Palestinian identities in dialogue: the school for peace approach. (pp. 13-30). New Brunswick, New Jersey: Rutgers University Press. Nes Ammim (2010). Profiel Nes Ammim. 26 juli 2011, via http://www.nesammim.nl/files/171e8plda.pdf Nusseibeh, L. (2009). Deepening cultural dialogue and understanding. Middle East Nonviolence and Democracy. Verkregen op 10 april 2011, via http://www.mendonline.org/InterculturalDialogue2009.html Olesker, R.M. (2007). The value of security vs. the security of values: The relationship between the rights of the minority and the security of the majority in Israel. Cambridge: ProQuest. Passia [Palestinian Academic Society for the Study of International Affairs, Jerusalem] (2009). Facts and Figures – Israeli Occupation Policies – updated 2009. Verkregen op 14 juni 2011, via http://www.passia.org/palestine_facts/pdf/pdf2009/IsraeliOccuptionPolicies.pdf Pearson d’Estree, T. (2009). Problem-Solving Approaches. (pp. 143-171). In: Bercovitch, J.; Kremenyuk, V.A.; Zartman, W. The SAGE Handbook of conflict resolution. Londen: SAGE Publications Ltd. Pijpers, A. (2005). Europese politiek in Nederlands vaarwater: kronieken en commentaar. Assen: Uitgeverij Van Gorcum. Ra’ad, B.L. (2010). Hidden Histories – Palestine and the Eastern Mediterranean. Londen: Pluto Press. Ritchie, J. & Lewis, J. (2003) Qualitative research practice: a guide for social science students and researchers. Londen: SAGE Publications Ltd. Ron, Y., Moaz, I., Bekerman, Z. (2010). Dialogue and ideology: The effect of continuous involvement in JewishArab dialogue encounters on the ideological perspectives of Israeli-Jews. International Journal of Intercultural Relations, 34, pp. 571–579. 61 Ropers, N. (1996) Peaceful Intervention: Structures, Processes, and Strategies for the Constructive Regulation of Ethnopolitical Conflicts - Berghof Report Nr. 1. [Elektronische versie] Berghof Conflict Research. Rouhana, N.N. & Korper, S.H. (1997). Power Asymmetry and Goals of Unofficial Third Party Intervention in Protracted Intergroup Conflict. Peace and Conflict: Journal of Peace Psychology, 3, 1, pp. 1-17. Rouhana, N.N. & Korper, S.H. (1996) Case Analysis: Dealing with the Dilemmas Posed by Power Asymmetry in Intergroup Conflict. Negotiation Journal, October, pp. 353-366. Salameh, N. (2011). Palestinian-Israeli Dialogue: Between the Vision and the Reality. [Elektronische versie]. Jadal (een uitgave van Mada al-Carmel - Arab Center for Applied Social Research), 9, januari 2011. Salameh, N. & Zak, M. (eds.) (2008). Why negotiate?. Hebron: Al-Esra Printing House. Saunders, H. (2009). Dialogue as a process for transforming relationships. In: Bercovitch, J.; Kremenyuk, V.A.; Zartman, W. (2009). The SAGE Handbook of conflict resolution. Londen: SAGE Publications Ltd p. 376-391. Saunders, M., Lewis, P. & Thornhill, A. (2004). Methoden en technieken van onderzoek. Amsterdam: Pearson Education. Schoon, S. (2010). Botsende loyaliteiten? Het Israëlisch-Palestijns conflict en joods-christelijke dialoog. In: Mock, Leo; Ottenheijm, Eric; Schoon, Simon (2010). Geloven in de Diaoog. (pp. 109-121). Amstelveen: Amphora Books/Leo Mock. Senfft, A. (2010). Problems in Palestinian-Israeli Dialogue: A European Perspective. [Elektronische versie] Syasah Dawlia, 182, pp.29-35. Suleiman, R. (2004a). Planned Encounters Between Jewish and Palestinian Israelis: A Social-Psychological Perspective. Journal of Social Issues, 60 (2), 323-337. Suleiman, R. (2004b). Jewish-Palestinian relations in Israel: The planned encounter as a microcosm. (pp. 31-46). In: Halabi, R. Israeli and Palestinian identities in dialogue: the school for peace approach. New Brunswick, New Jersey: Rutgers University Press. Wallet, B. (2008). Dutch national identity and Jewish international solidarity: an impossible combination? Dutch Jewry and the significance of the Damscus Affair (1840). In: Kaplan, Y. (ed.) The Dutch intersection: the Jews and the Netherlands in modern history. (pp. 319-330) Leiden: Brill. Winslade, J.M. (2003). Mediation with a focus on discursive positioning. Ongepubliceerd manuscript. California State University San Bernardino. Yankelovich, D. (1999). The magic of dialogue – Transforming conflict into cooperation. New York: Simon & Schuster. Yiftachel, O. (2006). Ethnocracy: land and identity politics in Israel/Palestine. Philadelphia, VS: University of Pennsylvania Press. Zak, M. (2001). Making a Public Statement. Verkregen op 20 augustus 2011, via http://www.sfpeace.org/index.php?_lang=en&page=article&id=30&_section=magazine Zak, M. (2011). From Liberal Equality to Solidarity with the Oppressed. [Elektronische versie]. Jadal (een uitgave van Mada al-Carmel - Arab Center for Applied Social Research), 9, januari 2011. Zarate, G., Gohard-Radenkovic, A., Lussier, D. & Penz, H. (2004) Cultural Mediation in Language learning and Teaching. ECML, Strasbourg: Council of Europe. Zartman, W. (2009). Conflict Resolution and Negotiation. (pp. 322-339) In: Bercovitch, J.; Kremenyuk, V.A.; Zartman, W. The SAGE Handbook of conflict resolution. Londen: SAGE Publications Ltd Zeidan , A.A. (2009). A need to re-evaluate Jewish-Arab action and dialogue groups in Israel. [Elektronische versie] Common Ground News Service, 2 december 2009. 62 15 | Bijlage – Interview vragen Persoonlijke achtergrond 1. ICC achtergrond: opvoeding? Talenkennis? Buitenlandervaringen? 2. Wat is uw band met Israël/Palestina? 3. Hoe bent u betrokken geraakt bij dialoogactiviteiten in dit land? 4. Hoe keek u vroeger tegen Israël en Palestina aan? 5. In hoeverre is u standpunt door de jaren heen hetzelfde gebleven/veranderd (wellicht door de dialoogactiviteiten)? 6. Waarom doet u dit werk? Drijfveren/motivatie/visie Dialoog 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. Wat houdt dialoog in deze context voor u in? Wat wilt u uitdragen aan deelnemers van de dialoogontmoetingen? Wat zijn de doelstellingen van de dialoogontmoetingen? Welke vaardigheden heeft een mediator nodig om deze doelstellingen te bereiken? Wat is uw rol in de dialoog? Hoe ziet u uw rol in de dialoog als ‘buitenstaander’ in het conflict? Wat vindt u belangrijk om te bereiken in de dialoog? In welke taal worden de dialogen gevoerd? (Welke rol speelt de lingua franca in de dialoog?) Waar vinden de dialoogontmoetingen plaats? Welke taal en communicatieproblemen komen voor in de dialoogontmoetingen? Voorbeelden. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. Hoe leidt u een dialoog? Methodes/manieren van gesprekvoeren. Wat zijn veel voorkomende knelpunten in de dialogen? Voorbeelden. Kunt u een voorbeeld geven van een gesprek dat vastliep? Welke opvallende momenten/ leermomenten (‘rich points’) kwamen daar in naar voren? Hoe is dat geval toen opgelost? Waar bent u alert op tijdens een gesprek? Hoe worden culturele aspecten uit de communicatieve geschiedenis van de betrokken culturen gebruikt in de mediation? 25. In hoeverre beïnvloeden interventies in beide culturen de betrokkenen van de dialoogontmoetingen? Sociale controle e.d. Competenties 26. Is een gespreksleider wenselijk in deze dialooggesprekken? En moet dit een ‘outsider’ zijn of een ‘insider’? 27. Wat voor houding moet een dialoogleider hebben naar de deelnemers toe? 28. Welke vaardigheden vindt u belangrijk als mediator? Communicatieve en psychologische. 29. In hoeverre is kennis van culturen, religies, politiek/het conflict van belang voor het leiden van de dialoog? 63