8 | Mission (im)possible: georganiseerde ontmoetingen tussen

advertisement
Mission (im)possible
Onderzoek naar de rol van de faciliteerder in
georganiseerde ontmoetingen
tussen Joden en Palestijnen
MA Scriptie Nederlandse Taal en Cultuur – Interculturele Communicatie
Wendolijn Beukers, 3335445
Onder begeleiding van Dr. Jan D. ten Thije en Dr. Marie-Christine Kok Escalle
Augustus 2011, Universiteit Utrecht
Voorwoord
Het was december 2010 toen ik voor het eerst naar Israël ging en naar de Palestijnse gebieden. Ik had wel eens
gehoord over het conflict tussen de Israëliërs en de Palestijnen, maar ik heb nooit de moed gehad om me erin
te verdiepen. Deze toeristische reis naar dit conflictgebied dwong me ertoe om meer over het conflict te weten
te komen.
Op mijn ontdekkingstocht door het land, via boeken en films, surfend op internet, raakte ik steeds meer
geboeid door de situatie. Voor een Masterstudent Interculturele Communicatie als ik, is het conflict en het land
zelf een oneindige bron aan fascinerende interculturele interacties.
Hoewel de conflictsituatie diep triest is, kwam ik ook steeds weer sprankjes hoop tegen. Hoop op vrede en op
verzoening. Er bleken organisaties te bestaan die mensen van de conflicterende partijen bij elkaar brachten en
met elkaar lieten praten. En organisaties die Joodse en Palestijnse kinderen samen lieten spelen. Het zijn kleine
bubbels van een utopische wereld als je deze activiteiten vanuit het perspectief van de rauwe realiteit bekijkt,
maar deze pogingen voor verandering van de status quo, raakten mij.
Er kwamen talloze vragen bij me op. Waarom zijn er zoveel organisaties die zich inzetten voor dialoog tussen
Joden en Palestijnen? Wat is de rol van Nederlandse organisaties? Wat beweegt mensen om daar aan mee te
doen? Heeft het wel effect? En welk effect heeft het dan? Waarom verandert het niets aan de conflictsituatie?
Een brainstormsessie voor mijn masterthesis was geboren. Een onderzoek naar dialoog in de samenlevingen
van Israël en Palestina - dat moest het worden. Na veel nadenken, onderzoeksplannen en besprekingen, kwam
het uiteindelijke onderwerp van dit onderzoek eruit: de rol van de faciliteerder in de georganiseerde
ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen.
Terugkijkend kan ik zeggen dat ik als een vrij vlindertje naar Israël ben gevlogen met het idee een bijzondere
dialoog te vinden tussen Joden en Palestijnen. Uiteindelijk heeft de weerbarstige realiteit van het conflict me
ingehaald. Mensen elkaar laten ontmoeten in de context van Israël en Palestina is een zeer moeizaam, complex
en emotioneel proces. En veel van deze ontmoetingen blijken lang niet zo’n positieve bijdrage te leveren als
dat op het eerste gezicht lijkt. Om die redenen is het uiteindelijk een pittig onderzoek geworden, zowel qua
uitwerking als geestelijk, en niet minder wat betreft de resultaten en conclusies.
Via deze weg wil ik de mensen bedanken die dit onderzoek hebben mogelijk gemaakt. Ik wil allereerst mijn
begeleiders Jan ten Thije en Marie-Christine Kok Escalle bedanken voor hun steun bij dit onderzoeksproject.
Dank voor de vrijheid die mij de mogelijkheid heeft gegeven om dit onderzoek uit te voeren en voor de hulp
voor en tijdens het onderzoeksproces. Veel dank ook aan de organisaties die hebben meegewerkt aan dit
onderzoek door middel van interviews, maar ook door het bieden van informatie en het geven van contacten.
Zij hebben mijn ogen geopend. Ik wil ook de mensen bedanken die mijn verblijf in Israël en Palestina tot een
onvergetelijke ervaring hebben gemaakt. De mensen die ik heb ontmoet; de gesprekken die we hebben gehad;
de avonturen die ik met heb beleefd – het was allemaal fantastisch! En ook mijn vrienden en familie ben ik
dankbaar voor hun support en medeleven. Zij beurden me op als ik het even niet meer zag zitten.
Ik wens de lezer veel leesplezier toe, en ik hoop dat dit onderzoek een constructieve bijdrage zal leveren aan
zijn inzicht over georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen.
Wendolijn Beukers
Augustus 2011
2
Inhoud
Voorwoord .............................................................................................................................................................. 2
Inhoud ..................................................................................................................................................................... 3
Landkaart Israël & Palestijnse gebieden anno 2011 ............................................................................................... 4
1 | Inleiding ............................................................................................................................................................. 5
2 | Respondenten ................................................................................................................................................... 7
3 | Methodes & Operationalisering ...................................................................................................................... 12
Deel I - Conflict
4 | Historisch overzicht van conflict Israël en de Palestijnen ............................................................................... 18
5 | Geschiedenis van dialoog in Israël en Palestina .............................................................................................. 20
6 | Nederland, Joden, en Israël ............................................................................................................................. 22
7 | Conflict & Mediation ....................................................................................................................................... 26
7.1 | Conflict ..................................................................................................................................................... 26
7.2 | Mediation & conflict resolution ............................................................................................................... 30
7.3 | Rol van faciliteerder ................................................................................................................................. 32
7.4 | Conclusie .................................................................................................................................................. 34
Deel II - Ontmoetingen
8 | Mission (im)possible: georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen ....................................... 36
9 | Mediatieve conflictoplossingen ....................................................................................................................... 39
9.1 | Benaderingen ........................................................................................................................................... 39
9.2 | Mediationmethoden ................................................................................................................................ 44
Deel III - Obstakels
10 | Obstakels in georganiseerde ontmoetingen ................................................................................................. 48
Deel VI - Conclusies
11 | Conclusie ....................................................................................................................................................... 56
12 | Aanbeveling ................................................................................................................................................... 57
13| Discussie ......................................................................................................................................................... 58
14 | Referenties .................................................................................................................................................... 59
15 | Bijlage – Interview vragen ............................................................................................................................. 63
3
Landkaart Israël & Palestijnse gebieden anno 2011
(Bron: www.pbs.org/newshour/indepth_coverage/middle_east/conflict/map.html - 7 augustus 2011)
4
1 | Inleiding
Al 63 jaar strijden Israëliërs en Palestijnen om hetzelfde stuk land en de natuurlijke bronnen. Inmiddels is het
niet meer alleen een conflict over materiële zaken, maar door de jaren heen is het conflict diep geworteld in de
samenleving en het denken van de bevolking. Het is een conflict van macht en onderdrukking, een competitie
om de rol van slachtoffer, en één van angst aanjagen.
Twee partijen die elkaar al zo lang bestrijden, kunnen die ooit nog tot een duurzaam vredesakkoord komen en
met elkaar verzoenen? Of dit op nationaal of internationaal politiek niveau mogelijk is, zal in dit onderzoek niet
worden beantwoord. Wat wel relevant is, is de vraag of individuen in de civiele samenleving nader tot elkaar
kunnen komen.
Onderzoek
In dit onderzoek staat het mediationproces centraal in de samenleving tussen Joden en Palestijnen in Israël en
de Palestijnse Gebieden. In de afgelopen dertig jaar zijn er allerlei pogingen gedaan om de burgers van beide
partijen dichter bij elkaar te brengen en met elkaar te verzoenen. Een vorm die veel gebruikt wordt om mensen
bij elkaar te brengen, zijn georganiseerde ontmoetingen onder leiding van een derde (soms buitenlandse)
partij. Er is heel veel onderzoek gedaan naar de interacties tussen de deelnemers tijdens deze georganiseerde
ontmoetingen (zie Halabi & Sonnenschein 2004; Halabi 2011; Maoz 2000, 2001, 2004, 2005; Senfft 2010;
Suleiman 2004a) maar er is weinig aandacht voor de personen die deze ontmoetingen organiseren en nog
minder voor hoe zij deze ontmoetingen succesvol kunnen faciliteren. Onderzoek naar de rol van de mediator is
daarom noodzakelijk. Uit onderzoeken naar de interacties tussen deelnemers in de georganiseerde
ontmoetingen, blijkt dat er allerlei complexe groepsprocessen de ontmoeting (voornamelijk negatief)
beïnvloeden. Maar er is weinig aandacht voor hoe een faciliteerder/mediator hiermee om moet gaan. Dit
onderzoek kan eraan bijdragen om deze leemte te vullen.
De hoofdvraag van dit onderzoek is:
Hoe leiden faciliteerders de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen, in Israël/de
Palestijnse gebieden?
Daarnaast zijn er vier deelvragen geformuleerd:
1. Hoe leiden faciliteerders georganiseerde ontmoetingen onder extreme omstandigheden?
2. Welke parameters spelen een rol in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en
Palestijnen?
3. In hoeverre zijn faciliteerders zich bewust van de parameters die een rol spelen in de
georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen?
4. Welke motivaties hebben Nederlandse faciliteerders om actief te zijn in de georganiseerde
ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen?
Om antwoord te krijgen op deze vraag zijn er tien faciliteerders en organisatoren van zeer diverse organisaties
geïnterviewd. Aan de hand van deze interviews en literatuur over georganiseerde ontmoetingen tussen Joden
en Palestijnen, wordt onderzocht hoe de faciliteerders ontmoetingen tussen Joodse en Palestijnen leiden, en
welke competenties en vaardigheden ze daarvoor nodig hebben. Daarnaast wordt op de achtergrond gekeken
waarom Nederlanders actief zijn als faciliteerders in de ontmoetingen tussen Joodse en Palestijnen.
Woordkeuze
In dit onderzoek staan georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen centraal. De woordkeuze die
hier gebruikt wordt, vraagt enige toelichting. Er is bewust gekozen om de term Joden te gebruiken in plaats van
Israëliërs. De Israëlische samenleving bestaat namelijk uit verschillende etnische groepen, waaronder Joden
(van allerlei origines) maar ook Arabieren die na de oorlog in 1967 in Israël zijn gebleven, in plaats van in de
Palestijnse Gebieden (Westbank en Gaza) terecht gekomen zijn of gevlucht zijn naar een ander land. Deze
5
Arabieren hebben over het algemeen een Israëlisch paspoort, maar hebben niet dezelfde privileges en rechten
als Joodse Israëliërs. In de Israëlische samenleving is het onderscheid tussen Joodse Israëliërs en Arabische
Israëliërs verder duidelijk zichtbaar doordat beide groepen zeer gescheiden van elkaar leven. Daardoor
identificeren veel Arabische Israëliërs zich eerder met de Palestijnen in de Palestijnse Gebieden, dan met hun
Joodse medeburgers. Om die reden worden in dit onderzoek de Arabieren/Palestijnen uit Israël en de
Palestijnen uit de Westbank en Gaza bij elkaar gevoegd, en wordt er gesproken van ontmoetingen tussen Joden
en Palestijnen. Alleen als het nodig is zal er onderscheid gemaakt worden tussen de diverse groepen. Dit wordt
in de tekst duidelijk aangegeven.
Indeling onderzoek
De rapportage over dit onderzoek bestaat uit drie delen: 1) Conflict, 2) Ontmoetingen, 3) Obstakels. In deel één
zal er allereerst een historisch overzicht worden gegeven door middel van een tijdlijn om het verloop van het
conflict tussen Israël en de Palestijnen helder voor ogen te krijgen. Daarna zal er gekeken worden naar de
geschiedenis van de georganiseerde ontmoetingen in het licht van de politieke en historische context van het
conflict. Vervolgens zal gekeken worden naar de verhoudingen tussen Nederlanders en Joden en hoe dit de rol
van Nederlanders in de dialoogactiviteiten heeft beïnvloed. Tot slot zullen de theoretische concepten conflict
en mediation worden besproken.
In het tweede deel staan de georganiseerde ontmoetingen centraal. Er zal worden gekeken naar welke
benaderingen en mediationmethodes er gebruikt kunnen worden in georganiseerde ontmoetingen, de rol van
de faciliteerders daarin, en welke benaderingen en mediationtechnieken de respondenten gebruiken.
In het derde deel wordt er gekeken naar de parameters die obstakels kunnen vormen in de ontmoetingen
tussen Joden en Palestijnen en hoe de respondenten hiermee omgaan.
Doel van het onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de kwaliteiten waarover een faciliteerder moet
beschikken om zijn rol te kunnen vervullen in een complexe situatie, zoals die van de interculturele mediatieve
bijeenkomsten tussen Joden en Palestijnen. De onderzoeker hoopt dat dit onderzoek er toe bijdraagt dat
organisaties zich (beter) gaan realiseren welke bijzondere rol de faciliteerder in de ontmoetingen heeft en wat
hij moet beheersen om zijn taak uit te voeren op een manier die constructief is voor de deelnemers van de
ontmoetingen.
6
2 | Respondenten
In dit hoofdstuk zullen de respondenten die meewerkten aan dit onderzoek worden geïntroduceerd en de
organisaties waarvoor zij werken.
Voor dit onderzoek zijn tien mensen geïnterviewd. Ze werken voor verschillende organisaties die actief zijn op
het gebied van ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Alle respondenten zijn faciliteerder van deze
ontmoetingen of zijn dat in het verleden geweest.
De respondenten zijn van Joods-Israëlische, Palestijnse, of Nederlandse afkomst, en één respondent is half
Joods en half Palestijns en woont in Israël. De Joods-Israëlische respondenten wonen allemaal in Israël, de
Palestijnse in de Palestijnse gebieden en de Nederlanders wonen in Israël of hebben daar langere tijd gewoond.
De respondenten spreken allemaal Hebreeuws als moedertaal of als tweede taal, en spreken Engels als tweede
of derde taal. De Palestijnse deelnemers spreken daarnaast nog (Palestijns-) Arabisch als hun moedertaal. Eén
Nederlandse spreekt naast vloeiend Nederlands, Hebreeuws en Engels, ook nog vloeiend Arabisch.
Wat betreft de organisaties zijn er grote verschillen in de visies die zij hebben over de ontmoeting tussen Joden
en Palestijnen. Dat blijkt uit de zeer diverse werkwijzen die de organisaties hebben.
Alle organisaties zijn onafhankelijke organisaties en dus niet verbonden aan een politieke partij. Voor hun
financiën zijn alle organisaties afhankelijk van donoren en fondsen van buiten Israël of Palestina.
Hieronder volgt een overzicht van de kenmerken van de respondenten, gevolgd door een omschrijving van alle
organisaties en de functies van de respondenten daarin.
7
Tabel 1 - Overzicht organisaties en respondenten
Organisatie
Oorsprong
organisatie
IsraëlischPalestijns
Naam
respondent
Michael
Warschawski
Nationaliteit
Leeftijd
Opleiding en universiteit
Huidige Functie
JoodsIsraëlisch
62
Studie in Talmoed
Universitaire studie Filosofie
Activist;
Journalist
Center for Conflict
Resolution and
Reconciliation (CCRR)
Palestijns
Noah Salameh
Palestijns
58
Oprichter CCRR;
Directeur
Stichting Communication
Middle East (COME)
Nederlands
Maaike Hoffer
Nederlands
30
Interfaith Encounter
Association
Israëlisch
Yehuda Stolov
JoodsIsraëlisch
50
PhD in Conflict Analysis and
resolution
M.A. in International Peace
Studies
15 jaar ervaring op het gebied
van conflict resolution en
reconciliation
Universitaire studie Talen en
Culturen van het MiddenOosten
Studie in Talmoed en Torah
Universitaire studie Scheikunde
Jerusalem Center for
Jewish-Christian
Relations
Israëlisch
Hana
Bendcowsky
JoodsIsraëlisch
37
Programma directeur
Nes Ammim
Nederlands/
WestEuropees
JoodsIsraëlisch –
PalestijnsIsraëlisch
Frans van der
Sar
Nederlands
57
Michal Zak
JoodsIsraëlisch
52
Universitaire studie
Comparative Religion;
14 jaar ervaring met
interreligieuze activiteiten in
Israël
Universitaire studie Theologie
(Protestantse Kerken
Nederland)
Universitaire studie
Joodse Filosofie en Algemene
Filosofie
Nederlands/
WestEuropees
Simon Schoon
Nederlands
67
Universitaire studie Theologie
(Gereformeerde Kerk)
Peres Center for Peace
Israëlisch
Amir Jousey
31
Leger??
Seeds for Peace –
Midden Oosten
Amerikaans/
Palestijns
Mohammed
Nasser Edin
Joods/PalestijnsIsraëlisch
Palestijns
32
(checken)
Predikant;
Hoogleraar Verhouding
Jodendom – Christendom, aan de
Protestantse Theologische
Universiteit in Kampen
Projectmanager van
departement Young Political
Leaders
Directeur Palestinijnse
Programma’s
Alternative Information
Center
Zelfstandige faciliteerder
dialoogontmoetingen;
Voormalig docent en
onderzoeker bij School
for Peace, Neve
Shalom/Wahat Al-Salam
Voormalig pastor in
Nes Ammim
Projectleider
Directeur
Dialoogcoördinator
Nes Ammim, Israël
Politiek activist en voorlichter
Freelance faciliteerder
Gesprek IN
WELKE TAAL
9 mei 2011
Jeruzalem,
Engels
11 mei 2011
Bethlehem,
Engels
22 maart 2011
Utrecht,
Nederlands
30 mei 2011
Jeruzalem,
Engels
12 juni 2011
Jeruzalem,
Engels
7 april 2011
Utrecht,
Nederlands
6 juni 2011
Neve
Shalom/Wahat AlSalam,
Engels
15 april 2011
Amersfoort,
Nederlands
27 april 2011
Tel Aviv,
Engels
1 juni 2011
Ramallah,
Engels
Hier volgt een omschrijving van de organisaties waar de respondenten van dit onderzoek werkzaam zijn en hun
rol binnen de organisatie.
Alternative Information Center (AIC)
Het Alternative Information Center is een van de weinige Palestijns-Israëlische organisaties die er in Israël en
de Palestijnse gebieden actief is. De organisatie in 1984 opgericht door Palestijnse en (Joods-) Israëlische
activisten ter bevordering van mensenrechten en burgerrechten voor de Palestijnse bevolking en voor vrede
tussen de Palestijnen en de Israëliërs. AIC is expliciet tegen de bezetting van de Palestijnse gebieden (en de –
Syrische - Golan Hoogten), en streeft naar het recht op terugkeer voor alle Palestijnen. De organisatie draagt
deze boodschap uit door verspreiding van informatie, politieke belangenbehartiging, activisme, kritische
analyses, en het organiseren van bijeenkomsten. AIC wil een “primaire bron zijn voor progressief onderzoek,
nieuws en analyses over Palestina en Israël”(www.alternativenews.org /juli 2011, vertaling WB). Daarnaast wil
AIC sociaal-politieke bewegingen stimuleren om “een gezamenlijke toekomst en vooruitstrevende samenleving
te creëren voor Palestijnen en Israëliërs” (www.alternativenews.org /juli 2011, vertaling WB). AIC wordt
gefinancierd door diverse Spaanse kerkelijke en overheidsorganisaties en door de Nederlandse organisatie
ICCO.
Respondent Michael Warschawski is een van de oprichters van AIC, en werkzaam bij AIC als activist en
journalist. Hij is nauw betrokken bij het organiseren van activiteiten waarbij Joodse en Palestijnse activisten
elkaar ontmoeten, zoals lezingen en conferenties.
8
Center for Conflict Resolution and Reconciliation (CCRR)
Het Center for Conflict Resolution & Reconciliation is een Palestijnse organisatie in Bethlehem, die een
alternatieve manier van conflict resolution uitdraagt. De organisatie is in 2000 opgericht door directeur Noah
Salameh. CCRR richt zich op het bemoedigen en versterken van Palestijnse jongeren, vrouwen, arbeiders en
mensen uit het onderwijs, maar ook politici en ambtenaren. CCRR wil zo democratie, mensenrechten en
gerechtigheid bevorderen in de Palestijnse gebieden. Deze aspecten volgens de organisatie essentieel voor een
duurzame vrede (www.ccrr-pal.org / juli 2011). Een project van CCRR is het zeer progressieve project
Negotiating Our Future, waarbij Joodse en Palestijnse deelnemers de internationale vredesonderhandelingen
nabootsten.
De organisatie werkt onder andere samen met School for Peace uit Neve Shalom/Wahat Al-Salam. CCRR wordt
financieel gesteund door ontwikkelingsorganisaties uit Duitsland, Oostenrijk, en Nederland - waaronder het
Nederlandse War Child en de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah.
Respondent Noah Salameh is directeur van CCRR en heeft tientallen jaren ervaring als faciliteerder in
georganiseerde ontmoetingen voor Joden en Palestijnen. Hij is ook initiatiefnemer van Negotiating Our Future.
Stichting Communication Middle East (COME)
Stichting COME is een particuliere stichting uit Nederland, die jaarlijks een seminar organiseert voor JoodsIsraëlische en Palestijnse jongeren uit Israël en de Palestijnse gebieden. Elk jaar nemen ongeveer 30 jongeren
tussen 20 tot 35 jaar aan het seminar deel, dat plaatsvindt op Cyprus. Met het seminar heeft de organisatie als
doel om een bijdrage te leveren aan wederzijds begrip en respectvolle toenadering (www.stichting-come.nl
/juli 2011). Stichting COME organiseert al meer dan dertig jaar ontmoetingsseminars voor jongeren uit het
Midden-Oosten (Egypte, Jordanië, Israël, Palestijnse gebieden), maar sinds 1991 ligt de focus op ontmoetingen
tussen Israëliërs en Palestijnen.
Stichting COME wordt gefinancierd door ongeveer 700 donateurs uit Nederland en enkele fondsen.
Naast ontmoetingsseminars organiseert de organisatie ook lezingen in Nederland en studiereizen naar Israël.
Respondent Maaike Hoffer is projectleider van het jaarlijkse seminar van stichting COME. Ze heeft jarenlange
ervaring als faciliteerder in georganiseerde ontmoeting tussen Joden en Palestijnen in Israël en Nederland.
Daarnaast heeft ze jarenlang in Israël gewoond en een aantal jaar in de Palestijnse gebieden.
Interfaith Encounter Association (IEA)
De Interfaith Encounter Association is een Israëlische organisatie, die dialoog wil bevorderen tussen
verschillende religieuze groepen in Israël, waaronder Joden, moslims, christenen, druzen en Baha’i. De
organisatie is in 2001 opgericht door de directeur Yehuda Stolov. IEA coördineert op dit moment 34
dialooggroepen door heel Israël en de Palestijnse gebieden, die elkaar een aantal keer per jaar ontmoeten. De
organisatie streeft naar volledige acceptatie, begrip en respect voor de Ander, en wil dit bereiken door
interreligieuze dialoog en het bestuderen van andere culturen (de vertegenwoordigde religies in Israël).
IEA wordt gefinancierd door particuliere donoren, vanuit subsidieprogramma’s van de Canadese en
Amerikaanse overheid, christelijke kerken uit Zweden en Nederland - waaronder de Protestantse Kerken
Nederland, en andere dialoogorganisaties.
Respondent Yehuda Stolov is directeur van IEA en heeft jarenlang gewerkt als faciliteerder in georganiseerde
ontmoetingen van IEA.
Jerusalem Center for Jewish-Christian Relations (JCJCR)
Jerusalem Center for Jewish-Christian Relations (JCJCR) omschrijft zichzelf als een organisatie die vrede
promoot door middel van programma’s die onwetendheid en vooroordelen moeten bestrijden, en begrip en
empathie kweken tussen Joden en (Palestijnse) christenen in Israël (JCJCR 2004). De organisatie doet dit door
onderwijsprogramma’s, ontmoetingsgroepen, informatie voorziening, onderzoeken en rapporten over Joodschristelijke relaties in Israël. JCJCR richt zich nadrukkelijk op de religieuze en culturele achtergronden van de
verschillende groepen.
9
Bij JCJCR werken zowel Joodse Israëliërs als Palestijnen uit Israël. De organisatie wordt gefinancierd door
christelijke kerkgenootschappen in zowel Israël als in Europa, christelijke ontwikkelingshulporganisaties
waaronder het Nederlandse ICCO/Kerk in Actie, en door een paar Joodse families uit de Verenigde Staten.
Respondent Hana Bendcowsky is programma directeur van JCJCR en is verantwoordelijk voor het coördineren
van de educatieve programma’s en een aantal ontmoetingsgroepen. Hana Bendcowsky heeft ruim 14 jaar
praktische ervaring met interreligieuze activiteiten in Israël.
Nes Ammim
Nes Ammim is een dorp in Westelijk Galilea, Israël. De organisatie omschrijft zichzelf in het organisatieprofiel
als een dorp “dat gericht is op ontmoeting en dialoog, leren en op gastvrijheid” (Nes Ammim 2010:1). In Nes
Ammim woont een internationale, christelijke gemeenschap, die ondersteund wordt door christenen en kerken
in Europa en de Verenigde Staten. Daarnaast heeft Nes Ammim vriendenverenigingen in België, Zwitserland,
Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, die ook fondsen werven. Nes Ammim heeft twee centra waar ruimte
en faciliteiten beschikbaar worden gesteld voor ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Het dorp
presenteert zich als neutrale ontmoetingsplaats. In samenwerking met partnerorganisaties worden er
dialogische activiteiten en seminars georganiseerd tussen Joden, christenen en moslims. De organisatie gaat uit
van de verwantschap die deze religieuze stromingen hebben door de gemeenschappelijke aartsvader Abraham.
Tijdens de seminars komen culturele, religieuze en politieke onderwerpen aan bod.
Respondent Frans van der Sar is sinds drie jaar dialoogcoördinator in Nes Ammim. Hij is in die functie nauw
betrokken bij dialoogactiviteiten tussen Joden en Palestijnen. Hij heeft daarnaast jarenlange ervaring met
interreligieuze ontmoetingen in Nederland, tussen Joden, christenen en moslims.
Respondent Simon Schoon is jarenlang werkzaam geweest als predikant in Nes Ammim. Hij is daarnaast
hoogleraar ‘Verhouding Jodendom – Christendom’ aan de Protestantse Theologische Universiteit in Kampen,
en heeft diverse publicaties geschreven op het gebied van dialoog tussen Joden en christenen.
Michal Zak
Respondent Michal Zak organiseert op freelance basis ontmoetingen tussen Joodse en Palestijnse jongeren in
het hoger onderwijs. Ze is jarenlang faciliteerder geweest in projecten voor School for Peace, een organisatie
die is opgericht om een meer rechtvaardige en gelijke relatie te kweken tussen Joden en Palestijnen. School for
Peace organiseert diverse trainingsprogramma’s en ontmoetingsactiviteiten die dit doel ondersteunen. Michal
Zak heeft voor School for Peace diverse wetenschappelijke publicaties geschreven op het gebied van
machtsverhoudingen in georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen (Zak 2001; Halabi, et al.
2004; Halabi & Zak 2004; Halabi & Zak 2006; Zak 2011).
Michal Zak woont in Neve Shalom/Wahat Al-Salam, een zogenaamde “coöperatieve gemeenschap”, gelegen
tussen Tel Aviv en Jeruzalem. In het dorp wonen zowel Joden en Palestijnen met Israëlisch staatsburgerschap.
De bewoners van het dorp willen laten zien dat co-existentie tussen Joden en Palestijnen mogelijk is op basis
van wederzijdse acceptatie, respect en samenwerking.
Peres Center For Peace
Het Peres Center For Peace is een non-profit organisatie in Israël, die vrede promoot tussen Joden en
Palestijnen in zowel Israël als in de Palestijnse gebieden. In 1996 is de organisatie opgericht door de toenmalige
president van Israël, Shimon Peres. Het Peres Center focust zich op wat Palestijnen en Joden met elkaar
gemeenschappelijk hebben op sociaal en economisch vlak, en op het gebied van ontwikkeling, cultuur en
onderwijs.
Het Peres Center wordt gefinancierd door buitenlandse vriendenorganisaties in de Verenigde Staten, GrootBrittannië, Australië, Duitsland, Spanje, Italië, Polen, Luxemburg, Canada en bij de Europese Unie.
Respondent Amir Jousey is sinds 2009 actief voor het project Young Political Leaders, waarbij Palestijnse en
Joodse jonge politieke leiders bij elkaar worden gebracht. Het doel is dat de deelnemers elkaar leren kennen en
relaties ontwikkelen die hen kunnen helpen in hun toekomstige politieke carrières.
10
Seeds of Peace
Seeds of Peace is een internationale organisatie, die zich richt op het bemoedigen en versterken van jonge
leiders uit conflictgebieden om verzoening en co-existentie te bevorderen (www.seedsofpeace.org / juli 2011).
De organisatie is in 1993 opgericht door een Amerikaanse journalist. Iedere zomer organiseert Seeds of Peace
kampen in Maine (Verenigde Staten) voor kinderen uit het Midden-Oosten, Zuid-Azië, Cyprus en de Balkan. De
rest van het jaar organiseren lokale teams van de organisatie activiteiten. Seeds of Peace in Ramallah is de
Palestijnse vertegenwoordiging van de organisatie.
De activiteiten van Seeds of Peace omvatten dialoogontmoetingen, conferenties, onderwijs- en
beroepsprogramma’s, en trainingen voor mensen uit het onderwijs. Het doel is om jongeren empathie voor de
ander, respect, en zelfvertrouwen bij te brengen. Daarnaast leren de deelnemers communicatievaardigheden
die nodig zijn om vrede te bevorderen.
Seeds of Peace wordt gefinancierd door particuliere donoren, fondsen en bedrijven wereldwijd. Ook ontvangt
de organisatie financiële bijdrage van de Amerikaanse overheid.
Respondent Mohammed Nasser Edin is sinds 2011 programma directeur van Seeds of Peace in de Palestijnse
gebieden. Hij is een oud-deelnemer van het Seeds of Peace programma en heeft ervaring als faciliteerder in
diverse programma’s van Seeds of Peace.
11
3 | Methodes & Operationalisering
In dit hoofdstuk zal worden uiteengezet hoe dit onderzoek heeft plaatsgevonden. De onderzoeksvragen en
manier van data verzamelen zullen worden besproken, en er zal een verantwoording worden gegeven van de
keuzes die zijn gemaakt in het kader van het onderzoek. Daarnaast zal er ook gekeken worden naar de validiteit
van het onderzoek.
Onderzoeksvragen
De centrale vraag in dit onderzoek is:
Hoe leiden faciliteerders de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen, in
Israël/Palestijnse gebieden?
Dit is geen eenvoudige vraag om te beantwoorden, omdat er vanuit het wetenschappelijke onderzoeksveld
maar beperkte aandacht is voor de rol van de faciliteerder in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en
Palestijnen.
Om inzicht te krijgen in hoe de faciliteerders de ontmoetingen leiden, zal er in het empirische onderzoek
worden gekeken naar twee aspecten. Allereerst:
1.
Hoe leiden faciliteerders georganiseerde ontmoetingen onder extreme omstandigheden?
En vervolgens naar parameters die een rol spelen in de georganiseerde ontmoetingen:
2.
3.
Welke parameters spelen een rol in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen?
In hoeverre zijn faciliteerders zich bewust van de parameters die een rol spelen in de
georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen?
Allereerst zal er dus gekeken worden naar hoe de bijeenkomsten in de praktijk worden georganiseerd. Centraal
staat daarbij welke benadering een organisatie gebruikt voor een ontmoeting en welke mediationmethoden de
faciliteerder daarin hanteert. Naar aanleiding van deze twee punten, zal gekeken worden welke competenties
en vaardigheden een faciliteerder nodig heeft om de ontmoeting uit te voeren binnen de kaders van de eerder
genoemde methodes.
In het onderzoek is er speciale aandacht voor de rol van Nederlandse faciliteerders, omdat zij in het verleden
en ook vandaag de dag nog, actief zijn voor de dialoog tussen Joden en Palestijn. Hun drijfveren zullen worden
besproken en er wordt gekeken naar de meerwaarde van hun aanwezigheid bij deze activiteiten:
4.
Welke motivaties hebben Nederlandse faciliteerders om actief te zijn in de georganiseerde
ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen?
Methodologie
Om de bovenstaande vragen te kunnen beantwoorden zijn er interviews gehouden met mensen die allemaal
een achtergrond hebben als faciliteerder of als organisator van ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Er is
gekozen om gebruik te maken van diepte-interviews. Dit type interview wordt door Burns & Bush (2006)
omschreven als “een verzameling indringende vragen die in een één-op-één situatie aan een onderzoeksobject
worden gesteld door een getrainde interviewer, om een idee te krijgen hoe het subject over iets denkt of
waarom hij/zij zich op een bepaalde manier gedraagt” (Burns & Bush 2006:171). Deze manier van interviewen
combineert structuur met flexibiliteit waardoor het voor de geïnterviewde mogelijk is om naast de gewenste
informatie ook over andere onderwerpen te spreken die hij relevant acht (Ritchie & Lewis 2003:142).
12
Er zijn in totaal tien personen geïnterviewd die werkzaam zijn bij zeer diverse organisaties. Ik ben met de
organisaties in contact gekomen door te zoeken op internet en dankzij tips van andere organisaties. Per email
en/of telefonisch heb ik persoonlijk contact gezocht met de organisaties en personen. In totaal zijn er 34
organisaties gecontacteerd. Daarvan hebben twaalf organisaties niet gereageerd op herhaaldelijke emails van
de onderzoeker (hun telefoonnummers waren onbekend). Vier organisaties hebben aangegeven dat zij geen
ontmoetingen organiseren zoals de ontmoetingen die centraal staan in dit onderzoek, of dat de organisatie die
(om een onbekende reden) niet meer organiseerde. En dan waren er nog negen organisaties die aangaven wel
te willen meewerken aan het onderzoek, maar door de drukke agenda’s van de contactpersonen is het niet
gelukt om een afspraak te maken voor een interview. Met de overige negen organisaties is een interview
gehouden.
De organisaties zijn geselecteerd op basis van hun activiteiten. Voorwaarden hiervoor waren dat, 1) de
organisatie ten minste één project had waar Joden en Palestijnen elkaar ontmoette, en 2) dat de deelnemers
tijdens de ontmoeting met elkaar in gesprek gingen. De geïnterviewden zijn geselecteerd op basis van hun
ervaring en hun functie binnen de organisatie.
Er zijn drie respondenten die een uitzondering vormen op deze voorwaarden. Allereerst respondent Michael
Warschawski van Alternative Information Center. Deze organisatie is niet actief op het gebied van
georganiseerde dialoogontmoetingen, maar stimuleert en faciliteert wel samenwerking tussen Joden en
Palestijnen. Daar komt bij dat AIC een uitgesproken mening heeft over dialoogactiviteiten die relevant zijn voor
dit onderzoek. Om die reden is het interview in het corpus van het onderzoek opgenomen.
De tweede uitzondering is de organisatie Nes Ammim, met de respondenten Frans van de Sar en Simon
Schoon. Beide respondenten zijn nauw betrokken bij dialoogactiviteiten tussen Joden en Palestijnen in Nes
Ammim, maar zijn niet betrokken bij de organisaties van deze activiteiten omdat dat de verantwoordelijkheid is
van partnerorganisatie van Nes Ammim. De respondenten hebben wel een duidelijke visie op de dialoog tussen
Joden en Palestijnen en hun positie daarin. Het interview is daarom wel in het corpus opgenomen maar zal niet
op alle punten geanalyseerd kunnen worden, omdat de positie van de respondenten niet voor alle punten
relevant is.
Dataverzameling
Om relevante data te verzamelen voor het onderzoek zijn er diepte-interviews gehouden met mensen die
werkzaam zijn als faciliteerder bij georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen, of dat in het
verleden zijn geweest. De interviews vonden plaats in de periode van 1 april tot 10 juli 2011, en zijn gehouden
in Nederland, Palestina en in Israël. De meeste interviews hebben plaats gevonden op het kantoor van de
verschillende organisaties. De interviews met de Israëlische en Palestijnse respondenten zijn afgenomen in het
Engels, en de interviews met de Nederlandse respondenten in het Nederlands.
Gemiddeld duurde een interview drie kwartier, maar sommige interviews duurden ruim anderhalf uur. Van de
interviews is een samenvatting gemaakt met alle relevante informatie.
In de interviews is voornamelijk gebruik gemaakt van descriptieve vragen (Spradley 1979). Dat zijn vragen
waarbij de respondent bepaalde situaties moet omschrijven (ibidem). Daarnaast zijn er ook semi-open vragen
gesteld, waarbij de respondent gericht over een bepaald onderwerp werd gevraagd.
In de interviews stonden een aantal onderwerpen centraal:
achtergrondinformatie over de organisatie;
persoonlijke motivatie van de respondent;
de organisatie van de ontmoetingen;
methode van mediation
obstakels in de ontmoeting zoals taal, machtsverschillen, misverstanden, e.d.;
en tot slot welke kwaliteiten en competenties een faciliteerder moet hebben en wat hij moet doen om
de ontmoeting succesvol te leiden.
13
Deze thema’s waren een leidraad voor het interview. De respondenten kregen daarnaast altijd de ruimte om te
spreken over onderwerpen die hij verder nog relevant vond voor het interview. De hebben hier in enkele
gevallen gebruik van gemaakt, om meer te vertellen over de achtergrond van het conflict en hoe de
organisatie/respondent hiermee omgaat.
Verwerking
Van de tien interviews zijn er vijf opgenomen met een voice recorder en vijf interviews zijn schriftelijk
opgetekend. Dit laatste omdat er technische problemen waren met de voice recorder. Alle interviews zijn
schriftelijk uitgewerkt. Elk interview is gestructureerd op basis van de bovengenoemde thema’s.
Op basis van de interviews en in relatie met de literatuur zal er worden een analyse worden gemaakt met de
volgende opzet:
1.
Wat is de theoretische achtergrond van de ontmoetingen, die de respondent gefaciliteerd heeft?
a. Wat zijn de doelen van de ontmoeting?
b. Kernwoorden uit de interviews vergelijken met de omschrijvingen van de benaderingen zoals
die zijn beschreven in het theoretisch kader van dit onderzoek.
Vervolgens wordt er gekeken naar de methode van mediation die door de faciliteerder in de ontmoetingen
wordt gebruikt:
2. Welke mediationtechnieken gebruikt de respondent?
a. Wat zijn de doelen van de ontmoeting?
b. Welke onderwerpen worden besproken tijdens de ontmoeting?
c. Wat wordt er van de deelnemers verwacht?
d. Welke rol heeft de faciliteerder?
e. Wat wordt er van de faciliteerder verwacht?
Naar aanleiding van deze analyse wordt er dieper ingegaan op de competenties en vaardigheden die de
faciliteerder nodig heeft in de georganiseerde ontmoetingen:
3. Wat heeft een faciliteerder nodig om zijn rol te vervullen?
a. Welke competenties en vaardigheden worden genoemd door de respondenten?
b. Welke taken heeft de faciliteerder?
c. In hoeverre intervenieert de faciliteerder tijdens gesprekken?
d. Met welke obstakels krijgt de faciliteerder te maken tijdens de ontmoetingen?
Met de analyse die uit het bovenstaande model voortkomt wordt er tot slot een vergelijking gemaakt tussen de
verschillende organisaties:
1. Welke benadering van mediation wordt het meest gekozen voor de ontmoetingen tussen Joden
en Palestijnen?
2. Welke verschillen bestaan er tussen de rollen die volgens de theorie in principe mogelijk zijn en de
rollen die door de respondenten worden genoemd?
3. In hoeverre zijn er verschillen in competenties en vaardigheden die worden genoemd?
4. Welke rol vervullen Nederlandse faciliteerders in het geheel?
Validiteit & betrouwbaarheid
Tot slot zal er gekeken worden naar de betrouwbaarheid en de validiteit van dit onderzoek. Een onderzoek
wordt betrouwbaar geacht wanneer herhaling van het onderzoek tot dezelfde resultaten leidt (Saunders et al.
2004:264). Daarom is in de voorgaande paragrafen geprobeerd om de onderzoeksopzet zo transparant
mogelijk weer te geven. Maar er zijn nog een aantal punten die van belang zijn voor de betrouwbaarheid van
het onderzoek.
14
Allereerst de representativiteit van de respondenten. Er zijn naar schatting 80 organisaties actief in Israël en de
Palestijnse gebieden, op het vlak van co-existentie en dialoog ontmoetingen (Abdu 2011). Dit betekent niet dat
zij ook allemaal dergelijke ontmoetingen organiseren zoals in dit onderzoek centraal staan. Bij de 34
organisaties die zijn benaderd voor dit onderzoek was dit wel het geval, op een enkele uitzondering na. Hoewel
er uiteindelijk maar een beperkt aantal respondenten hebben meegewerkt aan dit onderzoek, vormen de tien
respondenten wel een redelijke afspiegeling van de organisaties die specifiek actief zijn op het gebied van
georganiseerde ontmoetingen. Daarnaast is ervoor gekozen zeer diverse organisaties te selecteren voor het
onderzoek om een zo compleet mogelijk beeld te geven van de organisaties die actief zijn. Ook met betrekking
tot de respondenten is dit gedaan, door respondenten uit verschillende betrokken partijen te selecteren
(Joden, Palestijnen en buitenlanders, namelijk Nederlanders). Dit draagt bij aan een evenwichtige weergave
van de betrokken partijen.
Om het onderzoek te kunnen herhalen, moet de dataverzameling controleerbaar zijn (Saunders et al.
2004:264) en dus nauwkeurig worden uitgevoerd. Dit is voor een deel waar gemaakt. De helft van de data is
opgenomen met een voice recorder, wat de controleerbaarheid verhoogt. De andere helft van de data is
opgetekend door middel van aantekeningen, maar ook hier is er naar gestreefd om de data zo letterlijk
mogelijk weer te geven. Alle interviews zijn vervolgens uitgeschreven.
Interne validiteit
In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van een cyclische afwisseling van dataverzameling en data-analyse. De
onderzoeker kan de reeds verzamelde data tussentijds interpreteren en toetsen in het vervolgonderzoek (Billet
& Waege 2003:38). Door theorie en data gedurende het onderzoek steeds te vergelijken, zijn de
onderzoeksvragen bijgesteld en de theorie verfijnd. Hierdoor zijn theorie en data zoveel mogelijk op elkaar
afgestemd.
Door de flexibele opzet en de descriptieve en semi-open vragen tijdens de diepte-interviews, zijn de interviews
niet gestandaardiseerd. Dit kan de betrouwbaarheid van het onderzoek verminderen, omdat het de vraag is of
verschillende onderzoekers dezelfde informatie zouden verkrijgen (Saunders et al. 2004). Door een lijst van
kernonderwerpen te formuleren voor de interviews, is er geprobeerd gelijke data te verzamelen. Desondanks
zijn er een aantal factoren dat de interne validiteit bedreigt. Allereerst is er de mogelijkheid dat informanten
zich aanpassen aan de onderzoeker, ook wel reactiviteit genoemd (Bryman 1988:112 in Saunders et al.
2004:143). Ten tweede is er de mogelijkheid dat de interviews zijn gekleurd door interviewbias (Saunders et al.
2004:263). Daarbij vertekenen verbale of non-verbale uitingen van de onderzoeker de manier waarop de
geïnterviewden de gestelde vragen beantwoorden. Dit kan veroorzaakt worden doordat de onderzoeker geen
neutrale standpunt inneemt. Ten derde vormt ook respondentbias een bedreiging (ibidem:263). Het is namelijk
mogelijk dat een respondent een bepaald aspect van een onderwerp niet wil bespreken en deze informatie
achterhoudt. Dit kan leiden tot een onvolledig beeld van de situatie die hij schetst, waarin hij zichzelf in een
sociaal wenselijke rol opvoert of de organisatie op een zeer positieve (of negatieve) manier presenteert.
In kwalitatief onderzoek probeert de onderzoeker vaak het veld van binnenuit te begrijpen om zo inzicht te
krijgen in de ervaringswereld en zienswijze van de betrokkenen (Billet & Waege 2003:319). Ook in dit
onderzoek is er geprobeerd om via verschillende bronnen inzicht te krijgen in het onderzoeksveld. Zo heeft de
onderzoeker deelgenomen aan een georganiseerde ontmoeting, er zijn er informele gesprekken geweest met
deelnemers van verschillende georganiseerde ontmoetingen, de onderzoeker heeft verslagen gelezen over
georganiseerde ontmoetingen, en de onderzoeker heeft diverse lezingen bijgewoond met als thema het
conflict tussen Israël en de Palestijnen om meer inzicht te krijgen in het conflict (onder andere van Alternative
Information Center, in Beit Sahour, Palestijns gebied; de Leonhard Woltjer lezingenreeks 2011: “Aan wie is het
land beloofd?” Perspectieven vanuit het Jodendom, Christendom en de Islam op de situatie in Israël/Palestina;
en een ontmoeting met de Israëlische ex-militair Yehuda Shaul van Breaking The Silence, een organisatie die
het publieke debat stimuleert over de realiteit van de bezetting in de Palestijnse gebieden).
15
Externe validiteit
Wat betreft de externe validiteit is het van belang in hoeverre de resultaten generaliseerbaar zijn (Saunders et
al. 2004). Er kan daarbij onderscheid worden gemaakt tussen inhoudelijke generalisatie en de probabilistische /
statistische generalisatie (Boeije 2005:155). De eerste vorm gaat erom wanneer een conclusie uit een
onderzoek ook geldig wordt geacht in een soortgelijke situatie die niet zijn onderzocht (ibidem). De tweede
vorm gaat erom wanneer op basis van een statische steekproef uitspraken gedaan mogen worden over de
gehele populatie waaruit de steekproef genomen is. Bij semigestructureerde interviews en diepte-interviews,
zoals in dit onderzoek zijn gebruikt, is het niet mogelijk om generalisaties te maken over de gehele populatie
(probabilistische / statistische generalisatie) als deze gebaseerd is op een klein en niet representatief aantal
cases (Saunders et al. 2004:264).
Rol van onderzoeker
In een kwalitatief onderzoek moet een onderzoeker ernaar streven om zo objectief mogelijk te werk gaan
(Boeije 2005; Ritchie & Lewis 2003). Ondermeer bij het gebruik van interviews is er een kans dat de
persoonlijke achtergrond van de onderzoeker de interviews zal beïnvloeden (Ritchie & Lewis 2003:160).
Daarom zal er een korte reflectie op de persoonlijke achtergrond van de onderzoekster worden gegeven en de
invloed daarvan op het onderzoek.
De onderzoekster heeft de master Interculturele Communicatie gedaan aan Universiteit Utrecht, en heeft
daarvoor een bachelorstudie Journalistiek afgerond. Ze is geboren in 1987, in Bunschoten-Spakenburg, in
Nederland. Ze heeft de Nederlandse nationaliteit. De onderzoekster is opgegroeid in een protestants-christelijk
milieu en heeft van kinds af aan gehoord over Israël door Bijbelverhalen. Persoonlijk heeft de onderzoekster
geen bijzondere band met Israël of de Palestijnse Gebieden, en ze wist tot op ruim een half jaar geleden weinig
af van het conflict tussen Israël en de Palestijnen. In de sociale omgeving van de onderzoekster is er wel meer
aandacht voor Israël, hoewel hier geen sprake is van sociale druk om pro-Israël te zijn.
De interesse voor dit onderwerp is gewekt tijdens een toeristische reis naar Israël en de Palestijnse Gebieden in
december 2010. Sinds deze reis is de onderzoekster veel over Israël en Palestina gaan lezen, heeft met mensen
hierover gesproken, lezingen bijgewoond en documentaires gekeken, om zo meer over het onderwerp te
weten te komen.
Er kan gesteld worden dat de onderzoekster ondanks het inlezen over het onderwerp, nog steeds redelijk
onwetend aan dit onderzoek is begonnen. Aan het begin van het onderzoek besloot ze daarom om geen partij
te kiezen tussen de conflicterende partijen, Israël en de Palestijnen. Aan de ene kant heeft dit ervoor gezorgd
dat de onderzoekster met een open blik aan dit onderzoek is begonnen, en openstond voor de verhalen van
zowel de Palestijnse respondenten als van de Joodse respondenten. Tegelijkertijd bestond deze ‘open blik’ voor
een deel ook uit naïviteit en idealisme, om een positieve bijdrage te leveren aan de oplossing van dit
voortslepende conflict. De ‘open blik’ maakte ook dat de onderzoekster beïnvloedbaar was voor nieuwe
informatie. Door het gebrek aan een duidelijk standpunt was het namelijk lastig om kritisch te blijven
tegenover een overtuigend verhaal van iemand anders. Gedurende het onderzoek is geprobeerd dit te
ondervangen door veel wetenschappelijke onderzoeken te lezen over ontmoetingen tussen Joden en
Palestijnen, en andere lectuur over het conflict. Hierdoor heeft de onderzoekster meer inzicht gekregen in de
realiteit van het conflict, en is zij kritischer gaan kijken naar georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en
Palestijnen.
Tijdens de interviews heeft de onderzoekster geprobeerd om haar eigen standpunt achterwege te houden. Er
zijn wel degelijk kritische vragen gesteld, maar vaak werd dit gedaan door de respondenten bijvoorbeeld te
confronteren met resultaten van bepaalde onderzoeken over ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen.
16
Deel I
CONFLICT
17
4 | Historisch overzicht van conflict Israël en de Palestijnen
Hier volgt een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen in het conflict tussen Israël en de Palestijnen
(Amnesty International – www.amnesty.nl/wereldnieuws_artikel/4174 /7 augustus 2011; Dries van Agt
www.driesvanagt.nl/index.php?type=tekst&item=16 /7 augustus 2011; hannivoort.org/synagogeenschede.nl/b/tijdlijn.asp /7 augustus 2011).
***
Het Israëlisch-Palestijnse conflict moet geplaatst worden in de context van de geschiedenis die terug gaat tot
ongeveer het jaar 1100 voor Christus. Het Joodse volk strijdt in die tijd om het land Kanaän met de
Kanaänieten. Ze veroveren uiteindelijk het land en noemen het land Israël. In de eeuwen daarna wordt het
gebied afwisselend geregeerd door Joodse en Arabische heersers en de Romeinen.
Aan het einde van de 19e eeuw ontstaat er onder de Joodse gemeenschap in West-Europa onder leiding van
Theodoor Herzl een beweging die streeft naar het stichten van een Joodse staat in Palestina. Dit wordt het
zionisme genoemd.
In 1917 beloven de Engelsen, die wat dan nog Palestina heet, koloniseren, in de zogenaamde Balfour-verklaring
de zionistische beweging een “nationaal thuis” in Palestina.
Vanaf 1920 is er een toename van gewelddadige incidenten tussen de groeiende groep Joodse migranten en
Palestijnen. In 1939 is er zelfs een grote Palestijnse opstand.
Tijdens de Holocaust verliezen bijna 6 miljoen joden het leven. Na de oorlog vertrekken veel Joodse
overlevenden van de Duitse concentratie- en vernietigingskampen naar Palestina.
In 1948, na het vertrek van de Engelsen, roept de Joodse leider David Ben Gurion de staat Israël uit.
In de daarop volgende oorlog tussen Israël en Arabische buurlanden verovert Israël grote delen van Palestina.
Naar schatting slaan tussen de 600.000 en 700.000 Palestijnen op de vlucht naar Gaza, de Westelijke
Jordaanoever en buurlanden als Libanon, Jordanië en Syrië. De vluchtelingen worden ondergebracht in
vluchtelingenkampen.
In 1967, tijdens de Zesdaagse Oorlog, verovert Israël de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever (ook
Westbank genoemd) en Oost-Jeruzalem. In de bezette gebieden wordt een militair bestuur ingesteld.
Onder de Palestijnen in de buurlanden en in de bezette gebieden groeit het verzet, onder aanvoering van de in
de jaren zestig opgerichte Palestijnse Bevrijdings Organisatie (PLO). De voorzitter hiervan is Yasser Arafat.
Vanaf de jaren zeventig staat het hoofdkwartier van de PLO in Libanon in Beiroet. In Libanon woedt een
burgeroorlog, de PLO is hierin partij. Vanuit Libanon worden aanvallen op Israël uitgevoerd.
In 1973 lanceren Egypte en Syrië de Yom Kipuroorlog, maar slagen er niet in de bezette gebieden te heroveren.
De oorlog leidt tot diplomatieke pogingen om een Arabisch-Israëlische vrede te bereiken.
In 1982 valt generaal Sharon Libanon binnen. Hij slaagt erin om de PLO te verjagen. Yasser Arafat en de leiding
van de PLO vertrekken naar Tunis (Tunesië).
In 1987 begint de Intifada - de opstand van de Palestijnen tegen de Israëlische bezetting van de Westelijke
Jordaanoever (ook Westbank genoemd) en de Gazastrook. De PLO heeft inmiddels verklaard te streven naar
een onafhankelijke Palestijnse staat naast Israël.
In 1993 is er een vredesoverleg tussen Israël en de Palestijnen. Hier worden de zogenaamde Oslo-akkoorden
gesloten. Dit zijn overeenkomsten waarbij in ruil voor erkenning van de staat Israël en het neerleggen van de
18
wapens, de Palestijnen gedurende een interim-periode autonomie (zelfbestuur) in bepaalde gebieden wordt
aangeboden. Arafat keert terug als voorzitter van de Palestijnse Nationale Autoriteit (PNA). In deze periode
moeten over de belangrijkste problemen overeenkomsten worden afgesloten (uiteindelijk in 1999): definitieve
grenzen; Jeruzalem en de situatie van Palestijnse vluchtelingen.
1993- september 2000: aanvankelijk overheerst er optimisme door de vredesakkoorden, maar door de jaren
heen wordt ook duidelijk dat er binnen de Palestijnse én de Israëlische samenleving veel verzet bestaat tegen
de akkoorden. Zo wordt in 1995 wordt de Israëlische premier Rabin vermoord door een joodse extremist.
En vanaf 1996 voeren Palestijnse gewapende groepen als Hamas zelfmoordaanslagen binnen Israël uit.
In september 2000 breekt de Tweede Intifada uit, naar aanleiding van een bezoek van Sharon aan de
tempelberg.
In februari 2001 wordt Likud-leider Ariel Sharon tot premier van Israël gekozen. Het geweld verhevigt met
nieuwe zelfmoordaanslagen door Palestijnen, Israëlische invasies en de belegering van Palestijnse steden.
In juli 2002 begint Israël met de bouw van een scheidingsmuur tussen Israël en de Westbank.
Het geweld tussen Israël en Hamas blijft aanhouden. In 2003 presenteren de VS, de EU, Rusland en de VN de
Routekaart naar Vrede, met als doel om tot een oplossing voor het conflict te komen in 2005.
In november 2004 overlijdt de Palestijnse leider Yasser Arafat. In januari 2004 komen er nieuwe verkiezingen
en Hamas wint de verkiezingen met een absolute meerderheid. Onderhandelingen over een coalitieregering
tussen Hamas en Fatah lopen op niets uit en Hamas gaat alleen regeren.
In 2005 ontmantelt Israël de Joodse nederzettingen in de Gazastrook en trekt haar troepen uit dat gebied
terug. Israël weigert om met de Palestijnen over de terugtrekking te onderhandelen en stelt een blokkade van
de Gazastrook in. Ook de VS, de EU, Rusland, en de VN beginnen een boycot van de Palestijnse Autoriteit.
In 2006 laait het geweld weer op na diverse Israëlische militaire acties en liquidaties. In reactie daarop wordt
bij een actie van Hamas de Israëlische soldaat, Gilad Shalit, gevangengenomen.
Onderlinge spanningen tussen Hamas en Fatah leiden in de Gazastrook tot bloedige gevechten, waarna Hamas
uiteindelijk de macht grijpt.
In de periode daarna is het relatief rustig. Onderleiding van Bush tekenen Israël en de Palestijnen in 2007 een
nieuwe vredesovereenkomst. De Palestijnse Autoriteit in Ramallah boekt enige vooruitgang bij het verbeteren
van de veiligheidssituatie en de economische situatie op de Westoever. Op politiek vlak is er geen vooruitgang.
Israël gaat intussen door met de uitbreiding van nederzettingen in de bezette gebieden.
Eind 2008 verhevigt het geweld tussen Israël en Hamas na een aanval op de Gazastrook door Israël. Meer dan
1.300 Palestijnen, merendeels burgers, en 13 Israëli’s worden gedood. Israël wordt van oorlogsmisdaden
beschuldigd.
In februari 2009 zijn er parlementsverkiezingen in Israël, Benyamin Netanyahu wordt premier van Israël. Hij
vormt een regering met rechts-extremisten en de Arbeiderspartij.
Barack Obama eist in juni 2009 van Israël een volledige bevriezing van de nederzettingen en steun voor de
oprichting van een Palestijnse staat. Netanyahu weigert de nederzettingen te bevriezen en verbindt
voorwaarden aan de oprichting van een Palestijnse staat.
In september 2011 hebben de Palestijnse Autoriteiten het voornemen om een Palestijnse staat voor te stellen
bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. In oktober 2011 zijn er nieuwe Palestijnse verkiezingen.
19
5 | Geschiedenis van dialoog in Israël en Palestina
De geschiedenis van de dialoog tussen Joden en Palestijnen loopt al vanaf het begin van het conflict, sinds de
stichting van de staat Israël in 1948. De dialoog krijgt pas vaste vorm na de Zesdaagse Oorlog in 1967 (Golan &
Kamal 2001), daarom zal in dit hoofdstuk vanaf dat moment naar de geschiedenis van de dialoog in Israël en
Palestina worden gekeken.
De eerste vaste stappen in de dialoog vonden plaats begin jaren zeventig in de Israëlische politiek, toen drie
zeer linkse partijen (waarvan één communistisch) besloten om de dialoog aan te gaan met Palestijnen, om zo
hun steun betuigen voor een Palestijnse staat (Golan & Kamal 2001). De Palestijnse deelnemers kunnen het
best omschreven worden als individuen uit de communistische en marxistische hoek. De dialoog was dus
vooral politiek van aard. Halverwege de jaren zeventig besluiten ook prominente Palestijnse leden van de
Palestinian Liberation Organization (PLO) de ontmoeting met Israëliërs aan te gaan.
In beide samenlevingen is er kritiek op de dialoogontmoetingen. Het wordt gezien als verbroederen met de
vijand (Golan & Kamal 2001:200), want door de dialoog aan te gaan met elkaar legitimeer je (de daden van) de
vijand, beweren de critici. De grootste angst hebben de critici voor de positieve effecten van de dialoog, want:
“Hoe kan je een vriend doden?” (ibidem:200, vertaling WB).
Begin jaren tachtig ontstaan de eerste organisaties die zich specifiek richten op dialoog en co-existentie tussen
Joden en Palestijnen (Abdu 2011). De aandacht voor dialoog verschuift dan vanuit de politiek naar de gewone
burgers. Honderden geplande ontmoetingen per jaar worden er in de jaren tachtig georganiseerd voor Joden
en Palestijnen (Maoz 2001:190). De ontmoetingen variëren van eenmalig tot een serie van ontmoetingen, en
ook de doelgroepen van de ontmoetingen lopen uiteen: kinderen, scholieren, studenten, of professionals
(ibidem). De ontmoetingen worden vaak gefaciliteerd met tussenkomst van een derde partij uit het buitenland.
Zij brengen methodes met zich mee die veelal gebaseerd zijn op conflict-resolution theorieën en modellen die
ontwikkeld zijn in de Verenigde Staten (Abu Zeidan, 2009; Abu-Nimer, 1999, in Abdu 2011). Het zijn methodes
waarbij de nadruk ligt op interpersoonlijke contacten (zie ook hoofdstuk 8).
In 1987 verstoort de gewelddadige Eerste Intifada de vreedzame gesprekken. Zes jaren lang is het onrustig in
de regio en staat het leven in het teken van gewelddadige acties en protesten. Maar de Intifada legt de dialoog
niet stil. Integendeel. Door de Intifada komt het doel van een eigen Palestijnse staat voor de Palestijnen
dichterbij, en dat maakt hen ervan bewust dat dit de tijd is om de co-existentie vorm te geven (Golan & Kamal
2001:202). Voor de gemiddelde Israëliër – aangetast in zijn gevoel van veiligheid door de oorlog - is de Intifada
een eyeopener van de status quo, dat de bezetting, onhoudbaar is (ibidem:202). Juist in het Israëlische kamp
neemt het aantal dialoogorganisaties daardoor fors toe. De Joden die hierbij betrokken zijn hebben daar
verschillende redenen voor. Een deel wil zo hun sympathie tonen aan de Palestijnen, een ander deel
participeert in de dialoog uit schuldgevoelens, en anderen geloven dat elke partij de situatie vanuit het
perspectief van de ander moet gaan bekijken om dichterbij elkaar te kunnen komen (ibidem:203).
In deze periode hebben de ontmoetingen als doel om het demoniseren van de ander (in de media, publieke
opinie, politiek, etc.) tegen te gaan en om de ander weer als mens te laten zien (Golan & Kamal 2001:203). Op
de langere termijn is het doel om zowel in de politiek als onder de gewone burgers draagvlak te creëren voor
een oplossing op basis van wederzijdse erkenning en compromis. Onder de deelnemers van de dialoog heerst
er een sfeer van hoop en opwinding; een van optimisme die gelijk is aan de sfeer rondom de politieke
vredesonderhandelingen (Kasbari 2011).
Na de Oslo-akkoorden in 1993 ontstaat er een ware “dialoogindustrie” (Golan & Kamal 2001; Maoz 2001). In de
ogen van de betrokkenen is de weg naar co-existentie open en is het noodzakelijk dat de wederzijdse
vijandigheid wordt tegengegaan. De georganiseerde ontmoetingen staan in het teken van ‘de lieve vrede
20
bewaren’ en samen leven. Het doel is vooral gericht op het creëren en verbeteren van de relaties (Golan &
Kamal 2001).
Er ontstaan in deze tijd ook Palestijnse dialoogorganisaties/-groepen, en verder groeit de dialoog onder
jongeren en kinderen explosief (Golan & Kamal 2001). Gezien de taalbarrière onder de jongeren en kinderen,
wordt dialoog tussen hen vaak gefaciliteerd door gezamenlijke activiteiten te doen, zoals kunst, drama, sport
en spelletjes (ibidem).
De tussenkomst van een buitenlandse derde partij is op dit punt in de geschiedenis van de dialoog in veel
gevallen niet meer nodig (Golan & Kamal 2001). Er zijn in de voorgaande jaren allerlei contacten gelegd tussen
beide partijen en de meeste dialoogorganisaties aan beide kanten werken in de uitvoering inmiddels
zelfstandig (qua financiën zijn de meeste organisaties nog wel afhankelijk van buitenlandse donoren.)
Er gaat een andere wind waaien na de Israëlische verkiezing van 29 mei 1996, wanneer er een rechtse regering
aan de macht komt in Israël. De publieke opinie in Israël verandert negatief, en de Palestijnen realiseren zich
dat er na meer dan vijftien jaar dialoog voeren nog steeds niets (positief) veranderd is aan hun situatie. Hun
situatie is alleen verslechterd. In oktober 2000 ontstaat er een opstand in de Palestijnse Gebieden tegen de
Israëlische bezetting. Dit leidt tot een oorlog in Gaza. Deze oorlog is bekend als de Tweede Intifada.
In de periode na de Tweede Intifada daalt het aantal organisaties en groepen die actief zijn op het gebied van
dialoog en co-existentie in Israël en Palestina, van circa 180 naar ongeveer 80 (Abdu 2011). Beide
samenlevingen zijn getraumatiseerd, ze zijn meer gepolariseerd ten opzichte van elkaar en hebben nauwelijks
nog contact (Nusseibeh 2009). Er zijn alleen nog ontmoetingen mogelijk met als doel om de deelnemers op
persoonlijk niveau of vanuit religieus perspectief met elkaar te verzoenen, en als conflictgerelateerde
onderwerpen uit de weg worden gegaan (Abu-Nimer 1999; Halabi 2002).
Maar de laatste jaren is er weer een significante groei van dialoogorganisaties, volgens de directeur van CCRR,
Noah Salameh (Salameh 2011). In de georganiseerde ontmoetingen staan relaties nog steeds centraal, maar
conflict gerelateerde onderwerpen komen vaak ook ter sprake omdat er tussen de deelnemers veel
beschuldigingen over en weer plaatsvinden (Kasbari 2011). Maar tot teleurstelling van Salameh richten de
meeste organisaties zich alleen op het herstellen van relaties tussen de partijen (interpersoonlijke benadering),
en dragen ze, volgens hem, op die manier niets bij aan een rechtvaardige oplossing voor het Palestijnse
probleem (Salameh 2011). Golan en Kamal blijven daarentegen geloven in de dialoog: “Er kan alleen
vertrouwen gecreëerd worden door begrip en communicatie” (Golan & Kamal 2001:219, vertaling WB).
21
6 | Nederland, Joden, en Israël
In dit onderzoek wordt er apart aandacht gegeven aan de betrokkenheid van Nederlanders in de
dialoogactiviteiten tussen Joden en Palestijnen. Hun aanwezigheid bij deze activiteiten is op het eerste gezicht
opvallend. Uit een inventarisatie die in dit onderzoek is verricht blijkt, dat er tientallen Nederlandse
organisaties betrokken zijn bij Israël en/of de Palestijnen. Vanwaar deze betrokkenheid? In dit hoofdstuk zal
worden onderzocht hoe de verhouding is tussen Nederland(ers) en Joden en Palestijnen, en wat motivaties zijn
van Nederlanders om betrokken te zijn bij Israël en de Palestijnen.
Inventarisatie Nederlandse organisaties
In het kader van dit onderzoek is er een inventarisatie gemaakt van de Nederlandse organisaties die betrokken
zijn bij de Joods-Palestijnse dialoog. Er blijken vijf organisaties in Israël actief te zijn die een expliciet
Nederlandse achtergrond hebben. Dit zijn de organisaties Meeting the Enemy, Windows for Peace, Givat
Haviva, en de twee organisaties uit dit onderzoek: Nes Ammim en Stichting COME.
Naast de dialoogorganisaties zijn er nog ruim 17 Nederlandse actiegroepen en werkgroepen die zich inzetten
voor vrede in Israël en Palestina. Hun werk bestaat uit het verstrekken van informatie aan het Nederlandse
publiek, deelname aan het publieke debat en het organiseren van acties en demonstraties.
Verder zijn er ongeveer 10 politiek activistische organisaties die expliciet solidair zijn met de Palestijnen. Zij
organiseren acties zoals boycot- en plant een olijfboom-acties.
En er zijn ongeveer 50 Nederlandse organisaties met een christelijke instelling, die op allerlei manieren
betrokken zijn bij Israël en Joden. Het varieert van steungroepen voor Messias belijdende Joden en hulp aan
Joodse ouderen, tot evangelisatieprojecten, en contacten onderhouden tussen Joden en christenen.
Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er vooral veel christelijke organisaties betrokken zijn bij
Israël, vooral in verhouding met de dialoogorganisaties. De respondenten uit dit onderzoek geven aan dat er in
de jaren negentig ook nog andere Nederlandse dialoogorganisaties actief waren, maar die zijn inmiddels
opgeheven. Wel worden er vanuit Nederland veel lokale organisaties gesteund. Dat is ook zichtbaar onder de
organisaties uit dit onderzoek: vijf van de negen organisaties ontvangen geld van Nederlandse donoren zoals
kerken en stichtingen.
Joden in Nederland
Om de betrokkenheid van Nederlanders bij Israël en Palestina te begrijpen, is het belangrijk te kijken naar de
verhoudingen tussen Joden en Nederlanders door de geschiedenis heen.
Al in de vroege middeleeuwen wonen er Joden in de Nederlanden (Loeb 2003:142). Vanaf 1300 krijgen de
Joden het zwaar te verduren, omdat ze vervolgd worden door kruisvaarders, als zondebokken van de
pestepidemie (in 1347-1349) verdreven worden, en in 1544 verbannen uit de Lage Landen door keizer Karel V
(ibidem). Eind 16e eeuw komen er wel weer Joden naar de Nederlanden, als ze de Spaanse Inquisitie
ontvluchten (Loeb 2003:144). De Joodse gemeenschap groeit, en maakt in 1674 3,75 procent uit van de
Amsterdamse bevolking en ruim 10 procent in begin 1800 (ibidem:144).
In de 18e eeuw worden, onder invloed van de Fransen, kerk en staat gescheiden, en wordt de Emancipatie
Verordening ingevoerd (1796) (Wallet 2008). Met deze verordening worden Joden gelijkgesteld met de andere
religieuze stromingen in het land (ibidem). De meerderheid van de Joden is terughoudend tegenover de
gelijkstelling, omdat zij daardoor hun relatieve autonomie kwijtraken die zij tot dan toe hadden (Loeb
2003:145). De gelijkstelling stimuleert de Joden ertoe om zich te assimileren in de Nederlandse samenleving en
één nationaliteit aan te nemen: de Nederlandse (Wallet 2008:319). Als gevolg daarvan is de Joodse
gemeenschap in Nederland, veel meer dan in andere landen, volledig geïntegreerd in de Nederlandse
maatschappij (Loeb 2003:152; Michman 2001:201).
De gelijkstelling van Joden bij de wet leidt niet automatisch tot gelijke behandeling in het dagelijkse leven
(Michman 2001:207). De emancipatie verbetert de positie van de Joden in de samenleving, maar ze zijn in de
22
loop van de 19e eeuw nog altijd derderangsburgers in de Nederlandse samenleving en alles behalve gelijk aan
de Katholieken of de Protestanten (ibidem:207). Vanuit verschillende kringen klinken er protesten op de
gelijkstelling van Joden aan andere gemeenschappen in de Nederlandse maatschappij (Michman 2001:206). De
Patriotten bijvoorbeeld, beginnen een antisemitische campagne (ibidem). Ook vanuit protestantse kringen
klinkt er kritiek op de emancipatie van de Joden, omdat zij van mening zijn dat de Joden een aparte
gemeenschap moeten blijven (ibidem). Zij geloven namelijk dat bij de terugkomst van de Messias alle mensen
naar Zion (Jeruzalem) gaan, en dat de Joden daar een speciale rol in hebben. Tegelijk zien de protestanten het
als hun Bijbelse opdracht om de Joden te bekeren tot het christendom (Van Klinken 2001:129). Gedreven door
deze opvatting, ontstaan er verschillende organisaties die de bekering van Joden tot het christendom tot doel
hebben (ibidem). Tot en met de Tweede Wereldoorlog blijft dit standpunt in de protestantse kerken domineren
(ibidem).
Verandering van standpunten
Na de Tweede Wereldoorlog en in de jaren vijftig, verwerken de overlevenden van de oorlog de
gebeurtenissen. De Joodse overlevenden keren terug in een samenleving die hen, net als voor 1940, niet
volledig accepteert als onderdeel van de Nederlandse samenleving en ze krijgen weinig erkenning voor wat hen
is overkomen (De Haan 2001:406). In de jaren zestig verandert het debat over de Tweede Wereldoorlog en
komt er vooral meer aandacht voor het individuele psychische trauma van de Joden (ibidem). In de christelijke
kringen vindt er in de jaren zestig een ommekeer plaats in het standpunt met betrekking tot de Joden. Er
ontstaat sympathie voor Israël en het Jodendom, dat vooral gebaseerd is op schuldgevoelens door de
eeuwenlange anti-Joodse houding van christenen, en op fascinatie, door herontdekking van de Joodse wortels
in het christelijke geloof (Van Klinken:132; Mock et al. 2010:9). In het algemeen verschuift in die tijd de focus
van de Nederlandse Joden naar de staat Israël en de Joden die daar wonen. Door deze nieuwe interesse
ontstaan er allerlei organisaties die zich bezighouden met Israël en/of Joden. Voorbeelden daarvan zijn
Interkerkelijk Contact Israël (opgericht in 1946), Overlegorgaan van Joden en Christenen in Nederland
(opgericht in 1981), Christenen voor Israël (opgericht in 1980). Al deze organisaties worden vanuit de
christelijke kerken gefinancierd en ondersteund.
Een andere organisatie die al vroeg betrokken is bij het Israël-Palestina conflict is, Pax Christi Nederland. Sinds
1964 zet de organisatie zich in voor de dialoog tussen Palestijnen en Israëliërs (www.ikvpaxchristi.nl - 25 juli
2011). Deze christelijke organisatie wordt gesteund vanuit de Protestantse Kerken in Nederland.
Naast de christelijke pro-Israël beweging zijn er ook in andere delen van de Nederlandse samenleving pro-Israël
aanhangers te vinden. Onder de sociaal-democraten is er veel bewondering voor de pioniersgeest van de Joden
en voor de kibboetsen (Pijpers 2005:123). En in liberale kringen krijgt de ondernemingszin en de militaire
successen van de jonge staat Israël veel respect (ibidem:123). Ook vanuit de Joodse gemeenschap wordt er een
actieve Israël lobby opgezet. Het Centrum Informatie en Documentatie over Israel (CIDI) wordt in 1974
opgericht om op te komen voor de staat Israël en het Joodse volk (www.cidi.nl - 23 augustus 2011), net als het
Genootschap Nederland-Israël (opgericht in 1950) om belangstelling te wekken voor Israël.
In de jaren zestig ontstaat er ook een pro-Palestijnse beweging. In 1969 organiseert deze beweging zich in de
vrijwilligersorganisatie het Nederlands Palestina Komitee. Het comité zet zich in voor de rechten van
Palestijnen en de versterking van de solidariteit met de Palestijnen (www.palestina-komitee.nl - 25 juli 2011).
De geschiedenis van de Nederlandse organisatie Nes Ammim, dat onderdeel is van dit onderzoek, is een typisch
voorbeeld van organisaties zoals deze in de jaren zestig en zeventig ontstonden. Nes Ammim is in 1961
opgericht als een christelijke mosjav, een coöperatieve werkgemeenschap. “Ik ging in de jaren zeventig naar
Nes Ammim met een idealistische visie,” vertelt Simon Schoon in het interview. “We wilden een bijdrage
leveren aan de jonge Joodse staat en daar als christenen aanwezig zijn. Israël was voor mij het heilige land uit
de Bijbel en de joden het heilige volk.” De doelstellingen van Nes Ammim zijn in de afgelopen jaren gewijzigd.
Het dorp heeft niet meer als doel om een economische bijdrage te leveren aan het land, maar wil nu een
23
bijdrage leveren door dialoog te faciliteren tussen de conflicterende partijen. Ook de joods-christelijke focus
van vroeger, is vervangen door een bredere blik waarbij er ook aandacht is voor Palestijnse christenen en
moslims.
Pro-Palestijns activisme
Na de Tweede Intifada in 2000 groeit de pro-Palestijnse beweging aanzienlijk. Allerlei solidariteitsgroepen
worden opgericht, waaronder bekende organisaties als: Een ander joods geluid (opgericht in 2001), Stop de
Bezetting (opgericht in 2002 door Gretta Duisenberg) United Civilians for Peace (opgericht in 2001, een
samenwerkingsverband van Oxfam Novib, ICCO, Cordaid en IKV Pax Christi). Bekende Nederlanders die
uitgesproken pro-Palestijns zijn, zijn oud-politicus Dries van Agt, schrijfster en politiekactiviste Anja Meulenbelt,
en politiekactiviste Gretta Duisenberg. Daarnaast zijn er nog talloze lokale steungroepen en politiekactivistische
groepen. Ook in de christelijke kerken vindt er een duidelijke omslag plaats. De kerken zijn niet meer
onvoorwaardelijk pro-Israël (Schoon 2010). De schuldgevoelens van vroeger ten opzichte van Joden en de staat
Israël spelen geen rol meer voor de nieuwe jonge generatie in de kerken, en daarmee verdwijnt de aandacht
voor de relatie tussen christen en Joden (ibidem:117).
De pro-Palestijnse beweging lijkt anno 2011 in Nederland gestaag verder te groeien. Maar de pro-Israël
aanhangers moeten niet worden onderschat. De rechtervleugel van de christelijke kerken zijn nog steeds
onomstotelijk pro-Israël (Schoon 2010:117). Ook christelijke organisaties als Christenen voor Israël zijn nog
steeds pro-Israël zijn en hebben veel aanhangers.
Dialoog door Nederlanders
Om de motivatie voor de betrokkenheid van Nederlanders te achterhalen, zal er gekeken worden naar wat de
Nederlandse respondenten uit dit onderzoek zeggen over hun betrokkenheid bij dialoogactiviteiten tussen
Joden en Palestijnen. Wat zijn hun drijfveren en welke rol vinden de Nederlandse respondenten dat zij hebben
in de dialoog tussen Joden en Palestijnen? De respondenten noemen drie, voor hen belangrijke waarden voor
hun rol: neutraliteit, identiteit en geloofwaardigheid.
Neutraliteit
Frans van der Sar, dialoogcoördinator bij Nes Ammim, heeft een zeer gedetailleerde visie op zijn rol als
Nederlander in de dialoog tussen Joden en Palestijnen, en Joden en christenen (de twee doelgroepen waar Nes
Ammim zich op richt.) Van der Sar ziet Nes Ammim als een neutrale plek in Israël. Het dorp is zeer
internationaal omdat het wordt gerund wordt door buitenlandse vrijwilligers, vooral uit de West-Europese
landen. “Dat maakt dat het dorp een zekere neutraliteit heeft – niet Joods en niet Arabisch,” vertelt Van der Sar.
Hij geeft aan dat Nes Ammim probeert om mensen een veilige plek te bieden waar ze gelijkwaardig met elkaar
kunnen praten en zich ook gelijkwaardig kunnen voelen. Tegelijk geeft hij wel aan dat die neutraliteit relatief is:
“Wat betekent neutraliteit nou in deze regio?!”
Ook Maaike Hoffer van Stichting COME maakt gebruik van haar positie als buitenstaander in de dialoog.
“Tijdens de seminars benadruk is nadrukkelijk dat ik Nederlander ben, om zo onafhankelijk mogelijk te blijven in
discussies,” verteld Hoffer, “Het heeft voordelen om een buitenstaander te zijn tijdens de seminars. Ik ben een
neutraal persoon, dus deelnemers kunnen juist met bepaalde dingen bij mij terecht.”
Identiteit
Frans van der Sar geeft aan dat zowel Palestijnen als Joden met “een zekere scepsis” hebben tegenover hem en
naar Nes Ammim kijken. Vooral Palestijnse christenen hebben moeite met de historie die Nes Ammim heeft als
joods-christelijk georiënteerd dorp. Ook voor de Joden is de aanwezigheid van Westerse/Europese christenen
moeilijk, omwille van het verleden. Simon Schoon vult dit aan met de opmerking dat de Joods-christelijke
relatie zeer asymmetrisch is. Christenen willen graag met Joden praten omdat ze zich door hun geloof
verbonden voelen met hen. Joden echter ervaren dat niet, en hebben volgens Simon Schoon, “niet zo’n
behoefte om te praten met christenen.”
24
Frans van der Sar wijst erop dat mensen bewust moeten zijn van hoe anderen naar hen kijken, en hun
verantwoordelijkheid moeten durven nemen om de identiteiten die anderen op hen projecteren, te
accepteren.
Geloofwaardigheid
De centrale vraag die Frans van der Sar zich steeds stelt is: “Hoe ben je geloofwaardig?” Hij noemt in dat kader
een aantal competenties dat volgens hem daarbij relevant is: “het vermogen om je bewust te zijn van de ernst
van hun conflicten; het vermogen om je in beide partijen in te leven; het vermogen om daarmee om te gaan,
met die twee kanten; en om dicht bij de mensen te staan, als mens.” Kernwaarden hierbij zijn integriteit,
eerlijkheid en oprechtheid.
Simon Schoon vertelt dat christenen soms ook een bekeringsdrang hebben naar Joden toe. “Als bekering je
verborgen agenda is, dan is dialoog niet mogelijk. Dan treed je elkaar niet open tegemoet,” vindt Schoon.
Motivatie
De drie Nederlandse respondenten hebben al een jarenlange band met Israël en met dialoogactiviteiten.
Frans van der Sar is sinds zijn studententijd betrokken bij Israël. Als theoloog kwam hij in aanraking met de
joods-christelijke dialoog en ging hij regelmatig naar Israël. Zijn motivatie voor zijn betrokkenheid bij de dialoog
in Israël ligt in zijn geloof, vertelt Van der Sar. Hij ziet het als zijn taak als christen om bij te dragen aan het
herstellen van verhoudingen.
Simon Schoon omschrijft zijn motivatie van vroeger als “heel idealistisch”. Naarmate hij langer woonde in Nes
Ammim en ook Palestijnen sprak, veranderde zijn visie naar een meer evenwichtigere kijk op het land. “Toen ik
me ging verdiepen in Israël, ging het land me steeds meer fascineren. ‘Daar gebeurt wel wat!’ dacht ik. Religie,
politiek, cultuur; alles komt daar bij elkaar. Daar wilde ik bij zijn!”
Maaike Hoffer vertelt dat ze van huis uit de band met Israël heeft meegekregen. Ze heeft voor diverse
Nederlandse organisaties gewerkt die betrokken waren bij Israël en Palestina. Over haar motivatie voor het
werk van Stichting COME zegt Hoffer: “Om iets goeds te doen. Ik wil graag iets doen voor de mensen die in dit
conflict moeten leven. Je kunt er weinig aan veranderen, maar op deze manier draag je wel iets bij aan een
betere wereld.”
Deelconclusie
Samenvattend valt op dat de betrokkenheid van Nederlanders bij Israël en de Joden vanaf de jaren zestig tot en
met de jaren tachtig sterk is toegenomen. De schuldgevoelens met betrekking tot de Holocaust hebben
daaraan bijgedragen, maar ook de interesse van de christelijke kerken voor het Jodendom heeft een sterke
invloed gehad. De christelijke betrokkenheid is ook nu nog te zien in het grote aantal christelijke organisaties,
dat actief is met betrekking tot Israël en de Joden. Daarnaast klinkt er in de motivatie van de respondenten
idealisme door, dat deze is vóórtgekomen uit een christelijke traditie of ook nú nog gevestigd is op een
christelijke traditie. Maar er is ook een andere tendens te zien, namelijk de groei van de pro-Palestijnse
beweging in Nederland, sinds de Tweede Intifada in 2000.
Wat betreft de motivaties van de Nederlandse respondenten om betrokken te zijn bij het Israëlisch-Palestijnse
conflict, kan geconcludeerd worden dat de oorsprong daarvan ligt in de jaren zestig in de christelijke pro-Israël
beweging. De respondenten geven wel aan dat hun standpunt is veranderd door de jaren heen en dat zij nu
genuanceerder denken over het conflict. De respondenten zien hun rol als Nederlander in de Joods-Palestijnse
context als die van een buitenstaander, en als ‘neutraal’. Ze zijn zich echter wel degelijk ervan bewust dat de
ander hun identiteit en culturele achtergrond als alles behalve neutraal ervaart. Daarom pleit Frans van der Sar
voor een sterk bewustzijn van iemand als buitenstaander geloofwaardig kan zijn.
25
7 | Conflict & Mediation
Het conflict tussen Israël en de Palestijnen is ingewikkeld. Om het concept conflict beter te begrijpen, zal in dit
hoofdstuk de theoretische achtergrond van conflict worden besproken en de processen die een rol spelen bij
conflicten. Vervolgens zal de definitie van mediation besproken worden en de rol van de faciliteerder daarbij.
7.1 | Conflict
Definities conflict
Bercovitch en Jackson (2009) definiëren conflict als een perceptie op onenigheid tussen twee of meer actoren
en de reeks van gedragingen die uit deze percepties voortkomen (ibidem:20). Bercovitch is een expert op het
gebied van internationale mediation in gewelddadige en langdurige conflicten, en Jackson is werkzaam in het
wetenschappelijke gebied van internationale politiek. Hun brede definitie van conflict laat volgens Bercovitch
en Jackson zien dat conflicten in elke interactie kunnen voorkomen, van inter-persoonlijk tot internationaal
(ibidem). Hoe meer mensen er bij het conflict betrokken zijn (zoals bij conflicten in/tussen groepen of naties),
hoe complexer het conflict wordt, en hoe minder duidelijk is waar het conflict om gaat (Galtung 1967).
Augsburger (1992) geeft een definitie van conflict die in lijn ligt met die van Bercovitch & Jackson (2009), maar
Augsburger concretiseert het begrip meer: conflict is de spanning tussen hetzelfde en anders, en er ontstaat
een conflict door competitie tussen deze twee elementen. Hij stelt dat mensen in het dagelijks leven voor het
gemak aannemen dat zijzelf en de mensen in hun omgeving, de werkelijkheid waarin zij leven op dezelfde
manier ervaren (ibidem). In praktijk leeft iedereen in meerdere werkelijkheden (Lederach 1988a:38, in:
Augsburger 1992). Als mensen erachter komen dat hun ‘werkelijkheden’ botsen en op zoek moeten
gemeenschappelijke betekenissen, dan ontstaat er conflict (ibidem:39). Het gaat hier dus om verschillende
percepties op de werkelijkheid die met elkaar kunnen botsen.
Percepties
Een perceptie is een kijk op de wereld, een mentaal beeld dat wij hebben van de ander, ook wel image (Beller
& Leerssen 2007:4) of collectieve representatie (Zarate et. al. 2004) genoemd. Dat beeld wordt bepaald door
kenmerken van familie, groepen, stammen, mensen en etniciteit (ibidem). Een image beheerst de mening die
wij hebben over anderen en hoe wij ons gedragen ten opzichte van de ander (ibidem). Mensen kunnen
zodoende op een positieve manier of op een negatieve manier naar de ander kijken, ook wel een positieve
image of een negatieve image genoemd (ibidem). Deze positieve of negatieve image wordt gestimuleerd door
culturele verschillen in taal, mentaliteit, gewoontes en religies, of door cultural discontinuity (Beller & Leerssen
2007:4). Aan de basis van cultural discontinuity ligt het idee van etnocentrisch monoculturalisme (Sue, 2004 en
Sue & Sue, 2003 in: Tyler et al. 2008:281):
“The individual, institutional, and cultural expression of the superiority of one group’s cultural heritage
(e.g., its values, language, customs and practices) over another combined with the possession of power
to impose those standards” (ibidem:71).
Cultural discontinuity gaat dus om het gevoel van superioriteit van een groep ten opzichte van een andere
groep, dat over het algemeen tot een negatieve houding ten opzichte van de andere groep leidt.
In het conflict tussen Israël en de Palestijnen wordt het spanningsveld tussen percepties duidelijk zichtbaar in
de narratieven van beide partijen. De werkelijkheid van de Joden is terug te voeren op de claim dat het land
van “Eretz Yisrael” aan hen beloofd en gegeven is door hun god. De Exodus (de verbanning naar Egypte, in het
Oude Testament van de Bijbel), de Diaspora en de Holocaust - drie eikpunten in de geschiedenis van het Joodse
volk – spelen een essentiële rol in hun collectieve geschiedenis en in hun collectieve identiteit (zie Yiftachel
2006).
Maar volgens de perceptie van de Palestijnen is hetzelfde land juist van hen. Hier vindt de botsing tussen
werkelijkheden plaats die het conflict veroorzaakt. De werkelijkheid van de Palestijnen wordt gevormd door de
26
historische en politieke achtergrond van de relatie tussen Palestijnen en Israël (Yiftachel 2006:162). De
belangrijkste historische gebeurtenissen voor Palestijnen zijn: de Nakba, de “Catastrofe”(de verdrijving van
ruim 700.000 Arabieren uit Palestina in periode van 1947 tot 1949 en de vernietiging van 150 Arabische
dorpen), de Naksa (de zesdaagse oorlog met Israël in 1967) en de gebeurtenissen tijdens de Tweede Intifada in
2000 (ibidem). De realiteit van de Palestijnen wordt verder beïnvloed door het feit dat de Palestijnen vandaag
de dag de meest gemarginaliseerde groep vormen van alle minderheden die in Israël wonen (ibidem).
Er vindt dus een botsing tussen percepties plaats doordat beide partijen hetzelfde land claimen op basis van
verschillende (historische) onderbouwingen. Dit uit zich in een conflict, omdat de Palestijnen nooit de Joodse
bezetting en expansie hebben geaccepteerd, in wat zij de restanten noemen van hun historische thuisland dat
onder Arabische gezag was (Yiftachel 2006:69).
Opbouw van conflict
Hoe een conflict is opgebouwd laat grondlegger van conflictstudies, prof. Galtung zien met zijn Conflict Triangle
(1967:105, 1996:72). Volgens Galtung bestaat een conflict uit aannames en attitudes (A) gedrag (B), en een
tegenstrijdigheid – het conflict (C). Alleen (B) het gedrag is waarneembaar, (A) en (C) zijn verborgen. Hoewel de
term conflict associaties kan oproepen met geweld en haat, is conflict dat in essentie niet. Als gevolg van
attitudes en gedragingen kan een conflict wel destructief worden (Galtung 1967).
Om een (politiek-) conflict tussen groepen te kunnen begrijpen moet er niet alleen gekeken worden naar het
onderwerp van conflict (de ‘C’ van Galtung’s Conflict Triangle) waar de groepen over verschillen, vechten of
onderhandelen (Saunders 2009). Maar er moet ook aandacht zijn voor de menselijke en sociale dimensies van
een conflict (ibidem). Een conflict is namelijk niet alleen een zaak van regeringen, maar het gaat mensen uit alle
lagen van de samenleving aan (Burton 1990, in: Saunders 2009:383). Het Israël-Palestina-conflict is in eerste
instantie een politieke kwestie over grond, natuurlijke bronnen en macht, maar het conflict heeft een bredere
uitwerking. Het beheerst ook het dagelijkse leven van de burgers in het gebied, zowel fysiek als psychologisch.
Volgens de sociale psychologie wordt conflict aangewakkerd en in stand gehouden door emoties. De focus ligt
daarbij op psychologische componenten als relatieve ongelijkheid en het gebrek aan macht van groepsleden,
die ten grondslag liggen aan conflicten tussen groepen (Nadler 2004:28). Andere sociale psychologische
aspecten die een rol spelen bij conflicten zijn de behoefte aan een onderscheidende identiteit en de erkenning
daarvan door anderen, veiligheid, effectieve betrokkenheid in sociale, economische en politieke systemen
waarin ze een zekere mate van zelfstandigheid hebben (Azar et al. 1990; Fisher 1990 – in: Kleiboer 1997). Als
deze (menselijke) behoeftes worden onderdrukt, gefrustreerd of genegeerd, dan kunnen er politieke conflicten
ontstaan, wat zich uit in ongelijke, onjuiste of onwettige regels (Kleiboer 1997). Hierdoor ontstaat er een
machtstrijd tussen de groepen.
Realiteit van conflict
Sociaal psychologische aspecten zoals die in de voorgaande paragraaf zijn genoemd, zijn ook aanwezig in het
conflict tussen Israël en de Palestijnen. Hieronder zal worden besproken wat machtsverschillen, ongelijkheid,
identiteit, erkenning, veiligheid en zelfstandigheid inhouden in de context van dit conflict. Dit is geen complete
weergave van de realiteit in Israël en Palestina, maar het geeft inzicht in een aantal belangrijke structuren.
(Relatieve) ongelijkheid en machtsverschillen
Ongelijkheid en machtsverschillen tekenen de relatie tussen Joden en Palestijnen. Om dit aspect in de volle
omvang te begrijpen, moet gekeken worden naar de positie van beide partijen in de samenleving van Israël. De
staat Israël is in 1948 opgericht als een Israëlische staat met gelijke rechten voor iedereen, maar vanaf 1964 is
er steeds meer nadruk op het Joodse karakter van Israël (Yiftachel 2006). Bij de wet zijn alle burgers van Israël
nog steeds gelijk (Yiftachel 2009), dus ook de Palestijnse minderheid die in Israël wonen. De praktijk is echter
anders. Yiftachel (2006) omschrijft Israël als een etnocratie – een staat waarin een bepaalde etnische groep
27
oververtegenwoordigd is en een bevoordeelde positie heeft. In het geval van Israël zijn dat de Joden, en dan in
het bijzonder de van oorsprong Europese Ashkenazim Joden (ibidem).
Yiftachel (2006:105) geeft een kort maar duidelijk overzicht van wat etnocratie in de context van Israël inhoudt.
Zo bevordert Israël actief de Joodse immigratie naar Israël, maar er zijn strenge beperkingen voor de
naturalisatie van andere etnische groepen. Met betrekking tot het verkrijgen van land krijgen Joden alle
vrijheid om zich te vestigen en te ontwikkelen, terwijl er allerlei restricties gelden voor de Palestijnse
minderheid. Het leger wordt gedomineerd door Joden, en niet-Joden wordt het zeer moeilijk gemaakt om tot
het leger toe te treden. Op het gebied van economische ontwikkeling worden de Joden over het algemeen
bevoorrecht dankzij allerlei regelingen. Tot in de jaren tachtig gold dit ook voor het rechtssysteem, maar
gedurende de jaren negentig is het systeem veranderd en zijn burgerrechten beter gewaarborgd, dankzij
protesten van activisten. En dan zijn er nog de nationale symbolen zoals de vlag, het volkslied, logo’s, de (enige
officiële) Joodse feestdagen die allen het Joodse karakter van de staat benadrukken en overal zichtbaar zijn.
Dat wordt nog versterkt doordat alle oorspronkelijke (Arabische) plaatsnamen zijn gewijzigd in
Hebreeuws/Joodse namen.
In de bovenstaande alinea komen al een aantal punten naar voren waarop Palestijnen in Israël worden
achtergesteld en gediscrimineerd. Voor Palestijnen die in de Bezette Gebieden wonen is de discriminatie nog
veel nadrukkelijker aanwezig. Door de Afscheidingsmuur zijn Palestijnen bijvoorbeeld verplicht om een permit
aan te vragen bij de Israëlische autoriteiten. Deze worden bij hoge uitzondering gegeven en de criteria om een
dergelijke permit te krijgen veranderen voortdurend (Passia 2009). Israël heeft een groot deel van de
Palestijnse Gebieden niet alleen onder controle, het wordt ook voor een groot deel gebruikt voor Israëlische
doeleinden. Zo loopt 9 procent van de afscheidingsmuur door de Westbank (over geannexeerde grond van
Palestijnen), en de Joodse nederzettingen (inclusief geplande uitbreiding) beslaan 36,5 procent van de
Westbank (op basis van PLO-NAD, Barrier to Peace: Assessment of Israel’s Wall Route, July 2008, in Passia
2009). Verder worden er jaarlijks ongeveer 40 huizen van Palestijnen in de Westbank (en ongeveer 60 in OostJeruzalem) met de grond gelijk gemaakt, volgens de Israëlische autoriteiten voor “veiligheidsredenen” of omdat
ze “gebouwd zijn zonder permissie” (Passia 2009:346). En dan is er nog het probleem van de ruim 7 miljoen
Palestijnse vluchtelingen die niet naar hun grond en huizen kunnen en mogen terugkeren (PLO Negotiations
Affairs Department, Palestinian Refugees, May 2008, in Passia 2009).
Alles bij elkaar genomen wordt door Israël steeds weer (impliciet) de boodschap gegeven aan de Palestijnen
dat zij en/of hun identiteit niet gewenst is in de Joodse staat, Eretz Yisrael.
De bezetting van de Palestijnse Gebieden wordt ook wel omschreven als een vorm van kolonisatie (Ra’ad
2010). De kolonisatie die plaats vindt in deze gebieden is niet het soort van kolonisatie zoals in andere landen
in Afrika of Zuid-Amerika bestaat en heeft bestaan. Het is een kolonisatie van het denken (Ra’ad 2010:142),
waarbij de gekoloniseerde bevolking geïndoctrineerd met ideeën die in het voordeel zijn van de kolonisator. In
het geval van Palestina hebben de Zionisten de inheemse Palestijnse bevolking mentaal ontworteld van hun
geschiedenis, hun gewoontes, tradities, etc., door de Palestijnse identiteit structureel te negeren en het te
marginaliseren in de samenleving (ibidem). Ze zijn zelfs zover gegaan dat ze van oorsprong Palestijnse culturele
artefacten als Joods hebben bestempeld (zie Ra’ad 2010:142-146). Door steeds alleen de Joodse identiteit te
benadrukken hebben de Joden een heel sterk cultureel bewustzijn, en zijn zij vol zelfvertrouwen, terwijl de
Palestijnse minderheid niet meer weet wat hun identiteit is en zich daardoor inferieur voelt ten opzichte van de
meerderheidsgroep.
Onderscheidende identiteit en de erkenning daarvan door anderen
Een onderscheidende identiteit en de erkenning daarvan door de Ander is een aspect dat nauw samenhangt
met ongelijkheid en machtsverschillen, zoals die in de vorige paragraaf zijn besproken. De basis van een groep
is gebaseerd op een gedeelde cultuur en historie, maar nog meer op de behoefte om zich te onderscheiden van
28
anderen (Leerssen 2006:17). Dit wordt gedaan in relatie met de buitenwereld, met de ander (Beller & Leerssen
2007). In de relatie tussen Joden en Palestijnen leidt dit tot problemen.
Allereerst om de Joden in Israël zich zeer sterk bewust zijn van hun identiteit, mede gestimuleerd door het
beleid van de overheid, die de Joodse cultuur sterk bevordert (zoals ook blijkt uit de vorige paragraaf). Voor de
Joden zijn er een aantal eikpunten uit hun geschiedenis die een belangrijk onderdeel zijn van de collectieve
identiteit: Het Joodse volk als uitverkorenen van God en Israel als hun beloofde land; het overleven van alle
bedreigingen in hun geschiedenis – waarvan de Holocaust een cruciaal onderdeel is; en de Diaspora en de
terugkeer naar het Joodse land, Eretz Yisrael (Yiftachel 2006). Het leiden van het Joodse volk door de
geschiedenis heen, staat bij dit alles centraal (ibidem).
Palestijnen zijn zich daarentegen veel minder bewust van hun identiteit dan Joden. De Palestijnse historicus
Basem L. Ra’ad stelt dat dit komt doordat Palestijnen in tegenstelling tot de Joden/Israëliërs, een minder
bewust geconstrueerde geschiedenis hebben (Ra’ad 2010).
Vroeger werd de identiteit van Palestijnen bepaald door regio waar iemand woonde, bijvoorbeeld het dorp en
de omgeving, maar er was dus geen nationaal bewustzijn (ibidem). Maar na de Nakba in 1948, waarbij
honderdduizenden Palestijnen door de Joden zijn verdreven van hun land, kunnen veel Palestijnen niet meer
hun identiteit verbinden aan hun omgeving (ibidem). Hun oriëntatie is nu meer verschoven van hun directe
leefomgeving naar Palestina als een natie (ibidem:119).
Daarnaast hebben Palestijnen, volgens Ra’ad (2010), een gebrek aan kennis over hun cultuur. Allereerst claimt
hij dat dit gebrek voor het grootste deel wordt veroorzaakt doordat de Palestijnen door de Joodse bezetting
ervan weerhouden zijn en worden om kennis te vergaren (ibidem:120). En ten tweede doordat deze kennis
deels verloren is gegaan door de kolonisatie. Ra’ad beschuldigt Israëliërs ervan dat zij elementen uit de
Palestijnse cultuur hebben gestolen en deze presenteren als Israëlisch (ibidem). De Zweedse onderzoeker
Helena Lindholm Schulz van het Institute for Peace and Development and Research (Universiteit van
Gothenburg) stelt dat Palestijnen door het gebrek aan een collectieve historische identiteit en het gebrek aan
een eigen nationale staat, hun identiteit zoeken buiten zichzelf (Lindholm Schulz 1999:165). Ze zien zichzelf als
zwak en als slachtoffers door alles wat hen in de afgelopen decennia is aangedaan (ibidem:165). De Palestijnse
identiteit is afhankelijk van de Israël en het conflict tussen Israël en de Palestijnen (ibidem).
Zowel de Palestijnen als de Joden maken dus aanspraak op de rol van slachtoffers, omdat beide samenlevingen
zijn getraumatiseerd zijn, om verschillende historische redenen (Nusseibeh 2009). Ze blijven in trauma’s
hangen en hebben daardoor een vechtlustige mentaliteit ontwikkeld (ibidem). In interacties tussen Joden en
Palestijnen ontstaat er vaak een competitie over wie het meest geleden heeft, en wie dus het meest slachtoffer
is (Bekerman & Zembylas 2010). De aanname achter het verhaal van dader versus slachtoffer, is dat het
slachtoffer altijd machteloos is en de dader de overmacht heeft en niets om het slachtoffer geeft (Smeyers and
Masschelein 2000, in Bekerman & Zembylas 2010). Toch is het slachtoffer niet zo machteloos als in eerste
instantie lijkt (Bekerman & Zembylas 2010). Deze rol kan gebruikt worden (en wordt ook gebruikt) om politieke
en ideologische agenda’s te beïnvloeden (Yoran 2006, in Bekerman & Zembylas 2010). Het historische besef
van de slachtofferrol gaat niet zozeer om te laten zien wat er precies is gebeurt, maar om wat de ervaring van
de gebeurtenis het met hen heeft gedaan (Bekerman & Zembylas 2010:584).
Doordat zowel Joden als Palestijnen de identiteit van de ander niet te erkennen, ontstaat er een competitie
over welke identiteit het (meeste) bestaansrecht heeft. In interacties tussen Joden en Palestijnen ontstaan er
ongelijke relaties, aangezien Joden zich zeer sterk bewust zijn van hun collectieve identiteit en Palestijnen juist
een gebrek aan collectieve identiteit hebben (Bekerman & Zembylas 2010).
Veiligheid
Ieder persoon heeft behoefte aan veiligheid (Fisher 1990), maar veiligheid speelt een cruciale rol in het conflict
tussen Israël en de Palestijnen, in het bijzonder voor de Joodse Israëliërs. Voor Joodse Israëliërs is veiligheid
29
niet alleen een doel om te bereiken in het land, maar het is een waarde geworden in de Israëlische
samenleving (Olesker 2007:165). De collectieve herinnering aan de Holocaust en de aanvallen op Israël door
omringende Arabische landen, hebben geleid tot een constant gevoel van onveiligheid bij de Israëliërs en een
extreme focus op de rol van het leger (ibidem). Veiligheid is diepgeworteld in de psyche van de Israëlische
samenleving (ibidem).
Veiligheid hoort bij het dagelijkse leven in Israël en is overal aanwezig. Op straat lopen soldaten met geweren,
bij openbare gebouwen is beveiliging aanwezig en zijn veiligheidscontroles, en er is de veiligheidsmuur tussen
Israël en de Palestijnse gebieden, of de apartheidsmuur zoals de Palestijnen het noemen.
Veiligheid gaat voor Joden niet alleen om het beschermen van de fysieke staat, maar ook om het beschermen
van de Joodse identiteit van de staat (Olesker 2007:166). Dit is ook terug te zien in het etnocratische beleid dat
de Israëlische overheid voert (ibidem; zie ook Yiftachel 2006), zoals omschreven in de paragraaf (Relatieve)
ongelijkheid en machtsverschillen in dit onderzoeksverslag.
De Palestijnen voelen zich juist bedreigd in hun veiligheid door de militaire overmacht van Israël, de
aanwezigheid van Israëlische militairen in de Palestijnse Gebieden, en de houding van de Israëlische regering
en publieke opinie die de Palestijnen het recht ontzeggen om in hun land te wonen.
Wat voor de één dus veiligheid betekent, is voor de ander juist een bedreiging.
Effectieve betrokkenheid in sociale, economische en politieke systemen
Het laatste aspect, effectieve betrokkenheid in sociale, economische en politieke systemen, heeft vooral
betrekking op de Palestijnen. Zij hebben namelijk geen eigen staat, maar leven in door Israël bezette gebieden,
waardoor ze maar beperkte mogelijkheden hebben om economisch en politiek actief te zijn (zoals ook
omschreven is in de paragraaf (Relatieve) ongelijkheid en machtsverschillen in dit onderzoeksverslag). Voor de
Palestijnen die in Israël wonen is dit een problematisch aspect omdat zij door allerlei beleidsmatige regelingen
worden belemmerd om volwaardig te participeren in de samenleving, in tegenstelling tot de Joodse
meerderheid. De beperkingen creëren bij zowel Palestijnen die in Israël wonen als bij de groep die in de
Palestijnse Gebieden woont, het gevoel dat zij inferieur zijn aan de Joden (Yiftachel 2006).
Uit de voorgaande paragrafen wordt duidelijk dat het conflict tussen Israël en de Palestijnen wordt
gefrustreerd en in stand gehouden door concrete machtsverschillen en door emoties en ideeën die leiden tot
een psychologische en fysieke machtsstrijd tussen de twee samenlevingen. In het vervolg van dit verslag zal
duidelijk worden dat de aspecten die genoemd zijn in dit hoofdstuk niet alleen op nationaal niveau
(macroniveau) een rol spelen, maar dat deze ook de interactie beïnvloeden op persoonlijk, micro niveau (zie
ook hoofdstuk 10 over obstakels in de ontmoetingen).
7.2 | Mediation & conflict resolution
Er zijn verschillende manieren om een oplossing te zoeken voor conflicten. Bennett (1995) onderscheidt vijf
manieren voor het omgaan met en het oplossen van conflicten: 1) negeren en onderdrukken; 2)
macht/autoriteit; 3) mediation d.m.v. derde persoon; 4) groepsconsensus; 5) directe discussie. Bercovitch en
Jackson (2009) noemen in dit kader ook de volgende vormen: door middel van onderhandelingen, op
internationaal niveau door middel van diplomatie (officieel en achter de schermen), internationale rechterlijke
machten, en dialoog. In dit onderzoek staan ontmoetingen centraal waarbij conflicterende personen of
groepen bij elkaar worden gebracht om met elkaar in gesprek te gaan en om zo mogelijk zich met elkaar te
verzoenen. Dit valt binnen het terrein van mediation en conflict resolution.
Definities mediation
Mediation komt oorspronkelijk uit de jurisprudentie als alternatief voor de traditionele juridische weg om
conflicten op te lossen. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt om te bemiddelen bij arbeidsgeschillen of bij een
30
scheiding tussen echtparen. Naast mediation op persoonlijk niveau wordt het ook gebruikt bij conflicten op
nationaal niveau.
Het concept mediation wordt op verschillende manieren omschreven:
“Mediation is het proces van construeren en repareren van een sociale band/contact (lien social) en het
omgaan met conflicten in het dagelijks leven, waarbij een onpartijdige, onafhankelijke derde, die geen
enkele macht kent buiten de autoriteit die hem vrijwillig wordt toegekend door beide partijen, probeert
binnen de organisatie te helpen bij interactie tussen personen of instituties, deze (interactie) te
verbeteren, relaties op te bouwen of een conflict op te lossen.” (Hoffnung 2001:67)
“Mediation beruht auf dem Gedanken des konstruktiven Verhandelns und ist im Grunde
nichts anderes als das Führen von Verhandlungen unter Inanspruchnahme eines neutralen
Dritten, der für die Gestaltung des Verfahrens verantwortlich ist.” (Herlyn 2005:57)
Mediation kan dus gezien worden als een techniek voor het oplossen van conflicten door een derde persoon
(Herlyn 2005), of als een proces (Hoffnung 2001) waarbij waarden en veronderstellingen van de interactanten
die ten grondslag liggen aan het conflict worden verhelderd. Het gaat bij mediation niet om de oplossing van
het conflict, maar om het herstellen van de dialoog. Daar kan een neutrale, onpartijdige derde partij bij helpen.
De visie van taalwetenschapper Januschek (2006) geeft nog een belangrijke toevoeging aan de bovenstaande
definities. Januschek is onder andere actief geweest in project dat als doel had om de relatie tussen Albanezen
en Serviërs in Kosovo te herstellen, en de verstandhouding tussen de lokale bevolking en de buitenlandse
hulpverleners en militairen. Volgens hem gaat het bij mediation niet om het oplossen van het conflict, maar om
het herstellen van de conversatie tussen de partijen. Een compromis vinden in dergelijke conflicten is niet
zozeer succesvolle mediation (ibidem). Bij mediation in conflicten, of bij mediatieve conflictoplossing zoals
Januschek het noemt, moet men er naar streven om de tegengestelde belangen in het conflict op te lossen
(ibidem). Het vertrouwen tussen de partijen moet worden hersteld, zodat beiden weer geloven in de
oprechtheid van de ander (ibidem).
Ook in het conflict tussen Israël en de Palestijnen wordt mediation veelvuldig toegepast. De mediation wordt
daarbij bemoeilijkt omdat er in het Israëlisch-Palestijns conflict niet alleen gemediëerd moet worden tussen
twee conflicterende partijen, maar tussen conflicterende partijen met elk een andere culturele achtergrond. De
verschillen in cultuurspecifieke vooronderstellingen die daardoor aanwezig zijn, maken de mediation nog
ingewikkelder (Baraldi 2010). Er is in dit geval dus interculturele mediation nodig, waarbij de partijen bewust
gemaakt moeten worden van de culturele verschillen die de communicatie tussen hen beïnvloeden (ibidem).
De eerste stap om dit te bereiken, is volgens Januschek (2006) dat de betrokkenen moeten gaan erkennen dat
de betekenis van hun eigen uitspraken voor de andere partij vaak niet gelijk duidelijk is. Vervolgens kunnen ze
proberen op elkaars taal te begrijpen, en een gemeenschappelijk perspectief op het conflict ontwikkelen
(ibidem). Baraldi (2010) omschrijft een soortgelijk intercultureel mediationproces: het creëren van begrip,
bemoedigen van participanten en het coördineren van reflectie tussen participanten, om zo wederzijdse
erkenning te creëren voor elkaars perspectieven. Hoewel Baraldi (2010) en Januschek (2006) beiden een ander
accent leggen op het einddoel, hebben ze wel de gemeenschappelijke visie dat het bij interculturele mediatieve
conflictoplossingen belangrijk is om 1) begrip te creëren tussen de partijen, 2) dat ze zich bewust worden van
het feit dat hun eigen betekenis niet vanzelfsprekend is voor de ander, en 3) de betrokkenen te stimuleren om
samen de betekenis van wat gezegd wordt te onderzoeken.
Kenmerkend voor de houding van partijen in dergelijke conflicten is, dat ze hun identiteit voor een groot deel
halen uit hun rivaliteit met de vijandelijke partij (Januschek 2006). Zo ziet elke groep zichzelf als slachtoffer van
de ander en zijn ze niet in staat om het perspectief van de ander te begrijpen (ibidem). Deze houding van de
partijen, vraagt om bijzondere kwaliteiten van de mediator om de mediation succesvol te laten verlopen.
31
7.3 | Rol van faciliteerder
In dit onderzoek staat de derde partij, genaamd mediator of faciliteerder, centraal in georganiseerde
ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. De derde partij is in eerste instantie degene (individu of meerdere
mensen) die de ontmoeting organiseert. Maar de rol van de derde partij heeft vele kanten. Uit de literatuur
over deze rol blijkt dat vrijwel elke organisatie deze rol anders invult. In dit hoofdstuk zullen de verschillende
rollen van de derde partij omschreven worden.
Benamingen
De derde partij wordt in theorie omschreven als faciliteerder (Halabi 2004), coördinator (Salameh & Zak 2008),
of mediator (Kleiboer 1997; Ron et al. 2010). De derde partij vervult in veel gevallen ook de functie van
vertaler. De werkzaamheden van de derde partij worden meestal uitgevoerd door twee personen die elk een
betrokken partij vertegenwoordigen, in deze context iemand van Joodse afkomst en van Palestijnse afkomst.
De derde partij wordt in de literatuur overwegend faciliteerder genoemd. De term mediator wordt in deze
studie niet gebruikt omdat de derde partij bij conflict resolution geen traditionele mediator is. De derde partij
brengt de deelnemers van de ontmoeting bij elkaar om de dialoog tussen hen te herstellen, maar hij is geen
bemiddelaar zoals een mediator in de traditionele mediationproces is (zie Herlyn 2005). Om de ambities van de
derde partij in te perken wordt de term faciliteerder gebruikt in plaats van mediator. Voor de eenduidigheid
wordt deze benaming ook in dit onderzoek gebruikt.
Definities
Hier volgen een aantal definities dat in de literatuur gegeven wordt van de faciliteerder.
Het Engelse Merriam Webster-woordenboek definieert een faciliteerder als volgt:
“fa·cil·i·ta·tor noun \fə-ˈsi-lə-ˌtā-tər\: one that facilitates; especially: one that helps to bring about an
outcome (as learning, productivity, or communication) by providing indirect or unobtrusive assistance,
guidance, or supervision <the workshop's facilitator kept discussion flowing smoothly.”
(http://mw4.merriam-webster.com/dictionary/facilitator /21 juni 2011)
Volgens Ron et al. (2010) vormt en beïnvloedt de faciliteerder het interactieproces tussen de partijen, en is hij
zo een mediator tussen de visie, doelen en ideeën van degene die de dialoog heeft georganiseerd, en dat wat
er daadwerkelijk gebeurt tijdens de interactie (ibidem:573). Faciliteerders hebben een actieve rol in de
ontmoeting, waarbij ze de discussies en interacties “leiden en vormgeven, gedachten en gevoelens van
deelnemers naar boven halen en uitdiepen, en de deelnemers confronteren met inhoudelijke punten en
dynamieken die in de interactie voor komen, binnen en tussen de deelnemende groepen” (ibidem:573, vertaling
WB).
Yankelovich (1999) gebruikt een interessante metafoor voor de rol van de faciliteerder:
“A […] facilitator [acts] as a passive traffic cop, not interfering with the traffic as long as it continued to
flow” (Yankelovich 1999:127)
Kleiboer (1997:90, vertaling WB) schetst een profiel waaraan een mediator in dialoog, de faciliteerder dus, aan
moet voldoen. De faciliteerder:
 is een a-politieke persoon of instituut, wiens expertise en ervaring ligt op het vlak van conflict
resolution.
 zet zich in voor sociale veranderingen;
 heeft diepgaande kennis over het conflict, het ontstaan, de ontwikkeling, de structurele context, de
percepties van de partijen over en weer en hun motieven;
 kan deelnemers warm maken en aanmoedigen om naar de diepere lagen van het conflict te kijken,
dan alleen naar de onderwerpen van conflict;
32


moet in staat zijn om achtergestelde groepen te empoweren (versterken) om als gelijkwaardige
mensen deel te nemen aan de dialoog;
moet vooral aandacht hebben voor het proces, en zich niet mengen in de inhoud van de dialoog.
Uit deze definities blijkt dat de rol van een faciliteerder uiteenloopt van minimale inmenging in de ontmoeting
(Yankelovich 1999) tot maximale inmenging (Ron et al. 2010). In het eerste geval biedt de faciliteerder de
conflicterende partij vooral de mogelijkheid aan tot een ontmoeting en stimuleert hij hen om elkaar te ook
daadwerkelijk te ontmoeten. Verder houdt hij zich afzijdig in de interactie. Het andere uiterste is dat de
faciliteerder actief de leiding heeft in de ontmoeting en deze vormt, en dat hij de interactie tussen de
deelnemers, en de dialooggesprekken inhoudelijk stuurt. Daartussenin zijn er nog nuances in de rol van de
faciliteerder, waarbij hij in meer of mindere mate betrokken is bij de ontmoeting, bijvoorbeeld door zich alleen
met het proces en niet het resultaat van de interactie te bemoeien (Kleiboer 1997).
Nu de rol van de faciliteerder is gedefinieerd, is het interessant om te kijken wat de rol van een faciliteerder
concreet inhoudt. De doelen van mediation zoals omschreven door Baraldi (2010) en Januschek (2006) (zie
vorige paragraaf) laten al iets zien van de taken van de mediator: hij moet begrip creëren, de participanten
bemoedigen en hij heeft een coördinerende taak. Maar de kerntaak van een mediator is communicatie
faciliteren (Baraldi 2010). Dit is dus heel praktisch, hij moet de betrokkenen allereerst de mogelijkheid geven
om elkaar te ontmoeten.
Baraldi (2010) geeft een overzicht van diverse communicatieve acties die een mediator moet ondernemen
tijdens een mediationproces om de partijen actief te laten deelnemen aan het proces, hen te laten reflecteren
en het conflict te managen (ibidem:112-119, vertaling WB):
1. Actief luisteren naar de persoonlijke uitingen van de partijen. Daarbij is het van belang dat de
luisteraar speciale aandacht heeft voor de behoeftes en gevoelens van de partijen, zowel verbaal als
non-verbaal.
2. Herhalen van meningen die partijen uitspreken, zodat de betekenis en de gevolgen van hun mening
expliciet wordt gemaakt. Zo kan worden gecontroleerd of de mening goed begrepen is.
3. Bevestigen en steunen van persoonlijke uitingen van de partijen. Hierdoor voelen de partijen zich
geaccepteerd en erkent.
4. Waardering uitspreken aan de partijen voor hun handelingen, ervaringen en posities. Het gaat niet
zozeer om de inhoud van hun bijdrage, maar om het feit dat ze het hebben gedaan (en het delen
tijdens het mediationproces).
5. De mediator moet persoonlijke verhalen delen, op deze manier kan hij/zij bepaalde perspectieven aan
de partijen duidelijk maken.
6. Vragen om feedback aan de partijen of zij het begrijpen, accepteren en hun visie. Zo worden de
partijen gestimuleerd om een bijdrage te leveren aan de communicatie, en de effecten van het
gesprek worden zo duidelijk.
7. Vragen stellen om partijen te betrekken bij het proces, door middel van zgn. promotional questions
(Baraldi 2010:118). Deelnemers worden gevraagd naar hun ideeën, wat zij verwachten, om uitleg, etc.
De vragen hebben als doel om betekenis te geven aan de interactie.
Januschek (2006) noemt als taken van de faciliteerder dat hij allereerst moet laten merken aan de deelnemers
dat hij de uitspraken van beide partijen serieus neemt. Ten tweede moet hij begrip tonen voor de uitspraken
die de partijen doen, niet als doel hebben om begrip tussen de partijen te bevorderen. Als derde en
belangrijkste taak noemt Januschek dat een faciliteerder de deelnemers een spiegel moet voor houden. Dat
kan hij doen door uitspraken die gedaan worden te herformuleren, en zo de partijen samen de betekenis te
laten ontdekken van wat er gezegd is. Hij benadrukt dat de faciliteerder zich niet inhoudelijk moet mengen in
de discussie. Door uitspraken te “spiegelen” bij de oorspronkelijke spreker krijgt deze persoon de mogelijkheid
om zijn uitspraak zelf te herformuleren en verder uit te leggen (ibidem:7). Ten vierde moet een faciliteerder de
33
deelnemers wijzen op de “spelregels” van de dialoog (ibidem:7). Deze gespreksregels zijn niet zozeer afspraken
tussen de participanten en de faciliteerder, maar de participanten moeten onderling afspraken maken hoe zij
tijdens de ontmoeting met elkaar willen samenwerken. Voorbeelden van deze regels kunnen zijn: gelijke
kansen voor elke partij om hun standpunten en hun gevoelens te uiten, en hun voorstellen te bespreken, en de
verplichting dat beide partijen zich onthouden van het beledigen van de ander (ibidem:7). Maar het gaat
Januschek erom dat deelnemers ervaren dat ze samen “het spel kunnen spelen” (ibidem:7, vertaling WB).
7.4 | Conclusie
Terugkijkend op de voorgaande paragrafen over conflict, mediation en de faciliteerder, kunnen de volgende
conclusies getrokken worden. Conflict ontstaat als verschillende percepties op de werkelijkheid met elkaar
botsen (Augsburger 1992) en mensen door hun gedrag en aannames het conflict destructief maken (Galtung
1967). Emoties wakkeren het conflict aan en houden het in stand (Nadler 2004). Dit is ook duidelijk zichtbaar in
het conflict tussen Israël en de Palestijnen, waarin concrete machtsverschillen en emoties als ontkenning van
de ander en superioriteit het conflict in stand houden.
Om een conflict op te lossen kan mediation worden gebruikt. Mediation wordt in dit onderzoek gezien als een
techniek om de tegengestelde belangen van de partijen in een conflict op te lossen. In de context van het
Israëlisch-Palestijnse conflict is er sprake van interculturele mediation. Daarbij is het doel om 1) begrip te
creëren tussen de partijen, 2) dat ze zich bewust worden van het feit dat hun eigen betekenis niet
vanzelfsprekend is voor de ander, en 3) de betrokken te stimuleren om samen de betekenis van wat gezegd
wordt te zoeken (Baraldi 2010; Januschek 2006). Een derde partij, de faciliteerder, kan in het mediationproces
helpen de doelen te bereiken. Een faciliteerder biedt allereerst de mogelijkheid aan de partijen om elkaar te
ontmoeten (Yankelovich 1999). Daarnaast kan hij de taak op zich nemen om de interactieprocessen tussen de
partijen beïnvloeden (Kleiboer 1997), of zelfs de discussies en interacties beïnvloeden (Ron et al. 2010).
In de volgende hoofdstukken zal gekeken worden naar hoe de conflicterende partijen, Joden en Palestijnen, in
de praktijk bij elkaar worden gebracht in ontmoetingen, en welke rol van de faciliteerder daarin heeft en welke
mediationtechnieken hij in deze ontmoetingen gebruikt.
34
Deel II
ONTMOETINGEN
35
8 | Mission (im)possible: georganiseerde ontmoetingen tussen Joden
en Palestijnen
Over georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen lopen de meningen zeer uiteen. Er zijn mensen
die geloven dat dergelijke ontmoetingen een stap zijn in de richting van het oplossen van het conflict, maar er
is ook een groep mensen die het tegendeel geloofd. Zij zijn van mening dat de ontmoetingen juist het conflict
in stand houdt. Het is in het belang van iedere faciliterende organisatie en van iedere faciliterende individu om
na te denken over de standpunten en opvattingen van mensen die tegen het organiseren zijn van
ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen.
De tijd voor ontmoeting
Kritiek op georganiseerde ontmoetingen komt van Michael Warschawski, een Israëlische schrijver en journalist
die onder andere werkzaam is voor Alternative Information Center in Jeruzalem/Beit Sahour (zie interview 9
mei 2011). Hij heeft vooral moeite met het feit dat in dialoogontmoetingen vaak wordt gezegd dat er twee
slachtoffers zijn van het conflict, zowel de Israëliërs als de Palestijnen. Maar volgens Warschawski is er maar
één het slachtoffer: “degene die onderdrukt worden.” Hij is van mening dat het idee van twee slachtoffers
onderdeel is van de Israëlische psyche: “De Israëliërs zeggen: eerst moet jij mij liefhebben, dan beginnen we
met peace building, en vervolgens zullen wij de agressie stoppen. Je kan niet van iemand vragen om je lief te
hebben en je te vertrouwen, terwijl je door blijft gaan met je agressie. Dat is belachelijk! Je moet eerst met de
agressie stoppen, dan kan je beginnen met peace building, en misschien is er daarna ruimte voor liefde. Eerst
moet er vertrouwen zijn en verzoening is er in de tweede plaats.”
Daarmee snijdt Warschawski een controversieel punt aan, want voorstanders van de dialoogontmoetingen in
de context van het Israël-Palestina conflict stellen juist dat eerst de relaties hersteld moeten worden tussen de
verschillende partijen. Saunders (2009) stelt dat bij sommige conflicten de situatie niet rijp is om al over een
oplossing voor het conflict te onderhandelen. In diepgewortelde sociaal/politieke conflicten kunnen de relaties
dusdanig verstoord zijn dat ze niet meer de mens in elkaar kunnen zien en is het daarom niet mogelijk om het
onderwerp van conflict op te lossen, voordat relaties weer (tot op zekere hoogte) hersteld zijn (Saunders 2009).
Maar anderen zeggen juist dat de tijd niet rijp is voor dialoog: “No one wants to hear other people’s problems
when they still have their own.” (Een van hen is Lucy Nusseibeh, oprichter van Middle-East Non-Violence and
Democracy, een non-gouvernementele organisatie die mensen een geweldloos alternatief wil bieden voor al het
geweld dat plaatsvindt in de regio. In een toespraak van een gelieerde organisatie Holy Land Trust.) Nusseibeh
doelt erop dat eerst de problemen onder de Palestijnen moeten worden opgelost, daar hoort de bezetting van
de Israëliërs ook bij.
Michal Zak (voormalig-medewerker van School for Peace) gelooft dat mensen elkaar niet eerst hoeven te leren
kennen voordat ze succesvol met elkaar kunnen praten/onderhandelen. “Het kan contraproductief zijn, want
als je te vriendschappelijk wordt met iemand, dan kan je niet meer boos zijn op die persoon. Dat is niet effectief
bij onderhandelingen,” vindt Michal Zak. De discussie is dus hoe het vertrouwen tussen beide partijen hersteld
kan/moet worden: door eerst het conflict op te lossen, of door eerst relaties te herstellen?
Normalisatie
Een ander punt van kritiek op de georganiseerde ontmoetingen is, dat het normalisatie impliceert (Zak 2011).
Normalisatie wordt gedefinieerd als “deelnemen aan elk project of activiteit […] dat niet expliciet als streven
heeft om de bezetting en alle vormen van discriminatie en onderdrukking tegen de Palestijnen te laten zien en
daar tegen te verzetten” (Ma’an Development Center 2009, vertaling WB). Dialoogactiviteiten worden expliciet
geschaard onder projecten die normalisatie in de hand werken:
36
“Projects implying equity between Israelis and the Palestinians in the responsibility for the conflict, or
that claim that peace is achieved through dialogue and understanding and increased cooperation
between both sides, without achieving justice” (ibidem:9).
Deze definitie bevat twee belangrijke elementen: “implying equity […] without achieving justice” (vertaling WB:
het idee geven van gelijkheid […] zonder gerechtigheid te bereiken). Dat is ook de moeite die Warschawski
heeft met georganiseerde ontmoetingen tussen Israëliërs en Palestijnen. Dialoog is gebaseerd op symmetrische
relaties tussen de partijen. Een Palestijn en een Israëliër worden in deze context dus op hetzelfde niveau
gesteld. Dat is volgens Warschawski (interview 2011) “leuk, maar niet realistisch”, “onmogelijk om te bereiken”
en ook “ongewenst.” Hoe diep de asymmetrie gaat, verduidelijkt Warschawski met een voorbeeld uit zijn
omgeving:
“In de organisatie van AIC werken Palestijnen en Israëliërs samen. We zijn collega’s, kameraden en goede
vrienden. Bij AIC werken twee collega’s: één is een Palestijn van wie de familie door het Israëlische leger is
verdreven uit hun dorp en van hun land. Zijn moeder is gedood door het geweld. De andere collega is een JoodsIsraëlische vrouw die in het leger heeft gediend, en één van de militairen was die betrokken was bij het geweld
destijds in hetzelfde dorp. Ze hebben een speciale band, maar ze zullen nooit hun ongelijke relatie vergeten!”
(interview 2011)
Dit voorbeeld laat zien dat mensen wel vrienden kunnen zijn, ook dankzij een georganiseerde ontmoeting
bijvoorbeeld, maar de asymmetrische verhoudingen blijven bestaan. Warschawski betoogt: “Dialoog wekt het
idee dat er geen machtsverschillen zijn. Maar er is geen symmetrie! Israëliërs hebben altijd meer macht dan
Palestijnen, omdat Israëliërs de bezetters zijn en Palestijnen de bezette bevolking. We moeten dat nooit
vergeten! “ (interview 2011).
Mission possible?
Zijn georganiseerde ontmoetingen dan een hopeloze zaak? Noah Salameh is oprichter van het Center for
Conflict Resolution and Reconcialition in Bethlehem en faciliteerder van talloze georganiseerde ontmoetingen
tussen Joden en Palestijnen. Hij is kritisch over de ontmoetingen maar is er niet tegen. In een artikel voor het
Arabische centrum voor toegepast sociologisch onderzoek Mada al-Carmel, schrijft Salameh een kritisch
betoog over ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Hij stelt een aantal eisen aan het organiseren van de
ontmoetingen:
1. Er moet alleen een politieke dialoog gefaciliteerd worden, die als doel heeft om een rechtvaardige
oplossing te bereiken en de huidige situatie afwijst.
2. De ontmoeting tussen Israëliërs en Palestijnen moet gebaseerd zijn op feiten (de Nakba van 1948 en
de bezetting);
3. En de ontmoeting moet gebaseerd zijn op gelijkheid en rechtvaardigheid en de rechten van Palestijnen
erkennen.
4. Palestijnse organisatie die actief zijn op dit gebied moeten gezamenlijk doelen én grenzen opstellen.
Verder moet er evenwicht in de macht worden gecreëerd tussen Palestijnse en Israëlische organisaties
die samenwerken.
(vrij vertaald door WB, Salameh 2011)
Ook Michal Zak is sceptisch over de meeste dialoogontmoetingen, maar is van mening dat niet meer met elkaar
praten geen alternatief is. “We moeten doorgaan met de ontmoetingen maar alleen op een manier die recht
doet aan beide partijen, machtsverschillen erkent en zolang het geen humusmeetings1 zijn.”
Zoals blijkt uit dit hoofdstuk, zijn georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen omgeven door
kritiek. De kritiek met betrekking tot zaken als ongelijkheid en normalisatie, zijn legitiem en de organisatoren
1
De term ‘humusmeetings’ is een bekende benaming die wordt gebruikt door critici voor georganiseerde ontmoetingen
tussen Joden en Palestijnen die op een interpersoonlijke manier gefaciliteerd worden. In een zogenaamde ‘humusmeeting’
ligt de nadruk op gezellig samenzijn, en conflictgerelateerde onderwerpen worden vermeden.
37
van dergelijke ontmoetingen moet nadenken over hoe deze kritiekpunten effect hebben op de ontmoetingen
die zij organiseren. De faciliteerder van de ontmoetingen moet bedenken hoe hij met ongelijkheid omgaat
tijdens de ontmoetingen. De eisen die Salameh (2011) stelt, zijn daarvan een voorbeeld.
38
9 | Mediatieve conflictoplossingen
Uit het vorige hoofdstuk blijkt dat er harde kritiek is op georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en
Palestijnen. Het zou alleen negatieve effecten hebben voor het conflict en de relaties tussen de partijen. Maar
voorstanders van de georganiseerde ontmoetingen geloven dat elkaar ontmoeten juist een stap is in de
richting van het vinden van een oplossing voor het conflict. In dit hoofdstuk staan deze voorstanders centraal.
Op allerlei verschillende manieren en met verschillende doelstellingen worden de conflicterende partijen bij
elkaar gebracht.
In dit hoofdstuk zal er aan de hand van drie voorbeelden inzicht gegeven van de benaderingen en
mediationtechnieken die gebruikt worden in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Het
overzicht is niet allesomvattend of compleet, maar het licht de hoofdpunten uit die relevant zijn voor dit
onderzoek.
De citaten die gebruikt worden komen allemaal uit de interviews die zijn gehouden met de respondenten,
tenzij dit anders is aangegeven.
9.1 | Benaderingen
In verscheidene onderzoeken naar geplande ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen is een poging gedaan
om de verschillende soorten ontmoetingen te categoriseren (Katz en Kahanov 1990; Maoz 2001). Over de
classificatie van Katz en Kahanov (1990) is de meeste overeenstemming in het onderzoeksveld. Zij
onderscheiden 1) ontmoeting in de traditie van human relations, 2) ontmoetingen met de nadruk op
intercultureel bewustzijn, en 3) ontmoetingen met een conflict resolution karakter (ibidem - in: Suleiman
2004a:323).
Intergroep vs. interpersoonlijk
Een belangrijk verschil tussen alle vormen van georganiseerde ontmoetingen is, dat tijdens een ontmoeting de
nadruk gelegd kan worden op de deelnemers als leden van een groep (religie, etniciteit, woonplaats) of op de
deelnemers als individuen.
Uit diverse onderzoeken blijkt dat in georganiseerde ontmoetingen Joodse deelnemers de voorkeur geven aan
een ontmoeting op persoonlijk niveau, en Palestijnse deelnemers juist een politieke dialoog willen voeren als
representanten van twee partijen (Katz and Kahanov 1990; Amir & Ben-Ari 1987; Sonnenschein, Halabi, &
Friedman 1998; - allen in: Suleiman 2004b:37; Zeidan 2009; Rouhana & Korper 1997; Maoz 2000). Bij de
interpersoonlijke benadering ligt de focus op het hier en nu, en wordt er niet gesproken wordt over politieke
en conflict gerelateerde onderwerpen (Suleiman 2004b:36). Bij de intergroep benadering worden de
deelnemers als representanten van hun groep gezien en is er meer gelegenheid om over het conflict te spreken
(ibidem). De verschillen in voorkeuren tussen de interpersoonlijke en intergroepsbenadering, zijn terug te
voeren op de doelen die beide partijen hebben (structurele status quo handhaven vs. veranderen; zie Rouhana
& Korper 1997). Door op persoonlijk niveau met elkaar te praten hoeft (en kan) de machtsituatie namelijk niet
(te) veranderen. Maar de Palestijnen profiteren juist meer als zij als groep samen sterk kunnen staan in de
ontmoeting, omdat ze zo eerder veranderingen teweeg kunnen brengen (Suleiman 2004a en b; Rouhana &
Korper1997).
Dit levert spanning op in de ontmoetingen, omdat Joodse deelnemers druk uitoefenen op andere deelnemers
en op de faciliteerders om de interpersoonlijke benadering te hanteren en niet over politieke en
conflictgerelateerde onderwerpen te praten (Rouhana & Korper1997). Wetenschappers uit het onderzoeksveld
wijzen de interpersoonlijke benadering fel af (Suleiman 2004a en b; Halabi & Sonnenschein 2004; Maoz 2000;
Rouhana & Korper 1997). In de eerste plaats omdat de meeste issues die worden besproken in de
ontmoetingen in essentie niet psychologisch van aard zijn, maar door deze issues wel als zodanig te
behandelen, wordt het effect van de ontmoetingen beperkt (Suleiman 2004a:329). In de tweede plaats wijzen
ze de interpersoonlijke benadering af, omdat er volgens hun geen gelijkheid mogelijk is tussen de deelnemers,
39
en de methode daarom “manipulatief” is (Suleiman 2004b:38; Abu-Nimer 1999; Maoz 2000; Suleiman 2004;
Rouhana & Korper 1997). Het wordt dan een relatie van “the horse and it’s rider” - de Joodse betrokkenen
bepalen wat de Palestijnse betrokkenen moeten doen (Suleiman 2004b:38). De enige manier om de
machtsongelijkheid in de ontmoeting tegen te gaan is door als faciliteerder te focussen op onderwerpen
gerelateerd aan het conflict en op nationale identiteiten (Maoz 2000:1096). Op die manier is er meer een
intergroep-focus in de ontmoeting, waardoor de Palestijnse deelnemers de mogelijkheid krijgen om de
overheersende macht van de Joodse groep tegen te gaan.
Conflict resolution benadering
We zullen eerst kijken naar de conflict resolution benadering. Deze benadering komt het meest tegemoet aan
de kritiek die in het voorgaande hoofdstuk is genoemd met betrekking tot de georganiseerde ontmoetingen.
De conflict resolution benadering gaat uit van de realiteit van het conflict. Deelnemers worden aangemoedigd
om gezamenlijk na te denken over oplossingen voor het conflict (Halabi & Sonnenschein 2004). De deelnemers
worden gezien als representanten van de groep waar ze bij horen en de nadruk ligt veel minder op
interpersoonlijke relaties en psychologische aspecten van het conflict (ibidem).
De organisatie die deze benadering hanteert is Center for Conflict Resolution and Reconcialition (CCRR),
waarvan respondent Noah Salameh oprichter en directeur is. In 2007 heeft deze organisatie in samenwerking
met School for Peace (SFP) van Neve Shalom/Wahat Al-Salam het programma Negotiating Our Future opgezet
(zie Salameh & Zak 2009). In dit programma kwamen Joodse Israëliërs, Palestijnse Israëliërs en Palestijnen in
verschillende conferenties en workshopsessies bij elkaar om te onderhandelen over oplossingen voor het
conflict. Het programma had de vorm van een simulatie van de onderhandelingen in de (inter)nationale
politiek. Het idee daarachter was om uit te zoeken waarom de onderhandelingen tussen Israëliërs en
Palestijnen steeds op niets uitlopen en wat kan bijdragen aan verbetering en versnellen van de (inter)nationale
onderhandelingen. Het doel van CCRR is om de realiteit van de (conflict-)situatie te onderzoeken, deze te
analyseren, en vervolgens manieren te formuleren om verandering te weeg te brengen in de relaties tussen de
partijen. En zo bijdragen aan het stopzetten van de bezetting.
Dit programma is in meerdere opzichten uniek. Allereerst omdat de focus van het programma lag op politieke
dialoog en niet op psychologische dialoog. Bij deze laatste vorm wordt aangenomen dat een conflict is opgelost
als beide partijen elkaar accepteren. Daarvan was in geen geval sprake in het programma Negotiating our
Future (SFP & CCRR). Onderwerpen zoals bezetting en discriminatie werden direct benoemd en openlijk
besproken. Noah Salameh (CCRR) heeft hier een uitgesproken mening over: “In onze manier van dialoog
voeren, kijken we niet weg van de realiteit. Het is de realiteit dat Palestijnen onder een bezetting leven en dit
moet stoppen. In de dialoog moeten we daarom niet om gevoelige politieke onderwerpen heen manoeuvreren,
maar ze direct en zonder terughoudendheid benoemen.”
In de tweede plaats was dit programma uniek omdat de participanten tot een ‘politieke’ overeenstemming
moesten proberen te komen, en niet tot begrip of sympathie voor de andere partij.
Het programma was in de derde plaats uniek omdat de leiding van de onderhandelingen volledig in handen
was van de participanten. De organisatoren van SFP en CCRR hebben het programma bedacht en opgezet,
maar de uitvoering en inhoud was aan de participanten.
Ten vierde was het partnerschap tussen het Israëlische SFP en het Palestijnse CCRR uniek, omdat ze in alle
opzichten (organisationeel, administratief en financieel) naar een gelijkwaardig en evenwichtige verdeling
streefden (hoewel dat niet zonder strubbelingen ging). Er was geen sprake van een Israëlische hoofdorganisatie
en een Palestijnse partner die voornamelijk geld aanneemt van de Israëlische ‘partner’ – een
samenwerkingsmodel dat veelvuldig voor komt in dit werkveld.
Het programma is in 2008 beëindigd, omdat de participanten hun opdracht, tot overeenkomsten komen,
gerealiseerd hadden en er geen reden was om de bijeenkomsten nog langer voort te zetten.
Voor zover bekend is Negotiate our Future van CCRR en SFP het enige programma waarbij conflict resolution
benadering zo sterk tot uitdrukking komt in ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. CCRR de enige
40
organisatie die onderhandelingen en conflict resolution als uitgangspunt heeft, maar de organisatie heeft op dit
moment geen ontmoetingsprogramma’s lopen. Daarnaast bevatten de programma’s van SFP sinds 2008 ook
elementen met onderhandelingen.
Zoals gezegd houdt de conflict resolution benadering het meest rekening met de kritiek die er is op
georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. De twee andere benaderingen, de interculturele
benadering en vooral de human relations benadering gaan hier grotendeels aan voorbij. Zowel door
faciliteerders uit de praktijk als door wetenschappelijke onderzoekers op dit gebied worden deze twee
benaderingen steeds meer in twijfel genomen. Toch vindt het merendeel van de georganiseerde ontmoetingen
nog steeds plaats op basis van de human relations of de interculturele benadering, grotendeels omdat
faciliteerders niet vertrouwd zijn met de conflict resolution methode (Maoz 2000; Suleiman 2004a).
Er zal nu eerst gekeken worden naar wat de interculturele benadering inhoudt en vervolgens naar de human
relations benadering.
Interculturele benadering
De interculturele benadering legt de nadruk op de culturele verschillen tussen de groepen en de groepsleden
(Suleiman 2004a:324). Volgens deze benadering ontstaan spanningen tussen groepen vaak het gevolg van
culturele verschillen in gedragsnormen (ibidem). Doordat de deelnemers van de ontmoetingen de culturele
kenmerken van de andere groep leren begrijpen en aan de andere groep worden “blootgesteld”, is het de
bedoeling dat de leden van beide groepen dichter bij elkaar komen (Suleiman 2004b:32). De ontmoeting biedt
deelnemers de gelegenheid om hun ‘onjuiste’ stereotypes die zij van te voren hadden, te verduidelijken en bij
te stellen (ibidem). Het uitgangspunt van deze benadering sluit aan bij de ideeën van Januschek (2006). Hij legt
sterk de nadruk op de interculturele karakter van de ontmoeting tussen de partijen. Hij streeft er naar dat de
deelnemers zich hiervan bewust worden en proberen op elkaars taal te begrijpen, om vervolgens een
gemeenschappelijk perspectief op het conflict ontwikkelen (ibidem).
Een voorbeeld van een organisatie die de interculturele benadering hanteert is Jerusalem Center for JewishChristian Relations (JCJCR). Wat JCJCR doet, is in de eerste plaats de verschillende religieuze gemeenschappen
die tot hun doelgroep behoren, informeren over andere religies en de bijbehorende culturen. Hana
Bendcowsky, coördinator en faciliteerder van JCJCR, zegt: “Wij beseffen dat het niet voldoende is om mensen bij
elkaar te brengen, want vaak zie je dat deelnemers dan met elkaar botsen of juist ontzettend aardig doen tegen
elkaar.” Door deelnemers over de ander te leren, wordt geprobeerd om meer begrip en acceptatie te creëren
voor de cultuur van de ander.
De kritiek op de interculturele benadering is dat de focus ligt op stereotypes zonder dat er aandacht is voor het
functionele aspect van stereotypes (Suleiman 2004b), namelijk dat stereotypes de wereld overzichtelijker te
maken en versimpelen voor mensen (Baussinger 1998 – In: Beller & Leerssen 2007:430). Verder gaat het model
er van uit dat nieuwe informatie over een groep de stereotypes bij de ander veranderen, maar
wetenschappelijk onderzoek laat zien dat het tegengestelde waar is (Suleiman 2004b): nieuwe informatie zal
waarschijnlijk zo verdraaid worden dat het in overeenstemming is met de bestaande stereotypes (Darley &
Gross 1983 – in: Suleiman 2004b:33; zie ook Aronson 2005 – in: Beller & Leerssen 2007:429).
Dit kritiekpunt wordt door de faciliteerders niet als zodanig erkend, maar uit uitspraken van Hana Bendowsky
(JCJCR) blijkt dit wel van toepassing te zijn in deze context: “[Joden] betalen een hoop geld om deel te nemen
aan een tour waarbij ze de Arabisch-christelijke gemeenschap in Israël ontmoeten. Maar na zo’n tour zeggen ze
nog steeds ‘Ik haat christenen om wat ze ons hebben aangedaan in Europa’.” En ze geeft nog eenzelfde
anekdote van een incident dat plaatsvond in een ontmoeting met Armeense en Joodse scholieren:
“We waren op een Joodse school met alle kinderen. Het was een gemengde school met religieuze en seculiere
Joodse kinderen. We stonden op het punt om de synagoge van de school binnen te gaan. Maar toen begonnen
seculiere Joodse kinderen opeens ophef te maken over de Armeens-christelijke kinderen die de synagoge binnen
zouden gaan. Ze zeiden: ‘Wij willen hen niet in onze synagoge. Dat is ongepast. Hoe kunnen ze een synagoge
41
binnen gaan met een kruis?!’ Dit is religieus gezien geen probleem, maar voor hen was het emotioneel
moeilijk.”
Human relation benadering
De human relations-benadering heeft als doel om persoonlijke relaties te creëren tussen individuele
deelnemers, en legt de nadruk op de overeenkomsten tussen de deelnemers en wat ze gemeenschappelijk
hebben om zo vooroordelen en stereotypes te verminderen (Maoz 2000:260). Onderwerpen die gerelateerd
zijn aan het conflict worden tijdens deze ontmoetingen vermeden in de gesprekken (Suleiman 2004a:324).
Deze benadering gebaseerd op de invloedrijke theorie van de contact hypothesis (Allport 1954 – in: Nadler
2004). Deze theorie wordt in het werkveld van de sociale psychologie gezien als een van de meest effectieve
strategieën om vooroordelen te verminderen en relaties tussen groepen te verbeteren, in het bijzonder bij
conflicterende groepen (Fiske et al. 2010:1094). De hypothese is dat onwetendheid over de ander de oorzaak is
van conflicten tussen groepen (Nadler 2004). Het idee daarachter is dat als mensen elkaar persoonlijk leren
kennen, de verschillende groepsidentiteiten dan wegvallen en dat ze ontdekken dat ze een veel diepere en
gemeenschappelijke identiteit hebben (ibidem).
Alleen contact tussen groepen is niet genoeg; er zijn een aantal voorwaarden aan verbonden wil de contact
hypothese een positieve uitwerking hebben: 1) alle deelnemende groepen hebben een gelijke status; 2) het
contact tussen de groepen is gebaseerd op gedeelde doelen en samenwerking om deze te bereiken; 3) er is een
mogelijkheid om elkaar te leren kennen in hechte en duurzame contacten; 4) er is sociale en institutionele
ondersteuning voor het contact (Ron et al. 2010). Als een ontmoeting tussen (conflicterende) groepen niet aan
deze voorwaarde voldoet, dan kan het contact ook een negatief effect hebben op de relatie tussen de groepen
(Amir 1969, Cook 1978 – in: Suleiman 2004b).
De Interfaith Encounter Association (IEA) is een organisatie die nadrukkelijk de human relations benadering
hanteert. IEA-directeur Yehuda Stolov geeft aan dat er geen goede relatie is tussen Joden en Palestijnen in
Israël en de Palestijnse gebieden. Yehuda Stolov is van mening: “Als je mensen simpelweg samen brengt en hen
niets vertelt, dan gaan ze ruziën over politiek. Dat bindt mensen niet samen. Dus wij zeggen ‘we praten niet
over politiek’. Interreligieuze dialoog daarentegen is juist een manier om diepe relaties te ontwikkelen tussen
gemeenschappen.”
Hoewel bij de human relations benadering de nadruk gelegd wordt op de overeenkomsten tussen de
deelnemers (Nadler 2004), blijkt uit de praktijk dat deelnemers daarnaast ook bewust van de verschillen tussen
de deelnemers en de groepen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit wat Yehuda Stolov hierover zegt: “Het is belangrijk
dat deelnemers zich realiseren dat ze veel dingen gemeenschappelijk hebben […], maar het is niet minder
belangrijk om op een constructieve manier ook over de verschillen te kunnen praten.”
Op de human relations benadering is veel kritiek. Zo is generaliseerbaarheid een punt van discussie: Zijn de
positieve effecten van deze interpersoonlijke meetings generaliseerbaar (Nadler 2004)? Dus als de relatie
tussen individuele deelnemers positief verandert, gaat de houding ten opzichte van de groep waartoe de ander
behoort dan ook positief veranderen? Uit onderzoek blijkt dat dit niet waarschijnlijk is (Weber & Crocker 1983
– in Nadler 2004), omdat deelnemers van dialoogontmoetingen de mensen die zij daar ontmoeten als
uitzondering op de groep beschouwen: “Mohamed is een aardig persoon, maar hij is niet typisch Arabisch.
Arabieren in het algemeen zijn wreed en onmenselijk” (ibidem:23).
Ook de generaliseerbaarheid door de tijd heen is discutabel. Het is namelijk de vraag hoe lang de positieve
effecten van de persoonlijke ontmoeting een deelnemer bijblijven (ibidem). Uit onderzoek blijkt dat de
positieve effecten na een jaar verwateren (Hamilton & Bishop 1976 – in: Nadler 2004). Zie ook de discussie
over intergroep versus interpersoonlijk eerder in dit hoofdstuk.
42
Deelconclusie
Er zijn verschillende manieren om om te gaan met een conflict (Bennet 1995; Bercovitch & Jackson 2009).
Kijkend naar de ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen dan zijn een aantal manieren uit de literatuur terug
te zien in de praktijk: directe discussie, onderhandelingen, groepsconsensus en dialoog. De eerste twee vallen
in de categorie van de conflict resolution benadering en laatste twee in die van de human relations en
interculturele benadering.
Er is in de benaderingen een onderscheid te maken tussen een zogenaamde interpersoonlijke of een
intergroepfocus. Zo heeft de conflict resolution benadering meer een intergroepfocus, omdat de deelnemers
als representanten van hun groep worden gezien. De interculturele en human relations benadering hebben
vaak meer een interpersoonlijke focus, omdat de aandacht in deze benaderingen vooral ligt op de individuele
deelnemers. Uit het overzicht (tabel 2) blijkt dat de organisaties die meer pro-Palestijns georiënteerd zijn (AIC,
CCRR en Michal Zak) de oplossingsgerichte conflict resolution benadering hanteren. De Israëlische organisaties
(JCJCR, Peres Center for Peace en IEA) zijn vooral gericht op het veranderen en wegnemen van ‘onjuiste’
stereotypes. JCJCR en Peres Center for Peace werken daarbij vanuit de interculturele benadering en hebben als
doel voor de ontmoetingen om de deelnemers intercultureel bewustzijn bij te brengen. IEA legt de nadruk op
relaties tussen deelnemers met verschillende cultureel/religieuze achtergronden, en werkt vanuit de human
relations benadering. Opvallend is dat ondanks dat er veel kritiek is op de human relations en interculturele
benadering, deze benaderingen door de meeste organisaties worden gebruikt. Dit komt overeen met de
opmerking van Maoz (2000) en Suleiman (2004a) dat deze benaderingen nog door het merendeel van de
organisaties gebruikt die ontmoetingen organiseren voor Joden en Palestijnen, en dat dit in veel gevallen te
wijten is aan het feit dat deze organisaties hun aanpak niet onderbouwd hebben met wetenschappelijke
inzichten maar uit gaan van de ervaringen van hun faciliteerder (Ben-Ari & Amir 1988:50, in: Suleiman
2004a:324).
Tabel 2 - Overzicht verdeling van benaderingen over de organisaties
Benadering ontmoeting
Organisatie
Alternative Information Center (AIC)
Conflict resolution
benadering
Center for Conflict Resolution and Reconciliation (CCRR)
Michal Zak
Jerusalem Center for Jewish-Christian Relations (JCJCR)
Interculturele benadering
Peres Center for Peace
Stichting Communication Middle East (COME)
Human relations
benadering
Interfaith Encounter Association (IEA)
Seeds of Peace – Midden Oosten
X
Nes Ammim*
* De organisatie Nes Ammim is in deze analyse in zijn geheel buiten beschouwing gelaten, omdat deze organisatie niet zelf
ontmoetingen organiseert en er hierover dus geen informatie beschikbaar is .
43
9.2 | Mediationmethoden
Een georganiseerde ontmoeting wordt georganiseerd vanuit een bepaalde benadering, zoals die in het
voorgaande hoofdstuk zijn besproken. Maar de invulling van de ontmoeting is ook sterk afhankelijk van de
methode van mediation die wordt gebruikt door de faciliteerder. In dit hoofdstuk zullen de verschillende
mediationmethoden worden besproken en er zal gekeken worden naar welke methoden gebruikt worden door
de respondenten van dit onderzoek.
Er is in de wetenschappelijke studies op het gebied van mediation en conflict resolution geen eenduidige
categorisering te vinden van de verschillende mediationmethoden, omdat de onderzoekers zich vaak op één
vorm van mediation concentreren. Daarom is op basis van veel voorkomende omschrijvingen en verwijzingen
in de literatuur naar verschillende vormen van mediation, de volgende selectie gemaakt: dialogische mediation,
narratieve mediation, transformatieve mediation, problem solving methode en onderhandeling. Tabel 3 geeft
een overzicht van de kernpunten van elke mediationmethode en de rol van de faciliteerder binnen de
methodes.
Binnen een ontmoeting kunnen één of meerdere van deze methodes gehanteerd worden door een mediator
(Maoz 2004). De methodes in het onderstaande overzicht, zijn in de praktijk dus niet zo van elkaar gescheiden
als dit overzicht wellicht suggereert.
Tabel 3 - Overzicht kernpunten van mediationmethoden
Mediationmethode Kernwaarden
Dialogische
mediation
Doel: (Verstoorde) relaties tussen de
partijen fundamenteel en diepgaand te
transformeren
Oorzaak van conflict is niet ter sprake.
(Saunders 2009)
(Baraldi 2010)
Narratieve
methode
(Bush & Folger
1996, 2005)
(Ropers 1996)
Problem solving
(Pearson d’Estree
2009)
Onderhandeling
Deelnemers aanmoedigen om een steeds
dieper niveau van interactie te bereiken.
Faciliteerder kan na verloop van tijd
overbodig worden.
Deelnemers functioneren zo zelfstandig
mogelijk, maken zelf de gespreksagenda en
zijn actief betrokken bij de gesprekken.
Doel: Bestaande discoursen die het conflict
voeden afbreken, en ongelijke relaties die
tussen de partijen door deze discoursen
hebben ontwikkeld, veranderen.
(Winslane 2003)
Transformatieve
mediation
Rol faciliteerder
Deelnemers assisteren om de
betekenissen en invloed van discoursen te
ontdekken
Deelnemers assisteren om een nieuw
discours te creëren
Doel: Bemoediging van eigen zelfbewustzijn
van de deelnemers en erkenning van de
ander.
Deelnemers assisteren om mogelijkheden
tot bemoediging en erkenning te
herkennen en te gebruiken.
Partijen staan centraal.
Staat in dienst van de deelnemers.
Emoties zijn kansen om deelnemers een
spiegel voor te houden.
Deelnemers helpen emoties te uiten en
constructief te gebruiken.
Doel: Onderliggende belangen naar boven
te halen en zo een overeenkomst te
bereiken waar alle partijen tevreden mee
zijn.
Analyses geven van wat er tussen de
partijen wordt gecommuniceerd.
Faciliteerder is strikt neutraal.
Nadruk op gemeenschappelijkheden tussen
partijen
Doel: Onderhandelen door middel van
44
Faciliteerder heeft een passieve rol.
(Bercovitch &
Jackson 2009)
(Zartman 2009)
concessies en compensaties, om
uiteindelijk een oplossing te vinden voor
het conflict.
Macht speelt een wezenlijke rol in
onderhandelingen.
Leiden en distribueren van informatie
naar de partijen, hen helpen waar nodig,
maar niet bemoeien met inhoudelijke
onderhandelingen.
Onderhandelingsproces is vaak zonder
tussenkomst van een faciliteerder.
Met een voorbeeld zal geïllustreerd worden hoe een mediationmethode door een faciliteerder gebruikt kan
worden in georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. De organisatie Peres Center for Peace
heeft een project genaamd Young Political Leaders, onderleiding van de respondent in dit onderzoek, Amir
Jousey. Jonge Joodse en Palestijnse leiders met politieke ambities worden in dit programma bij elkaar gebracht
om een netwerk van jonge politieke leiders te creëren. Peres Center for Peace organiseert de ontmoetingen
vanuit de interculturele benadering. Dit blijkt allereerst uit het programma en de bijbehorende doelstellingen
van dit project. Door middel van het project wil de organisatie intercultureel bewustzijn onder de deelnemers
stimuleren.
In de ontmoetingen gebruikt faciliteerder Amir Jousey de transformatieve mediationmethode. Dat is af te
leiden uit een aantal uitspraken van Amir Jousey. Jousey zegt bijvoorbeeld dat de deelnemers worden
aangemoedigd om naar hun eigen identiteit te kijken. Hij omschrijft dit proces als volgt: “We houden de
deelnemers een spiegel voor. Kijk naar jezelf: Wie ben je? Waarom heb je die mening? Waarom doe je zoals je
doet?” Daarnaast is er ook aandacht voor de ander: “We laten hen ook zien dat er niet één, maar véle
waarheden zijn. Iedereen heeft zijn eigen belangen en zijn eigen kijk op een bepaalde kwestie,” zegt Amir
Jousey. Hieruit blijkt dat de deelnemers worden gestimuleerd om de positie van de ander te erkennen.
Naast ontmoeting, is een deel van het programma gewijd aan persoonlijke ontwikkeling van de deelnemers. Ze
krijgen bijvoorbeeld training in publiek spreken, debatteren, onderhandelen en interviewvaardigheden.
Ook het functionele aspect van emoties gebruikt faciliteerder Amir Jousey. Zo spreekt Jousey over zogenaamde
“explosies” tijdens de ontmoetingen en “kortsluiting” in het brein van de deelnemers. “Het is nodig dat mensen
af en toe botsen en vervolgens gaan nadenken waarom zij een andere mening hebben dan degene die
tegenover hen zit,” vindt Jousey.
Faciliteerder Amir Jousey omschrijft zijn rol als “to control the bubble.” De “bubble” is volgens Jousey het
geheel van communicatie, gedachtes, non-verbale communicatie, gebaren, meningen, visies, gedrag, en
houdingen van de deelnemers. Amir Jousey ziet het als de taak van de faciliteerder om de “bubble” in balans te
houden: “Als deelnemers zich bijvoorbeeld dominant gedragen ten opzichte van anderen dan moet zij worden
getemperd, en de zwakkere anderen deelnemers juist worden aangemoedigd.” Volgens Amir Jousey betekent
dat niet dat een faciliteerder discussies of botsingen moet stoppen of voorkomen, in tegendeel: “Je moet het
laten gebeuren. Als faciliteerder ben ik degene die de rommel opruimt na [een emotionele] explosie.” Daarmee
doelt hij erop dat na een emotionele uitbarsting van de deelnemers, het zijn taak is om de deelnemers een
spiegel voor te houden om zelfreflectie bij de deelnemers te stimuleren. Een techniek die Jousey hiervoor
gebruikt is herformuleren van wat een deelnemer zegt. De deelnemer kan dan nogmaals nadenken over wat hij
eerder heeft gezegd, en de andere aanwezigen krijgen de kans om te proberen begrijpen wat de deelnemer zei.
Inhoudelijk moet een mediator zich niet met de ontmoeting bemoeien, vindt Amir Jousey. Hij moet neutraal
blijven en onderwerpen vanuit verschillende perspectieven kunnen bekijken.
45
De combinatie van aandacht voor de ander, aandacht voor de eigen identiteit en persoonlijke ontwikkeling
duidt erop dat faciliteerder Amir Jousey een transformatieve mediationmethode hanteert in het project Young
Political Leaders.
Deelconclusie
Als we de theorie over de mediationmethoden vergelijken met de praktijk zoals de respondenten die in de
interviews beschrijven, dan is er een verdeling te zien zoals deze is weergegeven in tabel 4.
Tabel 4 – Overzicht verdeling benaderingen en mediationmethoden over de organisaties
Benadering ontmoeting
Organisatie
Mediationmethode
Alternative Information Center (AIC)
Conflict resolution
benadering
Interculturele
benadering
Human relations
benadering
X
X
Center for Conflict Resolution
and Reconciliation (CCRR)
Onderhandeling
Michal Zak
Problem solving methode
Jerusalem Center for Jewish-Christian
Relations (JCJCR)
Dialogische mediation
Transformatieve mediation
Peres Center for Peace
Transformatieve mediation
Stichting Communication
Middle East (COME)
Dialogische mediation
Transformatieve mediation
Interfaith Encounter Association (IEA)
Dialogische mediation
Seeds of Peace – Midden Oosten
Transformatieve mediation
Problem solving methode
Nes Ammim
X
Er zijn een aantal dingen die opvallen in het overzicht (tabel 4). Allereerst, de organisaties die vanuit de conflict
resolution benadering werken, gebruiken mediationmethoden die streven naar een overeenkomst/oplossing
voor het conflict. Al eerder is geconcludeerd dat deze organisaties pro-Palestijns georiënteerd zijn. Mogelijk is
er een verband tussen het gebruik van oplossingsgerichte methoden en de Palestijnse oriëntatie van de
organisaties.
Ten tweede valt op dat de transformatieve mediationmethode het meest gebruikt wordt door de organisaties.
Vier van de zeven geanalyseerde organisaties gebruiken (elementen van) deze methode. Dit zijn organisaties
die vanuit een meer interpersoonlijke benadering werken, te weten de human relations benadering en de
interculturele benadering. De narratieve mediationmethode wordt door geen enkele respondenten
gehanteerd.
Een derde punt dat opvalt is, dat de organisatie Seeds of Peace, die vanuit een interpersoonlijke human
relations benadering werkt, een mediationmethode gebruikt die oplossingsgericht is. Daarnaast gebruikt de
organisatie ook een meer relationele mediationtechniek, namelijk transformatieve mediation.
Voor de organisatie AIC is geen analyse gegeven met betrekking tot dit onderdeel. AIC houdt zich namelijk niet
bezig met mediation in de ontmoetingen die zij organiseren. AIC brengt wel Joden en Palestijnen bij elkaar in
bijeenkomsten, maar deze ontmoetingen hebben tot doel om gezamenlijk activiteiten te doen, die bijdragen
aan het beëindigen van de bezetting.
De organisatie Nes Ammim is in deze analyse in zijn geheel buiten beschouwing gelaten, omdat deze
organisatie niet zelf ontmoetingen organiseert en er dus ook geen informatie beschikbaar is .
46
Deel III
OBSTAKELS
47
10 | Obstakels in georganiseerde ontmoetingen
Elkaar ontmoeten, met elkaar in gesprek gaan, relaties opbouwen – het klinkt zo mooi. In het licht van de
dialoog tussen Palestijnen en Joden klinkt het bijna utopisch. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat er in de
georganiseerde heel wat obstakels overwonnen moeten worden, wil de ontmoeting constructief zijn voor de
relaties tussen de deelnemers (Halabi 2004; Maoz 2001). Het blijkt dat de kwaliteit van de ontmoetingen vaak
niet erg bevredigend is en dat de aanpak van veel organisaties niet onderbouwd is met wetenschappelijke
inzichten maar gebaseerd is op eigen ervaringen van de faciliteerders (Ben-Ari & Amir 1988:50 - in: Suleiman
2004a:324). Een aantal observaties keren in de verschillende onderzoeken steeds weer terug. In dit hoofdstuk
zal er per obstakel gekeken worden wat de wetenschappelijke conclusies op dit punt zijn en hoe de
respondenten uit het huidige onderzoek met de obstakels omgaan.
Meerderheid-minderheidsrelatie
Zoals aangegeven in hoofdstuk 7.1 is de relatie tussen Joden en Palestijnen er één van meerderheidminderheid. Typerend voor deze relatie is dat de minderheidsgroep over het algemeen meer weet over de
meerderheidsgroep dan andersom (Rouhana & Korper 1997:356). Dat komt omdat zij zich als minderheid
moeten aanpassen aan de meerderheid in de samenleving. Een doel als “elkaar leren kennen”, die veel
organisaties voor ogen hebben met hun ontmoetingen, is om die reden incorrect en zelfs asymmetrisch
(Rouhana & Korper 1997:356). Het gaat er dan namelijk niet om dat beide groepen elkaar beter leren kennen,
maar in dit geval dat Joden meer leren over Palestijnen. De Joodse deelnemers profiteren dus meer van de
ontmoeting dan de Palestijnse deelnemers.
Daarnaast zijn de Palestijnen als minderheid, meer geïnteresseerd in een ontmoeting met de meerderheid dan
andersom (Halabi, Zak & Zriek-Srour 2004). Dat komt omdat zij als minderheid meer belang bij hebben een
ontmoeting. Dat is terug te zien in de doelen die beide partijen voor ogen hebben met de ontmoeting. De
Palestijnen zijn geïnteresseerd in onderwerpen die gerelateerd zijn aan sociale veranderingen (Maoz 2000, in
Maoz 2005). Praten over het conflict is voor de Palestijnen een manier om hun nationale identiteit te profileren
en om hun standpunt over de geschiedenis en de huidige situatie te uiten (Maoz 2000:267). Maar de Joodse
meerderheid heeft over het algemeen meer interesse in de ander leren kennen, en praat liever over
onderwerpen die niet aan het conflict gerelateerd zijn (ibidem).
Ongelijkheid
Gelijkheid is een van de kernwaardes voor een vruchtbare dialoog (Yankelovich 1999). Maar in de
ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen lijkt die kernwaarde te ontbreken. Wat is gelijkheid in deze
georganiseerde ontmoetingen? Er zijn faciliteerders die geloven dat symmetrie in de verhoudingen in een
ontmoeting te bereiken is door tussenkomst van een faciliteerder. Zij gaan uit van technische gelijkheid: een
gelijk aantal deelnemers van beide partijen, met een vergelijkbare status in de zin van sociaaleconomische
afkomst, professie en gender; gelijke verdeling van de spreektijd voor beide partijen; en een gebalanceerde
faciliteerder (een of meerdere personen die de bekend zijn met de cultuur van elk van de conflicterende
partijen en hun moeiten kunnen aanvoelen) (Rouhana & Korper 1997:4). Een andere groep ziet de asymmetrie
als iets onoverkomelijks en als een weerspiegeling van de verhoudingen in de maatschappij. De asymmetrie
wordt door hen ingezet als onderdeel van het facilitatiemodel (Halabi, Zak & Zriek-Srour 2004). Technische
gelijkheid alleen is niet genoeg (Maoz 1995). Gelijkheid gaat verder dan de omstandigheden van de
ontmoeting. Voor Palestijnen is gelijkheid volledige toegang hebben tot alle burgerrechten, terwijl Joden
gelijkheid interpreteren als co-existentie- naast elkaar leven (Rouhana & Korper 1997).
Machtsverschil
Het ontbreken van gelijkheid is het gevolg van machtsverschillen. De ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen
(zowel uit de bezette gebieden, als uit Israël) houdt in dat onderdrukker en onderdrukte elkaar ontmoeten
(Halabi 2011). In deze interactie heeft macht een cruciale invloed. Hoewel voor een succesvolle dialoog
48
gelijkwaardigheid in status en macht is vereist (Yankelovich 1999), is dat in de ontmoetingen tussen Joden en
Palestijnen niet het geval (Maoz 2001), wat de ontmoeting erg problematisch maakt.
De groep die meer macht heeft (de Joden) heeft tijdens de georganiseerde ontmoetingen als doel om de
structurele status quo te bewaren (Rouhana & Korper 1997:357). Het doel van de groep die minder macht
heeft (de Palestijnen) is om de macht in balans te brengen, zij willen de status quo dus veranderen (ibidem).
Ook in de georganiseerde ontmoetingen is dit terug te zien. Voor de Palestijnen is het machtsverschil het
belangrijkste onderwerp tijdens de ontmoetingen (ibidem). Dit gaat regelrecht tegen de interesses in van de
deelnemers van de groep die meer macht heeft (ibidem). Voor hen is dit totaal niet interessant omdat zij macht
zullen moeten inleveren.
Uit onderzoek van Ifat Maoz (2000) blijkt dat de Joodse deelnemers de neiging hebben om het discours in de
ontmoeting te domineren en hun agenda door te drukken, terwijl de Palestijnse stem en agenda het zwijgen
wordt opgelegd (Moaz et al. 2004:1096). Ook Rabah Halabi (2011) wijst op de dominantie van Joodse
deelnemers en stelt dat de houding van Joden in georganiseerde ontmoetingen vaak sporen bevat van
verwaandheid, arrogantie en superioriteitsgevoel (zie ook Halabi & Zak 2004). De Palestijnen, zijn zich erg
bewust van het feit dat ze in politiek opzicht een minderheid zijn, en voelen zich op hun beurt gefrustreerd
over de situatie (Halabi 2011). Dit heeft als gevolg dat Palestijnen (bewust of onbewust) minder actief
participeren in de dialoog (Maoz 2001).
In veel gevallen zouden de faciliteerders die aanwezig zijn tijdens de ontmoetingen, deze machtsverschillen
negeren (Abdu 2011). Dat kan leiden tot partijdigheid in de interventies van de faciliteerders (Rouhana &
Korper 1997:360). Tegelijkertijd moet er een kanttekening gemaakt worden dat een bovenmatige focus op
gelijkheid en evenwichtige relaties, juist asymmetrische relaties kan creëren (ibidem). Maoz (1995, 2000) wijst
erop dat zowel het negeren van de machtsverschillen als een overdreven aandacht ervoor, de consequentie
kan hebben dat Palestijnse deelnemers en faciliteerders ontevreden raken over de ontmoeting (Maoz 1995,
2000), omdat juist deze groep het meeste belang heeft bij evenwichtige relaties.
Sociale druk
Georganiseerde ontmoetingen zijn niet onomstreden, zoals ook betoogd wordt in hoofdstuk 7 van dit verslag.
Zowel in Joodse als in Palestijnse kringen zijn er mensen die van mening zijn dat je niet aan deze ontmoetingen
moet deelnemen, omdat het verraad is aan de eigen groep om vriendschappelijk met de ‘vijand’ om te gaan.
Dit heeft ook zijn weerslag op de deelnemers van deze ontmoetingen. Zo rapporteren Halabi et al. (2004:113)
bijvoorbeeld over Joodse deelnemers die zich afvragen hoe ze thuis zullen denken over hun deelname aan de
ontmoeting en ze zijn bang dat ze zich achteraf moeten verantwoorden over hun gedrag en standpunten
tijdens de ontmoeting.
Maar niet alleen van buitenaf wordt er sociale druk uitgeoefend op de deelnemers. Ook binnen de ontmoeting
kan er sprake zijn van sociale druk van binnenuit een groep (Halabi et al. 2004). Deelnemers geven bijvoorbeeld
sociaal wenselijke antwoorden omdat ze bang zijn om de groep af te vallen (ibidem). Dit komt vooral voor
onder de Palestijnse deelnemers omdat zij zich meer identificeren met de groep dan de Joodse deelnemers, die
meer individueel georiënteerd zijn (Suleiman 2004b).
Taal
Taal speelt een cruciale rol in de ontmoeting tussen Joden en Palestijnen, want het is een beladen aspect.
Allereerst omdat taal een belangrijk element is van de identiteit van een groep en de verhouding tussen de
groepen (Halabi & Zak 2004). Ten tweede is het belangrijk om voor ogen te houden dat de Palestijnen
blootgesteld worden aan het Hebreeuws, terwijl Joden niets met Arabisch te maken hoeven hebben (de taal
van de overheid en het openbare leven is Hebreeuws) (ibidem). Palestijnen die in Israël wonen spreken over
het algemeen Hebreeuws en Arabisch, Joden meestal alleen Hebreeuws, en Palestijnen uit de Palestijnse
Gebieden spreken over het algemeen alleen Arabisch (ibidem).
49
In de ontmoeting moet dus een manier gevonden worden om met elkaar te kunnen communiceren. Om de
taalbarrières te overbruggen zijn er een aantal opties (Halabi & Zak 2004): 1) Gebruik maken van tolken
(Arabisch-Hebreeuws en Hebreeuws-Arabisch); 2) De dominante taal spreken, het Hebreeuws, en vertalen voor
de deelnemers die geen Hebreeuws spreken; en 3) Engels als lingua franca gebruiken.
Tolken
Vanuit de wetenschappelijke literatuur wordt het sterk aangeraden om beide partijen hun moedertaal te laten
spreken en gebruik te maken van tolken (Halabi & Zak 2004). Als beide groepen hun moedertaal spreken de
deelnemers zich beter kunnen uitdrukken en hun identiteit kunnen uiten door middel van hun taal (ibidem). De
Palestijnse deelnemers zullen zo door het spreken van hun moedertaal ook versterkt en bemoedigd worden,
wat hun positie tegenover de dominantere Joodse groep verbeterd (ibidem). Voor de Joodse deelnemers
betekent het een verlies omdat ze zo moeten erkennen dat er twee groepen zijn, en omdat ze niet meer alles
wat er gezegd wordt kunnen verstaan -iets waar de Joodse deelnemers moeite mee hebben- (ibidem).
Uit de literatuur (Halabi & Zak 2004) blijkt dat er professionele tolken worden ingezet, of faciliteerders die ook
als tolken fungeren, of deelnemers die vertalen voor hun mededeelnemers.
Dominante taal
Een andere optie is om tijdens de ontmoeting de dominante taal te spreken, het Hebreeuws, en te vertalen
voor de deelnemers die geen Hebreeuws spreken. Ook hierbij wordt gebruik gemaakt van professionele tolken,
faciliteerders of deelnemers als vertalers.
Er zijn een aantal problemen met betrekking tot het spreken van de dominante taal (Halabi & Zak 2004).
Allereerst is het de moedertaal van de Joodse deelnemers maar niet van de Palestijnse, wat deze laatste groep
benadeelt in de gesprekken omdat zij zich minder goed kunnen uitdrukken. Ten tweede is Hebreeuws voor de
Palestijnse deelnemers de taal van de onderdrukker of overheerser, waardoor zij een negatieve associatie
hebben met de taal. Ten derde geven de Palestijnen door het spreken van Hebreeuws hun recht op om hun
moedertaal te spreken. Het gevolg hiervan is dat ze zich minder goed kunnen uitdrukken en dat Palestijnen die
geen Hebreeuws spreken zich stilhouden, omdat zij niet willen laten blijken dat zij alleen de zogenaamd
inferieure Arabische taal spreken. De enige reden waarom de Palestijnse deelnemers tijdens de georganiseerde
ontmoetingen Hebreeuws spreken, is omdat Joden geen Arabisch spreken en de Palestijnen wel de dialoog
willen aangaan (ibidem:138).
Lingua franca
Een derde optie is om Engels als lingua franca te gebruiken. Een lingua franca is een taal dat gebruikt wordt
onder sprekers met verschillende moedertalen (Meierkord 2000), ook wel een contacttaal genoemd van
sprekers die geen taal of cultuur gemeenschappelijk hebben (Firth 1996). In sommige ontmoetingen wordt
Engels gebruikt als gemeenschappelijke taal, maar het wordt ook bewust gebruikt als ‘neutrale’ taal. ‘Neutraal’
omdat het voor beide groepen niet de moedertaal is van de deelnemers. Engels is echter niet zo neutraal als
dat het op het eerste gezicht lijkt. Voor Joden is Engels de taal van het Westen, van ontwikkeling, terwijl
Arabisch juist als inferieur beschouwd wordt (Halabi & Zak 2004:132). Daarnaast geeft het spreken van Engels
de Joodse deelnemers nog een voordeel, want dan hoeven ze niet te erkennen dat het Arabisch deel is van de
Palestijnse identiteit (ibidem). Om deze redenen geven Joden er daarom vaak de voorkeur aan dat iedereen
Engels spreekt (ibidem). Er is nog een ander belangrijk aspect, namelijk de mate dat de deelnemers Engels
beheersen. Maoz (2005:141) wijst erop dat de deelnemers van beide groepen de taal evenredig moeten
beheersen, omdat anders de communicatie asymmetrisch wordt en de ene groep kan bevoordelen terwijl de
ander gemarginaliseerd wordt.
50
Tabel 5 laat een overzicht zien van de uitspraken die respondenten hebben gedaan met betrekking tot de
obstakels die kunnen optreden in de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen. Naast de vier
obstakels die eerder zijn besproken is er nog een vijfde aspect toegevoegd, namelijk professionaliteit. Dit
aspect toont aan in hoeverre de respondenten belang hechten aan de professionaliteit van de faciliteerders, en
is tevens een graadmeter voor hun eigen bewustzijn over de obstakels.
Het aspect van de taal in de ontmoetingen wordt in een aparte tabel weergegeven (tabel 6).
Tijdens de interviews viel op dat de respondenten niet direct antwoord konden geven op vragen over
dergelijke obstakels en hoe zij daar als faciliteerder mee omgaan. Dit blijkt ook uit het onderstaande overzicht.
De uitspraken zijn oppervlakkig en niet direct gerelateerd aan het obstakel in kwestie.
Toch zijn er wel een aantal opvallende punten. De organisaties die de conflict resolution benadering hanteren
(AIC, CCRR en Michal Zak), benoemen zaken als gelijkheid en machtsverschillen expliciet en geven ook aan dat
zij daar ook bewust van zijn in de ontmoetingen die zij faciliteren. Ze laten blijken dat ze er veel waarde aan
hechten dat een faciliteerder kan omgaan met obstakels als machtsverschillen en ongelijkheid. Om die reden is
een professionele training voor faciliteerders een vereiste. Opvallend is dat de faciliteerder van het Israëlische
JCJCR, ook alleen met professioneel getrainde faciliteerders wil werken. Maar de uitspraken van de respondent
komt niet expliciet naar voren dat zij zich ook bewust is van de obstakels in de groepsprocessen die
plaatsvinden in een ontmoeting.
Ten tweede is te zien dat de respondenten van buitenlandse organisaties (Stichting COME, Seeds of Peace, Nes
Ammim) de nadruk leggen op neutraliteit in de ontmoetingen. Zij zijn van mening dat door een neutrale
ontmoetingsplek, een neutrale taal of een neutrale positie van de faciliteerder, de obstakels overwonnen
kunnen worden.
Een derde punt is, dat de Israëlische organisaties Peres Center for Peace en IEA in hun uitspraken steeds
benadrukken dat zij gelijkwaardigheid creëren tussen de deelnemers (technische gelijkheid) en dat er daardoor
geen sprake meer is van ongelijkheid en machtverschillen in de ontmoetingen. Het feit dat zij aangeven dat de
faciliteerder alleen affiniteit moet hebben met de aanwezige culturen, bevestigd nogmaals dat zij zich niet
bewust zijn van de invloed van de obstakels.
51
Tabel 5 - Overzicht uitspraken respondenten over obstakels in ontmoetingen
Obstakel 
Organisatie ↓
Alternative
Information
Center (AIC)
Meerderheidminderheidsrelatie
Ongelijkheid
Machtsverschil
Sociale druk
Professionaliteit
X
Relaties tussen de
deelnemers kunnen
nooit gelijkwaardig
zijn.
Joden hebben altijd
meer macht dan
Palestijnen, omdat de
Joden de bezetters
zijn en de Palestijnen
de bezette bevolking.
Deelnemers gedragen
zich in
dialoogontmoetingen
anders dan dat ze
thuis zouden doen.
X
Machtsverschillen
moeten worden
doorbroken zowel
tussen deelnemers als
tussen faciliteerders.
Palestijnse
organisaties moeten
niet toegeven aan
paternalistisch gedrag
van Israëlische
partnerorganisaties.
De faciliteerder moet
deelnemers
bemoedigen zodat ze
durven op te komen
voor zichzelf en hun
groep.
Faciliteerders moeten
een professionele
training hebben
gehad en goede
kennis van het
conflict.
Faciliteerders moeten
een professionele
training hebben
gehad en goede
kennis van het
conflict.
Anekdotes van de
respondent over
incidenten met tussen
deelnemers laten zien
dat zij beïnvloed
worden door hun
omgeving.
X
Faciliteerders moeten
een professionele
training hebben
gehad. Geen
vrijwilligers!
Vooral de Palestijnse
deelnemers hebben
last van sociale druk
van buitenaf. Mensen
zien de seminars als
‘normalisatie’.
Faciliteerder moet
kennis en ervaring
hebben van de
cultuur en het
conflict, etc., en
aanvoelen hoe
gevoelig
onderwerpen liggen.
Als Nederlander
neutrale positie.
Faciliteerders hebben
allen ‘goodwill’ nodig,
geen speciale kennis
of ervaring.
Center for
Conflict
Resolution
and
Reconciliation
(CCRR)
Michal Zak
Tijdens ontmoetingen
moet het over feiten
van het conflict gaan,
elkaar leren kennen
doet er niet toe.
Jerusalem Center
for JewishChristian
Relations (JCJCR)
Machtsverschillen
moeten openlijk
besproken worden in
de ontmoetingen.
Deelnemers moeten
bewust gemaakt
worden van de
moeilijke positie van
minderheden.
Deelnemers moeten
niet gelijk gesteld
worden aan elkaar,
maar erop gewezen
worden hoe de
ongelijkheid de
interactie beïnvloedt.
Gelijkheid creëren wij
door deelnemers met
gelijkwaardige
achtergronden bij
elkaar te brengen.
Peres Center for
Peace
We zijn allemaal
familie van elkaar
door onze
voorvaders.
De deelnemers
hebben een
gelijkwaardige
achtergrond.
Stichting
Communication
Middle East
(COME)
De eerste dagen
creëren we een
vertrouwensband
tussen de
deelnemers, zodat er
vriendschappelijke
relaties ontstaan.
We creëren
technische gelijkheid
onder de deelnemers
en in het team van
faciliteerders.
Het komt voor dat
een deelnemer de
discussie gaat
domineren of zich
superieur gedraagt.
De faciliteerder moet
dit remmen.
De seminars vinden
plaats op neutraal
terrein (Cyprus).
Interfaith
Encounter
Association (IEA)
Mensen hebben een
verkeerd beeld van
elkaar
We creëren
technische gelijkheid
in het team van
faciliteerders.
Onder deelnemers is
dat niet nodig.
De deelnemers
komen naar de
ontmoeting met het
idee dat iedereen
gelijk is.
Seeds of Peace –
Midden Oosten
X
Deelnemers bouwen
een vertrouwensband
op zodat ze over alles
met elkaar kunnen
spreken.
De ontmoeting vindt
plaats op neutraal
terrein (Verenigde
Staten).
Nes Ammim
De Joden zijn altijd in
een sterkere positie
dan de Palestijnse
partij. Faciliteerder
moet Palestijnse partij
bemoedigen.
Gelijkwaardigheid is
ongewenst.
Gelijkheid is mogelijk
door technische
gelijkheid en
zelfbewuste
deelnemers.
Wij bieden
deelnemers een
neutrale en veilige
plek voor
ontmoetingen.
Door over
cultuurgerelateerde
onderwerpen te
praten ligt de nadruk
op overeenkomsten
tussen deelnemers
De voertaal is Engels,
wat bijdraagt aan een
neutrale sfeer.
De voertaal is Engels,
wat bijdraagt aan een
neutrale sfeer.
Faciliteerder moet
bewust zijn van de
verschillende posities
die de deelnemers en
hijzelf innemen.
De ongelijkheid
tussen de partijen zit
vaak dieper dan een
buitenstaander door
heeft.
52
Slechts een enkele
keer is er sprake van
sociale druk,
waardoor een
deelnemer niet meer
deelneemt aan de
ontmoeting.
De deelnemers
worden in het
programma
voorbereid hoe ze
moeten omgaan met
sociale druk van
buitenaf.
X
Faciliteerder moet
affiniteit hebben met
Joodse en Palestijnse
cultuur.
Faciliteerders moeten
affiniteit hebben met
de aanwezige
culturen en ervaring
in het faciliteren van
ontmoetingen.
Faciliteerder moet
zich bewust zijn van
de ernst van het
conflict, van zijn eigen
identiteit, en zich
inleven in de
deelnemers.
Taal moet niet onderschat worden in de georganiseerde ontmoetingen. Het is een politiek statement of er
tijdens de ontmoetingen alleen Hebreeuws, ieder zijn moedertaal of alleen Engels wordt gesproken. Hoewel op
basis van wetenschappelijk onderzoek geadviseerd wordt om de deelnemers hun moedertaal te laten spreken
(Halabi & Zak 2004), worden alle drie genoemde manieren gebruikt in ontmoetingen.
Kijkend naar de manier waarop de organisaties met taal omgaan, dan is allereerst te zien dat de organisaties de
conflict resolution benadering hanteren (AIC, CCRR en Michal Zak), de deelnemers hun moedertaal laten
spreken en vertalen door middel van (professionele) tolken. Opvallend is dat ook de Israëlische organisatie
JCJCR de deelnemers hun moedertaal laat spreken en gebruik maakt van tolken. Dit in tegenstelling tot andere
Israëlische organisaties. De motivering die de respondent hiervoor geeft, komen echter niet overeen met de
motivering van de andere drie organisaties. JCJCR geeft aan dat het puur een praktische keuze is, omdat de
deelnemers vaak gebrekkig Engels spreken en elkaars moedertalen niet verstaan.
De organisaties die de human relations benadering hanteren en meer interpersoonlijk georiënteerd zijn
(Stichting COME, Peres Center for Peace en Seeds of Peace), gebruiken Engels als lingua franca en gebruiken
taal om een neutrale sfeer te creëren. De organisaties Stichting COME en Seeds of Peace zijn overigens
buitenlandse organisaties. Mogelijk houdt dit verband met de keuze om Engels als voertaal te gebruiken in de
ontmoetingen.
De enige organisatie die de deelnemers laat communiceren in de dominante taal, Hebreeuws, is IEA. Een
verklaring hiervoor is te vinden in wat al eerder in dit hoofdstuk is opgemerkt, namelijk dat de respondent van
IEA weinig bewustzijn toont van de machtsverschillen waarmee de groepsinteracties worden beïnvloed.
Wellicht houdt de keuze voor het spreken van de dominante taal in de ontmoetingen, hiermee verband.
Wat verder opvalt, is dat verscheidene organisaties aangeven dat ze (over het algemeen) geen gebruik maken
van tolken, maar de faciliteerder als tolk functioneert, in sommige gevallen in samenwerking met deelnemers.
De faciliteerder krijgt in sommige gevallen dus een extra taak naast zijn werk om de ontmoeting te leiden. Dit
aspect zal ook worden meegenomen in de analyse van de vaardigheden en competenties van de faciliteerder.
Tabel 6 - Overzicht taal
Benadering
ontmoeting
Conflict resolution
benadering
Interculturele
benadering
Human relations
benadering
Organisatie
Alternative Information
Center (AIC)
Center for Conflict
Resolution
and Reconciliation (CCRR)
Mediationmethode
Taal
X
Onderhandeling
Michal Zak
Problem solving methode
Jerusalem Center for JewishChristian Relations (JCJCR)
Dialogische mediation
Transformatieve mediation
Peres Center for Peace
Transformatieve mediation
Stichting Communication
Middle East (COME)
Seeds of Peace –
Midden Oosten
Dialogische mediation
Transformatieve mediation
Transformatieve mediation
Problem solving methode
53
Hebreeuws, Arabisch,
Engels
dmv (professionele) tolken
Engels
Onderling tolken
Interfaith Encounter
Association (IEA)
X
Dialogische mediation
Nes Ammim
X
54
Hebreeuws
Onderling tolken
X
Deel IV
Conclusies
55
11 | Conclusie
In dit onderzoek stonden georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen centraal. In het bijzonder
de rol van de faciliteerder in deze bijeenkomsten. In het onderzoek is antwoord gezocht op de vraag:
Hoe leiden faciliteerders de georganiseerde ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen, in
Israël/Palestijnse gebieden?
Om deze vraag te beantwoorden is eerst een analyse gemaakt van hoe de georganiseerde ontmoetingen zijn
opgezet en hoe ze door de faciliteerder worden geleid. Vervolgens is gekeken naar welke obstakels een
faciliteerder in de georganiseerde ontmoetingen kan tegenkomen en in hoeverre de respondenten zich hiervan
bewust zijn.
Katz en Kahanov (1990) onderscheiden drie mogelijke benaderingen voor georganiseerde ontmoetingen: 1) de
human relations-benadering, 2) de interculturele benadering, en 3) de conflict resolution-benadering (Katz &
Kahanov 1990 - in Suleiman 2004:323). Deze drie benaderingen zijn ook terug te vinden in de werkwijzen van
de respondenten in dit onderzoek en hun organisaties.
Kijkend naar de analyse in dit onderzoek, dan blijkt dat de Palestijnse organisaties en de organisaties die proPalestijns georiënteerd zijn, de meest oplossingsgerichte benadering hanteren, de conflict resolution
benadering. Dit betreft de organisaties CCRR, AIC en freelancer Michal Zak. Dit is te verklaren vanuit het feit dat
deze organisaties streven naar een oplossing voor de conflictsituatie tussen Israël en de Palestijnen, en dat
deze benadering de deelnemers van de ontmoetingen ook laat nadenken over een oplossing voor het conflict.
Ook de faciliteerders van deze organisaties gebruiken ook zeer oplossingsgerichte mediationmethoden,
namelijk de problem solving methode (Michal Zak) en de onderhandelingsmethode (CCRR). Interessant is de rol
die de faciliteerder in deze ontmoetingen heeft, of eigenlijk het gebrek daaraan. De organisaties houden zich
zeer op de achtergrond en interveniëren alleen als de machtsverschillen te groot worden tussen de Joodse en
Palestijnse deelnemers.
De Israëlische organisaties, te weten JCJCR, Peres Center for Peace, en IEA, zijn meer ambigu. Opvallend is wel
dat zij allemaal een benadering hanteren die vooral gericht is op het wegnemen van ‘onjuiste’ stereotypes en
vooroordelen, de interculturele benadering ofwel de human relations benadering. Onderwerpen die
gerelateerd zijn aan het conflict worden niet of nauwelijks besproken tijdens de ontmoetingen. Dit geldt
voornamelijk voor de organisatie van JCJCR en IEA. Dit is geheel in overeenstemming met wat de literatuur
over dit punt zegt, namelijk dat Joden de voorkeur geven aan een interpersoonlijke benadering en waarbij er
niet gesproken wordt over politieke of conflict gerelateerde onderwerpen (Suleiman 2004). De
mediationmethoden die de Israëlische organisaties hanteren zijn dialogische en transformatieve mediation.
Twee methoden waarbij erkenning van de Ander voorop staat. Rol die de faciliteerder hierin heeft is vooral
gericht op het bemoedigen en versterken van de deelnemers. De respondenten hebben opmerkelijk weinig oog
voor de invloed van groepsprocessen op de interacties tussen Joden en Palestijnen (zie Suleiman 2004; Maoz
2005; Rouhana & Korper 1997). De respondenten noemen wel dingen als “dominante deelnemers afzwakken”
maar erkennen daarmee niet de machtsverschillen die daar volgens de literatuur aan ten grondslag liggen.
Een ander interessant resultaat is dat de organisaties die van oorsprong buitenlandse wortels hebben, te weten
de Nederlandse Stichting COME en het Amerikaans-Palestijnse Seeds of Peace, beiden de human relations
benadering hanteren. Deze organisaties gaan het conflict niet uit de weg, maar streven er naar om eerst een
vertrouwde omgeving te creëren voor de deelnemers, om dan pas de confrontatie aan te gaan.
Opvallend aan de organisatie Seeds of Peace is, dat zij zeer gefocust zijn om de deelnemers te stimuleren om
naar verandering te streven. Dit lijkt ook verband te houden met de Palestijnse achtergrond van de organisatie.
In het derde deel van dit onderzoek zijn de parameters besproken die een rol spelen in de ontmoetingen
tussen Joden en Palestijnen, en er is gekeken in hoeverre de respondenten zich bewust zijn van deze
56
parameters. Er kan geconcludeerd worden dat de organisaties die de conflict resolution benadering hanteren
(AIC , CCRR en Michal Zak) zich het meest bewust zijn van de obstakels die in de ontmoetingen aanwezig
kunnen zijn. Zowel op het gebied van aspecten als machtsverschillen en gelijkheid, als op het gebied van taal,
proberen de respondenten zoveel mogelijk te werken vanuit de realiteit van het conflict. Ze gebruiken de
aanwezige obstakels om deelnemers bewust te maken van hoe de realiteit in elkaar zit.
Dat het ook anders kan laat de Israëlische organisatie IEA zien. Deze organisatie heeft een werkwijze die
lijnrecht tegen alle waarschuwingen in gaat van wetenschappelijke onderzoeker in dit veld (Suleiman 2004a en
b; Moaz 2000; Rouhana & Korper 1997). Zo wordt de aanwezigheid van de negatieve invloeden van de
parameters tijdens de ontmoetingen, steeds ontkend door de respondent, terwijl de onderzoekers aandacht
hiervoor cruciaal achten.
Een andere conclusie die getrokken worden is dat de organisaties die een buitenlandse achtergrond hebben
(Stichting COME, Seeds of Peace, Nes Ammim), de nadruk leggen op neutraliteit in de ontmoetingen. Zij zijn
van mening dat door een neutrale ontmoetingsplek, een neutrale taal of een neutrale positie van de
faciliteerder, de obstakels overwonnen kunnen worden. Met deze houding wordt echter voorbij gegaan aan
het feit dat een neutrale plaats en taal alleen technische gelijkheid schept, terwijl dit niet voldoende is (Maoz
1995).
In dit onderzoek was er speciale aandacht voor de rol van Nederlandse faciliteerders in de ontmoetingen.
Vanwaar de interesse van Nederlanders in de dialoog tussen Joden en Palestijnen? Het blijkt dat vooral
christenen erg betrokken zijn bij Israël, en in wat mindere mate ook bij Palestina. De betrokkenheid van de
christenen bij Israël is te verklaren vanuit de ontwikkelingen binnen de kerken over de standpunten over het
joodse volk. In de jaren zestig, zeventig en tachtig ontstaat er hernieuwde aandacht voor het Jodendom en het
joodse volk. Dit was vooral gebaseerd op schuldgevoelens over wat er is gebeurd met de Joden tijdens de
Holocaust en het zwijgen dat na de Tweede Wereldoorlog heerste over wat de Joden was aangedaan. In de
jaren zestig tot en met tachtig zijn er veel contacten gelegd tussen Joden in Israël en christenen in Nederland,
en deze contacten zijn er vandaag de dag vaak nog steeds. Dat is ook te zien bij de respondenten die in dit
kader geïnterviewd zijn. Ook zij zijn al betrokken bij Israël sinds de jaren zeventig en tachtig.
De betrokkenheid van Nederlanders bij (vooral) Israël, lijkt te zijn aangewakkerd in de jaren zestig tot en met
tachtig, maar sinds de Tweede Intifada in 2001 is er een andere tendens te zien. De pro-Palestijnse beweging
groeit en het aantal Nederlandse organisaties die actief zijn in de dialoog tussen Joden en Palestijnen is
(volgens de respondenten) afgenomen.
Verder kunnen we een voorzichtige conclusie trekken dat Nederlanders zichzelf in de dialoog tussen Joden en
Palestijnen vooral zien als ‘neutrale’ personen. Als een persoon of plek waar gelijkheid heerst in een omgeving
vol ongelijkheid. Maar uit de motivaties van de respondenten voor hun betrokkenheid kunnen geen conclusies
getrokken worden. Deze liggen vooral in het feit dat de respondenten een lange persoonlijke band hebben met
het land Israël.
12 | Aanbevelingen
Op basis van de resultaten kan gesteld worden dat organisaties die ontmoetingen faciliteren tussen Joden en
Palestijnen nog zeer onwetend zijn over de groepsprocessen die een rol spelen in deze ontmoetingen. Dit blijkt
vooral uit het feit dat veel organisaties de human relations benadering en de interculturele benadering
hanteren, terwijl deze door wetenschappelijke onderzoekers uit het veld worden afgewezen (Suleiman 2004a
en b; Moaz 2000; Rouhana & Korper 1997). Ook uit de analyse met betrekking tot de obstakels die in een
ontmoeting kunnen voor komen, blijkt dat faciliteerders lang niet altijd zich bewust zijn van de obstakels.
Om die reden is het aan te bevelen dat organisaties zich allereerst meer verdiepen in de aanwezige literatuur
op dit onderzoeksvlak en deze kennis ook toepassen in de ontmoetingen die zij faciliteren. Meer theoretische
57
onderbouwing van de taken en competenties van de faciliteerder, kan er voor zorgen dat de ontmoetingen
tussen Joden en Palestijnen constructiever worden.
Daarnaast zijn professionaliteit en training belangrijke aspecten. Door faciliteerders te trainen kunnen zij
bewust gemaakt worden van de obstakels die er zijn in de ontmoetingen, ze kunnen leren hoe ze daarmee op
een constructieve manier kunnen omgaan, en kunnen ook kennis maken met andere mediationmethoden. Dit
zal de ontmoetingen ten goede komen omdat het faciliteren dan niet meer gebeurd op basis van eigen ervaring
van de faciliteerders, maar op een gedegen theoretisch onderbouwde basis.
13| Discussie
In dit onderzoek is een poging gedaan om inzicht te krijgen in de competenties en vaardigheden die een
mediator nodig heeft om een georganiseerde ontmoeting tussen Joden en Palestijnen op een constructieve
manier te faciliteren. Dit is gedaan door een literatuuronderzoek naar alle facetten die in de interactie tussen
Joden en Palestijnen een rol spelen, en doormiddel van diepte-interviews. Er zijn echter aantal voorbehouden
met betrekkingen tot de resultaten van dit onderzoek.
Allereerst is het aantal respondenten dat geïnterviewd voor dit onderzoek beperkt, aangezien er maar tien
respondenten zijn geïnterviewd van de 34 organisaties die actief zijn op het gebied van dialoog tussen Joden en
Palestijnen. Om beter inzicht te krijgen in de rol van de faciliteerder en de competenties en vaardigheden die
hij nodig heeft, is het aan te bevelen om het onderzoek met meer respondenten uit te voeren. Een ander
aspect dat hier bij aansluit is dat de rollen van de respondenten binnen hun organisaties zeer divers waren. Alle
respondenten hadden aanzienlijke ervaring in het faciliteren van ontmoetingen tussen Joden en Palestijnen,
maar een aantal van hen was niet meer regelmatig actief als faciliteerder. Dit kwam omdat ze inmiddels een
andere of hogere functie bekleedden en de taken van faciliteren uitbesteedden aan andere werknemers. Voor
een vervolgonderzoek is het aan te bevelen om de respondenten zeer nauwkeurig te selecteren op hun huidige
werkzaamheden om een zo homogeen mogelijke corpus te creëren. Op die manier kan er meer
gedetailleerdere informatie worden gevraagd aan alle respondenten over hun facilitatietechnieken en
dergelijke.
Tot slot is het aan te bevelen om de onderzoeksmethode uit te breiden met praktijkonderzoek. Bijvoorbeeld
door een aantal georganiseerde ontmoetingen bij te wonen en door middel van observaties te analyseren
welke vaardigheden en competenties de faciliteerder gebruikt en hoe deze overeenkomen met wat de
respondenten aangeven en wat de literatuur hierover zegt. Dit geeft een betrouwbaarder beeld, aangezien er
wellicht verschillen zijn tussen datgene wat de faciliteerder zegt te doen en wat hij daadwerkelijk doet.
58
14 | Referenties
Abdu, J. (2011). Jewish-Arab dialogue groups and coexistence programs: what for? [Elektronische versie]. Jadal
(een uitgave van Mada al-Carmel - Arab Center for Applied Social Research), 9, januari 2011.
Abu-Nimer, M. (1999). Dialogue, conflict, resolution and change: Arab-Jewish encounters in Israel. Albany, NY:
SUNY Press. In: J. Abdu (2011). Jewish-Arab dialogue groups and coexistence programs: what for?
[Elektronische versie]. Jadal, 9, januari 2011, 1-4.
Abu Zeidan, A. (2009). A need to re-evaluate Jewish-Arab action and dialogue groups in Israel. Common Ground
News Service, 30 november
http://www.commongroundnews.org/article.php?id=26852&lan=ar&sid=0&sp=0 In: J. Abdu (2011).
Jewish-Arab dialogue groups and coexistence programs: what for? Jadal (een uitgave van Mada alCarmel - Arab Center for Applied Social Research), 9, januari 2011.
Augsburger, D. W. (1992). Conflict Mediation Across Cultures: Pathways and Patterns. Westminster: John Knox
Press.
Bausinger, H. (1988). Name und stereotyp. In: Stereotypevorstellungen im Alltagsleben: Beiträge zum
Themenkreis Fremdbilder, Selbstbilder, Identität, ed. H. Gerndt (München) (pp. 13-19). IN: Beller, M.
& Leerssen, J.T. (2007). Imagology: the cultural construction and literary representation of national
characters : a critical survey – vol. 13. Amsterdam - New York: Rodopi.
Baraldi, C. (2010). Is cross-cultural mediation a technique? Theoretical/methodological frameworks an
empirical evidence from interaction. (pp. 99-126). In: Busch, Dominic; Claude-Hélène Mayer,
Christian Martin Boness (ed.). International and regional perspectives on cross-cultural mediation.
Frankfurt am Main: Peter Lang.
Bekerman, Z. & Zembylas, M. (2010). Facilitated dialogues with teachers in conflict-ridden areas: in search of
pedagogical openings that move beyond the paralysing effects of perpetrator-victim narratives.
Journal of Curriculum Studies, 42, 5, pp. 573 — 596.
Beller, M. & Leerssen, J.T. (2007). Imagology: the cultural construction and literary representation of national
characters : a critical survey – vol. 13. Amsterdam - New York: Rodopi.
Bercovitch, J. (2009). Mediation and Conflict Resolution. (pp.340-357). In: Bercovitch, J.; Kremenyuk, V.A.;
Zartman, W. The SAGE Handbook of conflict resolution. Londen: SAGE Publications Ltd.
Bercovitch, J. & Jackson, R. (2009). Conflict resolution in the twenty-first century: principles, methods, and
approaches. Ann Arbor, Michigan: University of Michigan Press.
Bercovitch, J.; Kremenyuk, V.A.; Zartman, W. (2009). The SAGE Handbook of conflict resolution. Londen: SAGE
Publications Ltd.
Billet, J. & Waege, H. (2003). Een samenleving onderzocht: Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek.
2e editie, Antwerpen: De Boeck Hoger.
Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Amsterdam: Boom Onderwijs
Burns, A. en Bush, R. (2006) Principes van marktonderzoek: Toepassingen met SPSS. New Jersey: Pearson.
Burton, J.W (1990). Conflict: Human Needs Theory. New York: St. Martin’s Press. In: Bercovitch, J.; Kremenyuk,
V.A.; Zartman, W. (2009). The SAGE Handbook of conflict resolution, hoofdstuk 19 – Dialogue as a
Process for transforming relationships (pp.386-391). Londen: SAGE Publications Ltd.
Bush, R.A. & Folger, J.P. (2005). The promise of mediation: the transformative approach to conflict. 2e herziene
versie. New York: John Wiley & Sons.
Bush, R.A. & Folger, J.P. (1996). Transformative mediation and third-party intervention: Ten hallmarks of a
transformative approach to practice. Mediation Quarterly, vol. 13, no. 4, pp. 263-278.
Fiske, S.T, Gilbert, D.T & Lindzey, Gardner (2010). Handbook of social psychology, Volume 2. New York: John
Wiley & Sons.
Firth, A. (1996). The discursive accomplishment of normality. On “lingua franca” English and conversation
analysis. Journal of Pragmatics, 26, pp. 237–59.
59
Galtung, J. (1967) Theories of Conflict. Niet gepubliceerd. Verkregen op 29 maart 2011, via
http://www.transcend.org/galtung/#publications
Galtung, J. (1996). Peace by peaceful means. Peace and conflict, development and civilization. International
Peace Research Institute Oslo. London/Thousand Oaks/New Delhi: Sage Publications.
Golan, G. & Kamal, Z. (2001). Bridging the Abyss: Paelstinian-Israeli Dialogue. In: H.H. Saunders (2001). A public
peace process: sustained dialogue to transform racial and ethnic conflicts (pp. 197-219). Palgrave
Macmillan.
Halabi, R. (2004). Israeli and Palestinian identities in dialogue: the school for peace approach. New Brunswick,
New Jersey: Rutgers University Press.
Halabi, R. (2011). The Oppressed Meeting the Oppressor: A Futile Action that Perpetuates the Existing Reality.
[Elektronische versie]. Jadal (een uitgave van Mada al-Carmel - Arab Center for Applied Social
Research), 9 januari 2011.
Halabi, R. & Sonnenschein, N. (2004). The Jewish-Palestinian Encounter in a Time of Crisis. Journal of Social
Issues, Vol. 60, No. 2, pp. 373—387.
Halabi, R., Zak, M. & Zriek-Srour, W. (2004). The courage to face reality: Encounters for youth. (pp. 97-118). In:
Halabi, R. Israeli and Palestinian identities in dialogue: the school for peace approach. New
Brunswick, New Jersey: Rutgers University Press.
Halabi, R. & Zak, M. (2004). Language as a bridge and an obstacle. (pp. 119-140). In: Halabi, R. Israeli and
Palestinian identities in dialogue: the school for peace approach. New Brunswick, New Jersey:
Rutgers University Press.
Halabi, R. & Zak, M. (2006) Palestinian-Jewish youth encounters: at the School for Peace. Bet Sefer le-Shalom,
Neve Shalom: School for Peace Research Center.
Herlyn, M.A. (2005). Interkulturelle Aspekte von Mediation und Dialog in der internationalen
Unternehmenszusammenarbeit. In: Busch, Dominic / Hartmut Schröder (eds). Perspektiven
Interkultureller Mediation. Frankfurt am Main: Peter Lang. p.43- 62.
Hoffnung, M. G. (2001). Le concept de médiation et l'urgence théorique. Cahiers du CREMOC [centre de
recherche sur l'Europe et le monde contemporain] nr. 35.
Januschek, F. (2006). Vortrag in der Sektion Interkulturelle Kommunikation und Mehrsprachige Diskurse – Der
Begriff der Mediation. Voordracht uitgesproken op 37e GAL (Gesellschaft für Angewandte Linguistik)
conferentie, Münster 2006.
JCJCR (2004). Preparing the way for a new Jewish-Christian relation in the holy land a strategic program plan for
JCJCR. Verkregen op 12 juni 2011, via http://www.jcjcr.org/Dev/uf/Microsoft%20Word%20%20JCJCR%20Strategic%20Plan2.pdf
Kasbari, C.D. (2011, 7 januari). An insider's reflections on Israeli-Palestinian dialogue. Common Ground News
Service. Verkregen op 10 april 2011, via
http://www.commongroundnews.org/article.php?id=29053&lan=en&sid=2&sp=0
Tyler, K. M., Aesha L. Uqdah, Monica L. Dillihunt, ReShanta Beatty-Hazelbaker, Timothy Conner, Nadia Gadson,
Alexandra Henchy, Travonia Hughes, Shambra Mulder, Elizabeth Owens, Clarissa Roan-Belle, LaToya
Smith, and Ruby Stevens (2008) Cultural Discontinuity: Toward a Quantitative Investigation of a
Major Hypothesis in Education. Educational Researcher, vol. 37, no. 5, pp. 280–297
Kleiboer, M., (1997). International Mediation: The multiple realities of third-party intervention. Rijksuniversiteit
Leiden, proefschrift.
Klinken, G.J. van (2001). Dutch Jews as perceived by Dutch protestants. In C. Brasz & Y. Kaplan (eds.) Dutch
Jews as perceived by themselves and by others: Proceedings of the eighth International Symposium
on the History of the Jews in the Netherlands. (pp. 125-134) Leiden: Brill.
Leerssen, J.T. (2006). National thought in Europe: a cultural history. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Lindholm Schulz, H. (1999). The reconstruction of Palestinian nationalism: between revolution and statehood –
New approaches to conflict analysis. Manchester: Manchester University Press.
60
Loeb, A.L. (2003). Emancipation Assimilation Integration?: A Histroy of Dutch Jewry before the Holocaust. In:
Howell, R.B. & Vanderwal Taylor, J. (eds.) Histroy in Dutch Studies. (pp. 141-152) Lanham, Verenigde
Staten: University Press of America.
Ma’an Development Center (2009). Boycott, Divestment, and Sanctions – Lessons learned in effective solidarity.
Ma’an Development Center of Ramallah. Verkregen op 27 juni 2011, via
http://bdsmovement.net/?q=node/574
Maoz, I. (2005). Evaluating the Communication between Groups in Dispute: Equality in Contact Interventions
between Jews and Arabs in Israel. Negotiation Journal, januari, pp. 131-146.
Maoz, I. (2004). Coexistence Is in the Eye of the Beholder: Evaluating Intergroup Encounter Interventions
Between Jews and Arabs in Israel. Journal of Social Issues, Vol. 60, No. 2, pp. 437-452.
Maoz, I. (2001) Participation, Control, and Dominance in Communication Between Groups in Conflict: Analysis
of Dialogues Between Jews and Palestinians in Israel. Social Justice Research, 14 , no. 2, 189-208.
Maoz, I. (2000). Power relations in intergroup encounters: a case study of Jewish-Arab encounters in Israel.
International Journal of Intercultural Relations, 24, pp. 259-277.
Maoz, I. (1995). Encounters between Jewish and Arab teachers: Analysis and comprehensive evaluation.
Unpublished manuscript, Van Leer Jerusalem Institute, Jerusalem.
Maoz, I.; Bar-On, D.; Bekerman, Z. & Jaber-Massarwa, S. (2004). Learning about 'good enough' through 'bad
enough': A story of a planned dialogue between Israeli Jews and Palestinians. Human Relations, 57,
pp. 1075-1101
Meierkord, C. (2002). ‘Language stripped bare’ or ‘linguistic masala’? Culture in lingua franca communication.
In K. Knapp & C. Meierkord (Eds.), Lingua franca communication (pp. 109–134). In L. LouhialaSalminen, L.; M. Charles; A. Kankaanranta (2005). English as a lingua franca in Nordic corporate
mergers: Two case companies. English for Specific Purposes, 24. pp. 401–421. Frankfurt am Main:
Peter Lang.
Michman, J. (2001). Ideological Historiography. In C. Brasz & Y. Kaplan (eds.) Dutch Jews as perceived by
themselves and by others: Proceedings of the eighth International Symposium on the History of the
Jews in the Netherlands. (pp.205-214) Leiden: Brill
Mock, L., Ottenheijm, E., & Schoon, S. (2010). Geloven in de Diaoog. Amstelveen: Amphora Books/Leo Mock.
Nadler, A. (2004). Intergroup Conflict and it’s Reduction: A Social-Psychological Perspective. In: Halabi, R. Israeli
and Palestinian identities in dialogue: the school for peace approach. (pp. 13-30). New Brunswick,
New Jersey: Rutgers University Press.
Nes Ammim (2010). Profiel Nes Ammim. 26 juli 2011, via http://www.nesammim.nl/files/171e8plda.pdf
Nusseibeh, L. (2009). Deepening cultural dialogue and understanding. Middle East Nonviolence and
Democracy. Verkregen op 10 april 2011, via
http://www.mendonline.org/InterculturalDialogue2009.html
Olesker, R.M. (2007). The value of security vs. the security of values: The relationship between the rights of the
minority and the security of the majority in Israel. Cambridge: ProQuest.
Passia [Palestinian Academic Society for the Study of International Affairs, Jerusalem] (2009). Facts and Figures
– Israeli Occupation Policies – updated 2009. Verkregen op 14 juni 2011, via
http://www.passia.org/palestine_facts/pdf/pdf2009/IsraeliOccuptionPolicies.pdf
Pearson d’Estree, T. (2009). Problem-Solving Approaches. (pp. 143-171). In: Bercovitch, J.; Kremenyuk, V.A.;
Zartman, W. The SAGE Handbook of conflict resolution. Londen: SAGE Publications Ltd.
Pijpers, A. (2005). Europese politiek in Nederlands vaarwater: kronieken en commentaar. Assen: Uitgeverij Van
Gorcum.
Ra’ad, B.L. (2010). Hidden Histories – Palestine and the Eastern Mediterranean. Londen: Pluto Press.
Ritchie, J. & Lewis, J. (2003) Qualitative research practice: a guide for social science students and researchers.
Londen: SAGE Publications Ltd.
Ron, Y., Moaz, I., Bekerman, Z. (2010). Dialogue and ideology: The effect of continuous involvement in JewishArab dialogue encounters on the ideological perspectives of Israeli-Jews. International Journal of
Intercultural Relations, 34, pp. 571–579.
61
Ropers, N. (1996) Peaceful Intervention: Structures, Processes, and Strategies for the Constructive Regulation
of Ethnopolitical Conflicts - Berghof Report Nr. 1. [Elektronische versie] Berghof Conflict Research.
Rouhana, N.N. & Korper, S.H. (1997). Power Asymmetry and Goals of Unofficial Third Party Intervention in
Protracted Intergroup Conflict. Peace and Conflict: Journal of Peace Psychology, 3, 1, pp. 1-17.
Rouhana, N.N. & Korper, S.H. (1996) Case Analysis: Dealing with the Dilemmas Posed by Power Asymmetry in
Intergroup Conflict. Negotiation Journal, October, pp. 353-366.
Salameh, N. (2011). Palestinian-Israeli Dialogue: Between the Vision and the Reality. [Elektronische versie].
Jadal (een uitgave van Mada al-Carmel - Arab Center for Applied Social Research), 9, januari 2011.
Salameh, N. & Zak, M. (eds.) (2008). Why negotiate?. Hebron: Al-Esra Printing House.
Saunders, H. (2009). Dialogue as a process for transforming relationships. In: Bercovitch, J.; Kremenyuk, V.A.;
Zartman, W. (2009). The SAGE Handbook of conflict resolution. Londen: SAGE Publications Ltd p.
376-391.
Saunders, M., Lewis, P. & Thornhill, A. (2004). Methoden en technieken van onderzoek. Amsterdam: Pearson
Education.
Schoon, S. (2010). Botsende loyaliteiten? Het Israëlisch-Palestijns conflict en joods-christelijke dialoog. In:
Mock, Leo; Ottenheijm, Eric; Schoon, Simon (2010). Geloven in de Diaoog. (pp. 109-121).
Amstelveen: Amphora Books/Leo Mock.
Senfft, A. (2010). Problems in Palestinian-Israeli Dialogue: A European Perspective. [Elektronische versie]
Syasah Dawlia, 182, pp.29-35.
Suleiman, R. (2004a). Planned Encounters Between Jewish and Palestinian Israelis: A Social-Psychological
Perspective. Journal of Social Issues, 60 (2), 323-337.
Suleiman, R. (2004b). Jewish-Palestinian relations in Israel: The planned encounter as a microcosm. (pp. 31-46).
In: Halabi, R. Israeli and Palestinian identities in dialogue: the school for peace approach. New
Brunswick, New Jersey: Rutgers University Press.
Wallet, B. (2008). Dutch national identity and Jewish international solidarity: an impossible combination? Dutch
Jewry and the significance of the Damscus Affair (1840). In: Kaplan, Y. (ed.) The Dutch intersection:
the Jews and the Netherlands in modern history. (pp. 319-330) Leiden: Brill.
Winslade, J.M. (2003). Mediation with a focus on discursive positioning. Ongepubliceerd manuscript. California
State University San Bernardino.
Yankelovich, D. (1999). The magic of dialogue – Transforming conflict into cooperation. New York: Simon &
Schuster.
Yiftachel, O. (2006). Ethnocracy: land and identity politics in Israel/Palestine. Philadelphia, VS: University of
Pennsylvania Press.
Zak, M. (2001). Making a Public Statement. Verkregen op 20 augustus 2011, via
http://www.sfpeace.org/index.php?_lang=en&page=article&id=30&_section=magazine
Zak, M. (2011). From Liberal Equality to Solidarity with the Oppressed. [Elektronische versie]. Jadal (een uitgave
van Mada al-Carmel - Arab Center for Applied Social Research), 9, januari 2011.
Zarate, G., Gohard-Radenkovic, A., Lussier, D. & Penz, H. (2004) Cultural Mediation in Language learning and
Teaching. ECML, Strasbourg: Council of Europe.
Zartman, W. (2009). Conflict Resolution and Negotiation. (pp. 322-339) In: Bercovitch, J.; Kremenyuk, V.A.;
Zartman, W. The SAGE Handbook of conflict resolution. Londen: SAGE Publications Ltd
Zeidan , A.A. (2009). A need to re-evaluate Jewish-Arab action and dialogue groups in Israel. [Elektronische
versie] Common Ground News Service, 2 december 2009.
62
15 | Bijlage – Interview vragen
Persoonlijke achtergrond
1. ICC achtergrond: opvoeding? Talenkennis? Buitenlandervaringen?
2. Wat is uw band met Israël/Palestina?
3. Hoe bent u betrokken geraakt bij dialoogactiviteiten in dit land?
4. Hoe keek u vroeger tegen Israël en Palestina aan?
5. In hoeverre is u standpunt door de jaren heen hetzelfde gebleven/veranderd (wellicht door de
dialoogactiviteiten)?
6. Waarom doet u dit werk? Drijfveren/motivatie/visie
Dialoog
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
Wat houdt dialoog in deze context voor u in?
Wat wilt u uitdragen aan deelnemers van de dialoogontmoetingen?
Wat zijn de doelstellingen van de dialoogontmoetingen?
Welke vaardigheden heeft een mediator nodig om deze doelstellingen te bereiken?
Wat is uw rol in de dialoog?
Hoe ziet u uw rol in de dialoog als ‘buitenstaander’ in het conflict?
Wat vindt u belangrijk om te bereiken in de dialoog?
In welke taal worden de dialogen gevoerd?
(Welke rol speelt de lingua franca in de dialoog?)
Waar vinden de dialoogontmoetingen plaats?
Welke taal en communicatieproblemen komen voor in de dialoogontmoetingen? Voorbeelden.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
Hoe leidt u een dialoog? Methodes/manieren van gesprekvoeren.
Wat zijn veel voorkomende knelpunten in de dialogen? Voorbeelden.
Kunt u een voorbeeld geven van een gesprek dat vastliep?
Welke opvallende momenten/ leermomenten (‘rich points’) kwamen daar in naar voren?
Hoe is dat geval toen opgelost?
Waar bent u alert op tijdens een gesprek?
Hoe worden culturele aspecten uit de communicatieve geschiedenis van de betrokken culturen
gebruikt in de mediation?
25. In hoeverre beïnvloeden interventies in beide culturen de betrokkenen van de dialoogontmoetingen?
Sociale controle e.d.
Competenties
26. Is een gespreksleider wenselijk in deze dialooggesprekken? En moet dit een ‘outsider’ zijn of een
‘insider’?
27. Wat voor houding moet een dialoogleider hebben naar de deelnemers toe?
28. Welke vaardigheden vindt u belangrijk als mediator? Communicatieve en psychologische.
29. In hoeverre is kennis van culturen, religies, politiek/het conflict van belang voor het leiden van de
dialoog?
63
Download