Werkwoorden Odulphuslyceum – N. Hesselberth 2012 Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en Regelmäßige Verben im Präsens (Gegenwart) (Regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd) ik jij hij zij het wij jullie zij (mv) U ich du er sie es wir ihr sie Sie (of –n bij ww. eindigend op –ern & -eln) regelmatige uitgangen (FE….‘feesttenten’) stam eindigt op t of d : stam eindigt op s, ss, ß, x, z : -e -st wohne wohnst ändere änderst entwick_le* entwickelst -e -est arbeite arbeitest melde meldest -e -_t küsse küss t mixe mix t tanze tanz t -t wohnt ändert entwickelt -et arbeitet meldet -t küsst mixt tanzt -(e)n -t wohnen wohnt änder n ändert entwickel n entwickelt -en -et arbeiten arbeitet melden meldet -en -t küssen küsst mixen mixt tanzen tanzt -(e)n wohnen änder n entwickel n -en arbeiten melden -en küssen mixen tanzen wonen veranderen ontwikkelen werken melden kussen mixen dansen Let op: Sterke en zwakke werkwoorden hebben precies dezelfde uitgangen in de tt. Sterke ww. gaan pas afwijken bij de verledentijdsvormen! * Bij werkwoorden op –eln verdwijnt (alleen) bij de ich-vorm de -e- voor de - l -. (ivm. de uitspraak). Ich entwickle, sammle, kuschle, pinkle. Schwache Verben im Präteritum (Vergangenheit) Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en (Zwakke werkwoorden in de voltooid verleden tijd) (of –n bij ww. eindigend op –ern & -eln) ik jij hij zij het wij jullie zij (mv) U ich du er sie es wir ihr sie Sie regelmatige uitgangen stam eindigt op t of d : stam eindigt op s, ss, ß, x, z :* -te -test wohnte änderte entwickelte wohntest ändertest entwickeltest -ete -etest arbeitete meldete arbeitetest meldetest -te küsste mixte -test küsstest mixtest tanzte tanztest -te wohnte -ete arbeitete -te tanzte -ten -tet wohnten änderten entwickelten wohntet ändertet entwickeltet -eten -etet arbeiteten meldeten arbeitetet meldetet -ten küssten mixten -tet küsstet mixtet tanzten tanztet -ten wohnten änderten entwickelten -eten arbeiteten meldeten -ten küssten mixten tanzten woonden änderte entwickelte veranderden ontwikkelden werkten meldete meldden küsste kussten mixte mixen dansten * De vormen van ww. die eindigen op een s, ss, ß, x of z, wijken in de verleden tijd dus NIET af van de regelmatige uitgangen du …–test! Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en Starke Verben im Präteritum (Vergangenheit) (Sterke werkwoorden in de voltooid verleden tijd) (sterke ww. op -ern, of -eln zijn er niet!) De uitgangen van de sterke ww. in de tegenwoordige tijd, zijn helemaal gelijk aan die van de zwakke ww. Zie bovenaan. regelmatige uitgangen ik jij hij zij het wij jullie zij (mv) U ich du er sie es wir ihr sie Sie stam eindigt op t of d : stam eindigt op s, ss, ß, x, z: -__ -st schlafen schlief__ schliefst gehen ging__ gingst schwimmen schwamm__ schwammst -__ -st treten trat__ tratst meiden mied__ miedst -__ -_t genesen genas__ genast heißen hieß__ hießt * -__ schlief__ ging__ schwamm__ -__ trat__ mied__ -__ genast__ hieß__ -en -t schliefen schlieft gingen gingt schwammen schwammt -en -et traten tratet mieden miedet -en -t genasen genast hießen hießt -en schliefen gingen schwammen -en traten mieden -en genasen hießen sliepen gingen zwommen trapten meden genazen heetten * Officieel mag je bij sterke ww. die met de stam eindigen op s, ss of ß (niet bij x of z) bij de ‘du-vorm’ ook +est gebruiken du genasest, hießest. Zwakke of sterke werkwoorden? In het Duits zijn er (zoals ook in het Nederlands) veel meer zwakke regelmatige ww., dan sterke regelmatige ww.. Toch gebruik je de sterke regelmatige ww. vaker. Dit zijn namelijk de oudste, veelvoorkomende ww. Een aantal daarvan zijn ergens in het verleden zwak geworden, maar niet de meestvoorkomende. Alle nieuwe ww. die in deze tijd ontstaan (hyven, pingen, computeren e.d.) zijn zwakke regelmatige ww. Wat is wat? Zwakke werkwoorden: Werkwoorden, die in de verleden tijd niet van klank veranderen. Bv. ik huil, ik huilde & ik was, ik waste. Sterke werkwoorden: Werkwoorden, die in de verleden tijd van stamklank veranderen. Bv. ik loop, ik liep & ik zwem ik zwom. Onregelmatige werkw.: De ww. haben, sein & werden en de modale ww. (oa. dürfen, müssen, können) Als vuistregel kun je stellen, dat de meeste werkwoorden die in het Nederlands sterk zijn, dat ook in het Duits zullen zijn. Helaas wijken sommige af. Dit zijn hiervan de belangrijkste (er zijn er dus nog meer!), leer deze van buiten: In het Dt. zwak maar in het NL sterk: fragen (vragen), sagen (zeggen), In het NL zwak, maar in het Dt. sterk: gelingen (lukken), geschehen (gebeuren), heißen (heten), leihen (lenen), raten ((aan)raden), scheiden (scheiden), wachsen (groeien), waschen (wassen). Zo ook: laden (laden) of daarvan afgeleide vormen zoals o.a. einladen (uitnodigen/ inladen) & ausladen (uitladen). Sommige ww. hebben meerdere betekenissen en lijken daarom verwarrend: bv. werfen (werpen: sterk, gooien, zwak) en treffen (treffen: sterk, raken & ontmoeten: zwak). Kijk in zo’n geval naar de betekenis die het meeste op het Duits lijkt. Deze beide ww. zijn dus sterk! Unregelmäßige Verben im Präsens und Präteritum Betekenissen v.d. modale werkwoorden. (Onregelmatige werkwoorden in de t.t. en v.t.) haben ik jij hij zij het wij jullie zij (mv) U ich du er sie es wir ihr sie Sie Volt. deelwoord sein Let op: dürfen (D)= mogen mögen (D)= aardig/ lekker vinden, lusten, werden habe hast hatte hattest bin bist war warst werde wirst wurde wurdest hat hatte ist war wird wurde haben habt hatten hattet sind waren seid wart werden werdet wurden wurdet haben hatten sind waren werden wurden hebben hadden zijn ich habe … gehabt waren iemand mogen. Let op voor de juiste betekenis: müssen (D)= - moeten (noodzakelijkheid en evt. een negatieve consequentie) sollen (D)= - moeten (iets hoort zo, geen neg. consequentie) of - zullen (alleen bij vragende zinnen bij de ich en wir vorm!) werden (D)= - zullen (in alle overige situaties) of - worden worden, zullen werden ich bin … gewesen ich bin … geworden Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en Modale Verben (Modale werkwoorden) ik jij hij zij het wij jullie zij (mv) U ich du er sie es wir ihr sie Sie Denk aan de klankverandering bij de enkelvoudsvormen! dürfen können mögen müssen sollen wollen wissen -__ * -(s)t * darf__ darfst kann__ kannst mag__ magst muss__ muss t soll__ sollst will__ willst weiß__ weiß t -te -test sollte solltest -__ * darf__ kann__ mag__ muss__ soll__ will__ weiß__ -te sollte -en -t dürfen dürft können könnt mögen mögt müssen müsst sollen sollt wollen wollt wissen wisst -ten -tet sollten solltet -en dürfen können mögen müssen sollen wollen wissen -ten sollten mogen kunnen willen weten**** Volt. deelwoord ich habe … Verledentijdsstam*** gedurft durf_ aardig/ lekker vinden, moeten iemand mogen, lusten gekonnt konn_ gemocht moch_ moeten/ zullen gemusst muss_ gesollt soll_ gewollt woll_ V.T. uitgangen** gewusst wuss_ * De enkelvoudsvormen van modale ww. hebben een klankverandering. Leer deze uit je hoofd, geef ze daarna de regelmatige uitgangen. ** De stam van de modale werkwoorden zijn zonder umlauten, dus verledentijdsvormen van modale ww. hebben nooit een umlaut! *** De verledentijdsvormen van de modale ww. hebben een afwijkende stam, maar krijgen wel dezelfde uitgangen als de regelmatige zwakke ww. ****Het werkwoord ‘wissen’(weten) is eigenlijk geen modaal ww. (= onregelmatig ww.) maar heeft wel dezelfde klankverandering en vervoeging. Konjunktiv Modaalstam + ___ (Zou-vormen - beleefdheidsvorm) würden + inf. sein ik jij hij zij het wij jullie zij (mv) U ich du er sie es wir ihr sie Sie dürfen können mögen müssen wissen -e -est würde würdest * * wäre hätte wär(e)st ^ hättest -te -test dürfte dürftest könnte könntest möchte möchtest müsste müsstest wüsste wüsstest -e würde * wäre -te dürfte könnte möchte müsste wüsste -en -et würden würdet * * wären hätten wär(e)t ^ hättet -ten -tet dürften dürftet könnten könntet möchten möchtet müssten müsstet wüssten wüsstet -en würden * wären hätten -ten dürften könnten möchten müssten wüssten zou zijn zou hebben zou mogen zou kunnen zou willen (!) zou moeten zou weten zouden * hätten hätte Bijna alle werkwoorden kun je in een zou-vorm gieten, door eenvoudig de juiste vorm van würde te gebruiken en het infinitief (hele ww.) achteraan in de zin te plaatsen. Extra informatie in de zin komt dus tussen de würde-vorm en het infinitief. Bv. Ich würde dich sehen, du würdest heute kommen, er würde Anne küssen, wir würden lang schlafen, ihr würdet weinen, sie würden essen. ^ Deze -e- bij du en ihr wordt (alleen bij de sein-vorm!) steeds vaker weggelaten. Officieel mag je hem behouden. Dat leert de uitgangen gemakkelijker. - Er zijn echter ook ww. waarbij een constructie met würde + infinitief echt persé niet mag! Deze vormen hebben een geheel eigen zou-vorm. (eigenlijk hebben alle Duitse ww. een eigen zou-vorm, maar deze worden steeds minder in Duitsland gebruikt, omdat de omschrijving met würde+ het inf. Veel gemakkelijker is. Maar bij 7 oude en veelgebruikte vormen moet je persé deze eigen vorm gebruiken en niet de vorm met würde) Bv. Ich schläfe bei dir / ich würde bei dir schlafen: beide betekenen ik zou bij jou slapen, beide zijn goed, maar de 2e keuze is gemakkelijker. Ich würde Lehrer sein= FOUT! Goed= Ich wäre Lehrer, Du würdest eine Cola mögen= FOUT! Goed= Du möchtest eine Cola. - De volgorde met würde en achteraan in de zin het infinitief geldt altijd, behalve in bijzinnen met de voegwoorden, dass, warum, weil, falls, wenn en nog enkele, dan staat juist de zou-vorm helemaal achteraan. (Ook bij de 7 bijzondere vormen met hun eigen zou-vorm!). Bv. Ich weiß, dass ich dich heute noch sehen würde, Ich verstehe, warum du heute um 8 Uhr kommen würdest, Er geht, weil er bald schlafen möchte, Er weint, falls er mein Lehrer wäre, sie wäre glücklich, wenn sie mich als Freund hätte. EI Wechsel (EI wisseling) Let op: - alleen bij sterke werkwoorden met stamklinker e - alleen bij de du, er/sie/es vorm (niet bij ihr!) - è i, é ie - afwijking bij stam op t of d - 4 uitzonderingen: geben/ nehmen é i & gehen/ stehen é e korte stamklinker è i ik jij hij zij het wij jullie zij (mv) U ich du er sie es wir ihr sie Sie versprechen essen esse iss t -e verspreche -(s)t * versprichst -t * verspricht isst lange stamklinker é ie ** *** ^ lange é, maar toch i 2 ww. doen niet mee! stam op t of d lesen lese lies t empfehlen empfehle empfiehlst geben gebe gibst nehmen nehme nimmst gehen gehe gehst stehen stehe stehst -e -__st liest empfiehlt gibt nimmt geht steht -__(t) gilt__ geben gebt nehmen nehmt gehen geht stehen steht -en -et gelten geltet -en gelten -en -t versprechen essen versprecht esst lesen lest empfehlen empfehlt -en versprechen essen lesen empfehlen geben nehmen gehen stehen beloven lezen aanbevelen geven nemen gaan staan eten Volt. deelwoord ich habe … versprochen gegessen gelesen empfohlen Verledentijdsstam*** versprach_ aß_ las_ empfahl_ * Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en gelten gelte gilt st ** ** gelden gegeben genommen gegangen^ gestanden gab_ nahm_ ging_ stand_ gegolten galt_ De ei Wechsel vind echt alleen plaats bij de enkelvoudsvormen du en er/sie/es. En uiteraard ook alleen bij sterke ww. (zie uitleg over de werkwoorden over wat de sterke ww. zijn in het Duits). Let op, deze regel beïnvloedt ook de gebiedende wijs enkelvoud! Je zou hier bij de stam op t of d een extra e (tussen-e) verwachten bij de du & er/sie/es vorm (-est & -et), maar die -e- ontbreekt hier. Bij er/sie/es ontbreekt zelfs de -t- als het ww. al eindigt op een -t-. Eindigt het op een -d-, dan schrijf je bij er/sie/es -dt op het einde. (Dit komt alleen hier en bij de ä-regel voor, verder nooit bij een Duits werkwoord!) Regel: Max. 1 bijvoeging (uitzondering) per werkwoordsvorm. De verledentijd wordt geheel volgens de regels van de sterke werkwoorden gevormd. De meeste ww. worden bij het volt. dlw. gevormd met het hulpwoord ‘haben’, deze werkwoorden hebben echter ‘sein’ als hulpwerkwoord. Ä-Regel Let op: - alleen bij sterke werkwoorden met stamklinker a - alleen bij de du, er/sie/es vorm (niet bij ihr!) -aä - afwijking bij stam op t of d - 3 uitzonderingen: laufen/ saufen au äu & stoßen o ö (Ä-regel) stamklinker a ä schlafen ik jij hij zij het wij jullie zij (mv) U ich du er sie es wir ihr sie Sie Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en stam op s, ss, ß (dus niet sch!) 3 uitzonderingen (deze 3 doen ook mee!) stam op t of d -e schlafe -(s)t * schläfst fahren fahre fährst lassen waschen lasse wasche läss t wäschst laufen laufe läufst saufen saufe säufst stoßen stoße stöß t -e -__st -t fährt lässt läuft säuft stößt -__(t) hält__ ** lädt fahren fahrt lassen waschen lasst wascht laufen lauft saufen sauft stoßen stoßt -en -et halten haltet laden ladet fahren lassen waschen laufen saufen stoßen -en halten laden laten lopen zuipen stoten * schläft -en -t schlafen schlaft -en schlafen slapen rijden, varen wäscht wassen Volt. deelwoord ich habe … geschlafen gefahren^ gelassen gewaschen Verledentijdsstam*** schlief_ fuhr_ ließ_ wusch_ gelaufen^ gesoffen lief_ soff_ stoßen stieß_ halten # halte hältst ** houden, stoppen gehalten hielt_ laden # lade läd st ** ** laden geladen lud_ *** De ä-regel vind echt alleen plaats bij de enkelvoudsvormen du en er/sie/es. En uiteraard ook alleen bij sterke ww. (zie uitleg over de werkwoorden over wat de sterke ww. zijn in het Duits). Let op, deze regel beïnvloedt NIET de gebiedende wijs enkelvoud! Je zou hier bij de stam op t of d een extra e (tussen-e) verwachten bij de du & er/sie/es vorm (-est & -et), maar die -e- ontbreekt hier. Bij er/sie/es ontbreekt zelfs de -t- als het ww. eindigt op een -t-. Eindigt het op een –d-, dan schrijf je bij er/sie/es -dt op het einde. (Dit komt alleen hier en bij de ei Wechsel voor, verder nooit bij een Duits werkwoord!) Regel: Max. 1 bijvoeging per werkwoordsvorm. De verledentijd wordt geheel volgens de regels van de sterke werkwoorden gevormd. ^ De meeste ww. worden bij het volt. dlw. gevormd met het hulpwoord ‘haben’, deze werkwoorden hebben echter ‘sein’ als hulpwerkwoord. # Deze ‘stam op t of d-regel’ telt voor alle sterke ww. met een a in de stam en die met de stam eindigen op een t of d. En dus ook voor afgeleide vormen van deze werkwoorden zoals einladen, ausladen, umladen, anhalten, einhalten, durchhalten enz. * ** Zinscontructie; waar staat het vervoegde werkwoord? Hauptsätze: Bij hoofdzinnen (= zinnen die los van andere zinnen een begrijpelijk geheel vormen) staat de persoonsvorm altijd naast het onderwerp. H.S. – h.z. Bv. Ich gratuliere dir zum Geburtstag. Heute esse ich Pommes Frites. Warst du gestern bei ihr? Bij 2 h.z. die aan elkaar gekoppeld worden door een voegwoord (aber, denn, und, sondern, oder ook: ‘aduso’) komt na het voegwoord eerst het onderwerp en dan de persoonsvorm(p.v.). Bv. Du brauchst ein Hobby, oder du wirst dich langweilen. Stefan küsst Anne und er kauft ihr ein Geschenk. Nebensätze: Bij bijzinnen (= zinnen die eigenlijk pas begrijpelijk zijn in combinatie met een hoofdzin. Afzonderlijk zijn het rare zinnen die niet af lijken.) staat het N.S. – b.z. persoonsvorm (vervoegde ww.) altijd helemaal achteraan in de zin, b.z. kunnen zowel voor als achter de h.z. staan! Bv. …, die men ook in auto’s gebruikt. …, dat ik heel leuk vind. Zodat ik niet onderuit ga, … Ook bij b.z. met als, und, wenn (in de v.t.) of obwohl, staat de p.v. achteraan. (Ook deze kunnen zowel voor als achter de h.z. staan.) Bv. Als/ Wenn ich meine Lehre beendete, war ich erst 18 Jahre alt. Relativsatze: Alle haben gute Laune, obwohl die Reise lang ist. Tenslotte de relatieve (betrekkelijke) bijzin. Ook hier geldt, dat de persoonsvorm helemaal achterin de zin staat. Bv. Das ist ein Computer(m), den(lv)* man überall kaufen kann. Wie heißt die Frau(w), die(lv)* ich hier sehe? Gemütliche Vereine(Mz), zu denen(vz+3)* 1450 Kinder gehören. Wie funktioniert das Gerät(s), mit dem(vz+3)* du dich rasierst? (* Bij Relativsätze wordt de vorm van het betrekkelijk vnw. bepaald door het geslacht uit de hoofdzin en de naamval (functie) van het betrekkelijke vnw. in de bijzin!) Imperativ! (Gebiedende wijs!) Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en Let op: - de Imperativ herken je ook aan het uitroepteken! - kenmerkend is daarnaast, dat het onderwerp ontbreekt. (of –n bij ww. eindigend op –ern & -eln) Gebiedende wijs bestaat er in 3 vormen: 1. Gebiedende wijs enkelvoud: opdracht, bevel aan 1 persoon. 2. Gebiedende wijs meervoud: opdracht, bevel aan 2 of meerdere personen. 3. Gebiedende wijs beleefdheid: opdracht, bevel aan 1 of meerdere personen. regelmatige uitgangen 1. 2. 1. ev. 2. mv. 3. ‘Sie‘ -e ! # -t ! -en Sie ! küssen küsse! küsst! küssen Sie! Woorden op ern & eln kochen koche! kocht! Kochen Sie! -e ! -t ! -_n Sie ! stam op t of d 1. ev. 2. mv. 3. ‘Sie‘ -e ! -et ! -en Sie ! arbeiten arbeite! arbeitet! arbeiten Sie! (Waar je ‘du’ tegen zou zeggen.) (Waar je ‘du’ tegen zou zeggen.) (Waar je ‘Sie’ (u) tegen zou zeggen.) ändern ändere! ändert! änder n Sie! feiern feiere! feiert! feier n Sie! entwickeln entwick le ## entwickelt entwickel n Sie ei Wechsel * melden melde! meldet! melden Sie! -__ ! -t ! -en Sie ! lesen lies__! * lest! lesen Sie! essen iss__! * esst! essen Sie! sammeln samm le! ## sammelt! sammel n Sie! regeln reg le! ## regelt regel n Sie! ä-regel ** nehmen nimm__! * nehmt! nehmen Sie! schlafen schlaf__! ** schlaft! schlafen Sie! laufen lauf__! ** lauft! laufen Sie! stoßen stoß__! ** stoßt! stoßen Sie! De onregelmatige ww. hebben ook een geb.wijs-vorm: sein: sei!, seid!, seien Sie! haben: habe, habt, haben Sie! werden: werde, werdet, werden Sie! # De -e bij de regelmatige uitgangen wordt in de spreektaal vaak weggelaten: laufe! lauf!, schieße! schieß!, küsse! küss! ## Vormen op -eln laten de -e- voor de - l - altijd weg. Dit is om de uitspraak te vereenvoudigen. Dus niet sammele!, maar sammle! De geb.wijs houdt zich helemaal aan de ei Wechsel en krijgt dus bij de enkelvoudsvorm van sterke ww. met stamklinker -e- een i of ie. Ook de uitzonderingen zijn hetzelfde, denk aan: geben & nehmen en gehen & stehen, Opvallend genoeg heeft ä-regel geen invloed op de gebiedende wijs. Dus bij sterke ww. met stamklinker -a- krijg de enkelvoudsvorm GEEN ä. Ook de drie uitzonderingen (laufen, saufen stoßen) krijgen geen umlaut! * ** Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en Perfekt! (Voltooid deelwoord!) (of –n bij ww. eindigend op –ern & -eln) Er zijn 3 soorten voltooide deelwoorden: 1. Voltooide deelwoorden van zwakke werkwoorden. 2. Voltooide deelwoorden van sterke werkwoorden. 3. Voltooide deelwoorden van onregelmatige werkwoorden. Voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden. De hoofdregel luidt: ge + stam + t en als de stam eindigt op een t of d: ge + stam + et Er zijn 2 bijzonderheden cq. uitzonderingen: 1. Als het werkwoord begint met het voorvoegsel: be-, ent-, er- of ver-, dan vervalt de ge- voor de stam. Dit is in het Nederlands ook zo! Bv. 2. bestellen, ik heb bestellt bestellen, ich habe bestellt. erkennen, hij heeft erkennt erkennen, er hat erkannt* ontwikkelen, jij hebt ontwikkelt entwickeln, du hast entwickelt. verkopen, zij heeft verkocht verkaufen, sie hat verkauft. Bij woorden die eindigen op –ieren (Nl.: -eren) vervalt ook de ge- voor de stam. Let op: Dit wijkt af van het Nederlands! Bv. studeren, wij hebben gestudeerd proberen, jullie hebben geprobeerd feliciteren, zij hebben gefeliciteerd protesteren, u heeft geprotesteerd studieren, wir haben studiert. probieren, ihr habt probiert. gratulieren, sie haben gratuliert. protestieren, Sie haben protestiert. Dus bij ww. met de voorvoegsels: be-, ent-, er- of ver- en bij ww. die eindigen op -ieren, vormen het volt.dw. met: ___ + stam + t (* erkennen is een bijzonder werkwoord. Het is in het Duits sterk (ich erkenne – ich erkannte), maar wordt bij het volt.dlw. toch als een zwak ww. vervoegd, dus: stam+t ) Voltooid deelwoord van sterke werkwoorden. Voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden. De hoofdregel luidt: ge + stam* + en De voltooid deelwoorden van de onregelmatige ww. luiden: (* vaak met klankverandering) Er is 1 bijzonderheid: Sterke ww. zijn sterk omdat ze in de verledentijd van klank veranderen. Bij het voltooid deelwoord veranderen deze ww. soms van klank, maar soms ook niet! Hiervoor zijn geen regels, dus zul je de meest gebruikte sterke ww. van buiten moeten leren. - haben: ich habe gehabt - sein: ich bin gewesen - werden: ich bin geworden Hulpwerkwoorden Zoals je boven reeds hebt kunnen zien, heb je altijd de juiste vorm van het hulpwerkwoord (haben / zijn) nodig, om een voltooide tijd te maken. Meestal komt het Duits hierbij met het Nl. overeen. M.a.w. als in het Nederlands de voltooide tijd met haben gevormd wordt, dan is dat in het Duits meestal ook het geval, zo ook bij sein. Meestal…, helaas niet altijd! Dus leer ook hier de meest voorkomend afwijkingen van buiten. Afwijkend van het NL. zijn o.a.: Er hat angefangen (begonnen) Er ist gelaufen (gelopen) Er hat vergessen (vergeten). In sommige gevallen kunnen beide, maar wel met een andere betekenis, o.a. bij: Er ist/hat geflogen (gevlogen), er ist/hat getreten (getrapt), er ist/hat geholfen (geholpen), er ist/hat gewogen (gewogen), es ist/hat gebrochen (gebroken), er ist/hat (ein)geladen (geladen/ uitgenodigd), er ist/hat gewaschen (gewassen), er ist/hat geworfen (geworpen), er ist/hat gerufen (geroepen), er ist/hat gesehen (gezien), er ist/hat gefahren (gereden). Op deze site kun je ze eenvoudig alle ww.vervoegingen in alle tijden/ vervoegingen vinden: http://konjugator.reverso.net/konjugation-deutsch.html