Werkwoorden

advertisement
Werkwoorden
Odulphuslyceum – N. Hesselberth 2012
Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en
Regelmäßige Verben im Präsens (Gegenwart)
(Regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd)
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij (mv)
U
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
(of –n bij ww. eindigend op –ern & -eln)
regelmatige uitgangen (FE….‘feesttenten’)
stam eindigt op t of d :
stam eindigt op s, ss, ß, x, z :
-e
-st
wohne
wohnst
ändere
änderst
entwick_le*
entwickelst
-e
-est
arbeite
arbeitest
melde
meldest
-e
-_t
küsse
küss t
mixe
mix t
tanze
tanz t
-t
wohnt
ändert
entwickelt
-et
arbeitet
meldet
-t
küsst
mixt
tanzt
-(e)n
-t
wohnen
wohnt
änder n
ändert
entwickel n
entwickelt
-en
-et
arbeiten
arbeitet
melden
meldet
-en
-t
küssen
küsst
mixen
mixt
tanzen
tanzt
-(e)n
wohnen
änder n
entwickel n
-en
arbeiten
melden
-en
küssen
mixen
tanzen
wonen
veranderen
ontwikkelen
werken
melden
kussen
mixen
dansen
Let op: Sterke en zwakke werkwoorden hebben precies dezelfde uitgangen in de tt. Sterke ww. gaan pas afwijken bij de verledentijdsvormen!
* Bij werkwoorden op –eln verdwijnt (alleen) bij de ich-vorm de -e- voor de - l -. (ivm. de uitspraak).  Ich entwickle, sammle, kuschle, pinkle.
Schwache Verben im Präteritum (Vergangenheit)
Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en
(Zwakke werkwoorden in de voltooid verleden tijd)
(of –n bij ww. eindigend op –ern & -eln)
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij (mv)
U
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
regelmatige uitgangen
stam eindigt op t of d :
stam eindigt op s, ss, ß, x, z :*
-te
-test
wohnte änderte entwickelte
wohntest ändertest entwickeltest
-ete
-etest
arbeitete meldete
arbeitetest meldetest
-te küsste mixte
-test küsstest mixtest
tanzte
tanztest
-te
wohnte
-ete
arbeitete
-te
tanzte
-ten
-tet
wohnten änderten entwickelten
wohntet ändertet entwickeltet
-eten
-etet
arbeiteten meldeten
arbeitetet meldetet
-ten küssten mixten
-tet küsstet mixtet
tanzten
tanztet
-ten
wohnten änderten entwickelten
-eten
arbeiteten meldeten
-ten küssten mixten
tanzten
woonden
änderte
entwickelte
veranderden ontwikkelden
werkten
meldete
meldden
küsste
kussten
mixte
mixen
dansten
* De vormen van ww. die eindigen op een s, ss, ß, x of z, wijken in de verleden tijd dus NIET af van de regelmatige uitgangen  du …–test!
Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en
Starke Verben im Präteritum (Vergangenheit)
(Sterke werkwoorden in de voltooid verleden tijd)
(sterke ww. op -ern, of -eln zijn er niet!)
De uitgangen van de sterke ww. in de tegenwoordige tijd,
zijn helemaal gelijk aan die van de zwakke ww. Zie bovenaan.
regelmatige uitgangen
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij (mv)
U
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
stam eindigt op t of d :
stam eindigt op s, ss, ß, x, z:
-__
-st
schlafen
schlief__
schliefst
gehen
ging__
gingst
schwimmen
schwamm__
schwammst
-__
-st
treten
trat__
tratst
meiden
mied__
miedst
-__
-_t
genesen
genas__
genast
heißen
hieß__
hießt *
-__
schlief__
ging__
schwamm__
-__
trat__
mied__
-__
genast__
hieß__
-en
-t
schliefen
schlieft
gingen
gingt
schwammen
schwammt
-en
-et
traten
tratet
mieden
miedet
-en
-t
genasen
genast
hießen
hießt
-en
schliefen
gingen
schwammen
-en
traten
mieden
-en
genasen
hießen
sliepen
gingen
zwommen
trapten
meden
genazen
heetten
* Officieel mag je bij sterke ww. die met de stam eindigen op s, ss of ß (niet bij x of z) bij de ‘du-vorm’ ook +est gebruiken  du genasest, hießest.
Zwakke of sterke werkwoorden?
In het Duits zijn er (zoals ook in het Nederlands) veel meer zwakke regelmatige ww., dan sterke regelmatige ww.. Toch gebruik je de sterke
regelmatige ww. vaker. Dit zijn namelijk de oudste, veelvoorkomende ww. Een aantal daarvan zijn ergens in het verleden zwak geworden, maar niet
de meestvoorkomende. Alle nieuwe ww. die in deze tijd ontstaan (hyven, pingen, computeren e.d.) zijn zwakke regelmatige ww.
Wat is wat?
Zwakke werkwoorden:
Werkwoorden, die in de verleden tijd niet van klank veranderen.
Bv. ik huil, ik huilde & ik was, ik waste.
Sterke werkwoorden:
Werkwoorden, die in de verleden tijd van stamklank veranderen.
Bv. ik loop, ik liep & ik zwem ik zwom.
Onregelmatige werkw.:
De ww. haben, sein & werden en de modale ww. (oa. dürfen, müssen, können)
Als vuistregel kun je stellen, dat de meeste werkwoorden die in het Nederlands sterk zijn, dat ook in het Duits zullen zijn. Helaas wijken sommige af.
Dit zijn hiervan de belangrijkste (er zijn er dus nog meer!), leer deze van buiten:
In het Dt. zwak maar in het NL sterk: fragen (vragen), sagen (zeggen),
In het NL zwak, maar in het Dt. sterk: gelingen (lukken), geschehen (gebeuren), heißen (heten), leihen (lenen), raten ((aan)raden),
scheiden (scheiden), wachsen (groeien), waschen (wassen).
Zo ook: laden (laden) of daarvan afgeleide vormen zoals o.a. einladen (uitnodigen/ inladen) & ausladen (uitladen).
Sommige ww. hebben meerdere betekenissen en lijken daarom verwarrend: bv. werfen (werpen: sterk, gooien, zwak) en treffen (treffen: sterk,
raken & ontmoeten: zwak). Kijk in zo’n geval naar de betekenis die het meeste op het Duits lijkt. Deze beide ww. zijn dus sterk!
Unregelmäßige Verben im Präsens und Präteritum
Betekenissen v.d. modale werkwoorden.
(Onregelmatige werkwoorden in de t.t. en v.t.)
haben
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij (mv)
U
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
Volt. deelwoord
sein
Let op:
dürfen (D)= mogen
mögen (D)= aardig/ lekker vinden, lusten,
werden
habe
hast
hatte
hattest
bin
bist
war
warst
werde
wirst
wurde
wurdest
hat
hatte
ist
war
wird
wurde
haben
habt
hatten
hattet
sind waren
seid wart
werden
werdet
wurden
wurdet
haben
hatten
sind waren
werden
wurden
hebben
hadden
zijn
ich habe … gehabt
waren
iemand mogen.
Let op voor de juiste betekenis:
müssen (D)= - moeten (noodzakelijkheid en evt. een
negatieve consequentie)
sollen (D)= - moeten (iets hoort zo, geen neg.
consequentie)
of - zullen (alleen bij vragende zinnen bij
de ich en wir vorm!)
werden (D)= - zullen (in alle overige situaties)
of - worden
worden, zullen werden
ich bin … gewesen
ich bin … geworden
Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en
Modale Verben
(Modale werkwoorden)
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij (mv)
U
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
Denk aan de klankverandering bij de
enkelvoudsvormen!
dürfen
können
mögen
müssen
sollen
wollen
wissen
-__ *
-(s)t *
darf__
darfst
kann__
kannst
mag__
magst
muss__
muss t
soll__
sollst
will__
willst
weiß__
weiß t
-te
-test
sollte
solltest
-__ *
darf__
kann__
mag__
muss__
soll__
will__
weiß__
-te
sollte
-en
-t
dürfen
dürft
können
könnt
mögen
mögt
müssen
müsst
sollen
sollt
wollen
wollt
wissen
wisst
-ten
-tet
sollten
solltet
-en
dürfen
können
mögen
müssen
sollen
wollen
wissen
-ten
sollten
mogen
kunnen
willen
weten****
Volt. deelwoord
ich habe …
Verledentijdsstam***
gedurft
durf_
aardig/ lekker vinden, moeten
iemand mogen, lusten
gekonnt
konn_
gemocht
moch_
moeten/ zullen
gemusst
muss_
gesollt
soll_
gewollt
woll_
V.T. uitgangen**
gewusst
wuss_
*
De enkelvoudsvormen van modale ww. hebben een klankverandering. Leer deze uit je hoofd, geef ze daarna de regelmatige uitgangen.
** De stam van de modale werkwoorden zijn zonder umlauten, dus verledentijdsvormen van modale ww. hebben nooit een umlaut!
*** De verledentijdsvormen van de modale ww. hebben een afwijkende stam, maar krijgen wel dezelfde uitgangen als de regelmatige zwakke ww.
****Het werkwoord ‘wissen’(weten) is eigenlijk geen modaal ww. (= onregelmatig ww.) maar heeft wel dezelfde klankverandering en vervoeging.
Konjunktiv
Modaalstam + ___
(Zou-vormen - beleefdheidsvorm)
würden + inf. sein
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij (mv)
U
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
dürfen
können
mögen
müssen wissen
-e
-est
würde
würdest
*
*
wäre
hätte
wär(e)st ^ hättest
-te
-test
dürfte
dürftest
könnte
könntest
möchte
möchtest
müsste
müsstest
wüsste
wüsstest
-e
würde
*
wäre
-te
dürfte
könnte
möchte
müsste
wüsste
-en
-et
würden
würdet
*
*
wären
hätten
wär(e)t ^ hättet
-ten
-tet
dürften
dürftet
könnten
könntet
möchten
möchtet
müssten
müsstet
wüssten
wüsstet
-en
würden
*
wären
hätten
-ten
dürften
könnten
möchten
müssten
wüssten
zou zijn
zou hebben
zou mogen
zou kunnen
zou willen (!)
zou moeten
zou weten
zouden
*
hätten
hätte
Bijna alle werkwoorden kun je in een zou-vorm gieten, door eenvoudig de juiste vorm van würde te gebruiken en het infinitief (hele ww.)
achteraan in de zin te plaatsen. Extra informatie in de zin komt dus tussen de würde-vorm en het infinitief.
Bv. Ich würde dich sehen, du würdest heute kommen, er würde Anne küssen, wir würden lang schlafen, ihr würdet weinen, sie würden essen.
^ Deze -e- bij du en ihr wordt (alleen bij de sein-vorm!) steeds vaker weggelaten. Officieel mag je hem behouden. Dat leert de uitgangen gemakkelijker.
- Er zijn echter ook ww. waarbij een constructie met würde + infinitief echt persé niet mag! Deze vormen hebben een geheel eigen zou-vorm.
(eigenlijk hebben alle Duitse ww. een eigen zou-vorm, maar deze worden steeds minder in Duitsland gebruikt, omdat de omschrijving met würde+
het inf. Veel gemakkelijker is. Maar bij 7 oude en veelgebruikte vormen moet je persé deze eigen vorm gebruiken en niet de vorm met würde)
Bv. Ich schläfe bei dir / ich würde bei dir schlafen: beide betekenen ik zou bij jou slapen, beide zijn goed, maar de 2e keuze is gemakkelijker.
Ich würde Lehrer sein= FOUT! Goed= Ich wäre Lehrer, Du würdest eine Cola mögen= FOUT! Goed= Du möchtest eine Cola.
- De volgorde met würde en achteraan in de zin het infinitief geldt altijd, behalve in bijzinnen met de voegwoorden, dass, warum, weil, falls, wenn
en nog enkele, dan staat juist de zou-vorm helemaal achteraan. (Ook bij de 7 bijzondere vormen met hun eigen zou-vorm!).
Bv. Ich weiß, dass ich dich heute noch sehen würde, Ich verstehe, warum du heute um 8 Uhr kommen würdest,
Er geht, weil er bald schlafen möchte, Er weint, falls er mein Lehrer wäre, sie wäre glücklich, wenn sie mich als Freund hätte.
EI Wechsel
(EI wisseling)
Let op: - alleen bij sterke werkwoorden met stamklinker e
- alleen bij de du, er/sie/es vorm (niet bij ihr!)
- è  i, é  ie
- afwijking bij stam op t of d
- 4 uitzonderingen: geben/ nehmen é  i & gehen/ stehen é  e
korte stamklinker è  i
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij (mv)
U
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
versprechen essen
esse
iss t
-e
verspreche
-(s)t * versprichst
-t
* verspricht
isst
lange stamklinker é  ie
**
***
^
lange é, maar toch i
2 ww. doen niet mee!
stam op t of d
lesen
lese
lies t
empfehlen
empfehle
empfiehlst
geben
gebe
gibst
nehmen
nehme
nimmst
gehen
gehe
gehst
stehen
stehe
stehst
-e
-__st
liest
empfiehlt
gibt
nimmt
geht
steht
-__(t) gilt__
geben
gebt
nehmen
nehmt
gehen
geht
stehen
steht
-en
-et
gelten
geltet
-en
gelten
-en
-t
versprechen essen
versprecht
esst
lesen
lest
empfehlen
empfehlt
-en
versprechen essen
lesen
empfehlen
geben
nehmen
gehen
stehen
beloven
lezen
aanbevelen
geven
nemen
gaan
staan
eten
Volt. deelwoord ich habe … versprochen gegessen gelesen empfohlen
Verledentijdsstam***
versprach_ aß_
las_
empfahl_
*
Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en
gelten
gelte
gilt st **
**
gelden
gegeben genommen gegangen^ gestanden
gab_
nahm_
ging_
stand_
gegolten
galt_
De ei Wechsel vind echt alleen plaats bij de enkelvoudsvormen du en er/sie/es. En uiteraard ook alleen bij sterke ww. (zie uitleg over de
werkwoorden over wat de sterke ww. zijn in het Duits). Let op, deze regel beïnvloedt ook de gebiedende wijs enkelvoud!
Je zou hier bij de stam op t of d een extra e (tussen-e) verwachten bij de du & er/sie/es vorm (-est & -et), maar die -e- ontbreekt hier.
Bij er/sie/es ontbreekt zelfs de -t- als het ww. al eindigt op een -t-. Eindigt het op een -d-, dan schrijf je bij er/sie/es -dt op het einde. (Dit komt
alleen hier en bij de ä-regel voor, verder nooit bij een Duits werkwoord!) Regel: Max. 1 bijvoeging (uitzondering) per werkwoordsvorm.
De verledentijd wordt geheel volgens de regels van de sterke werkwoorden gevormd.
De meeste ww. worden bij het volt. dlw. gevormd met het hulpwoord ‘haben’, deze werkwoorden hebben echter ‘sein’ als hulpwerkwoord.
Ä-Regel
Let op: - alleen bij sterke werkwoorden met stamklinker a
- alleen bij de du, er/sie/es vorm (niet bij ihr!)
-aä
- afwijking bij stam op t of d
- 3 uitzonderingen: laufen/ saufen au  äu & stoßen o  ö
(Ä-regel)
stamklinker a  ä
schlafen
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij (mv)
U
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en
stam op s, ss, ß (dus niet sch!) 3 uitzonderingen (deze 3 doen ook mee!)
stam op t of d
-e
schlafe
-(s)t * schläfst
fahren
fahre
fährst
lassen waschen
lasse wasche
läss t wäschst
laufen
laufe
läufst
saufen
saufe
säufst
stoßen
stoße
stöß t
-e
-__st
-t
fährt
lässt
läuft
säuft
stößt
-__(t) hält__ **
lädt
fahren
fahrt
lassen waschen
lasst
wascht
laufen
lauft
saufen
sauft
stoßen
stoßt
-en
-et
halten
haltet
laden
ladet
fahren
lassen waschen
laufen
saufen
stoßen
-en
halten
laden
laten
lopen
zuipen
stoten
* schläft
-en
-t
schlafen
schlaft
-en
schlafen
slapen
rijden, varen
wäscht
wassen
Volt. deelwoord ich habe … geschlafen gefahren^ gelassen gewaschen
Verledentijdsstam***
schlief_
fuhr_
ließ_
wusch_
gelaufen^ gesoffen
lief_
soff_
stoßen
stieß_
halten #
halte
hältst **
houden, stoppen
gehalten
hielt_
laden #
lade
läd st **
**
laden
geladen
lud_
***
De ä-regel vind echt alleen plaats bij de enkelvoudsvormen du en er/sie/es. En uiteraard ook alleen bij sterke ww. (zie uitleg over de
werkwoorden over wat de sterke ww. zijn in het Duits). Let op, deze regel beïnvloedt NIET de gebiedende wijs enkelvoud!
Je zou hier bij de stam op t of d een extra e (tussen-e) verwachten bij de du & er/sie/es vorm (-est & -et), maar die -e- ontbreekt hier.
Bij er/sie/es ontbreekt zelfs de -t- als het ww. eindigt op een -t-. Eindigt het op een –d-, dan schrijf je bij er/sie/es -dt op het einde. (Dit komt
alleen hier en bij de ei Wechsel voor, verder nooit bij een Duits werkwoord!) Regel: Max. 1 bijvoeging per werkwoordsvorm.
De verledentijd wordt geheel volgens de regels van de sterke werkwoorden gevormd.
^
De meeste ww. worden bij het volt. dlw. gevormd met het hulpwoord ‘haben’, deze werkwoorden hebben echter ‘sein’ als hulpwerkwoord.
#
Deze ‘stam op t of d-regel’ telt voor alle sterke ww. met een a in de stam en die met de stam eindigen op een t of d. En dus ook voor afgeleide
vormen van deze werkwoorden zoals einladen, ausladen, umladen, anhalten, einhalten, durchhalten enz.
*
**
Zinscontructie; waar staat het vervoegde werkwoord?
Hauptsätze: Bij hoofdzinnen (= zinnen die los van andere zinnen een begrijpelijk geheel vormen) staat de persoonsvorm altijd naast het onderwerp.
H.S. – h.z.
Bv. Ich gratuliere dir zum Geburtstag.
Heute esse ich Pommes Frites.
Warst du gestern bei ihr?
Bij 2 h.z. die aan elkaar gekoppeld worden door een voegwoord (aber, denn, und, sondern, oder ook: ‘aduso’) komt na het
voegwoord eerst het onderwerp en dan de persoonsvorm(p.v.).
Bv. Du brauchst ein Hobby, oder du wirst dich langweilen.
Stefan küsst Anne und er kauft ihr ein Geschenk.
Nebensätze: Bij bijzinnen (= zinnen die eigenlijk pas begrijpelijk zijn in combinatie met een hoofdzin. Afzonderlijk zijn het rare zinnen die niet af lijken.) staat het
N.S. – b.z.
persoonsvorm (vervoegde ww.) altijd helemaal achteraan in de zin, b.z. kunnen zowel voor als achter de h.z. staan!
Bv. …, die men ook in auto’s gebruikt.
…, dat ik heel leuk vind.
Zodat ik niet onderuit ga, …
Ook bij b.z. met als, und, wenn (in de v.t.) of obwohl, staat de p.v. achteraan. (Ook deze kunnen zowel voor als achter de h.z. staan.)
Bv. Als/ Wenn ich meine Lehre beendete, war ich erst 18 Jahre alt.
Relativsatze:
Alle haben gute Laune, obwohl die Reise lang ist.
Tenslotte de relatieve (betrekkelijke) bijzin. Ook hier geldt, dat de persoonsvorm helemaal achterin de zin staat.
Bv. Das ist ein Computer(m), den(lv)* man überall kaufen kann.
Wie heißt die Frau(w), die(lv)* ich hier sehe?
Gemütliche Vereine(Mz), zu denen(vz+3)* 1450 Kinder gehören.
Wie funktioniert das Gerät(s), mit dem(vz+3)* du dich rasierst?
(* Bij Relativsätze wordt de vorm van het betrekkelijk vnw. bepaald door het geslacht uit de hoofdzin en de naamval (functie) van het betrekkelijke vnw. in de bijzin!)
Imperativ!
(Gebiedende wijs!)
Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en
Let op: - de Imperativ herken je ook aan het uitroepteken!
- kenmerkend is daarnaast, dat het onderwerp ontbreekt.
(of –n bij ww. eindigend op –ern & -eln)
Gebiedende wijs bestaat er in 3 vormen:
1. Gebiedende wijs enkelvoud: opdracht, bevel aan 1 persoon.
2. Gebiedende wijs meervoud: opdracht, bevel aan 2 of meerdere personen.
3. Gebiedende wijs beleefdheid: opdracht, bevel aan 1 of meerdere personen.
regelmatige uitgangen
1.
2. 1. ev.
2. mv.
3. ‘Sie‘
-e ! #
-t !
-en Sie !
küssen
küsse!
küsst!
küssen Sie!
Woorden op ern & eln
kochen
koche!
kocht!
Kochen Sie!
-e !
-t !
-_n Sie !
stam op t of d
1. ev.
2. mv.
3. ‘Sie‘
-e !
-et !
-en Sie !
arbeiten
arbeite!
arbeitet!
arbeiten Sie!
(Waar je ‘du’ tegen zou zeggen.)
(Waar je ‘du’ tegen zou zeggen.)
(Waar je ‘Sie’ (u) tegen zou zeggen.)
ändern
ändere!
ändert!
änder n Sie!
feiern
feiere!
feiert!
feier n Sie!
entwickeln
entwick le ##
entwickelt
entwickel n Sie
ei Wechsel *
melden
melde!
meldet!
melden Sie!
-__ !
-t !
-en Sie !
lesen
lies__! *
lest!
lesen Sie!
essen
iss__! *
esst!
essen Sie!
sammeln
samm le! ##
sammelt!
sammel n Sie!
regeln
reg le! ##
regelt
regel n Sie!
ä-regel **
nehmen
nimm__! *
nehmt!
nehmen Sie!
schlafen
schlaf__! **
schlaft!
schlafen Sie!
laufen
lauf__! **
lauft!
laufen Sie!
stoßen
stoß__! **
stoßt!
stoßen Sie!
De onregelmatige ww. hebben ook een geb.wijs-vorm: sein: sei!, seid!, seien Sie! haben: habe, habt, haben Sie! werden: werde, werdet, werden Sie!
# De -e bij de regelmatige uitgangen wordt in de spreektaal vaak weggelaten: laufe!  lauf!, schieße!  schieß!, küsse!  küss!
## Vormen op -eln laten de -e- voor de - l - altijd weg. Dit is om de uitspraak te vereenvoudigen. Dus niet sammele!, maar sammle!
De geb.wijs houdt zich helemaal aan de ei Wechsel en krijgt dus bij de enkelvoudsvorm van sterke ww. met stamklinker -e- een i of ie.
Ook de uitzonderingen zijn hetzelfde, denk aan: geben & nehmen en gehen & stehen,
Opvallend genoeg heeft ä-regel geen invloed op de gebiedende wijs. Dus bij sterke ww. met stamklinker -a- krijg de enkelvoudsvorm GEEN ä.
Ook de drie uitzonderingen (laufen, saufen stoßen) krijgen geen umlaut!
*
**
Stam + ___ Stam= hele werkwoord –en
Perfekt!
(Voltooid deelwoord!)
(of –n bij ww. eindigend op –ern & -eln)
Er zijn 3 soorten voltooide deelwoorden:
1. Voltooide deelwoorden van zwakke werkwoorden.
2. Voltooide deelwoorden van sterke werkwoorden.
3. Voltooide deelwoorden van onregelmatige werkwoorden.
Voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden.
De hoofdregel luidt: ge + stam + t
en als de stam eindigt op een t of d: ge + stam + et
Er zijn 2 bijzonderheden cq. uitzonderingen:
1.
Als het werkwoord begint met het voorvoegsel: be-, ent-, er- of ver-, dan vervalt de ge- voor de stam. Dit is in het Nederlands ook zo!
Bv.
2.
bestellen, ik heb bestellt  bestellen, ich habe bestellt.
erkennen, hij heeft erkennt  erkennen, er hat erkannt*
ontwikkelen, jij hebt ontwikkelt  entwickeln, du hast entwickelt.
verkopen, zij heeft verkocht
 verkaufen, sie hat verkauft.
Bij woorden die eindigen op –ieren (Nl.: -eren) vervalt ook de ge- voor de stam. Let op: Dit wijkt af van het Nederlands!
Bv.
studeren, wij hebben gestudeerd
proberen, jullie hebben geprobeerd
feliciteren, zij hebben gefeliciteerd
protesteren, u heeft geprotesteerd
 studieren, wir haben studiert.
 probieren, ihr habt probiert.
 gratulieren, sie haben gratuliert.
 protestieren, Sie haben protestiert.
 Dus bij ww. met de voorvoegsels: be-, ent-, er- of ver- en bij ww. die eindigen op -ieren, vormen het volt.dw. met: ___
+ stam + t
(* erkennen is een bijzonder werkwoord. Het is in het Duits sterk (ich erkenne – ich erkannte), maar wordt bij het volt.dlw. toch als een zwak ww. vervoegd, dus: stam+t )
Voltooid deelwoord van sterke werkwoorden.
Voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden.
De hoofdregel luidt: ge + stam* + en
De voltooid deelwoorden van de onregelmatige ww. luiden:
(* vaak met klankverandering)
Er is 1 bijzonderheid:
Sterke ww. zijn sterk omdat ze in de verledentijd van klank
veranderen. Bij het voltooid deelwoord veranderen deze ww.
soms van klank, maar soms ook niet! Hiervoor zijn geen regels,
dus zul je de meest gebruikte sterke ww. van buiten moeten leren. 
- haben: ich habe gehabt
- sein:
ich bin gewesen
- werden: ich bin geworden
Hulpwerkwoorden
Zoals je boven reeds hebt kunnen zien, heb je altijd de juiste vorm van het hulpwerkwoord (haben / zijn) nodig, om een voltooide tijd te maken.
Meestal komt het Duits hierbij met het Nl. overeen. M.a.w. als in het Nederlands de voltooide tijd met haben gevormd wordt, dan is dat in het
Duits meestal ook het geval, zo ook bij sein. Meestal…, helaas niet altijd! Dus leer ook hier de meest voorkomend afwijkingen van buiten. 
Afwijkend van het NL. zijn o.a.: Er hat angefangen (begonnen) Er ist gelaufen (gelopen) Er hat vergessen (vergeten).
In sommige gevallen kunnen beide, maar wel met een andere betekenis, o.a. bij: Er ist/hat geflogen (gevlogen), er ist/hat getreten (getrapt),
er ist/hat geholfen (geholpen), er ist/hat gewogen (gewogen), es ist/hat gebrochen (gebroken), er ist/hat (ein)geladen (geladen/ uitgenodigd), er
ist/hat gewaschen (gewassen), er ist/hat geworfen (geworpen), er ist/hat gerufen (geroepen), er ist/hat gesehen (gezien), er ist/hat gefahren (gereden).
Op deze site kun je ze eenvoudig alle ww.vervoegingen in alle tijden/ vervoegingen vinden: http://konjugator.reverso.net/konjugation-deutsch.html
Download